Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Halderberge

Beleidsplan Inburgering ‘iedereen doet mee!’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHalderberge
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Inburgering ‘iedereen doet mee!’
CiteertitelBeleidsplan Inburgering ‘iedereen doet mee!’
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-07-2021nieuwe regeling

15-07-2021

Gemeenteblad Halderberge 2021, 252740

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Inburgering ‘iedereen doet mee!’

Bestuurlijke samenvatting

 

Vanaf 1 januari 2022 wordt de regie op inburgering ondergebracht bij de gemeenten. Dan gaat de nieuwe Wet inburgering in. Het doel is om inburgeraars sneller en beter te laten inburgeren. Inburgeren en meedoen komen samen centraal te staan in het nieuwe inburgeringsstelsel. De6 gemeenten werken samen, waarbij de uitvoering bij het Werkplein Hart van West-Brabant wordt ondergebracht. De verantwoordelijkheid voor de inburgering ligt zowel bij gemeenten als bij de inburgeraar zelf.

 

Het gaat hierbij om asielzoekers van wie het IND heeft vastgesteld dat zij met recht en rede hun thuisland ontvlucht zijn (statushouders). Na toekenning van hun verblijfsvergunning is het aan de gemeenten om hen huisvesting aan te bieden, zodat zij het AZC kunnen verlaten en kunnen starten met inburgeren in hun nieuwe woonplaats.

 

Bij de uitvoering van de Wet inburgering gaat het om de uitvoering van vastgestelde taken. Gemeenten hebben hierbinnen echter beleidsvrijheid. In dit beleidsplan staat beschreven hoe De6 gemeenten hun beleidsvrije ruimte besteden.

 

De regie op het inburgeringsproces ligt bij de gemeenten. Een procesregisseur in dienst van het Werkplein zal hierin een coördinerende rol spelen. De inburgering begint met een kennismaking met de gemeente en een brede intake die zo vroeg mogelijk plaatsvindt. Na de intake wordt in samenspraak een persoonlijk plan opgesteld om de inburgering vorm te geven. Hierbij gelden algemene uitgangspunten, maar het grootste deel is maatwerk. Op verschillende leefgebieden wordt bekeken welke mogelijkheden een inburgeraar heeft en welke ondersteuning de inburgeraar daarbij nodig heeft. Er wordt een keuze gemaakt tussen drie leerroutes, waarbij het accent bij de eerste leerroute ligt op werk, bij de tweede op onderwijs en bij de derde route op zelfredzaamheid. Het doel is altijd om de taal op een zo hoog mogelijk niveau te leren (minimaal B1-niveau) en om mee te doen in de samenleving.

 

Om deze reden zal de markt voor inburgeringscursussen hervormd en het examenstelsel gemoderniseerd worden. De6-gemeenten kiezen voor een beperkt aantal inburgeringsscholen om grip te houden op de kwaliteit die deze scholen leveren. Het uitgangspunt is dat inburgeren leidt tot betaald werk. Daarbij wordt gekeken naar de wensen van de inburgeraar, maar wordt aangestuurd op een duurzame arbeidspositie. Voor inburgeraars die minder kansen hebben op de arbeidsmarkt en nog niet leerbaar genoeg zijn, is meedoen in de samenleving het doel. Dat kan via vrijwilligerswerk of andere wijzen van participatie. Wanneer werk (nog) niet mogelijk is, is het behalen van een Nederlands schooldiploma belangrijk. Daarop zal worden geïnvesteerd via de onderwijsroute.

 

Alle inburgeraars worden financieel ontzorgd door de gemeente om daarmee te voorkomen dat zij in de schulden raken. De vaste lasten zullen zes maanden automatisch worden afgeschreven. Na zes maanden moet de inburgeraar financieel zelfredzaam zijn. Bij wijze van uitzondering kan de periode van financiële ontzorging worden verlengd.

 

Randvoorwaarden om de inburgering te laten slagen zijn bereikbaarheid van de inburgeringslessen en kinderopvang tijdens lestijden indien noodzakelijk. In beide gevallen geldt het uitgangspunt dat de inburgeraar zo snel mogelijk zelfredzaam is op het gebied van mobiliteit en gebruik kan maken van reguliere mogelijkheden voor kinderopvang. In die gevallen waarin dat niet mogelijk is, worden maatwerkafspraken gemaakt tussen de gemeente en de inburgeraar.

1. Inleiding

 

Naar verwachting wordt vanaf 1 januari 2022 de regie op inburgering ondergebracht bij gemeenten. Inburgeraars zijn personen die op grond van de Wet inburgering (Wi) inburgeringsplichtig zijn. Dat zijn asielstatushouders en hun (nareizende, meerderjarige) gezinsleden, gezinsmigranten (regulier) en “overigen” (bijvoorbeeld geestelijk bedienaren). De Wet inburgering buitenland (Wib) blijft ongewijzigd. Voor u ligt het beleidsplan van de gemeenten Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Zundert. Samenwerkend als de De6-gemeenten en in de Gemeenschappelijke Regeling Werkplein Hart van West-Brabant.

 

1.1 Inleiding en aanleiding

Vanuit de landelijke overheid is er onvrede over het huidige inburgeringsstelsel zoals dat is ingevoerd in 20131. Er is sprake van een centraal vastgesteld examenstelsel, maar de verschillende onderdelen staan te veel op zichzelf. Daardoor biedt het stelsel te weinig samenhang tussen inburgering en meedoen. Met meedoen gaat het niet alleen om werken maar ook om meedoen in de samenleving. Al in het regeerakkoord van 2017 is aangekondigd dat de effectiviteit en doelmatigheid van het inburgeringsstelsel moeten worden vergroot. Het uiteindelijke doel is dat inburgeraars zo snel mogelijk meedoen in de Nederlandse maatschappij en het liefst door betaald werk. Doordat er nu te weinig samenhang en geen regie op de totale inburgeringsketen is, duurt het te lang voor inburgeraars beginnen met hun inburgeringstraject. Hierdoor zijn ze langer dan nodig afhankelijk van een uitkering. En dat niet alleen: mensen beheersen de taal onvoldoende, hebben geen netwerk en nemen niet of onvoldoende deel aan de samenleving.

