Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellevoetsluis

Beleidsvisie Externe Veiligheid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellevoetsluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsvisie Externe Veiligheid
CiteertitelBeleidsvisie Externe Veiligheid
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-2022nieuwe regeling

23-03-2022

gmb-2022-467100

23-03-2022/06

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsvisie Externe Veiligheid

 

1 Inleiding

Het vervoer of het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen betekent altijd dat er een kans is op een incident met die gevaarlijke stoffen. Een risicoloze maatschappij bestaat niet. Er blijft altijd, ook na het toepassen van risico reducerende maatregelen, een restrisico. De vraag welk (rest)risico nog te verantwoorden is en wie die verantwoording hiervoor draagt, zijn centrale vragen binnen het externe veiligheidsbeleid.

 

De externe veiligheidswetgeving geeft kaders voor zowel de gemeentelijke organisatie als de veroorzakers van de mogelijke risico’s. Het is daarom van belang dat deze veroorzakers, mogelijk in combinatie met personen binnen de omgeving van de risicobron, actief bij het beleidsproces betrokken worden. Samenwerking en risicocommunicatie zijn hierbij de sleutelwoorden.

 

Binnen de gemeentelijke organisatie heeft externe veiligheid een nauwe relatie met andere beleidsvelden, waarbij milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid de hoofdrolspelers zijn. Het is om deze reden belangrijk dat bij de omgang met externe veiligheid vanuit meerdere disciplines een integrale aanpak wordt beoogd.

 

Met de komende komst van de Omgevingswet, die naar verwachting van kracht wordt in 2022, is het externe veiligheidsbeleid in een stroomversnelling geraakt. In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Hellevoetsluis is op deze ontwikkeling geanticipeerd. Het volledige instrumentarium dat de Omgevingswet moet gaan bieden, is ten tijde van het opstellen van deze beleidsvisie nog niet operationeel. Dit betekent dat in deze beleidsvisie wordt ingegaan op de ‘oude’ wetgeving, zoals deze voor het van kracht worden van de Omgevingswet van toepassing is, én op de situatie zoals deze onder de Omgevingswet van toepassing zal zijn.

 

Naast de komst van de Omgevingswet, vormt per 1 januari 2023 de Gemeente Hellevoetsluis samen met haar buurgemeenten Brielle en Westvoorne een nieuwe gemeente: Gemeente Voorne aan Zee. De actualisatie van deze beleidsvisie dient tevens ter overbrugging tot de vorming van de nieuwe gemeente.

 

1.1 Terugblik op de ‘Visie externe veiligheid’ uit 2008

Na de komst van de ‘eerste generatie1’ externe veiligheidswetgeving, heeft de gemeente Hellevoetsluis in 2008 een Beleidsvisie externe veiligheid opgesteld.

 

De bij de beleidsvisie behorende signaleringskaart heeft de diverse risicobronnen en hun invloedsgebied goed zichtbaar gemaakt.

 

De ‘Visie externe veiligheid 2008-2012’ bestond uit drie delen; deel A, B en C. Verzocht is om deze drie delen te verwerken in één nieuw document.

 

De thans voorliggende geactualiseerd beleidsvisie geeft handvatten voor het structureel omgaan met externe veiligheid binnen de gemeente Hellevoetsluis. Hieronder wordt per handvat een korte toelichting gegeven.

 

1.2 Doelstelling voor de beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Hellevoetsluis heeft als doel een gezond en veilig leefklimaat te versterken.

 

Het doel van dit document is om handvaten te creëren voor de omgang met externe veiligheid bij vergunningverlening aan nieuwe risicobronnen of het nemen van ruimtelijke besluiten nabij een risicobron. Deze handvaten dienen zo veel mogelijk universeel toepasbaar te zijn maar zullen eveneens richtlijnen geven voor uitzonderlijke en individuele gevallen.

 

Om te voldoen aan de doelstelling zijn handvaten geformuleerd welke betrekking hebben op de volgende onderdelen:

  • Inzicht in de risicobronnen

  • Structurele besluitvorming

  • Basis voor invulling verantwoordingsplicht groepsrisico

  • Vaststellen acceptatieniveau van risico’s

  • Juridische reikwijdte van de beleidsvisie

  • Inspelen op de Omgevingswet

Inzicht in de risicobronnen

Binnen de gemeente zijn meerdere risicobronnen aanwezig waarop deze beleidsvisie van toepassing is. Deze bronnen worden toegelicht in hoofdstuk 3.

 

Structurele besluitvorming

Besluitvorming over externe veiligheid vindt voornamelijk plaats bij ruimtelijke procedures, de behandeling van omgevingsvergunningen en bij de organisatie van de rampenbestrijding. De beleidsvisie externe veiligheid beoogt hierbij ad-hoc besluitvorming te voorkomen en ieder probleem in samenhang op de juiste schaal te beoordelen.

 

Het is daarmee belangrijk om de ruimtelijke situatie omtrent externe veiligheid te verbeelden. De verbeelding vindt plaats via een signaleringskaart waarop van de relevante risicovolle activiteiten (eventueel aanwezige) plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden (1% letaliteitsgrens) in beeld worden gebracht. De signaleringskaart is in deze beleidsvisie opgenomen. Het is relevant om deze up-to-date te houden.

 

Basis voor invulling verantwoordingsplicht groepsrisico

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) schrijven voor dat gemeenten de verantwoordingsplicht moeten invullen bij besluiten omtrent het groepsrisico. In deze beleidsvisie is de hoofdlijn voor de praktische uitvoering hiervan door de gemeente Hellevoetsluis vastgelegd.

 

Deze beleidsvisie externe veiligheid geeft een aanzet voor de verantwoordingsplicht. Per besluit, in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of de Wet milieubeheer (Wm), dient bekeken te worden of deze aanzet volstaat of dat deze verder uitgebouwd moet worden.

 

Vaststellen acceptatieniveau van risico’s

Een risicoloze samenleving bestaat niet. Het gemeentebestuur heeft de taak om voor haar burgers een bepaald risiconiveau vast te leggen en te waarborgen.

De eerste stap hiertoe betreft de acceptatie van een bepaald risico. Daarna worden ambities vastgelegd, die de maat aangeven voor de inspanning die de gemeente Hellevoetsluis wil leveren, dan wel van anderen verlangt, ten aanzien van externe veiligheidsrisico’s.

 

Juridische reikwijdte beleidsvisie

De beleidsvisie dient als kader voor besluiten in het kader de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Wet milieubeheer (Wm) en andere wetgeving die relatie heeft met externe veiligheid. Niet alles wat beleidsmatig gewenst is vanuit deze beleidsvisie, kan verankerd worden via deze wetten. Deze beleidsdoelen zullen via koppeling aan andere beleidsvelden en wetgeving worden geïmplementeerd. Dit betreft bijvoorbeeld het voorschrijven van beschermende bouwkundige voorzieningen of de waarborging van secundaire bluswatervoorzieningen.

