Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) (4.5) |
Citeertitel | Toeslagenverordening Haaksbergen 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-09-2011 | Artikelen 1, 3, 4, 4a en toelichting artikelen 3 en 4 | 07-09-2011 Rond Haaksbergen, 15-09-2011 | |||
01-07-2004 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 12-05-2004 Rond Haaksbergen, 27-05-2004 | Onbekend | |
01-07-2004 | 15-09-2011 | nieuwe regeling | 12-05-2004 Rond Haaksbergen, 27-05-2004 | Onbekend |
Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).
De Gemeenteraad van Haaksbergen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Haaksbergen;
gelet op artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wet werk en bijstand, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het noodzakelijk is een plaatselijk toeslagen- en verlagingenbeleid te voeren;
de Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm voor de categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende-zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaaraandeel van de waterschapslasten;
Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm
Indien voor de belanghebbende niet de maximale toeslag geldt zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze verordening maar in plaats daarvan een (lagere) toeslag op grond van artikel 3, tweede lid, in combinatie met een of meerdere verlagingen op grond van de artikelen 4 tot en met 7, van deze verordening dan bedraagt de cumulatie van deze verlagingen maximaal 25%.
Haaksbergen, 12 mei 2004
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
(mr. G. Raaben) (drs. K.B. Loohuis)
(De Eerste wijziging van de Toeslagenverordening Haaksbergen 2004 is vastgesteld in de raadsvergadering van 7 september 2011 en inwerking getreden op 15 september 2011)
Toelichting behorende bij de Toeslagenverordening Haaksbergen 2004.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb) bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30.
De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wwb, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In het geval van gehuwden zijn beide echtgenoten belanghebbende; beiden hebben een rechtstreeks belang bij een besluit van het college inzake de verlening van bijstand. De overige leden van een gezin, die onder de gezinsbijstand vallen, hebben geen afzonderlijk opeisbaar recht op bijstand.
Voor de woonkosten van een huurwoning wordt aangesloten bij de minimumhuurgrens die de Huursubsidiewet van 24 april 1997 hanteert.
Voor de woonkosten van een eigen woning wordt rekening gehouden met de te betalen hypotheekrente, zakelijke lasten en onderhoud die aan het hebben van een eigen woning verbonden zijn. Voor wat betreft de hypotheekrente gaat het hierbij om de rente voor (dat deel van) de hypotheek die is afgesloten voor de financiering van de woning. Rente verbonden aan (een deel van) de hypotheek, die betrekking heeft op bijvoorbeeld de financiering van duurzame gebruiksgoederen, wordt niet meegenomen.
Naast de "echte" alleenstaande (ouder) en de cliënt die een gezamenlijke huishouding voert is er een categorie van personen, van 21 jaar en ouder, die een (deel van een) woning bewoont waarin nog iemand anders woont of zijn hoofdverblijf heeft. Deze categorie wordt in deze verordening aangeduid als "medebewoners". Hierbij valt onder meer te denken aan onderhuurders, kostgangers, onderverhuurders, kostgevers, inwonende kinderen en woningdelers. Medebewoners worden, conform het wettelijk uitgangspunt, geacht de kosten met anderen te kunnen delen.
Bij het vaststellen van het recht en de hoogte van de toeslag speelt het begrip "hoofdverblijf in dezelfde woning" een belangrijke rol. Het gaat hierbij om de feitelijke woonsituatie en niet hoe men zich "presenteert". Het begrip "hoofdverblijf" wordt in de wet niet nader toegelicht. De regelgeving in verband met de gemeentelijke basisadministratie (GBA) gaat ervan uit dat als iemand op meer dan een adres woont voor het GBA het adres geldt waar hij/ zij naar redelijke verwachting gedurende een halfjaar in beginsel de meeste keren zal overnachten.
Van zelfstandige huisvesting is sprake, als cliënt een woning bewoont waarin geen ander zijn hoofdverblijf heeft. Voor de toepassing van deze verordening geldt dat alleen dan van zelfstandige huisvesting sprake is als het een woning betreft die voorzien is van een eigen toegang, waarbij geen wezenlijke woonfuncties zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Eigen toegang houdt in dat men de woonruimte kan bereiken zonder daarbij vertrekken of gangen en dergelijke te hoeven passeren waarover anderen zeggenschap hebben, omdat zij huurder of eigenaar zijn.