Om dit te verbeteren worden er per 1 januari 2022 belangrijke wijzigingen doorgevoerd, waarbij de gemeenten meer regie over het inburgeringstraject krijgen. Gemeenten krijgen een rol in de begeleiding van inburgeraars. Deze begeleiding houdt beter taalonderwijs in en het wegnemen van (financiële) belemmeringen. Het doel hiervan is om inburgeraars beter te laten participeren in de samenleving, het liefst via betaald werk.

Daarnaast wordt de inburgeraar intensiever begeleid en is de sturing op het behalen van de inburgering binnen de gestelde termijn veel sterker aanwezig. De inburgeraar blijft eigenaar van zijn eigen inburgering. Meer dan voorheen worden inburgeraars gewezen op die verantwoordelijkheid en de verplichtingen die daarmee samenhangen. Indien de inburgeraar zich niet aan deze verplichtingen houdt, kunnen er vanuit de gemeente sancties worden opgelegd.

In dit beleidsplan wordt uitgewerkt hoe de De6-gemeenten vanuit hun regierol vorm gaan geven aan de nieuwe wet inburgering.

 

1.2 Opbouw van het stuk

Om te beginnen wordt er in hoofdstuk twee ingegaan op de veranderingen die de nieuwe wet inburgering met zich meebrengt ten opzichte van de huidige situatie. Ook wordt er ingegaan op de samenhang met andere wetgeving in een integraal karakter. Hoofdstuk drie bespreekt het proces van de samenwerking tussen de De6-gemeenten, het Werkplein en de keuzes die daarin gemaakt zijn. Vervolgens worden in hoofdstuk vier de visie, uitgangspunten en doelstellingen besproken. Tot slot ronden we in hoofdstuk vijf af met een conclusie. In de bijlage vindt u de begroting waarmee de financiële gevolgen worden weergegeven.

 

Voordat u verder leest, willen wij graag meegeven dat in een eerder stadium besloten is de uitvoering van de Wet inburgering te beleggen bij het Werkplein Hart van West-Brabant. Dit betekent dat waar in het stuk gesproken wordt van ‘de gemeente’, het in geval van de uitvoering ook gelezen kan worden als ‘het Werkplein’.

Tot slot duiden we in het stuk de statushouder of bijvoorbeeld de procesregisseur aan met ‘hij’. Hier kan uiteraard ook ‘zij’ gelezen worden.

2. Nieuwe wetgeving in hoofdlijnen en samenhang

 

Om goed te begrijpen waar we naartoe willen, is het ook belangrijk om te kijken waar we vandaan komen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de wet inburgering op dit moment is vormgegeven en wat de rol van gemeenten daarin is. Vervolgens wordt ingegaan op de veranderingen die de nieuwe wet inburgering met zich meebrengt en hoe gemeenten en het Werkplein hun rol daarin moeten vinden en nemen. Daarin is er een onderscheid tussen asielstatushouders en gezins- en overige migranten. Tot slot wordt er kort ingegaan op wetgeving die nauw aansluit of overlapt met inburgering.

 

2.1 De huidige situatie

De huidige wet inburgering is ingevoerd in 20132 en de bedoeling was om meer verantwoordelijkheid neer te leggen bij inburgeraars zelf en om de kwaliteit van inburgeringscursussen te verbeteren. Hiervoor kunnen inburgeraars geld lenen van DUO tot een maximum van 10.000 euro. Deze lening wordt vervolgens kwijtgescholden als zij aan de inburgeringsplicht voldoen. Deze wet heeft de regierol verplaatst van de gemeente naar de inburgeraar zelf. Ondanks dat de regierol is verplaatst, hebben gemeenten in de praktijk nog steeds hun rol. Zo hebben zij een taakstelling bij het huisvesten van inburgeraars, zijn zij via de Participatiewet betrokken bij zowel werk als inkomen en zijn zij verantwoordelijk voor het traject rond de Participatieverklaring. Deze verklaring is bedoeld om inburgeraars te wijzen op de rechten, plichten en fundamentele waarden van de Nederlandse samenleving. Deze verklaring is onderdeel van het examenstelsel inburgering. Vanuit die rol werken gemeenten samen met maatschappelijke organisaties ten behoeve van de begeleiding en de diverse organisaties voor maatschappelijk werk. Inburgeraars komen daar terecht voor ondersteuning op praktisch niveau en worden begeleid om deel te nemen in de maatschappij. Zo kunnen praktische zaken als het betalen van rekeningen en het aanvragen van diverse regelingen een uitdaging zijn als mensen onbekend zijn in Nederland. Ook bij het Werkplein lopen diverse trajecten die zich specifiek richten op maatschappelijke participatie van inburgeraars.

 

2.2 De nieuwe wetgeving in hoofdlijnen

Een belangrijk kritiekpunt op het huidige stelsel is dat er samenhang tussen inburgering en meedoen - in de samenleving en op de arbeidsmarkt - ontbreekt3. De aanpassingen van het inburgeringsstelsel dragen bij aan het vergroten van de synergie door inburgering stevig te positioneren als onderdeel van het sociaal domein, in het bijzonder de Participatiewet. De wet is opgebouwd uit zes hoofdlijnen, die hieronder kort worden toegelicht. Aan het einde van deze paragraaf wordt in figuur 1 een overzicht weergegeven waarin de taken per soort inburgeraar worden weergegeven (asielstatushouders en gezins- en overige migranten).

 

  • I.