 

Inspelen op de Omgevingswet

De Omgevingswet treedt in 2022 in werking. Dan verandert het beoordelingskader van externe veiligheid gedeeltelijk. De normering voor het plaatsgebonden risico blijft in stand. De beheersing van het groepsrisico wordt gereguleerd via aandachts- en voorschriftengebieden. Het omgevingsplan speelt hierbij een belangrijke rol. Gezien de aanstaande gemeentelijke fusie (2023), is gekozen om in deze beleidsvisie waar mogelijk te anticiperen op de Omgevingswet. Echter, de keuzes die samenhangen met de invulling van het toekomstige omgevingsplan van de gemeente Voorne aan Zee worden vanaf 2023 uitgewerkt. Omdat ten tijde van het afronden van deze beleidsvisie het instrumentarium van de Omgevingswet deels nog in beweging is, moet bij de uitwerking na 2023 gecontroleerd worden of de informatie over de Omgevingswet de definitieve situatie weergeeft.

 

1.3 Uitgangspunten beleidsvisie externe veiligheid

Bij het gemeentelijke risicobeleid zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • Balans tussen wonen, werken en milieu

  • Handhaving rechtszekerheid van inwoners en bedrijven

Een balans tussen wonen, werken en milieu

De leefbaarheid van een gebied wordt door vele factoren bepaald, externe veiligheid is hier één van. Het eerste uitgangspunt is dat er een balans wordt bereikt tussen veiligheid, maatschappelijke belangen, financiële haalbaarheid en een duurzame economische ontwikkeling.

 

Handhaving rechtszekerheid van inwoners en bedrijven

De rechtszekerheid voor omwonenden en bedrijven/risicodragers dient behouden te blijven. Voorkomen moet worden dat bedrijven, die de BBT (Best Beschikbare Technieken) hebben toegepast en geen achterstallig onderhoud hebben, tot aanvullende maatregelen worden gedwongen vanwege ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van dat bedrijf. Het risicobeleid mag dus geen aanleiding vormen voor het aanscherpen van vergunningen wanneer deze noodzaak uitsluitend ontstaat door de komst van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

 

1.4 Methodiek totstandkoming beleidsvisie externe veiligheid

Deze beleidsvisie is door samenwerking tussen de gemeente Hellevoetsluis en Antea Group tot stand gekomen. Het betreft een actualisatie van de beleidsvisie die in 2008 is vastgesteld. Net zoals in 2008 zijn bij de actualisatie de diverse beleidsafdelingen van de gemeente alsmede de DCMR Milieudienst Rijnmond en de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond betrokken.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het beoordelingskader omtrent externe veiligheid beschreven. Daarna wordt in hoofdstuk 3 risicobronnen en de signaleringskaart beschouwd. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 wordt er ingegaan over hoe er wordt omgegaan met groepsrisico.

2 Het beoordelingskader

In dit hoofdstuk worden de kernbegrippen van externe veiligheid gegeven en het landelijke beleidskader geschetst. Daarna wordt het provinciale en lokale beleid ten aanzien van externe veiligheid weergegeven. Het hoofdstuk sluit af met de plaats van de beleidsvisie externe veiligheid in het gemeentelijke beleid.

 

2.1 Begrippen externe veiligheid, wetgeving tot inwerkingtreding Omgevingswet

2.1.1 Plaatsgebonden- en groepsrisico

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

 

Het plaatsgebonden risico geeft een basisveiligheid op plaatsen dichtbij risicovolle activiteiten en is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het PR zijn wettelijk getalsnormen vastgesteld. Voor kwetsbare objecten is de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 10⁻⁶ /jaar (1 op een miljoen). Bij beperkt kwetsbare objecten (zie bijlage 1) geldt de 10⁻⁶ contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour, maar dat een gemeente gemotiveerd mag afwijken.

 

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat tenminste een aantal mensen het slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is een maat voor maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit

 

Het GR is niet ruimtelijk weer te geven, maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat zo’n groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve (zie figuur 2.1). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), oftewel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde personen in de omgeving komt te overlijden als gevolg van het grootst mogelijke ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

Figuur 2.1 Beschouwing groepsrisico met fN-curve

 

2.1.2 Verantwoordingsplicht groepsrisico

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het ‘Besluit externe veiligheid transportroutes’ (Bevt) en de Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is de verantwoordingsplicht van het groepsrisico opgenomen.

 

Deze verantwoordingsplicht, houdt in dat, conform de in de wetgeving gespecificeerde kaders, wijziging van het groepsrisico moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. De essentie van de verantwoordingsplicht is dat een bevoegd gezag zich uitspreekt over de aanvaardbaarheid van het restrisico. De verantwoordingsplicht omvat (samengevat) de volgende elementen:

  • Beoordeling van de verandering van het groepsrisico

  • Beoordeling van de zelfredzaamheid van de personen in de omgeving van de risicobron

  • Beoordeling van de mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp

  • Beoordeling van de mogelijke alternatieven (voor het ruimtelijk plan)

  • Beoordeling van de mogelijkheden tot risicoreductie

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen en indien nog mogelijk, vluchten uit het bedreigde gebied.

 

Onder het thema zelfredzaamheid zijn alle maatregelen gerangschikt die doorwerken op de zelfredzaamheid van de bevolking van Hellevoetsluis. Variërend van gedragsbeïnvloeding via communicatie tot het ingrijpen in de ruimtelijke structuur om bijvoorbeeld een veilige vluchtweg te garanderen. Een ander belangrijk aspect is de bewustwording van risico's, maar ook van handelingsperspectief bij de mogelijke slachtoffers. Hierbij is risicocommunicatie van belang.

 

Bestrijdbaarheid / Hulpverleningsniveau

Hoe sterker de hulpverleningsketen is, hoe lager het restrisico, hoe minder omvangrijk de bestuurlijk te accepteren onveiligheid. Het is hierbij een gegeven dat 100% veiligheid nooit geboden zal kunnen worden. Ondanks alle veiligheidsvoorzieningen blijft er altijd een kans, dat een ongewenst voorval met gevaarlijke stoffen zich voordoet.

 

Figuur 2.1 Afwegingsmodel veiligheidszorg

 

Indien er onverhoopt een incident met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, kunnen de nadelige gevolgen worden beperkt door de inzet van hulpdiensten. Onder het thema hulpverlening vallen alle maatregelen die invloed hebben op de bestrijdbaarheid van de calamiteit met gevaarlijke stoffen. Dit varieert van de capaciteit van de brandweer, de capaciteit om slachtoffers te behandelen, tot ingrepen in de ruimtelijke structuur voor het verbeteren van aanrijdroutes.

 

2.2 De komst van de Omgevingswet (wetgeving vanaf 2022)

In 2022 wordt, naar verwachting, de Omgevingswet van kracht. Onderdeel van de Omgevings-wet zijn het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

Onder de Omgevingswet blijft de omgang met het plaatsgebonden risico onveranderd ten opzichte van de voorgaande wetgeving. De omgang met het groepsrisico verandert wel. De Omgevingswet introduceert aandachts- en voorschriftengebieden.

