Organisatie | Someren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet taaleis 2016 Someren |
Citeertitel | Beleidsregels Wet taaleis 2016 Someren |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-02-2016 | Nieuwe regeling | 16-02-2016 't Contact van 25-02-2016 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren;
met ingang van 1 januari 2016 de Wet Taaleis van kracht is
gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 18 b van de Participatiewet en artikel 47c van de Participatiewet
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB).
Besluit taaltoets: het 'Besluit taaltoets Participatiewet'.
Inburgering: de Wet inburgering.
Hoofdstuk II Kennis van de Nederlandse taal
Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal
Een belanghebbende kan op de volgende wijzen aantonen dat hij voldoende kennis van de Nederlandse taal bezit:
Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond, kan ervan uitgegaan worden dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Belanghebbende dient wel een eigen verklaring te overleggen dat hij tenminste acht jaar Nederlandstalig basis- en/of vervolgonderwijs heeft gevolgd.
Een belanghebbende is niet verplicht een taaltoets af te nemen, in de navolgende situaties:
Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F / A2 machtig te worden.
Hoofdstuk IV Kennisgeving, (geen) bereidverklaring en aanleren van taalvaardigheden, verlaging
Artikel 5 Kennisgeving en bereidverklaring
Als de uitkomst van de toets als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onvoldoende is, stelt het college de belanghebbende gelijktijdig met het mededelen van de uitkomst de toets, in kennis van het redelijke vermoeden als bedoeld in artikel 18b, derde lid van de Participatiewet. De volgende procedure wordt daarbij gevolgd:
Artikel 6 Aanleren van de taalvaardigheid
Het college kan in individuele gevallen inventariseren of een leerwerktraject in het kader van de Wet educatie beroepsonderwijs of in het kader van de re-integratie mogelijk en wenselijk is. Per situatie wordt dan ook gekeken op welke manier de uitkeringsgerechtigde gaat werken aan de verbetering van de taalbeheersing en welke mogelijkheden er zijn (zie toelichting).
Wanneer belanghebbende niet binnen een maand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, tweede lid een aanvang maakt met het volgen van een taaitraject of daarin naar het oordeel van het college onvoldoende voortgang boekt, gaat het college middels een herzieningsbeschikking over tot het daadwerkelijk verlagen van de uitkering met 20%. Basis is de oorspronkelijke taaltoets.
Alvorens kan worden besloten tot het toepassen van een verdere verlaging van 40% na zes maanden onderscheidenlijk 100% na 12 maanden na de eerste kennisgeving, dient belanghebbende een taaltoets af te worden genomen. Alleen wanneer uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende Nederlandse taal onvoldoende beheerst kan tot verdere verlaging worden overgegaan. Een weigering tot het afleggen van een taaltoets wordt gelijkgesteld aan het niet slagen voor de taaltoets. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Als de uitkering van de belanghebbende is verlaagd op grond van het gestelde in lid 1 of lid 2,-en de belanghebbende aantoont weer voldoende inspanningen verricht om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, zevende lid. Participatiewet en de verlaging stopzetten.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren,
de secretaris,
Drs. A.P.M. de Kok
de burgemeester,
A.P.M. Veltman
Toelichting op de beleidsregel Wet taaleis 2016
Op 1 januari 2016 is de Wet taaleis Participatiewet in werking getreden, die artikel 18b in de Participatiewet toevoegt. Dit artikel bepaalt kort gezegd dat iedere bijstandsgerechtigde die niet kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, zich moet inspannen om in voldoende mate de Nederlandse taal te gaan beheersen, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Als uit een toets blijkt dat de inspanning van de uitkeringsgerechtigde onvoldoende is in relatie tot de voortgang, wordt de uitkering verlaagd zoals voorgeschreven in artikel 18b van de Participatiewet. Het idee van deze verplichting is dat mensen sneller werk vinden als zij over voldoende vaardigheden in de Nederlandse taal beschikken. Doordat de inspanningsplicht is gekoppeld aan de arbeidsinschakeling, geldt deze inspanningsverplichting voor de uitkeringsgerechtigden waarvoor de arbeidsverplichting geldt. Voor het bestaande bestand geldt de taaleis en daaraan verbonden verplichtingen vanaf juli 2016. Dit betekent dat zij vanaf juli 2016 ook een taaltoets moeten maken als zij niet kunnen aantonen dat ze de Nederlandse taal voldoende beheersen.
Met de invoering van de taaleis wordt ook een nieuw maatregelregime ingevoerd: bij het niet voldoen aan de verplichtingen van de taaleis blijft de korting op de uitkering (20, 40 of 100%) gehandhaafd zolang de verplichting niet wordt nagekomen. Doelstelling van het maatregelbeleid is gedragsverandering bewerkstelligen. De korting op de uitkering kan worden beëindigd na aantoonbare gedragsverbetering.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Hoofdstuk II Kennis van de Nederlandse taal
Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal
De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.
Lid 1 Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dan betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. De leerplichtwet was op dat moment van toepassing.
Lid 2 Voorbeelden van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:
De hierboven genoemde documenten betreffen geen limitatieve lijst.
Lid 3 Voorbeelden van een ander document waaruit blijkt dat de belanghebbende de Nederlandse taal op het referentieniveau beheerst zijn:
De hierboven genoemde documenten betreffen geen limitatieve lijst.
Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen is sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit.
Het college kan (een deel van) de taaltoets laten afnemen door een externe partij. Hierbij is te denken aan een onderwijsinstelling die bekend is met het afnemen van taaltoetsen en daartoe bevoegde deskundigen in dienst heeft. Ook kunnen toetsen gebruikt worden die aansluiten bij toetsen van de vaardigheden Nederlandse taal die zijn ontwikkeld ter voorbereiding op of ter ondersteuning bij het inburgeringsexamen en die aan de voorwaarden voldoen.
Voor de beoordeling van de toets kan het college ambtenaren binnen de gemeente, dan wel deskundigen buiten de gemeenten benoemen om de resultaten van de toets te beoordelen. De beoordeling en kwalificatie van de beoordelaar dienen te voldoen aan de vereisten die het Besluit taaltoets Participatiewet hieraan verbindt.
Met het oog op doelmatigheid en doeltreffendheid wordt de taaltoets modulair afgenomen. In de praktijk betekent dit dat de modulen schrijfvaardigheid en leesvaardigheid als eerste worden getoetst, omdat dat de zwaarste onderdelen zijn.
Als de bijstandsgerechtigde niet slaagt voor deze modulen, worden de resterende modulen, te weten spreek-, gespreks- en luistervaardigheid, niet meer afgenomen omdat er geconcludeerd kan worden dat de uitkomst van de volledige toets ook negatief is.
Als de bijstandsgerechtigde slaagt voor deze modulen, worden de resterende modulen, te weten spreek-, gespreks- en luistervaardigheid, ook niet meer afgenomen omdat er geconcludeerd kan worden dat de bijstandsgerechtigde de overige vaardigheden voldoende beheerst. Uit ervaring blijkt dat de ontwikkeling van deze twee vaardigheden, schrijven en lezen, voor deelnemers onder A2-niveau langzamer verloopt dan de ontwikkeling van de andere vaardigheden. Een deelnemer die met schrijven en lezen boven A2 scoort zal vrijwel zeker aan de taaleis voldoen. Het bij voorbaat toetsen op alle taalonderdelen heeft in dat opzicht geen meerwaarde.
Hoofdstuk IV Kennisgeving, (geen) bereidverklaring en aanleren van taalvaardigheden, verlaging
Artikel 5 Kennisgeving en (geen) bereidverklaring
Uitwerking van deze procedure is te vinden in de werkinstructie.
Artikel 6 Aanleren van taaivaardigheden
Lid 1 Het is in de eerste plaats aan de belanghebbende, om te beslissen welke stappen hij gaat zetten om de Nederlandse taal te gaan beheersen. Op hem rust de verplichting daartoe. Er zijn veel manieren denkbaar om aan die verplichting te voldoen.
In overleg met de belanghebbende kan worden bepaald, voor welk leertraject wordt gekozen. Voor deze keuze kan aansluiting worden gezocht bij de verwachte loonwaarde van belanghebbende.
Lid 2 Het college is niet verplicht aan iedere belanghebbende een taalcursus aan te bieden. Dit behoort tot de beleidsvrijheid van het college. Zijn er echter geen geschikte alternatieven voorhanden, dan kan het college besluiten een taalcursus aan te bieden gelijk aan de bevoegdheid die het college nu al heeft op grond van de re-integratieverordeningen. De juridische grondslag voor een dergelijk traject kan worden gevormd door dit op te nemen in de re-integratieverordening.
Omdat de belanghebbende primair zelf verantwoordelijk is voor het verwerven van de nodige taalvaardigheden, zijn de kosten in beginsel ook voor hem. Dit kan echter anders worden als de kosten te zwaar gaan drukken. Per geval zal dit moeten worden beoordeeld In de afweging van het college zal de consequentie van schulden en isolement in het geval geen vergoeding van de kosten wordt verstrekt zorgvuldig worden meegenomen. Hierbij zal ook worden meegenomen dat onvoldoende beheersing en onvoldoende voortgang in het leren beheersen van de Nederlandse taal, de consequentie van een verlaging van de uitkering tot gevolg heeft1
Het college wil de Wet Taaleis toepassen in de bestaande 'taaltraining-infrastructuur'. Dit bestaat uit samenhang en een optelsom tussen maatschappelijke organisaties, onderwijs en de gemeenten in de Peel regio.
Zo kan een belanghebbende die niet inburgeringsplichtig is bijvoorbeeld een taaitraject in het kader van de WEB gaan volgen.
Er zijn veel mogelijkheden waarop de voortgang beoordeeld kan worden. Mogelijke beoordelingsinstrumenten zijn:
De vorderingen bij het verwerven van de Nederlandse taal moeten worden gevolgd tenminste een keer per 6 maanden. Bij het beoordelen van de vorderingen gaat het om wat redelijkerwijs van iemand mag worden verwacht. Dat is sterk afhankelijk van de individuele omstandigheden en capaciteiten van de persoon. Daarbij wordt in het bijzonder gewezen op laagopgeleide volwassenen;
De wet bepaalt dat Iedere zes maanden na de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in het vierde Lid (art. 18b, lid 4, Participatiewet), een toetsing plaats vindt. Maakt belanghebbende alsnog aantoonbaar werk van het volgen van het taaitraject annex het taalplan, dan kan de verlaging tussentijds worden stopgezet.
De verlaging wordt afgestemd op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar oordeel van het college, gelet op bijzondere omstandigheden dringende redenen daartoe noodzaken.
De bijzondere omstandigheden die tot dringende redenen leiden, kunnen gelegen zijn in het maatschappelijk belang en de zorgplicht van de overheid in relatie tot individuele omstandigheden en kinderen in het gezin. Het ligt op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat sprake is van één van deze omstandigheden. Het is expliciet ter beoordeling aan het college om te bepalen of daarvan sprake is en of afgezien moet worden van een verlaging.
Hoofdstuk VI Ontbreken van verwijtbaarheid Artikel
Artikel 9 Ontbreken van verwijtbaarheid
Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaitraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.
In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht. Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:
Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.
Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.