    Brede intake en doorlopende leerlijn – geen tijd te verliezen

    Er gaan gemiddeld zes maanden verloren tussen huisvesting in een gemeente en de start van een inburgeringstraject. Inburgeraars moeten zo vroeg mogelijk beginnen met het inburgeringstraject. Dit betekent dat er een brede intake moet plaatsvinden op het moment dat inburgeraars aan een gemeente worden gekoppeld. Hierdoor hebben gemeenten ook een beter inzicht in de behoeften van nieuwkomers.

  • II.

    Persoonlijk plan inburgering en participatie - resultaatverplichting en handhaving

    Op basis van de intake wordt er een individueel Plan Inburgering en Participatie (PIP) opgesteld, dat moet leiden tot een programma voor het leren van de taal in combinatie met werk, vrijwilligerswerk, studie of stage. De verplichtingen in het PIP zijn niet vrijblijvend en zijn gekoppeld aan de verplichtingen in de Participatiewet. Deze verplichtingen zijn onder andere de verplichting om werk te zoeken, te behouden en te aanvaarden en om mee te werken aan de re-integratie richting werk en participatie.

  • III.

    Verhoging van de taal-eis naar B1 en leerroutes

    Het standaard taalniveau wordt verhoogd van A2 naar B1. In de praktijk betekent dit dat men niet enkel een gesprek kan voeren over alledaagse zaken, maar ook de eigen mening, ervaring en verwachtingen kan beschrijven. De wet gaat ervan uit dat inburgeraars streven naar een zo hoog mogelijk taalniveau. Het verhogen van het taalniveau heeft te maken met de ambitie in de nieuwe wet. Er wordt uitgegaan van het hoogst haalbare in plaats van het meest passende of best realiseerbare. Dit is bedoeld als prikkel om een zo goed mogelijke startpositie op de arbeidsmarkt te krijgen en goed in te burgeren.

     

    Hierbij wordt een koppeling gemaakt aan drie leerroutes. De eerste leerroute is de B1-route en leidt inburgeraars toe naar het B1-examen. De tweede route is de onderwijsroute waarbij er zo snel mogelijk toegewerkt wordt naar een taalniveau dat toegang geeft tot het Nederlandse onderwijsstelsel. Deze route is erop gericht om een Nederlands diploma te behalen, waarmee inburgeraars de arbeidsmarkt op kunnen. Wij hebben ervoor gekozen om deze route in beginsel beschikbaar te stellen voor inburgeraars tot 28 jaar. Inwoners boven deze leeftijd komen namelijk niet in aanmerking voor een studiefinanciering via DUO, en zouden na hun inburgering via deze route dus knel komen te zitten bij het volgen van een opleiding. Het derde traject, de Z-route is bedoeld voor mensen die onvoldoende leervermogen hebben om een B1-diploma te halen. Dit gaat om inburgeraars die onvoldoende leerbaar zijn om hier verandering in aan te brengen.

  • IV.

    Hervorming van de markt voor inburgeringscursussen

    Over de afgelopen jaren is gebleken dat er veel goede instellingen zijn die inburgeringslessen aanbieden. Maar in sommige gevallen is er ook gebleken dat aanbieders zich focussen op de maximale DUO-lening tegen kwalitatief onvoldoende onderwijs. In het nieuwe stelsel krijgen gemeenten budget om taalcursussen in te kopen en hier kwaliteitseisen aan te verbinden.

  • V.

    Het examenstelsel - modernisering

    Het huidige inburgeringsexamen bestaat uit zeven onderdelen. Vier onderdelen zijn gericht op taalvaardigheid. Daarnaast is er Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) en de Module Arbeidsmarkt Participatie (MAP). De Participatieverklaring is al belegd bij gemeenten. In de nieuwe wet wordt het onderdeel KNM herzien en deze wordt centraal getoetst samen met de taalonderdelen. Het onderdeel MAP wordt samen met de Participatieverklaring de verantwoordelijkheid van gemeenten.

  • VI.

    Ontzorgen van asielstatushouders

    Gemeenten worden wettelijk verplicht om asielstatushouders die een bijstandsuitkering ontvangen de eerste zes maanden in Nederland te ontzorgen. Dit betekent dat alle vaste lasten (huur, energiekosten, verzekeringspremies) van de inburgeraars worden doorbetaald. Dit wordt ook opgenomen in het individueel plan inburgering en participatie. Na zes maanden kan de periode van ontzorgen worden verlengd als dat noodzakelijk is. Het doel is om de financiële ontzorging zo kort mogelijk te houden. Inburgeraars worden daarom getraind om zo snel mogelijk financieel zelfredzaam te worden.

 

Aanbod

Asielstatushouders

Gezins-enoverigemigranten

Maatschappelijke begeleiding

X

 

Ontzorging

X

 

Begeleiding bij inburgering (intake, PIP, advies, voorgangsgesprekken)

X

X

Alfabetisering (voor zover opgenomen in het PIP)

X

 

Een van de 3 leerroutes, incl. KNM

X

 

MAP

X

X

PVT

X

X

In het PIP opgenomen afspraken over aanbod voor (andere) participatie-componenten

X

*3

Figuur 1: Taken uit de Wet inburgering per doelgroep

 

2.3 Samenhang met andere wetgeving

De nieuwe Wet inburgering heeft een directe samenhang met de Participatiewet en een indirecte samenhang met het bredere sociale domein. Deze relatie tot de Participatiewet zit voor een groot deel verankerd in de arbeids- en re-integratieverplichting. Zo is er voor de gemeente een wettelijke grondslag om begeleiding naar werk of participatie aan te bieden en te controleren op naleving.

Inburgeraars hebben gezien hun positie een groter risico op (multi-)problematiek. Dit betekent dat zij ook in beeld kunnen zijn bij andere hulpverleningsinstanties. Hierdoor kan er samenhang ontstaan tussen Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Om deze reden zal in de brede intake ook worden stilgestaan bij meerdere leefgebieden om zo breed mogelijk gebruik te kunnen maken van het ondersteuningsaanbod. Bij de beleidsvoorbereiding moet er ook rekening worden gehouden met de integrale samenhang tussen deze domeinen. Hierbij kan aansluiting gezocht worden bij de Wet aanpak meervoudige problematiek die nog behandeld moet worden door de Tweede Kamer. Des te meer omdat meervoudige problematiek een remmende werking heeft op het gebied van werk en participatie.