 

Aandachtsgebieden

Aandachtsgebieden worden met ingang van de Omgevingswet van kracht. Dit zijn gebieden waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn te-gen de gevaren die in de omgeving kunnen optreden. Dat betekent dat zich, bij een ongeval, nog levensbedreigende gevolgen voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren voor de omgeving: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk).

 

Voor kwetsbare- als beperkt kwetsbare gebouwen kunnen aanvullende bouwkundige eisen van toepassing zijn. De aandachtsgebieden zijn doorgaans kleiner dan invloedsgebieden.

 

Voorschriftgebieden

Bij het vaststellen van een Omgevingsplan moet een gemeente binnen een aandachtsgebied:

  • een voorschriftengebied vaststellen voor locaties waar zeer kwetsbare gebouwen, zoals basisscholen, kinderverblijven en ziekenhuizen (zie bijlage 1), toegestaan zijn.

  • afwegen of een voorschriftengebied wordt vastgesteld voor een locatie waar (beperkt) kwetsbare gebouwen zijn toegestaan.

Als er een voorschriftengebied is aangewezen, geldt er bij nieuwbouw de verplichting om de bouwkundige maatregelen van artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Besluit bouwwerken leefomgeving toe te passen (tenzij er een beroep op gelijkwaardigheid wordt gedaan).

 

Voorschriftengebieden worden vastgelegd in het omgevingsplan. Dit plan zal vastgesteld worden door de nieuwe fusiegemeente.

 

2.3 Externe veiligheidsbeleid

Plaats van de beleidsvisie in het gemeentelijke beleid

De beleidsvisie is een visie waarbij alle milieuaspecten, fysieke veiligheid, ruimtelijke ordening en andere gemeentelijk beleid worden geïntegreerd. Figuur 2.3, dat ook opgenomen was in de beleidsvisie uit 2008, schematiseerde de integratie aan die met de beleidsvisie wordt beoogd. Uit de evaluatie van die beleidsvisie is gebleken dat externe veiligheid meer integraal is gedragen binnen het gemeentelijk beleid. Met de komst van de Omgevingswet in 2022 zal de integrale toepassing nog verder toenemen. Integratie is immers een van de doelen van de Omgevingswet.

 

Figuur 2.2 Integratieschema Beleidsvisie externe veiligheid

 

Afbakening van de beleidsvisie

Externe veiligheid heeft raakvlakken met vele ruimtelijke processen. De beleidsvisie geeft aan waar externe veiligheid staat binnen het beleid van de gemeente Hellevoetsluis en wat die raakvlakken zijn en waar keuzes zijn gemaakt. De beleidsvisie is vooral ruimtelijk gericht. De beleidsvisie richt zich niet op arbeidsveiligheid en beoogt niet in te grijpen in omgevingsvergunningen van afzonderlijke bedrijven. In de beleidsvisie worden wel uitspraken gedaan over de algemeen te hanteren beschermingsniveaus bij risicovolle activiteiten, waardoor de impact van deze activiteiten op de omgeving wordt afgestemd en andersom.

 

De beleidsvisie externe veiligheid beschrijft het algemene beleidskader dat voor een aantal domeinen verder is uitgewerkt. Bij de ontwikkeling van gebieden/activiteiten die gevolgen voor de externe veiligheid kunnen hebben, geeft de visie richting en structuur aan de ambities en de "spelregels" die vanuit externe veiligheid gelden. Per initiatief dient vanuit deze ambities en "spelregels" het aspect externe veiligheid verder uitgewerkt te worden. De mate van detaillering hangt hierbij af van de impact van het initiatief op externe veiligheid.

 

Rechtsgeldigheid

De beleidsvisie heeft geen wettelijke basis, maar wordt wel door de gemeenteraad van Hellevoetsluis vastgesteld, waardoor het een kader stellend beleidsstuk wordt. In het Bevi is aangeven dat gemeenten die over een structuurplan met aandacht voor externe veiligheid beschikken tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht kunnen komen. Belangrijke afwegingen zijn dan immers in de beleidsvisie gemaakt. De visie gaat niet boven de landelijke wetgeving. Wél is de visie gelijk te stellen met andere gemeentelijke beleidsdocumenten en kunnen lokale ruimtelijke besluiten en milieubeheervergunningen vanuit de beleidsvisie externe veiligheid worden gemotiveerd.

 

De komst van de Omgevingswet betekent dat een gemeente een omgevingsvisie moet vaststellen. Als de onderhavige beleidsvisie als onderdeel van de omgevingsvisie wordt benoemd, behoud de beleidsvisie basis als gemeentelijk beleidsdocument.

 

Organisatie voor de uitvoering

In de beleidsvisie is op hoofdlijnen vastgelegd wie wat doet ten aanzien van externe veiligheid. Naast de gemeente hebben ook de provincie, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) en de DCMR Milieudienst Rijnmond een belangrijke rol.

3 Risicobronnen en signaleringskaart

Voor het opstellen van deze beleidsvisie externe veiligheid is de bestaande situatie geïnventariseerd. Hierbij gaat het om risicobronnen (met plaatsgebonden risicocontouren, veiligheidsafstanden en eventuele invloedsgebieden of aandachtsgebieden), niveau van hulpverlening en niveau van zelfredzaamheid. De uitgangssituatie wordt in dit hoofdstuk beschreven.

 

De informatie in dit hoofdstuk is afkomstig van:

  • De risicokaart (en gecontroleerd op juistheid aan de hand van originele bronnen).

  • Informatie uit wetgeving.

  • Informatie van Gasunie.

  • Informatie van de gemeente en DCMR.

 

3.1 Risicobronnen

De risicobronnen zijn te verdelen in risicovolle bedrijfsactiviteiten en transportroutes. Deze bronnen worden in deze paragraaf toegelicht. Van deze bronnen wordt, conform de wetgeving zoals die in 2021 van toepassing is, de afstand van het plaatsgebonden risico aangegeven en, waar aan de orde, het invloedsgebied.

 

Naar verwachting wordt in 2022 de Omgevingswet van kracht. De omgang met het plaatsgebonden risico blijft hierbij onveranderd. De benadering van het groepsrisico is in deze wet gemoderniseerd. De afstand waarover de effecten van een incident zich manifesteren wordt niet meer beschreven aan de hand van invloedsgebieden, maar aandachtsgebieden, die helderder communiceren om welke bedreiging het gaat. Het Besluit kwaliteit leefomgeving geeft daarbij drie soorten aandachtsgebieden:

  • Brandaandachtsgebied

  • Explosieaandachtsgebied

  • Gifwolkaandachtsgebied

De bij de risicobronnen behorende afstanden worden beschreven voor zowel de vigerende wetgeving als de toekomstige Omgevingswet (voor zover thans bekend).

3.1.1 Risicobedrijven

In de gemeente is een aantal risico-bedrijven aanwezig. De belangrijkste zijn:

  • BP (LPG Tankstation)

  • Farm Frites

  • Propaantanks

  • Aardgasdistributiestations

  • Windturbines

  • Overige bronnen

LPG Tankstation

In de gemeente is één LPG-tankstation aanwezig. Dit tankstation kent een doorzet van ≥ 1.000 kubieke meter. Het tankstation wordt bevoorraad door een tankwagen die gebruik maakt van de N57 en de Nieuweweg.