Artikel 28 van de Wwb omschrijft voor welke schoolverlaters de bijstandsnorm of de toeslag bij verordening door het college verlaagd mag worden. In deze verordening is aangesloten bij artikel 28 van de Wwb.
Om schoolverlaters te prikkelen om na afstuderen direct zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien wordt de bijstand meer afgestemd op het inkomensniveau tijdens de studie. De verlaging geldt voor schoolverlaters die recht kunnen doen gelden op een bijstandsuitkering.
Als de kosten feitelijk niet kunnen worden gedeeld als gevolg van geen of een te laag inkomen bij de medebewoner, kan de beperking van de toeslag dan wel verlaging als bedoeld in deze verordening niet worden gerechtvaardigd. Als criterium geldt dat de kosten kunnen worden gedeeld wanneer de inwonende tenminste beschikt over een inkomen gelijk aan de vergoeding voor levensonderhoud voor een studerend thuiswonend kind op grond van de Wet op de studiefinanciering, vermeerderd met 10% van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21, onder c, van de Wwb.
Deze verordening heeft alleen betrekking op gehuwden (beiden), alleenstaande ouders en alleenstaanden. Voor de hiervoor genoemde categorieën geldt, dat deze 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar moeten zijn. Bij echtparen geldt, dat beide partners ouder dan 21 jaar doch jonger dan 65 jaar dienen te zijn.
In artikel 3 is geregeld, dat de toeslag op maximaal 20% wordt vastgesteld indien de woonkosten niet met een ander kunnen worden gedeeld die zijn/haar hoofdverblijf in dezelfde woning heeft. Indien de woonkosten met één of meerdere anderen kunnen worden gedeeld, wordt er geen toeslag verleend.
Indien er medebewoners zijn, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zelf. In artikel 25, eerste lid van de wet is al geregeld wanneer woonkosten in ieder geval niet gedeeld kunnen worden.
In de gehuwdennorm is reeds rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zelf.
Gekozen is voor een verlaging van 10% van de gehuwdennorm indien één andere medebewoner zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft. Daarnaast is gekozen voor een verlaging van 20% van de gehuwdennorm indien twee of meerdere andere medebewoners hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. In artikel 26 van de wet is al geregeld wanneer woonkosten in ieder geval niet gedeeld kunnen worden.
De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien betrokkene geen woonkosten heeft, wordt de uitkering verlaagd. Hiervan kan sprake zijn bij het bewonen van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in geval van krakers. Hiervan is ook sprake als een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige of ex-partner, de woonlasten van de woning betaalt. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand.
Ingevolge artikel 28 Wwb kan het college de bijstandsnorm of de toeslag, bedoeld in artikel 25 Wwb lager vaststellen voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding.
Deze schoolverlatersverlaging is bedoeld om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere positie te brengen als toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachtens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). Het verstrekken van een volledige uitkering zou een te geringe stimulans kunnen zijn om arbeid in dienstbetrekking te aanvaarden.
Er wordt geen onderscheid gemaakt naar de woonsituatie van de schoolverlater. Met deze omstandigheden is immers al rekening gehouden bij de toepassing van artikel 2 van deze verordening. Wel wordt onderscheid gemaakt tussen de korting voor gehuwden en alleenstaande ouders enerzijds (10% verlaging) en alleenstaanden anderzijds (20% verlaging), omdat het toepassen van deze percentages het best mogelijk aansluit bij het inkomensniveau, dat deze groepen gewend waren op grond van de studiefinanciering.
Deze (schoolverlaters)verlaging is niet van toepassing op de norm voor 18 tot 21 jarigen, omdat de verordening niet op deze groep van toepassing is en, omdat de normen voor deze categorie van rijkswege al lager zijn vastgesteld en zijn gebaseerd op de bedragen voor kinderbijslag.
Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden zoals die zijn genoemd in de artikelen 4 tot en met 7 van de verordening, eventueel in combinatie met het verstrekken van een lagere toeslag zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid van de verordening, dan dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Dit artikel voorziet in de gesignaleerde problematiek.
Hierin is bepaald, dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van deze verordening indien niet afwijken van deze verordening tot onbillijkheden zou leiden.
Samenvatting toeslagen en verlagingen
Het kan voorkomen, dat toepassing van bovenstaand schema leidt tot kortingen hoger dan 25%. Hierbij is het cumulatiebeginsel van toepassing, zoals neergelegd in artikel 8 van deze verordening.