3. Samenwerking De6-gemeenten

 

De Wet inburgering is een uitgebreide wet die gemeenten veel nieuwe taken geeft. Kleine en middelgrote gemeenten doen er daarom verstandig aan om samen te werken. Voor gemeente Halderberge gaat het momenteel per jaar relatief gezien om een gering aantal statushouders dat gehuisvest wordt. Het is daarom niet efficiënt om de taken van de Wet inburgering als gemeente zelfstandig in de vullen. Bovendien kan de instroom van statushouders fluctueren, waardoor de inzet per gemeente moeilijk is in te schatten. Deze fluctuatie is beter regionaal op te vangen dan als gemeente individueel. Om schaalvoordelen te behalen in capaciteit en om kennis te kunnen delen, hebben De6-gemeenten besloten de Wet inburgering gezamenlijk uit te voeren.

 

3.1 Samenwerkingsstructuur

De6-gemeenten werken met elkaar samen op verschillende domeinen, waaronder de uitvoering van de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er is stevig contact tussen deze gemeenten in de vorm van een netwerkstructuur. De uitvoering van de taken uit de Participatiewet is juridisch geborgd met een Gemeenschappelijke Regeling (GR). De aankondiging van de nieuwe Wet inburgering is daarom in 2019 voor De6-gemeenten aanleiding geweest om de samenwerking op te pakken. De huidige werkwijze rondom de aanpak statushouders is geëvalueerd en vergeleken in het licht van de taken uit de nieuwe Wet inburgering. In mei 2019 is vervolgens een gezamenlijke visie vastgesteld door de verantwoordelijk wethouders van De6-gemeenten. Daarin is een aantal uitgangspunten geschetst.

 

In 2020 zijn de gemeenten en het Werkplein begonnen met de projectstructuur onder leiding van een externe projectleider. Daarbij is een brede projectstructuur opgezet met een projectgroep en een drietal werkgroepen waarin verschillende disciplines zijn vertegenwoordigd. De werkgroepen houden zich bezig met de voorbereiding van de gemeentelijke keuzes in de uitvoering van de nieuwe wet. Het gaat hierbij om het opstellen van beleidsstukken, de inkoop van diensten (leerroutes, participatietrajecten en ondersteuningstrajecten) en het inrichten van de uitvoering (werkprocessen, waaronder organisatie, begroting, ICT en privacy).

3.1.1 Gemeenschappelijke Regeling

De6-gemeenten beschikken over een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie, het Werkplein Hart van West-Brabant. In december 2020 hebben de gemeenteraden van De6-gemeenten de opdracht aan het Werkplein gegeven om de uitvoering van de Wet inburgering op zich te nemen. Hier hebben de gemeenteraden de GR Werkplein voor aangepast. Er is voor het Werkplein gekozen omdat deze organisatie beschikt over kennis en expertise rondom het begeleiden van mensen naar werk. Het Werkplein werkt momenteel ook al met statushouders. Sinds de vluchtelingencrisis voert het Werkplein de zogenaamde aanpak statushouders uit. Deze is erop gericht statushouders door een begeleiding aan het werk te krijgen of te laten participeren in de samenleving. De nieuwe Wet inburgering is weliswaar aanzienlijk breder, maar hierdoor heeft het Werkplein wel waardevolle ervaring opgedaan met de doelgroep en de meeste partners waarmee ook in de nieuwe Wet inburgering samengewerkt moet worden. Daarnaast onderschrijft het Werkplein de doelen van de wet om statushouders in hun eigen omgeving te laten inburgeren door middel van scholing, werk en maatschappelijke begeleiding. Het Werkplein ziet dit als kans om de lokale aansluiting bij gemeenten verder te verbeteren.

3.1.2 Opdracht Werkplein

Het Werkplein heeft de taak om mensen naar vermogen te laten participeren in de samenleving. Dat doet het Werkplein door mensen bestaanszekerheid te geven en hen te adviseren en te begeleiden naar werk. Daarbij is het belangrijk dat mensen uit de schulden, armoede of sociaal isolement komen en blijven. Momenteel vallen statushouders al onder de doelgroep van het Werkplein, omdat veel statushouders (tijdelijk) afhankelijk zijn van een uitkering.

 

Het Werkplein krijgt een centrale rol in de uitvoering van de wettelijke taken. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet inburgering behoudt het Werkplein een aantal bestaande taken en krijgt het er een aantal nieuwe taken bij. Inkomensverstrekking is een bestaande taak van het Werkplein die niet gaat veranderen. Een nieuwe taak voor het Werkplein is het werkgeverschap voor de procesregisseurs. Procesregisseurs zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van alle inburgeringsroutes, waar de brede intake, het persoonlijk plan, het leertraject en de maatschappelijke begeleiding belangrijke onderdelen van zijn. Ook de financiële ontzorging is een nieuwe taak.

 

3.2 Bestuurlijk besluitvormingsproces

Dit Beleidsplan wordt vastgesteld door De6-gemeenteraden. Onderstaand overzicht geeft aan hoe het Beleidsplan in het besluitvormingsproces is gesitueerd.

 

3.2.1 Genomen besluiten

Het eerste besluit in het traject had betrekking op de organisatorische borging. Vervolgens hebben de gemeenteraden van De6 in december 2020 het besluit tot aanpassing van de GR genomen en gaven zij daarmee het Werkplein de opdracht om de regievoering van de inburgering op zich te nemen en daarmee verantwoordelijk te worden voor de wettelijke taken rondom de inburgering.