 

Vigerende wetgeving

De risicoafstanden van LPG tankstations zijn gegeven in de Revi (Bijlage 1 tabel 1 en Bijlage 2 tabel 1). De plaatsgebonden risicocontour rondom het vulpunt heeft een straal van 40 meter.

 

In de ‘Circulaire effectafstanden LPG tankstations’ is opgenomen dat bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan waarbij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd wordt, ook de effectbenadering moet worden toegepast. Dit geldt ook voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een LPG-tankstation.

 

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet blijven de afstanden voor het plaatsgebonden risico onveranderd. Wel is er sprake van een brandaandachtsgebied van 60 meter en een explosieaandachtsgebied van 160 meter.

 

Farm Frites

Farm Frites is een fritesproducent. Het bedrijf maakt gebruik van:

  • Buiten opslag gevaarlijke stoffen PGS 15

  • Ammoniakkoeling

Vigerende wetgeving

De 10⁻⁶ contouren voor het plaatsgebonden risico zijn respectievelijk 105 en 100 meter2. Uit de Regeling externe veiligheid volgt dat er geen invloedsgebied is.

 

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet blijven de afstanden voor het plaatsgebonden risico onveranderd. Er is geen aandachtsgebied.

 

Propaantanks

Binnen de gemeente zijn meerdere locaties waar energie wordt betrokken uit propaantanks. De propaantanks worden bevoorraad door tankwagens die gebruik maken van de N57 en de Amnesty Internationallaan.

 

De propaantanks bij camping De Quack en Citta Romana vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De grote propaantanks zijn aangegeven op de signaleringskaart.

De kleinere propaantanks zijn niet opgenomen in de signaleringskaart. Deze hebben slechts een beperkte ruimtelijke impact en kunnen bovendien (relatief) eenvoudig geplaatst en verwijderd worden.

 

Vigerende wetgeving Bevi-propaantanks

De 10⁻⁶ contouren van de propaantanks van Camping de Quack en Citta Romana liggen op respectievelijk 30 en 40 meter. Binnen deze contouren mogen geen (zeer) kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd zijn.

 

Omgevingswet grote propaantanks

Onder de Omgevingswet hebben de propaantanks een brandaandachtsgebied van 60 meter, en een explosieaandachtsgebied van 160 meter.

 

Vigerende wetgeving kleine propaantanks

Er zijn ook veel kleine propaantanks binnen de gemeente. Veelal zijn deze propaantanks kleiner dan 5m3. De normering van deze tanks is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Uitgaande van een worst-case scenario, hebben deze propaantanks een veiligheidsafstand van 20 meter. Opslagtanks met propaan groter dan 5 m³ maar kleiner dan 13 m³ hebben een veiligheidsafstand van 25 meter (zie tabel 3.2).

 

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet blijven de afstanden voor het plaatsgebonden risico bij kleinere pro-paantanks onveranderd. De omvang van de aandachtsgebieden bij de kleine propaantanks (< 13 m³) is afhankelijk van de hoeveelheid die per jaar geleverd wordt (de doorzet) van propaan. Het brandaandachtsgebied kan hier oplopen tot 60 meter en het explosieaandachtsgebied tot 160 meter3.

 

Aardgasontvangst/distributiestations

In de gemeente Hellevoetsluis zijn twee aardgasdistributiestations aanwezig (zie bijlage 3). Deze liggen aan het einde van de hogedruk aardgastransportleidingen.

 

Vigerende wetgeving

De veiligheidsafstand cq. PR 10⁻⁶ contouren van een aardgasdistributiestation zijn maximaal 25 meter.

 

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet bedraagt de afstand voor het plaatsgebonden risico maximaal 25 meter. De omvang van de aandachtsgebieden was ten tijde van het opstellen van dit document nog niet bekend.

 

Windturbines

Binnen de gemeente zijn op de Haringvlietdam bij de N57, 6 windmolens aanwezig (type: Lagerwey Bonus 600 MK IV van 600/120 kW).

 

Bonus B44/600

Data

Bron

Ashoogte [m]

41

Leverancier

Nominaal toerental [rpm]

27 Leverancier

Leverancier

Afstand zwaartepunt afgebroken bladdeel tot rotor centrum [m]

7.06 Leverancier

Aanname

Rotordiameter [m]

44 Leverancier

Leverancier

Diameter toren [m]

2.8 Leverancier

Aanname

Hoogte gondel [m]

2 Leverancier

Aanname

Maximale waarde van de lengte en breedte van de gondel

6 Leverancier

Aanname

Resultaten

Werpafstand bij nominaal toerental [m]

71

Berekend

Werpafstand bij overtoeren [m]

199

Berekend

10-5 contour [m]

15

Berekend

10-6 contour [m]

72

Berekend

 

Vigerende wetgeving

De PR10-5 contour is berekend op 15 meter, daarnaast ligt de PR10-6 contour 72 meter. Binnen deze contouren zijn geen kwetsbare projecten aanwezig of geprojecteerd.

 

Omgevingswet

Onder de Omgevingswet blijven de afstanden voor het plaatsgebonden risico onveranderd.

De windturbines worden opgeschaald tot gezamenlijk minimaal 12 MW windvermogen of een vergelijkbare opbrengst. Deze worden in verband met de waterveiligheid geplaatst aan de binnenzijde van de dijk. De opstelling voldoet aan de externe veiligheidsnormen.

 

Overige bronnen

Naast de hiervoor genoemde bedrijven, is er ook een vuurwerkverkooppunt aanwezig. (Vuur-werkHellevoetsluis.nl). Bij dit bedrijf aan de Rijksstraatweg 41 is een veiligheidsafstand van 8 meter aanwezig rondom de vuurwerkopslag. Het explosieaandachtsgebied dat vanuit de om-gevingswet (Bijlage VIII Bkl) gaat gelden bedraagt 25 meter4.

3.1.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen de gemeente worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De belangrijkste aders zijn hierbij de N57 en de hogedruk aardgastransportleidingen. De N57 is daarbij als een nationaal belangrijke verkeersroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangewezen in het basisnet5. Het Ha-ringvliet is niet aangewezen in het basisnet. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarroute is zodanig beperkt, dat er op rijksniveau geen risicoplafond voor is vastgesteld.

 

N57

De N57 is als enige weg in de gemeente aangewezen in het basisnet en heeft een 10-6-contour van 12 meter. Het invloedsgebied bedraagt 880 meter, vanwege het vervoer van giftige stoffen. Omdat de weg is opgenomen in het basisnet, krijgt de weg als de Omgevingswet van toepassing is twee aandachtsgebieden:

  • Een brandaandachtsgebied van 30 meter breed.

  • Een explosieaandachtsgebied van 200 meter breed.

De weg krijgt geen gifwolkaandachtsgebied.

 

Nieuweweg

De Nieuweweg wordt gebruikt ter bevoorrading van het LPG Tankstation. De weg heeft geen PR 10⁻⁶ contour en onder de Omgevingswet geen aandachtsgebied.

 

Provinciale weg

De Provincialeweg wordt gebruikt ter bevoorrading van de propaantank van Citta Romana en camping De Quack. De weg heeft geen PR 10⁻⁶ contour en onder de Omgevingswet geen aandachtsgebied.

 

Hogedruk aardgastransportleidingen

In de gemeente liggen meerdere hogedruk aardgastransportleidingen. Tabel 3.2 geeft een bondig overzicht weer van de risicobronnen met bijbehorende PR 10⁻⁶ contouren en invloedsgebieden. Onder de Omgevingswet wordt straks bij hogedruk aardgastransportleidingen het invloedsgebied gelijk gesteld met een brandaandachtsgebied.

 

Tabel 3.1 PR 10-6 contouren en Invloedsgebieden van hogedruk aardgastransportleidingen

Risicobron (Bevt)

PR 10⁻⁶ Contour [m]

Invloedsgebied

Aandachtsgebied

Hogedruk aardgastransportleiding (noordwest)

-

70 meter

70 meter

Hogedruk aardgastransportleidingen (zuidoost)

-

140 meter

140 meter

 

3.2 Route gevaarlijke stoffen

De routering voor gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Hellevoetsluis wordt geëvalueerd na de gemeentelijke fusie.

 

3.3 Signaleringskaart

Om een goed inzicht in de ruimtelijke veiligheidssituatie te krijgen is in de gemeente Hellevoetsluis een digitale signaleringskaart uitgewerkt. De kaart geeft de risicobronnen en de belangrijkste invloedsgebieden. De kaart, zoals weergegeven in figuur 3.1, is geactualiseerd voor deze beleidsvisie. Omdat de gegevens op de kaart aan veranderingen onderhevig zijn, blijft het noodzakelijk om bij het gebruik van de kaart te controleren of de gegevens actueel zijn.

 

Figuur 3.1 Signaleringskaart (vigerende situatie)

 

3.4 Omgevingswet

De Omgevingswet wordt naar verwachting in 2022 van kracht. Daarom is in figuur 3.2 geanticipeerd op de dan geldende zonering. In de omgevingswet komt het ‘invloedsgebied’ te vervallen, maar treden er wél ‘aandachtsgebieden’ in werking. Er zijn drie soorten aandachtsgebieden:

  • 1.

    Brandaandachtsgebied (blauwe arcering)

  • 2.

    Explosieaandachtsgebied (oranje arcering)

  • 3.

    Gifwolkaandachtsgebied (niet aanwezig).

De verschillende aandachtsgebieden hebben wisselende afstanden en dienen, zoals in paragraaf 3.1.1 is aangegeven, deels nog te worden berekend. Omdat de Omgevingswet nog niet (volledig) verankerd en vastgelegd is, zijn de afstanden in tabel 3.2 indicatief.

 

Figuur 3.2 Signaleringskaart op basis van Omgevingswet

 

3.5 Conclusie uitgangssituatie

Uit de beoordeling van de signaleringskaart en toetsing aan de thans vigerende wetgeving, volgt dat er geen urgente saneringssituaties in Hellevoetsluis zijn.

 

Een relatief klein deel van het oppervlak van de gemeente Hellevoetsluis valt binnen het invloedsgebied van een of meerdere risicobronnen. Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten in dit gebied de verantwoordingsplicht van het groepsrisico ingevuld zal moeten worden. Van deze risico-bronnen vragen voornamelijk het LPG-tankstation, Camping De Quack en Citta Romana en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg de aandacht.

4 Omgang met het groepsrisico

De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, met uitzondering van het gebied binnen de 10-6-contour van het plaatsgebonden risico.

 

Wel bestaat voor de gemeente, bij het vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen en bij het beoordelen van aanvragen om milieubeheervergunningen, de wettelijke verantwoordingsplicht.

 

De verantwoordingsplicht is afwegingsinstrumentarium dat is ontworpen voor de vigerende externe veiligheidswetgeving. Onder de Omgevingswet is geen sprake meer van een expliciete verantwoordingsplicht maar moeten bij een verandering van het omgevingsplan of een vergunning aanvraag voor een risicovol bedrijf wel de diverse onderdelen van de omgevingsveiligheid worden overwogen.

 

4.1 Verantwoordingsplicht, vigerende wetgeving

De verantwoordingsplicht is op basis van de thans vigerende wetgeving van toepassing voor ruimtelijke plannen binnen een invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Een belangrijk ijkpunt voor de verantwoordingsplicht is de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico kan bij een toename van het aantal personen (of een toename in het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg) binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit toenemen en dichterbij of zelfs de oriëntatiewaarde overschrijden.

 

Ten aanzien van risicovolle bedrijven is in het Bevi expliciet voorgeschreven hoe het groepsrisico dient te worden verantwoord. Voor de wegen en hogedruk aardgastransportleidingen is respectievelijk in het Besluit externe veiligheid transportroutes een Besluit externe veiligheid buisleidingen aangegeven wanneer de verantwoordingsplicht van toepassing is.

 

De verantwoordingsplicht geldt voor het invloedsgebied waarbinnen 1% van de bevolking nog dodelijk getroffen kan worden, dan wel wettelijk vastgestelde afstanden. Niet in alle delen van de gemeente is een vergaande invulling van de verantwoordingsplicht noodzakelijk.

 

Uit de opgebouwde uitvoeringspraktijk en risico-inzichten is gebleken dat verderaf van risico-bronnen kan worden volstaan met algemeen geldende wettelijke eisen (het Bouwbesluit, de Brandbeveiligingsverordening) en de standaard aanpak vanuit de rampenbestrijding (Denk Vooruit). Dichterbij de risicobronnen is een meer expliciete afweging en aanvullend beschermingskader nodig. Deze afweging is het meest intensief bij ruimtelijke plannen op korte afstand van de risicobronnen.

 

Uitgangspunt oriëntatiewaarde

De gemeente hanteert als uitgangspunt dat de risico’s zo laag en beheersbaar mogelijk moeten zijn/worden gemaakt (toepassing van best beschikbare technieken (BBT)). De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is niet leidend bij de bepaling van de toelaatbaarheid van een (ruimtelijke) ontwikkeling, het is nadrukkelijk een streefwaarde. In de verantwoording van het groepsrisico ligt de nadruk op een integrale weging van wat is/kan worden bereikt in de vier schakels uit de Veiligheidsketen en de omvang van de restrisico’ s (zie figuur 4.1).

 

Figuur 4.1 Veiligheidsketen

 

De gemeente Hellevoetsluis sluit aan bij de principes van het Beleidskader groepsrisico en past de verantwoordingsplicht groepsrisico toe bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen binnen invloedsgebieden. Daarnaast wordt de verantwoordingsplicht, conform het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' toegepast bij de verlening van (milieu)vergunningen.

 

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. De zelfredzaamheid is vaak het laagst op plaatsen waar oudere mensen, kinderen, gehandicapten en/of hoge gebouwen zich bevinden. Per situatie dient beschouwd te worden hoe de zelfredzaamheid ter plaatse is.