3.2.2 Te nemen besluiten

Het vervolgtraject bestaat nu uit het vaststellen van de inhoudelijke beleidskaders en het uitvoeringsproces. Het vaststellen van dit Beleidsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraden. Het uitvoeringsproces wordt vastgelegd in de vorm van de beleidsregels of werkinstructies. Dit is de basis voor de uitvoering van de taken. De colleges van burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels.

In de totstandkoming van dit Beleidsplan zijn de adviesraden sociaal domein en relevante organisaties betrokken om mee te denken. Nog vast te stellen beleidsregels komen tot stand in samenspraak met de cliëntenraad Werkplein.

 

Tot slot worden ook de inkoop van diensten en het inrichten van werkprocessen genoemd. Dit zijn tevens bevoegdheden voor de colleges. Deze zijn in het geval van De6 belegd bij het Werkplein.

4. Uitgangspunten en doelstellingen

 

In dit hoofdstuk zullen we eerst onze visie op de inburgering van onze nieuwe inwoners weergeven; waartoe leidt de nieuwe Wet inburgering in onze ideale toekomst? Vervolgens leggen we een drietal ambities vast die een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van deze visie. Om u een scherper beeld te geven wat dit betekent voor de uitvoering van de wet en hoe we dit oppakken, kijken we nogmaals naar de belangrijkste zes hoofdlijnen van de nieuwe Wet inburgering, die we ook in hoofdstuk 2 behandelde. Voor elk van deze zes hoofdlijnen kijken we hoe we deze vormgeven om onze visie en ambities te realiseren. Dit doen we onder de noemer ‘wat gaan we daarvoor doen’.

 

4.1 Visie

Met ons inburgeringstraject willen we onze nieuwe inwoner de mogelijkheid bieden om zich tot het hoogst mogelijke niveau te ontwikkelen en maximaal deel te nemen aan onze gemeenschap. Uitgangspunt hierbij is: Iedereen doet mee, het liefst via betaald werk. We houden hierbij rekening met de wensen en mogelijkheden van onze nieuwe inwoner, waarbij we sturen op realistische en duurzame keuzes. Wanneer betaald werk niet mogelijk is, dan zetten we in op participatie door het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten, die bijdragen aan maximale zelfstandigheid en onafhankelijkheid. We verwachten van onze nieuwe inwoner dat hij minimaal de Nederlandse normen en waarden kent en respecteert.

Het vaststellen van zijn hoogst mogelijke niveau en de maximaal haalbare mate van zelfstandigheid en onafhankelijkheid doen we samen; in gesprek met elkaar. In het bereiken daarvan, staat onze nieuwe inwoner centraal. Wij vertrouwen in hem en zijn kunnen, bij het behalen van de afgesproken doelen, maar laten hem niet aan zijn lot over. We bieden begeleiding en ondersteuning en sturen bij waar nodig.

Het begin van onze begeleiding naar het hoogst mogelijke niveau start zo vroeg mogelijk en is gericht op ontzorgen en het bieden van een solide, voor iedereen gelijke, start. Het vervolg is echter maatwerk en kan per persoon verschillen. Dit vertaalt zich in de volgende visie:

 

We streven naar een samenleving waarin onze inburgeraars zo snel mogelijk zelfstandig en onafhankelijk hun leven leiden en waarbij zij de mogelijkheid krijgen om op een zo hoog mogelijk niveau deel te nemen aan onze maatschappij, zowel op vlak van werk als sociaal.

 

4.2 Ambities

Om de bovenstaande visie tot realiteit te maken, zijn er drie belangrijke onderdelen in het leven van een statushouder die beter zullen moeten verlopen dan onder de inburgeringswet de afgelopen jaren.

 

Ambitie 1Meer inburgeraars nemen deel aan de maatschappij

We richten ons op duurzame participatie. Hierbij staat werk voorop en sluiten we aan bij de vaardigheden, belangstelling en vermogens van de statushouder en houden daarbij rekening met kansrijke beroepen en sectoren. Blijkt werk niet haalbaar, dan wordt gezocht naar wel haalbare maatschappelijke activiteiten.

 

Ambitie 2Meer Inburgeraars behalen een B1-taalniveau

Een taalniveau B1 is het streven voor alle inburgeraars. Dit is het niveau dat nodig is om zo goed mogelijk te participeren. Pas wanneer blijkt dat dit taalniveau niet mogelijk is, wordt een ander passend taalniveau nagestreefd.

Ambitie 3Meer inburgeraars zelfstandig

We streven naar een zo hoog mogelijke zelfstandigheid van inburgeraars. We ondersteunen de inburgeraar in het begin intensief, met als doel om de ondersteuning steeds verder af te bouwen naarmate de inburgeraar zelfstandiger wordt. Niet enkel op het wettelijk financieel vlak in de eerste zes maanden na huisvesting, maar de ondersteuning is daarnaast ook gericht op dagelijkse activiteiten die de inburgeraar tegenkomt in de Nederlandse samenleving.

 

4.3 Wat gaan we daarvoor doen?

De zes hoofdlijnen van de nieuwe Wet geven tevens goed aan wat er gaat veranderen ten opzichte van de situatie onder de oude wetgeving. We hebben deze hoofdlijnen eerder besproken in hoofdstuk 2 en geven nu per hoofdlijn aan hoe onze visie en ambities zich vertalen naar onze aanpak en organisatie.

 

4.3.1 Brede intake en doorlopende leerlijn – geen tijd te verliezen

Volgend uit onze visie vinden we het met betrekking tot de brede intake belangrijk dat de statushouder en de gemeente Halderberge zo vroeg mogelijk nadat zij aan elkaar gekoppeld zijn, kennis met elkaar maken. Die eerste kennismaking is gericht op het uitwisselen en verstrekken van meer algemene informatie die ieder een basis geeft vanwaar we elkaar beter kunnen leren kennen. Deze basis zal vanuit de gemeenten voor iedereen gelijk zijn. Zodra de mogelijkheid er is, zal echter een intensiever gesprek gevoerd worden. Over het hoogst mogelijke niveau waartoe de statushouder zich kan ontwikkelen en zijn deelname aan de maatschappij. Maar ook over alle aspecten in zijn leven die hierop van invloed zijn en waarmee in de begeleiding dus rekening gehouden moet worden. Om het gesprek richting te geven gebeurt dit aan de hand van een vaste leidraad. Deze leidraad bevat tevens handvatten om de haalbaarheid van het nagestreefde niveau te kunnen vaststellen.