 

4.2 Verantwoording groepsrisico inrichtingen

Binnen de gemeente Hellevoetsluis zijn vier Bevi-bedrijven aanwezig: twee propaantanks, Farm Frites en een LPG-tankstation.

 

Het LPG-tankstation ligt op een bedrijventerrein en de propaantanks > 13 m3 liggen op campings. Bij Farm Frites is een ammoniakkoeling aanwezig.

 

Planologisch kader maatscenario explosie (LPG-tankstations en propaantanks > 13 m3

Maatgevend scenario

Explosie: BLEVE (binnen invloedsgebied van brandbare gassen, zoals LPG en propaan geldt een zeer kleine overlevingskans; maatregelen tegen BLEVE hebben nauwelijks effect)

Functie

  • Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein)

  • Beperken/uitsluiten: functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)

Inrichting

  • Hoogbouw met hoge personendichtheid zoveel mogelijk beperken (zowel het aantal gebouwen als het aantal bouwlagen) en zo ver mogelijk van de inrichting af projecteren.

  • Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de inrichting af (risicoluwe zijde) situeren.

  • Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (inrichting) af gericht zijn.

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)

  • Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit.

Verantwoording groepsrisico

Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

Tabel 4.1 Planologisch kader LPG-tankstations en propaantanks > 13 m3

 

Beleidskader verantwoording inrichtingen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vraagt de verantwoordingsplicht om maatwerk en moet nader advies opgevraagd worden bij de DCMR en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

 

4.3 Verantwoording groepsrisico langs transportassen

Op basis van de gebleken beperkte risico’s als gevolg van transport over de lokale wegen kan het afwegingskader rondom de lokale wegen vereenvoudigd worden toegepast.

 

In relatie tot de verantwoording van het groepsrisico is een matrix gemaakt waarbij verschillende gradaties van de verantwoording van ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van de N57 gelden (voor de Nieuweweg en de Provincialeweg zijn alleen zone I en II van toepassing).

In tabel 4.2 is de matrix met verschillende gradaties binnen de verantwoording van het groepsrisico weergegeven. Voor de hogedruk aardgastransportleiding is deze zonering niet van toepassing en zal per plan binnen het invloedsgebied van 70 respectievelijk 140 meter verantwoording over het groepsrisico plaats dienen te vinden.

 

Zone

Grootte (v.a. rand v/d weg)

Omschrijving

1

0-30 meter

Zone waarbinnen geen (zeer) kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden of slechts onder zeer strikte voorwaarden. Deze zone hangt samen met het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen op basis van F1.5)

2

30-200 meter

Zone waarbinnen geen grootschalige kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden (grote kantoren, > 50 woningen, etc.). Deze zone hangt samen met het invloedsgebied van brandbare gassen (BLEVE).

3

>200 meter

Zone waarbinnen geen beperkingen gelden voor het ruimtegebruik.

Tabel 4.2 Matrix met zone-indeling voor de verantwoording van het groepsrisico bij de transportaders

 

Zone 1: 0 - 30 meter

In zone 1 ligt de nadruk op het treffen van bron- en overdracht maatregelen om de omvang van een calamiteit met gevaarlijke stoffen en de effecten voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken. Wanneer deze maatregelen optimaal geborgd zijn, komt dit direct ten goede aan de ontwikkelingsruimte in de omgeving.

Eventuele (zeer) kwetsbare objecten kunnen daar alleen met een adequate toelichting

gevestigd worden. Tevens dient de gemeente te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de "Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid VRR". Dit dient ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afdeling risicobeheersing van de VRR, Brandpreventie team Zuid.

Daarnaast is er sprake van het opplussen van de direct beschikbare capaciteit of faciliteiten, indien functies en risico's minder goed met elkaar verenigbaar zijn.

 

Maatgevend Scenario

Plasbrand-zone en eventuele verbreding weg door RWS.

Bleve en blootstelling aan giftige gassen.

Functie

  • Geen kwetsbare objecten

  • Beperkt kwetsbare objecten slechts onder zeer strikte voorwaarden (m.n. t.a.v. hulpverlening en zelfredzaamheid)

Inrichting

  • Goede verkeerskundige ontsluiting voor hulpdiensten

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route afhankelijk van windrichting)

  • Opvangen/afvoersloten brandbare vloeistoffen

  • Barriérewerking geluidschermen verminderen

  • Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de transportroute af (risicoluwe zijde) situeren.

  • Minimaal 2 vluchtrouten en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van bron (transportroute) af gericht zijn.

Verantwoording groepsrisico

Maatwerknoodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

Tabel 4.3 Uitgangspunten planologisch kader zone 0 - 30 meter

 

Beleidskader verantwoording groepsrisico zone 1

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vraagt de verantwoordingsplicht om maatwerk en moet nader advies opgevraagd worden bij de DCMR en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

 

Zone 2: 30 – 200 meter

In zone 2 geldt het beperken van grote aantallen aanwezige personen dicht bij de transport-aders, het toepassen van maatregelen bij geprojecteerde kwetsbare objecten tegen de effecten van toxische gaswolken en de gevolgen van een BLEVE, welke op een grotere afstand ontstaat.

 

Daar waar het zeer lastig is bouwkundige maatregelen te treffen tegen de effecten van een BLEVE, welke op korte afstand ontstaat, is het van belang voldoende aandacht te schenken aan risicocommunicatie.

 

Tabel 4.4 Uitgangspunten planologisch kader zone 30 – 200 meter

Afstand

30 – 250 Meter

Maatgevend Scenario

BLEVE (binnen invloedsgebied van brandbare gassen geldt een zeer kleine overlevingskans; maatregelen tegen BLEVE hebben nauwelijks effect)

Blootstelling aan giftige gassen.

Functie

  • Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid e/o lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein)

  • Beperken/uitsluiten: functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf)

Inrichting

  • Hoogbouw met hoge personendichtheid zoveel mogelijk beperken (zowel het aantal gebouwen als het aantal bouwlagen) en zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren.

  • Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid)

  • Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de transportroute af (risicoluwe zijde) situeren.

  • Minimaal 2 vluchtrouten en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van bron (transportroute) af gericht zijn.

Maatregelen

  • Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer

  • Verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting)

  • Centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten (niet ruimtelijk te regelen, maar via privaatrechtelijke overeenkomsten).

  • Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit. Het verdient aanbeveling om dit gebiedsgericht op te pakken bijvoorbeeld in de vorm van parkmanagement

Verantwoording groepsrisico

Maatwerk noodzakelijk, met in acht neming van bovengenoemd planologisch kader

 

Beleidskader verantwoording groepsrisico zone 2

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vraagt de verantwoordingsplicht om maatwerk en moet nader advies opgevraagd worden bij de DCMR en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

 

Zone 3: Afstand groter dan 200 meter

In deze zone gelden in principe geen beperkende maatregelen met betrekking tot functies en inrichting. Dit heeft te maken met het karakter van een toxisch gas, waarvan het effect signifcant afneemt naarmate de afstand groter wordt. Met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico voor zone III is een standaard beleidskader ontwikkeld, dat in de volgende tekstbox is weergegeven.