 

Wat gaan we daarvoor doen?

  • In een zo vroeg mogelijk stadium wordt voor alle inburgeraars op een integrale wijze en met behulp van specialistische kennis de ondersteuningsbehoefte binnen het volledig sociaal domein helder.

  • Gedurende de brede intake wordt het de statushouder duidelijk wat van hem verwacht wordt onder de wet Inburgering én wat hij mag verwachten van de gemeente.

4.3.2 Persoonlijk plan inburgering en participatie - resultaatverplichting en handhaving

Volgend uit onze visie vinden we het met betrekking tot het PIP belangrijk dat dit plan het einddoel van de inburgering bevat, de weg daarnaartoe en de daarbij benodigde begeleiding en ondersteuning op alle aspecten van het sociaal domein. Uiteraard wordt hier Onderwijs, Werk & Inkomen en Maatschappelijke begeleiding onder verstaan, maar bij behoefte kan dit ook WMO, Jeugd, Schuldhulpverlening en Maatschappelijk werk zijn. Zowel de gemeente als de statushouder committeert zich aan de uitspraken in dit plan. Het is daarom belangrijk dat het plan in overeenstemming tussen beiden is opgesteld. Wanneer er bij de beschrijving van een doel geen overeenstemming bereikt is, dan wordt in ieder geval uitgelegd waarom dit niet het geval is.

Het einddoel, tussentijdse doelen en de verwachtingen van zowel statushouder als gemeente, moeten concreet beschreven zijn in het plan. Wanneer de doelen en verwachtingen niet behaald worden, dan kan het PIP aangepast worden, wanneer hiertoe in een gesprek geconcludeerd wordt. Het aanpassen van de leerroute kan wettelijk echter slechts één keer.

Wanneer onwil de reden van het niet behalen van de afspraken in het PIP is, dan wordt hierop gehandhaafd middels een boete onder de Wet inburgering, of middels sancties op de uitkering onder de Participatiewet.

 

Wat gaan we daarvoor doen?

  • Het PIP komt op grond van kennis en inzicht van de inburgeraar en zijn situatie tot stand. Overeenstemming tussen de gemeente en de inburgeraar over de inhoud van het PIP is het uitgangspunt. Wanneer dit niet haalbaar blijkt, dan is afstemming in ieder geval de minimumvereiste.

  • Het PIP geeft een duidelijk beeld van het einddoel en de weg daarnaartoe. Het fungeert als leidraad voor de inburgeringsperiode voor zowel de gemeente als de statushouder.

4.3.3 Verhoging van de taal-eis naar B1 en leerroutes

Het leren van de taal en de daarbij behorende leerroutes moeten als doel hebben om inburgeraars zo snel mogelijk naar werk of naar school te begeleiden. Het in de wet nagestreefd taalniveau wordt verhoogd naar B1. Uiteindelijk is het doel dat inburgeraars duurzaam uitstromen. Er zal op individueel niveau gekeken moeten worden wat de juiste route is. Dit kan afhangen van de leerbaarheid maar ook van de positie van de inburgeraar. We gaan daarbij uit van de intrinsieke motivatie van de statushouder, maar het einddoel moet wel reëel zijn. Wanneer de leerroute of het einddoel niet passend of reëel is, leggen we uit waarom dit zo is en waarom er een andere route wordt gevolgd of doel wordt nagestreefd. We bekijken wel met de statushouder of en hoe hij op een later moment alsnog bij zijn (op dit moment niet realistische) einddoel kan uitkomen.

 

Wat gaan we daarvoor doen?

  • Alle inburgeraars worden zo spoedig mogelijk in een passende leerroute geplaatst. Daarbij is taalniveau B1 het uitgangspunt maar dit hangt ook af van de leerbaarheid. De passende leerroute hangt af van individuele omstandigheden.

  • Alle inburgeraars moeten op een zo hoog mogelijk niveau participeren in de samenleving. Daarbij is werk het uiteindelijke doel. Wanneer werk geen optie is, wordt er op alternatieve wijze geparticipeerd.

4.3.4 Hervorming van de markt voor inburgeringscursussen

De gemeenten kiezen voor een beperkt aantal inburgeringsscholen om grip te houden op deze contractpartners en sturing op het contract eenvoudiger te houden. Om een contract aan te gaan met de gemeenten, moet door een inburgeringsschool worden voldaan aan de kwaliteitseisen die gemeenten aan inburgeringscursussen stellen. Kwaliteit van de cursussen zoals de koppeling met de praktijk en bereikbaarheid van de locaties zijn belangrijke uitgangspunten.

 

Wat gaan we daarvoor doen?

  • De gemeenten waarborgen de kwaliteit van de inburgeringscursussen door contracten af te sluiten met een beperkt aantal aanbieders. Aan die scholen worden kwaliteitseisen gesteld, ook de bereikbaarheid van de school speelt een rol.

  • Taal is de basis van de inburgeringscursus waarbij kwalitatief hoogstaand onderwijs geleverd wordt en waarbij aandacht is voor de koppeling met de werkvloer. Er zit weinig tijd tussen plaatsing en de start met taalonderwijs.

4.3.5 Het examenstelsel – modernisering

Het examenstelstel bestaat uit zeven onderdelen die wettelijk bepaald zijn. Gemeenten hebben op dit examenstelsel geen beleidsvrijheid. Onze visie en ambitie om statushouders zo snel mogelijk zelfstandig en onafhankelijk hun leven te laten leiden waarbij zij op een zo hoog mogelijk niveau participeren, heeft dan ook geen invloed op de invulling van het examenstelsel. De wijze waarop de het examenstelsel wettelijk is vormgegeven, draagt echter wel bij aan het realiseren van onze visie en ambitie.

 

4.3.6 Ontzorgen van asielstatushouders

Voor iedere statushouder worden aan het begin de basisverplichtingen uit handen genomen. Niet alleen het inhouden van financiële lasten per maand, maar ook het regelen van veel administratieve zaken. De financiële ontzorging is wettelijk bepaald en voorziet in doorbetaling van vaste lasten gedurende zes maanden uit uitkering. In de zes maanden van ontzorgen worden diverse zaken voor de statushouder geregeld (verzekering, onderwijs, inkomen, lasten worden doorbetaald). In zes maanden wordt de statushouder klaargestoomd om financieel zelfredzaam te zijn. Met de start van de ontzorging, begint tegelijkertijd het traject tot een zelfstandige financiële zelfredzaamheid van de inburgeraar. Hier is een regionale hoofdpartner voor verantwoordelijk. Bij uitzondering kan de ontzorging verlengd worden.

 

Wat gaan we daarvoor doen?

  • We zorgen ervoor dat alle inburgeraars financieel zelfstandig en verantwoordelijk worden en een heldere en sluitende financiële administratie kunnen voeren.

 

4.4 Randvoorwaarden

Uit eerdere ervaring hebben we twee randvoorwaarden opgemerkt, die geregeld moeten zijn, om de statushouder goed in te kunnen laten burgeren. Dit zijn vervoer naar de inburgeringscursus en kinderopvang gedurende de inburgeringscursus. Daarbij is het uitgangspunt dat een inburgeraar zo snel mogelijk zelfstandig kan reizen en gebruik kan maken van de reguliere regelingen rondom kinderopvang zoals die voor iedere inwoner gelden. Wanneer hier echter, redelijkerwijs, geen gebruik van gemaakt kan worden, dan dienen we te voorzien in een vangnet.

 

Vervoer

Inburgeraars worden gefaciliteerd om de inburgeringsschool te bereiken. In de meeste gevallen zal de inburgeraar met het openbaar vervoer kunnen reizen. In gevallen waar dit niet mogelijk is, of de reistijd van de woning naar de inburgeringsaanbieder realistisch gezien niet van de inburgeraar verwacht mag worden, wordt maatwerk geboden om een andere oplossing te bieden.

 

Kinderopvang

Ouders moeten kunnen deelnemen aan hun inburgeringstraject. Om dit mogelijk te maken vergoeden we de eigen bijdrage van de kinderopvang, zoals dat nu ook het geval is in het kader van de re-integratie van de Participatiewet.

5. Conclusie

 

Nadat de verantwoordelijkheid voor de inburgering in 2013 bij de statushouder zelf is komen te liggen, komt deze verantwoordelijkheid nu weer terug naar de gemeenten. Wij zijn hier blij mee. Wij hebben er, met het in dit document beschreven beleid indachtig, vertrouwen in dat wij onze nieuwe inwoners goed kunnen begeleiden naar zelfstandigheid en waardevol deelnemen aan onze maatschappij.

 

We doen dit door de regie op de inburgering terug te nemen, zoals de wet ook voorschrijft, en de statushouder te begeleiden op de onderdelen van het sociaal domein waarop hij ondersteuning nodig heeft. Om de benodigde begeleiding te indiceren en gedurende de hele inburgering te coördineren, stellen we de procesregisseur aan. Hij is tevens de regisseur die er met de statushouder voor zorgt dat hij zo snel mogelijk, op een zo hoog mogelijk niveau deelneemt aan de maatschappij.

 

De uitvoering van de wet, en daarmee ook de aanstelling van de procesregisseur, beleggen we bij ons Werkplein. Om de wet goed uit te voeren is samenwerking nodig met verschillende partijen; scholingsaanbieders, maatschappelijke begeleiding, werkgevers, lokale verenigingen en uiteraard ook gemeentelijk medewerkers binnen het sociaal domein. Wij kijken uit naar deze samenwerking. In de voorbereidingen op deze nieuwe wet verloopt dit prettig. In deze samenwerking zal ook aandacht zijn voor de band met het bestuur. In het geheel geloven wij dat de werkwijze en samenwerking op het vlak van Inburgering een opmaat kan zijn voor de werkwijze en samenwerking voor het gehele werkveld van het Werkplein.

Bijlage 1: Ontwerpbegroting

 

Doel van de ontwerpbegroting is om een inschatting te maken van de te verwachten (voorlopige) kosten voor uitvoering van de nieuwe wet Inburgering.

Het gaat om de volgende inburgeringsvoorzieningen: de leerroutes, PVT, maatschappelijke begeleiding, MAP en de inzet van tolken.

 

Voor de invoering en uitvoering ontvangen de gemeenten in het Gemeentefonds middelen. In principe zijn deze middelen toereikend om de kosten qua uitvoering te betalen. Onder de uitvoeringskosten vallen de loonkosten van de procesregisseurs en een aantal administratieve taken. Ook taken als financieel ontzorgen en een welkomstprogramma zijn hierin opgenomen.

Voor de inburgeringsvoorzieningen ontvangen de gemeenten een integratie-uitkering van het Rijk. Deze integratie-uitkering is gebaseerd op een bedrag van € 12.712 per inburgeraar. Deze middelen worden in een periode van drie jaar toegekend (61% in het eerste jaar).