 

Tabel 4.5 Uitgangspunten planologisch kader zone groter dan 250 meter

Afstand

200 – 625 Meter

Maatgevend Scenario

Mogelijk toxisch vloeistof/gas

Functie

  • In principe geen beperkingen

Inrichting

  • In principe geen beperkingen

Maatregelen

In principe geen beperkende maatregelen, wel aansluiten bij de "Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid VRR".

Bij extra kwetsbare objecten (zorgfuncties, scholen) denken aan centrale afsluiting luchtcirculatiesystemen en aandacht besteden aan de snelheid en efficiëntie bij alarmering

 

4.4 Overige aandachtspunten verantwoording groepsrisico

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op aandachtspunten bij de verantwoording van het groepsrisico. Deze aandachtspunten gelden voor de ontwikkelingen waar maatwerk voor nodig is en een standaard beleidskader niet volstaat. Voor zone 3 langs transportassen hoeft de verantwoordingsplicht niet nader bekeken te worden, in de andere gevallen wel.

Risicocommunicatie heeft een aparte paragraaf toegewezen gekregen, maar vormt een wezenlijk onderdeel van de verantwoordingsplicht en dus moeten ook de aandachtspunten daar genoemd, meegenomen worden.

 

Standaard beleidskader verantwoording groepsrisico zone 3

 

Dit beleidskader kan gebruikt worden voor de verantwoording van het groepsrisico in zone 3. Belangrijke voorwaarde is dat van overige risicobronnen afkomstige plaatsgebonden risicocontouren of 1% letaliteitgrens niet over het plangebied liggen. Binnen zone III is blootstelling aan toxisch gas het bepalende scenario. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende kader:

 

Ontwikkeling groepsrisico

Indien een ruimtelijk plan in zone 3 tot toename van de personendichtheid leidt, betekent dat het groepsrisico niet significant zal toenemen, vanwege:

  • de afstand tot de plaats van het mogelijke incident;

  • de aard van incident (blootstelling aan toxisch gas);

  • de zeer geringe hoeveelheid getransporteerde toxische vloeistoffen.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico door maatregelen bij de risicobron zijn beschreven in de Beleidsvisie externe veiligheid inrichtingen.

 

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen zone 3 geen item, vanwege het gegeven dat de

  • toename van de personendichtheid geen significant effect op het groepsrisico heeft;

  • kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden bijzonder klein is.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Binnen zone 3 speelt het bestrijdbaarheidsvraagstuk niet. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van zone 3. Ten aanzien van de algemene mogelijkheden van de hulpverlening (waar bestrijdbaarheid een onderdeel van uit maakt) wordt verwezen naar desbetreffende onderdelen van de visie externe veiligheid.

 

4.4.1 Bluswatervoorziening

Voor het bepalen van de juiste bluswatervoorzieningen zal per concrete situatie afstemming met de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

4.4.2 Zelfredzaamheid

Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is gezien de verschillende effectscenario's, zijn de fysieke eigenschappen van bewoners, bezoekers, gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Het verdient aanbeveling om ruimtelijke ontwikkelingen, welke binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten gesitueerd te worden, vrij te waren van minder zelfredzame personen zoals ouderen, invaliden, kinderen of geestelijk gehandicapten.

4.4.3 Ontvluchten van een gebied

Bij de inrichting van het plangebied is het van belang zorg te dragen voor goede ontvluchting-mogelijkheden. Vluchtroutes dienen zoveel mogelijk personen direct van de calamiteit weg te leiden. Het verdient aanbeveling in ieder geval één ontsluitingsroute van de risicovolle activiteit af te situeren. Tevens moet de brandweer het gebied gemakkelijk kunnen bereiken, zonder dat belemmeringen optreden als gevolg van vluchtende mensen in auto's.

4.4.4 Standaard tekst ruimtelijke onderbouwing bij geen risico

De tekst, zoals weergegeven in de onderstaande tekstbox kan gebruikt worden bij alle bestemmingsplannen, bestemmingsplanwijzigingen en projectbesluiten voor gebieden die niet binnen het invloedsgebied van één van de risicovolle activiteiten, zoals in bijlage 1 zijn weergegeven, vallen.

 

Uit de reeds uitgevoerde inventarisatie in de beleidsvisie externe veiligheid Hellevoetsluis blijkt dat in de nabijheid van het voorliggende plan geen risicovolle activiteiten zijn gesitueerd, waarvan de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied over het plangebied heen vallen. Hieruit volgt dat externe veiligheid geen beperkingen uitoefent op het thans voorliggende plan.

 

4.4.5 Risicocommunicatie

Bij iedere risicosituatie moeten de burgers op adequate wijze geïnformeerd worden over de risico’s. Goede communicatie vergroot de zelfredzaamheid van de burgers. Met behulp van de juiste informatie zullen zij beter voorbereid zijn op mogelijke rampen en zullen zichzelf beter in veiligheid kunnen brengen indien zich een dergelijk scenario zich voordoet. De burgers moeten inzicht krijgen in de mogelijke risico’s èn in de maatregelen die zij van het bestuur en de hulpverleningsdiensten kunnen verwachten mocht zich een scenario voordoen. De huidige risico-kaart en op termijn de risico informatie zoals onder de Omgevingswet geboden gaat worden, zijn hier hulpmiddelen bij.

 

4.5 Specifieke actiepunten

In deze beleidsvisie zijn uitgangspunten en acties gegeven om het landelijke en gemeentelijke externe veiligheidsbeleid te implementeren. Relevant hierbij is dat de gemeente het beleid zal voeren in samenspraak met de Veiligheidsregio en DCMR, maar ook met de beheerders van risicobronnen en, niet in de laatste plaats, de inwoners van de gemeente.

 

Om het externe veiligheidsvisie binnen de gemeente te continueren is een aantal specifieke actiepunten relevant:

  • Het onderhouden van de gemeentelijke signaleringskaart.

  • Het voeren van risicocommunicatie, dit in afstemming met de Veiligheidsregio.

Na de gemeentelijke fusie keuzes maken omtrent het aanwijzen van voorschriftengebieden, zoals bedoeld in de Omgevingswet.

 

Bijlage 1: Enkele begrippen

 

Effecten

Effecten zijn de gevolgen die zich kunnen voordoen door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor de gevaarlijke stoffen zijn afstanden vast te stellen waarbinnen de effecten zich kunnen manifesteren. De effectbenadering is relevant voor hulpdiensten en de bestrijding van de effecten van een calamiteit. Bij de effectbenadering wordt vooral gekeken naar het daadwerkelijke optreden van het effect en minder naar de kans op dat effect. De kans speelt echter op de achtergrond nog wel een duidelijke rol.

 

Risico

Het risico is de kans dat een effect zich voordoet. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes en Besluit externe veiligheid buisleidingen hebben de normering gebaseerd op risico.