 

In deze conceptbegroting is gerekend met 182 asielstatushouders, waarvan 127 inburgeringsplichtig zijn. Mochten deze aantallen hoger of lager worden, dan worden de rijksvergoeding en de kosten daarop aangepast. De belangrijkste kostenpost zijn de leerroutes. Daarvoor wordt het maximale bedrag van € 9.000, dat voor de inkoop wordt gehanteerd, in de begroting gebruikt. Uiteraard bestaat het risico dat voor dit tarief partijen afzien van inschrijving op het inkooptraject. Daarnaast is de maatschappelijke begeleiding een belangrijke begrotingspost. De insteek is dat die door Vluchtelingenwerk al worden verzorgd. Het inkooptraject daarvoor loopt nog.

 

Bij het opmaken van de ontwerpbegroting is een inschatting gemaakt van het aantal te verwachten statushouders op basis van de taakstelling van de eerste helft 2021 en gezins- en overige migranten die inburgeringsplichtig zijn onder de nieuwe wet. Op dit moment lopen de inkooptrajecten voor de verschillende leerroutes. De sluitingsdatum van deze inkooptrajecten is medio april.

 

Waarvoor

2022

2023

2024

2025

Uitvoeringskosten

 

 

 

 

Loonkosten:

 

 

 

 

Procesregisseur

€ 347.802

€ 354.410

€ 361.144

€ 365.478

Administratieve ondersteuning

€ 101.665

€ 103.597

€ 105.565

€ 106.832

Welkomstprogramma

€ 111.600

€ 113.720

€ 115.881

€ 117.272

Ontzorgen

€ 56.461

€ 57.534

€ 58.627

€ 59.331

Overige taken

€ 38.204

€ 38.930

€ 39.669

€ 40.145

Overige personeelskosten

€ 20.264

€ 20.649

€ 21.041

€ 21.294

Huisvestingskosten

€ 26.247

€ 26.247

€ 26.247

€ 26.247

ICT systeem en voorzieningen

€ 35.328

€ 35.328

€ 35.328

€ 35.328

Facilitaire kosten

€ 9.647

€ 9.647

€ 9.647

€ 9.647

Meetinstrument kwaliteit

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

Overige kosten en onvoorzien

-€ 25.954

€ 34.918

€ 21.830

€ 13.406

Totaal uitvoeringskosten

€ 736.264

€ 809.979

€ 809.979

€ 809.979

 

 

 

 

 

Inburgeringsvoorzieningen:

 

 

 

 

Asielmigranten

 

 

 

 

Leerroutes:

€ 745.563

€ 1.106.328

€ 1.196.519

€ 1.196.519

B1-route:

€ 417.338

€ 633.797

€ 687.911

€ 687.911

Onderwijsroute:

€ 208.669

€ 316.898

€ 343.956

€ 343.956

Z-route:

€ 69.556

€ 105.633

€ 114.652

€ 114.652

Andere leerroutes

€ 50.000

€ 50.000

€ 50.000

€ 50.000

 

 

 

 

 

Arbeid en begeleiding:

€ 257.590

€ 391.193

€ 424.594

€ 424.594

MAP

€ 10.511

€ 15.962

€ 17.325

€ 17.325

Maatschappelijke begeleiding

€ 214.852

€ 326.288

€ 354.147

€ 354.147

PVT

 

 

 

 

Tolkvoorziening

€ 32.228

€ 48.943

€ 53.122

€ 53.122

 

 

 

 

 

Totaal Asielmigranten

€ 1.003.153

€ 1.497.521

€ 1.621.113

€ 1.621.113

 

 

 

 

 

Gezins- en overige migranten

 

 

 

 

Leerroutes

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

MAP

€ 10.630

€ 10.630

€ 10.630

€ 10.630

Maatschappelijke begeleiding

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

PVT

€ 11.775

€ 11.775

€ 11.775

€ 11.775

Tolkvoorziening

€ 9.758

€ 9.758

€ 9.758

€ 9.758

Totaal gezins- en overige migranten

€ 32.163

€ 32.163

€ 32.163

€ 32.163

 

 

 

 

 

Tekort/overschot

€ -20.632

€ -5.399

€ -1.591

€ -1.591

Totaal kosten inburgering

€ 1.750.949

€ 2.334.264

€ 2.461.664

€ 2.461.664

 

 

2022

2023

2024

2025

Bijdrage uitvoeringskosten:

 

 

 

 

Etten-Leur

€ 140.691

€ 154.777

€ 154.777

€ 154.777

Halderberge

€ 93.755

€ 103.141

€ 103.141

€ 103.141

Moerdijk

€ 108.343

€ 119.190

€ 119.190

€ 119.190

Roosendaal

€ 267.571

€ 294.361

€ 294.361

€ 294.361

Rucphen

€ 64.163

€ 70.587

€ 70.587

€ 70.587

Zundert

€ 61.741

€ 67.923

€ 67.923

€ 67.923

Totaal

€ 736.264

€ 809.979

€ 809.979

€ 809.979

 

 

 

 

 

Bijdrage inburgeringsvoorzieningen

 

 

 

 

Etten-Leur

€ 189.556

€ 284.756

€ 308.556

€ 308.556

Halderberge

€ 133.805

€ 201.005

€ 217.805

€ 217.805

Moerdijk

€ 161.681

€ 242.881

€ 263.181

€ 263.181

Roosendaal

€ 334.511

€ 502.511

€ 544.511

€ 544.511

Rucphen

€ 100.353

€ 150.753

€ 163.353

€ 163.353

Zundert

€ 94.778

€ 142.378

€ 154.278

€ 154.278

Totaal bijdrage inburgeringsvoorzieningen

€ 1.014.685

€ 1.524.285

€ 1.651.685

€ 1.651.685

 

 

 

 

 

Totaal bijdrage gemeenten

€ 1.750.949

€ 2.334.264

€ 2.461.664

€ 2.461.664

 


1

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2018/07/02/kamerbrief-hoofdlijnen-veranderopgave-inburgering/kamerbrief-hoofdlijnen-veranderopgave-inburgering.pdf

2

https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Notitie-feb2020-Een-nieuwe-kijk-op-de-Wet-Inburgering-2013.pdf