 

Kwetsbaar object

De definitie van ‘kwetsbaar object’ zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen luidt:

 

  • I.

    kwetsbaar object:

    • a.

      woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;

    • b.

      gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

      • 1°.

        ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

      • 2°.

        scholen, of

      • 3°.

        gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

    • c.

      gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:

      • 1°.

        kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of

      • 2°.

        complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

    • d.

      kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

  • II.

    Beperkt kwetsbaar object:

    • a.

      1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en

      2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

    • b.

      kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

    • c.

      hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

    • d.

      winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

    • e.

      sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;

    • f.

      kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen;

    • g.

      bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen;

    • h.

      objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

    • i.

      objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

 

Wettelijk kader

Voor de omgang met externe veiligheid bestaat een uitgebreid wettelijk kader. Onder meer de volgende wet- en regelgeving is van toepassing:

  • Wet milieubeheer (Wm)

  • Wet ruimtelijke ordening (Wro)

  • Wet vervoer gevaarlijke stoffen

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

  • Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

  • Besluit risico's zware ongevallen (2015)

  • Vuurwerkbesluit (2016)

  • Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS)

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

  • Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035

  • Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Normeringen zijn in de volgende circulaires opgenomen:

  • Circulaire effectafstanden LPG tankstations

  • Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations

Daarnaast is sprake van richtlijnen, convenanten enz.

 

Voor zover binnen de beleidsvisie wordt gesproken van wetgeving wordt hiermee zowel wet-ten, uitvoeringsbesluiten en circulaires bedoeld. Waar relevant is dit gespecificeerd.

 

Met de Omgevingswet worden veel van de bovenstaande wetten samengevoegd.

 

Bijlage 2: Signaleringskaarten

 

 

 

Bijlage 3: Informatie verstrekt door DCMR

 

Informatie zoals door DCMR verstrekt per mail van 24 maart 2021

 

Farm Frites

Bij DCMR bekend onder nr. 307869, Molendijk 108

 

Plaatsgebonden risico: Dit is de PR10-6 contour uit de EV-Signaleringskaart (PR10-6/veiligheidsafstanden, https://nl.ev-signaleringskaart.nl/geoserver/quickscans/wfs).

 

Categoriale inrichting:

Gegevens installatie

1a Koeltunnel, bouwjaar 1994, vulgewicht 2.900 kg Ammoniak, bedrijfstemperatuur -5 C

1b Koeltunnel (PRE-KT)

Bouwjaar 1994, vulgewicht: 1.300 kg. ammoniak, bedrijfstemp.: – 5C.

2 Vriestunnel (VT-KT)

Bouwjaar 1994; vulgewicht: 7.500 kg. ammoniak, bedrijfstemp.; – 21C.

3 Vrieshuis (VT-KT)

Bouwjaar 1994, vulgewicht: 3.600 kg. ammoniak, bedrijfstemp. – 21C.

De installaties zijn geclassificeerd als type 2 en staan in één machinekamer opgesteld. De vriestunnel heeft ca. 4 meter ammoniak voerende leidingen van en naar de verdampers bevinden zich in de buitenlucht. De grootste diameter is Ø

DIN 65. In 2016 worden alle installaties herkeurd. Een verklaring van herkeuring van de respectievelijke installaties maakt als bijlage deel uit van deze aanvraag.

PR 10-6

Machinekamer: 105m

Vloeistofleiding naar verdamper: 100m

 

Conform tabel 7 en 6 Revi.

Installatie A is 7.500kg met -21C

Installatie B is 3600 kg met -21 C

dus de voor installatie A geldende afstand uit tabel 6 vermeerderen met 20m (conform tabel 7).

 

Uitgegaan dat alle installaties een diameter hebben van DN65 (conform bijlage van Farmrites over de ammoniakkoelinstallatie). Opstellingstype 2

Invloedsgebied

Geen invloedsgebied aanwezig conform bijlage 2 Revi (opstelling 2)

Andere activiteiten

Opslag van gevaarlijke stoffen staat niet weergeven. Volgens de aanvraag is het minder dan 10 ton aan opslag per locatie. In RRGS invoeren als 'Opslag Verpakte gevaarlijke stoffen', valt niet onder Bevi

 

 

Aardgasdistributiestations

 

Bij DCMR bekend onder nr. 316242 N.V. Nederlandse Gasunie GDMR (GOS 3421-W0380) Ontvangstation, Noorddijk 1;

  • Capaciteit: een maximale druk van 40 bar en een doorvoercapaciteit van 28.000 m3 /h (bron: verslag 98290348)

  • Plaatsgebonden risico: Dit is de PR10-6 contour uit de EV-Signaleringskaart (PR10-6/veiligheidsafstanden).

  • Omvang aandachtsgebieden: hiervoor zijn geen berekende aandachtsgebieden beschikbaar. Vaste afstanden cf BAL/bkl.

Bij DCMR bekend onder nr. 315106 Gasdrukmeet- en regelstation (9503), Ruigendijk 1;

  • Capaciteit: maximale druk van 40 bar en een doorvoercapaciteit van 8.000 m3 /h (bron: verslag 98324995)

  • Plaatsgebonden risico: Dit is de PR10-6 contour uit de EV-Signaleringskaart (PR10-6/veiligheidsafstanden).

  • Omvang aandachtsgebieden: hiervoor zijn geen berekende aandachtsgebieden beschikbaar. Vaste afstanden cf BAL/bkl.

Vuurwerkhellevoetsluis.nl

Bij DCMR bekend onder nr. 421515, Rijksstraatweg 41,

Meldingsplichtig < 10.000kg

 

Bufferbewaarplaats met hoeveelheid tussen 1000 – 2000 kg, ; x,y midden deur: 68584,028;428385,277

Bewaarplaats met opp. deur < 4m2; x,y midden deur: 68580,324;428388,055

Afstanden conform Vuurwerkbesluit.

 

Citta Romana

Bij DCMR bekend onder nr. 402745, Parkweg 1

 

Plaatsgebonden risico: Dit is de PR10-6 contour uit de EV-Signaleringskaart (PR10-6/veiligheidsafstanden).

Invloedsgebied van ca 300 meter (Blevi afstand van propaan voor 40m3 tank)

 

Op verzoek van de gemeente Hellevoetsluis heeft DCMR de beleidsvisies, waaronder de be-leidsvisie externe veiligheid gecontroleerd. De onderstaande tekstblokken geven de weergave van de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten:

 

 

Antea Group merkt op dat sinds het opleveren van het eindconcept, inderdaad de discussie wordt gevoerd of bij het basisnet een gifwolkaandachtsgebied moet worden ingevoerd. Ten tijde van het definitief maken van de beleidsvisie, juli 2021, was nog niet definitief dat basis-netwegen een dergelijk aandachtsgebied krijgen.


1

Zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

2

Nadere info van DCMR, zie bijlage 3.

3

Zie tabel A.7 van bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving voor een specificatie per type tank.

4

Ten tijde van het opstellen van dit document was dit nog een indicatieve afstand.

5

In het basisnet worden risicoplafonds gegeven voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico.