Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Nota beleid cultureel Erfgoed Haarlemmermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota beleid cultureel Erfgoed Haarlemmermeer
CiteertitelNota beleid cultureel Erfgoed Haarlemmermeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-10-2022nieuwe regeling

02-01-2019

gmb-2022-466382

20100049739

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota beleid cultureel Erfgoed Haarlemmermeer

1. Inleiding

Anno 2010 is onze polder pas 158 jaar geleden leeggepompt en daarmee jong. In vakjargon wordt Haarlemmermeer ook wel beschreven als een jong droogmakerijen-landschap. Toch is Haarlemmermeer cultuurhistorisch waardevol. De droogmaking, de eerste in Nederland met drie door stoom aangedreven gemalen, leidde tot een bijbehorend verkavelingspatroon met Ringdijk, Ringvaart en wegen die gezamenlijk nadrukkelijk het ritme van onze gemeente bepalen.

 

De afgelopen dertig jaar richtte onze gemeente zich op het behoud van de karakteristieke bebouwde omgeving. De gemeente stelde een gemeentelijke monumentenlijst op, wees een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht aan en zorgde er met een conserverend beleid voor dat het overgrote deel van onze gebouwde monumenten er goed bijstaat. De komende periode wil de gemeente haar blik verruimen naar archeologie en cultuurlandschap, twee beleidsvelden die samen met de zorg voor gebouwde monumenten ons nieuwe erfgoedbeleid gaan bepalen.

 

Juist in onze snel groeiende gemeente zoeken burgers naar de identiteit van hun leefomgeving, de genius loci. Door meer nog dan in het verleden aandacht te besteden aan alles wat in Haarlemmermeer op dit gebied in 158 jaar tot stand is gebracht, willen wij als gemeente de kwaliteit van de woonomgeving voor de bewoners vergroten. De eind 2009 vastgestelde Visie op de Geniedijk (RV 2009/14576) past in dat streven.

 

Maar ook nieuwere ontwikkelingen die destijds met argusogen bekeken werden, beginnen met het verstrijken van de tijd cultuurhistorisch interessant te worden. Naarmate we de 21e eeuw verder betreden, ontstaat er meer aandacht voor het cultureel erfgoed van de 20e eeuw. Een periode waarin Haarlemmermeer een enorme sprong maakte van kleine agrarische gemeenschap naar suburbaan dienstencentrum.

 

Het landschap van onze jonge droogmakerij staat echter ook onder grote druk door nieuwe, ambitieuze ruimtelijke plannen als de ontwikkeling van woningen en waterberging in de Westflank, aanleg van Park21, realisering van het logistieke knooppunt Amsterdam Connecting Trade en inrichting van het PrimAviera glastuinbouw-gebied. Deze initiatieven zetten herkenbaarheid en beleefbaarheid van verkavelings-patroon en bebouwing onder druk. In de komende periode wil de gemeente dan ook zoeken naar een symbiose tussen behoud van identiteit en het mogelijk maken van de ruimtelijke ontwikkelingen. Onze gemeente streeft daarbij net als rijk en provincie naar behoud door ontwikkeling1: het inzetten van waardevol cultureel erfgoed om de ruimtelijke ontwikkelingen een extra kwaliteitsimpuls te geven.

 

Cultureel erfgoed is ook landelijk gezien een actueel onderwerp. Zo nam de rijks-overheid het initiatief voor oprichting van een Nationaal Historisch Museum in Arnhem, wordt erfgoededucatie verder geprofessionaliseerd en voegde men 100 monumenten uit de wederopbouwperiode toe aan de rijksmonumentenlijst. Tevens is Het Nationaal Historisch Museum onlangs een nieuwe activiteit gestart: ‘Plaatsen in Nederland’ en zal zij elk jaar een serie historische locaties op fysieke en digitale wijze ontsluiten, gekoppeld aan promotionele en educatieve activiteiten. Centraal staan de gebeurtenis, de plek en de historische context. Geleidelijk ontstaat zo een groot netwerk van 'plaatsen van herinnering', verspreid over heel Nederland en delen van het buitenland. Het project start in het voorjaar van 2011 op 45 locaties, waaronder De Cruquius in Haarlemmermeer. In het kader van Citymarketing bij uitstek een goed project om actief bij aan te sluiten en te laten zien welke historische ‘juwelen’ Haarlemmermeer te bieden heeft.

 

Hiernaast werkt de rijksoverheid aan een voorstel om het stelsel van de Monumenten-zorg te Moderniseren, de zogeheten Modernisering Monumentenzorg en voerde de rijksoverheid enige tijd geleden de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in. Bij het nieuwe rijksbeleid ligt de nadruk op bescherming van cultuurhistorische waarden via de ruimtelijke ordening.

 

1.1 Waarom nieuw beleid?

In ons collegeprogramma Kwaliteit door Keuzes geven wij aan te streven naar versterking van de culturele en economische aantrekkingskracht van Haarlemmermeer. Met deze nota willen we die doelstelling vormgeven op het gebied van erfgoed. Een nota erfgoedbeleid biedt een uitgesproken kans meer helderheid en continuïteit aan te brengen in de toekomstige zorg voor erfgoed dat de gemeente rijk is. Met het ontwikkelen van erfgoedbeleid willen wij bereiken dat duidelijk is welk belang de gemeente Haarlemmermeer hecht aan behoud van het cultureel erfgoed en op welke wijze zij wil vormgeven aan het realiseren hiervan. Het draagt bijvoorbeeld bij aan de profilering van Haarlemmermeer naar buiten toe. En speelt daarom ook in het kader van citymarketing een versterkende en onmisbare rol in de positionering van deze gemeente.

 

Naast inhoudelijke overwegingen is een erfgoednota ook vanwege wettelijke verplichtingen van belang. Zo schrijft de onlangs van kracht geworden Wet op de Archeologische Monumentenzorg voor dat gemeenten passend beleid dienen te formuleren om het bodemarchief waar nodig te kunnen beschermen. Verder hebben de onlangs ingevoerde Wet op de Beperking van de Adviesplicht en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht tot gevolg dat de gemeentelijke verordening en beleid op het gebied van gebouwde monumenten en archeologie aangepast dienen te worden aan de nieuwe regelgeving. Ook de komende wijzigingen van het rijksbeleid, zoals neergelegd in de nota Modernisering Monumentenzorg, zullen wij in ons gemeentelijk beleid verwerken. Dit om antwoorden te vinden op actuele vragen over de beheersbaarheid van het monumentenbestand, de zorg voor kwaliteit en financiering, en de betekenis van monumentenzorg binnen ruimtelijke ordening.

 

1.2 Cultureel Erfgoed

Cultureel erfgoed is een breed begrip. Het is daarom van belang dat wij aangeven wat we in deze nota precies verstaan onder cultureel erfgoed. Algemeen wordt cultureel erfgoed als volgt omschreven:

 

  • De sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn. Deze sporen kunnen uit materieel erfgoed bestaan. In de vorm van voorwerpen in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen. Maar de sporen kunnen ook bestaan uit immaterieel erfgoed. In de gedaante van verhalen, gewoonten en gebruiken.

 

 

Zoals uit de inleiding al blijkt ligt in deze nota het zwaartepunt op de omgang met het materieel erfgoed binnen onze gemeente. Dit omdat de gemeente bij de zorg voor tastbare zaken vaak een directe, wettelijke verantwoordelijkheid heeft. Hoewel de focus minder op immaterieel erfgoed ligt, wil dit niet zeggen dat wij hier geen belang aan hechten. Wij zijn van mening dat verhalen en gebruiken van Haarlemmermeerders een wezenlijk onderdeel uitmaken van het cultureel erfgoed. Maar behoud en bekendmaking van dergelijke immateriële zaken ligt in de ogen van de gemeente met name bij de musea, historische stichtingen en andere instellingen die zich actief met erfgoed binnen Haarlemmermeer bezighouden.

 

Verder is hier van belang op te merken dat gezien de integrale benadering van de nota er ook terreinen betrokken zijn waarvoor zelfstandig beleid bestaat. De nu voorliggende nota erfgoedbeleid heeft niet de ambitie het beleid op deze terreinen te herschrijven, maar om het beleid dat cultureel erfgoed betreft overzichtelijk samen te brengen. De velden Musea en Archieven zijn twee van dergelijke, zelfstandige beleidsterreinen. In dit document zullen we hier dan ook slechts kort aandacht aan besteden.

 

In de nota ligt de nadruk op de gebieden van materieel erfgoed waarvoor nog geen beleid bestaat, of waarvoor vanwege wettelijke verplichtingen aanpassingen noodzakelijk zijn. Het gaat hier om drie terreinen: cultuurlandschappen, archeologie, en gebouwde monumenten. De gemeente had tot op heden alleen beleid op het gebied van gebouwde monumenten in de vorm van een monumenten- en subsidieverordening. Een beleidsnota op het gebeid van monumentenzorg, cultuurlandschappen en archeologie ontbrak. De definitie van erfgoed zoals gehanteerd in deze nota ziet er dan ook als volgt uit:

 

 

1.3 Cultuurlandschap, Archeologie en Monumentenzorg

De relevantie voor het samenbrengen van de drie velden wordt duidelijk uit de relatie die ze met elkaar hebben bij bijvoorbeeld de Stelling van Amsterdam. De stelling is een verdedigingsring uit de periode 1880-1914 die Haarlemmermeer van Rijsenhout tot Vijfhuizen diagonaal doorsnijdt. De stelling zelf, de benodigde waterstaatkundige werken om het land onder water te kunnen laten lopen, en de Geniedijk zijn belangrijke cultuurlandschappelijke ingrepen die mede het historische landschap van Haarlemmermeer bepalen. De Stelling is daarnaast ook archeologisch gezien van waarde. Verder staan er verspreid over de stelling allerlei forten en andere vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessante bebouwing die via (provinciale) monumentenzorg beschermd wordt, of aanbeveling verdient om in de toekomst beschermd te gaan worden.

 

Cultuurlandschap

De historische geografie bestudeert cultuurlandschappelijke elementen. Onder cultuurlandschap vallen zaken die de mens in het verleden in het landschap creëerde en die het karakter van een bepaald gebied bepalen. Juist in onze gemeente is zichtbaar hoezeer alles door mensenhanden is ontworpen en aangelegd, er is dan ook nadrukkelijk sprake van cultuurlandschap.

 

Bepalende elementen van het cultuurlandschap binnen de gemeentegrenzen zijn het eerder genoemde verkavelingspatroon, met bijbehorende Ringdijk, Ringvaart, Hoofd-vaart, parallel en dwarstochten zoals dat is ontworpen door de negentiende eeuwse landinrichters. Verder kunt u denken aan de 500 el bomen. De bomen die oorspronkelijk de originele kavels markeerden, en een schaduwrijke plek vormden voor lunchende landarbeiders. Andere belangwekkende cultuurlandschappelijke elementen zijn bijvoorbeeld de eendenkooi met afpalingsrecht2 uit circa 1600, het 'oude land', en de bosgordel van de Cruquiushoeve.

 

Bescherming van cultuurlandschappen kan geregeld worden met het landelijke en provinciale instrument ‘Beschermd Landschapsgezicht’. In Haarlemmermeer bevinden zich geen beschermde landschapsgezichten. Een andere, meer gebruikelijke manier om behoud van cultuurlandschappen mogelijk te maken, is opname van de cultuur-landschappelijke waarden in het bestemmingsplan.

 

Archeologie

Archeologie is de studie naar menselijk handelen in het verleden aan de hand van materiële cultuur die is achtergelaten in de bodem. Bij materiële cultuur kunt u denken aan potscherven die ons iets kunnen vertellen over vroegere handelscontacten. Of de Romeinse schat van ruim 12.000 munten die in 1920 in Haarlemmermeer werd gevonden tijdens het ploegen.

 

Sinds het Verdrag van Malta (1992) en de herziene Monumentenwet van 1988 is de zorg voor archeologische resten met name verweven met de instrumenten die bij ruimtelijke ontwikkelingen ingezet worden. Uitgangspunt is om de resten zoveel mogelijk te bewaren op de plaats van aantreffen, meestal in de bodem (in vakjargon 'in situ'). Pas als het niet mogelijk blijkt om archeologisch waardevolle zaken ongemoeid te laten, worden de resten opgegraven. Uitgangspunt is hierbij dat ‘De verstoorder betaalt’.

 

In de archeologie wordt onderscheid gemaakt tussen te verwachten en al bekende vindplaatsen. De verwachtingen over de aanwezigheid van interessante bewonings-resten, of andere archeologisch belangwekkende sporen worden gebaseerd op de aard van het landschap, oude kaarten, en de resultaten van archeologisch onderzoek in de omgeving en op vergelijkbare plaatsen. Informatie over de te verwachten en al bekende vindplaatsen is opgeslagen in een landelijke database, het Archeologisch Informatie-systeem.

 

Door het toekennen van een cijfer aan verschillende kwaliteiten van de vindplaats3, wordt aan de plek zo objectief mogelijk een waarde toegekend. Als een vindplaats door zijn fysieke of inhoudelijke kwaliteit hoog scoort, kan deze op verschillende manieren beschermd worden. Zowel de gemeente, de provincie, als het Rijk kunnen archeologische vindplaatsen beschermen.

 

In Haarlemmermeer bevinden zich op dit moment geen beschermde archeologische vindplaatsen. Gekeken naar de bodemopbouw van onze gemeente zijn er archeologische sporen te verwachten uit de Nieuwe Steentijd (5300 – 2000 voor Chr.), de Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.) en de Nieuwe Tijd (1500 – heden). Op grote diepte (minimaal 8 meter onder het maaiveld) zijn mogelijk sporen uit het Paleolithicum (300000 – 8800 voor Chr.) en Mesolithicum (8800 – 4900 voor Chr.) aanwezig.

 

Monumentenzorg

Monumentenzorg richt zich op de gebouwde monumenten en hun omgeving. Waardevolle panden en objecten worden door de Monumentenwet 1988 beschermd tegen verval en ingrijpende wijzigingen. In Nederland zijn er vier typen monumenten: rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten en beschermde stads- of dorpsgezichten (rijks, provinciaal en gemeentelijk). Al deze typen monumenten vallen onder de Monumentenwet van 1988.

 

Rijksmonumenten

Een bouwwerk is een rijksmonument als het minimaal 50 jaar oud en van nationaal belang is door de cultuurhistorische waarde en schoonheid. Nederland telt ongeveer 55.000 rijksmonumenten die door de Rijksoverheid beschermd worden. De gemeente Haarlemmermeer heeft in totaal 16 rijksmonumenten, waarvan stoomgemaal de Cruquius waarschijnlijk het meest tot de verbeelding spreekt. Sommige rijks-monumenten komen in aanmerking voor subsidiëring door het rijk.

 

Provinciale monumenten

Haarlemmermeer beschikt over één monument dat op de provinciale monumentenlijst staat: de Stelling van Amsterdam met zijn forten, batterijen, en Geniedijk. Vanwege het unieke karakter van de Stelling en tamelijk ongeschonden fysieke toestand staat de Stelling sinds 1996 ook op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Provinciale monumenten komen verder alleen voor in de provincies Noord- Holland, Drenthe en Limburg. Bepaalde onderdelen van de Stelling komen voor subsidiering in aanmerking.

 

Gemeentelijke monumenten

Binnen het juridisch kader van de monumentenwet 1988 is er de mogelijkheid voor gemeenten om op basis van een gemeentelijke monumentenverordening bouwwerken die van plaatselijk belang zijn als gemeentelijk monument te beschermen. In tegenstelling tot de rijksoverheid hanteert de gemeente Haarlemmermeer bij aanwijzing van gemeentelijk monumenten geen leeftijdsgrens van vijftig jaar. Ook jongere objecten kunnen zo op de gemeentelijke monumentlijst terecht komen. Momenteel staan er 47 gemeentelijke monumenten op de lijst. Eigenaren van gemeentelijke monumenten komen in aanmerking voor subsidiëring van restauratiekosten.

 

De gebouwde monumenten in Haarlemmermeer stammen hoofdzakelijk uit de tweede helft van de negentiende eeuw, van vlak na de drooglegging van het Haarlemmermeer in 1852. De aanwezigheid van boerderijtypen uit alle windstreken van Nederland geeft een kijkje in de pioniersfase en vertelt het verhaal van de beginperiode van de polder.

 

Beschermde stads- of dorpsgezichten

Beschermde stads- of dorpsgezichten zijn gebieden met historische karakteristieken en beeldbepalende panden. Voor deze gebieden gelden aparte, strengere regels voor de bebouwing en voor de onbebouwde, openbare ruimte. Bij onbebouwde ruimte kunt u denken aan straatlantaarns, beplanting, en bestrating. Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht hoeft niet elk pand een monument te zijn. De gemeente Haarlemmermeer heeft met de Oude Kern van Hoofddorp een van gemeentewege beschermd dorpsgezicht binnen haar grenzen.

 

1.4 Opbouw van deze nota

Het volgende hoofdstuk geeft de huidige stand van zaken weer in de vorm van een beknopte sterkte/zwakte-analyse. In hoofdstuk 3 zetten wij als gemeente onze visie over cultureel erfgoed uiteen. In de daaropvolgende zes hoofdstukken over respectievelijk Cultuurlandschap, Archeologie, Gebouwde Monumenten, de Erfgoed-commissie, Musea/Archief en Voorlichting werken wij vervolgens per onderwerp de Haarlemmermeerse visie uit in concrete beleidsvoornemens. Het laatste hoofdstuk bevat een samenvatting van de beleidsvoornemens en gaat in op de middelen die nodig zijn voor uitvoering van het in dit document voorgestelde erfgoedbeleid.

2. Stand van zaken

Hoe staat het er met het beleid binnen de gebieden cultuurlandschap, archeologie en gebouwde monumenten voor? Wat gaat goed, en waar is verbetering nodig? Dit hoofdstuk geeft een kort overzicht van de stand van zaken binnen de drie beleidsvelden. De uitkomsten van onderstaande analyse zijn vertaald in visie en concrete beleidsvoornemens in de hierna volgende hoofdstukken.

 

2.1 Cultuurlandschap

 

Sterktes

Zwaktes

Cultuurlandschappelijke elementen bepalen het fysieke gezicht, de identiteit, en de kwaliteit van de openbare ruimte.

Niet alle cultuurlandschappelijke elementen zijn herkenbaar en daarmee als waardevol te beleven.

De provincie Noord-Holland ontwikkelde eerder een cultuurhistorische waardenkaart waarop cultuurlandschappelijke waarden in Haarlemmermeer zijn aangegeven.

Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie zijn de waarden van provin-ciaal belang aangegeven. Mogelijk ont-breken op de kaart landschappelijke waarden die op lokaal niveau van belang zijn.

Kansen

Bedreigingen

De provincie realiseerde onlangs een nieuw beleidskader Landschap en cultuurhistorie. Het kader geeft aan hoe met de landschappelijke waarden om te gaan. Het nieuwe beleidskader biedt goede aanknopingspunten voor lokaal beleid op het gebied van cultuurlandschap.

Mogelijkheid om waarden van belangrijke cultuurlandschappen op te nemen in bestemmingsplannen.

Overregulering, angst voor 'op slot' gaan van gebied voor verdere ontwikkelingen.

Incorporeren van cultuurlandschappelijke kwaliteiten in planvorming kunnen impuls voor ruimtelijke kwaliteit betekenen en herkenbaarheid van landschappelijke waarden vergroten.

Door het op ad hoc basis betrekken van cultuurlandschappelijke waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen kan de samenhang van landschappelijke waarden verloren gaan.

Haarlemmermeer vormt belangrijk onderdeel Randstedelijke infrastructuur. Wegen, spoorlijnen en landingsbanen staan op gespannen voet met oorspronkelijke verkavelingsstructuur.

 

2.2 Archeologie

 

Sterktes

Zwaktes

Archeologische resten vertellen iets over het ontstaan van onze gemeente en hebben daarmee de potentie bij te dragen aan de identiteit van de gemeente.

Archeologische resten aanwezig in de grond zijn per definitie onzichtbaar en daarmee niet beleefbaar.

Er is weinig duidelijk over archeologisch waardevolle vindplaatsen binnen de gemeente.

Kansen

Bedreigingen

Met de komst van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg dienen gemeenten aanwezige archeologische waarden op te nemen in bestemmingsplannen.

Overregulering, angst voor 'op slot' gaan van gebied voor verdere ontwikkelingen.

Initiatiefnemers voor bodemverstorende activiteiten zijn verplicht om vooronderzoek te doen.

Vooronderzoek leidt tot extra kosten voor initiatiefnemer. In het geval van excessieve kosten dient de gemeente mee te betalen aan dekking van de kosten.

Archeologische waarden die vanwege nieuwe ontwikkelingen niet in de grond bewaard kunnen blijven, kunnen tot vergroting van de kennis over de archeologische oorsprong van Haarlemmermeer leiden.

Er is kennis nodig voor het op een juiste wijze conserveren en tonen van vondsten.

 

2.3 Monumentenzorg

 

Sterktes

Zwaktes

Er is budget om eigenaren te ondersteunen bij restauratie van gemeentelijk monumenten

Van het restauratiebudget wordt onevenwichtig gebruik gemaakt door aanvragers. Onderuitputting van het budget.

Sterktes

Zwaktes

Haarlemmermeer heeft een aantal belangrijke rijks- en provinciale monumenten binnen haar grenzen.

Rijks- en provinciale monumenten komen niet altijd voor subsidiëring door rijk en/of provincie in aanmerking. De monumenten komen niet in aanmerking voor de gemeentelijke restauratiesubsidie.

De monumenten in Haarlemmermeer staan er over het algemeen goed bij.

Van een paar (rijks)monumenten is bekend dat ze er (zeer) slecht bij staan en binnen afzienbare tijd kostbare restauratie behoeven (o.a. de Cruquius en Andreashoeve).

Zicht op de precieze onderhoudsstaat van alle gebouwde monumenten in Haarlemmermeer ontbreekt.

Monumenten hebben van nature veel draagvlak bij bewoners.

Communicatie over monumenten vindt ad hoc plaats.

Erfgoed uit de beginperiode van Haarlemmermeer is adequaat beschermd.

Erfgoed van na de beginperiode is nauwelijks beschermd.

Monumenten in hun natuurlijke omgeving (biotoop) bepalen het fysieke gezicht, de identiteit, en de kwaliteit van de openbare ruimte.

Er is veel interessante, beeldbepalende architectuur in Haarlemmermeer.

Historische bebouwing is in Haarlemmermeer relatief schaars.

Er zijn projecten in Haarlemmermeer waarbij een monument succesvol herbestemd werd.

Integrale beleidsvisie op herbestemming panden ontbreekt.

Kansen

Bedreigingen

Bij planvorming betrekken van niet alleen de kwaliteiten van het gebouwde monument zelf, maar ook de natuurlijke omgeving (biotoop) kan extra impuls voor ruimtelijke kwaliteit betekenen.

Door het op ad hoc basis bij ruimtelijke ontwikkelingen betrekken van de natuurlijke omgeving van een monument (biotoop) bestaat het risico dat de samenhang met het monument verloren gaat en daarmee de kwaliteit van de openbare ruimte achteruit gaat.

Komst van Wet op de Beperking van de Adviesplicht en Omgevingsvergunning vraagt professionalisering van interne procedures en monumentencommissie

Druk op gemeentelijke inzet en inzet monumentencommissie neemt toe.

Het is mogelijk planologische bescherming toe te passen voor beeldbepalend erfgoed dat belangrijk is voor de identiteit van de gemeente, maar dat niet monumentwaardig is in de zin van de Monumentenwet 1988.

Overregulering, angst voor 'op slot' gaan van gebied voor verdere ontwikkelingen.

3. Visie

3.1 Symbiose van cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling

In de visie van de gemeente dient het cultureel erfgoed integraal onderdeel uit te maken van het ruimtelijk beleid. Ruimtelijk beleid richt zich in algemene zin op het tot stand brengen van een betekenisvolle fysieke omgeving en dient in de optiek van de gemeente betrekking te hebben op alle aspecten daarvan. Naast de esthetische waarden, de duurzaamheid, en de functionele kwaliteit van een plan dient ook de cultuurhistorische betekenis een belangrijke plaats in te nemen. Uitgangspunt van de gemeente is dat het ruimtelijk beleid zo functioneert, dat in een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming geanticipeerd wordt op de mogelijke aanwezigheid van waardevol cultureel erfgoed binnen een plangebied. Een goed voorbeeld van de hier bedoelde aanpak is de manier waarop de plannen voor de Westflank tot stand komen. Met de workshop Parels in de Westflank werd samen met bewoners en andere betrokkenen geïnventariseerd welke cultuurhistorische waarden belangrijk zijn voor het te ontwikkelen gebied.

 

Als Haarlemmermeer willen wij kortom cultureel erfgoed als vertrekpunt nemen bij ruimtelijke vernieuwing door die te laten passen in de historische context. Maar, niet alleen die elementen waar het predicaat ‘bescherming’ aan is opgehangen, zoals gebouwde monumenten en dorpsgezichten, zijn in de ogen van de gemeente van waarde. Ook de (historische) context waarin de elementen staan en beeldbepalende objecten hebben betekenis. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het pompgemaaltje aan de Hoofdweg tussen Hoofddorp en Nieuw Vennep. De monumentale waarde van dit op zich zelf kleine element ligt besloten in de historische relatie met zijn natuurlijke omgeving: boven een kavelsloot, tussen twee weidse kavels in.

 

Wij zijn als gemeente van mening dat een belangrijk gedeelte van ons cultureel erfgoed bestaat uit het verhaal van de gehele ontwikkeling van Haarlemmermeer vanaf 1852 tot heden. De belangrijkste elementen die het ontstaan en daarna de verdere ontwikkeling van de Haarlemmermeerpolder markeren, beschouwt de gemeente dan ook als onder-deel van het Haarlemmermeerse cultureel erfgoed.

 

Zoals eerder geconstateerd verschaffen cultuurhistorische kwaliteiten de inwoners een gevoel van eigenheid en herkenbaarheid in hun woonomgeving. De omgeving is in onze optiek niet zomaar een willekeurige verzameling van uitwisselbare elementen, maar heeft zijn eigen specifieke betekenis als gevolg van historie en persoonlijke associaties. Als gemeente zijn wij dan ook van mening dat het van belang is dat wij voor toekomstige, te ontwikkelen leefomgevingen inspiratie ontlenen en vorm geven aan de continue, doorgaande lijnen van de Haarlemmermeerse geschiedenis. De identiteit-vormende potentie van cultureel erfgoed sluit logisch aan op ruimtelijke vraagstukken.

 

Een goed voorbeeld van een belangrijk erfgoedelement dat als inspiratie kan fungeren voor toekomstige plannen is de ontwikkeling van boerderij Den Burgh aan de Rijnlanderweg 878 in Hoofddorp. Op het terrein van de boerderij komen kantoren te staan die, gestuurd door een zorgvuldig opgesteld beeldkwaliteitsplan, op moderne wijze aansluiting zullen vinden bij de historische uitstraling van de te restaureren boerderij. Het monumentale pand zelf is door een bestemmingswijziging geschikt gemaakt om als aantrekkelijke horecavoorziening voor het omliggende bedrijvenpark te gaan fungeren.

 

Ook is de gemeente van mening dat een goed onderhouden monumentenbestand belangrijk is wanneer een snel groeiende (van elders komende) bevolking zich wil identificeren met de grond waarop zij woont en de omgeving waarin zij werkt, en recreëert.

 

3.2 Informatiebron en inspiratiebron

In de visie van de gemeente is juridische bescherming van waardevol erfgoed niet het enige in te zetten middel om behoud te realiseren. Het creëren van draagvlak bij bevolking, bezoeker, maar ook directies en medewerkers van de vele bedrijven in onze gemeente is van belang. Wij staan dan ook een actief en stimulerend erfgoedbeleid voor. Dit is in onze visie een continu proces, waarbij bewustwording en waardering van de cultuurhistorische waarden van de woonomgeving uitgangspunt is.

 

Het Haarlemmermeerse cultureel erfgoed dient in de optiek van de gemeente een kennisbron voor geschiedenisonderwijs en voorlichting te zijn. Educatie is een belangrijk middel om het historisch besef van Haarlemmermeerders te versterken. Voor bewoners, gebruikers en toeristen vormt het cultureel erfgoed een beeldverhaal, de spiegel van de bewoningsgeschiedenis. Het in stand houden van en betekenis geven aan cultuurhistorische waarden waarborgt de overdracht van informatie over de loop van onze geschiedenis. Cultureel erfgoed ontstaat elke dag, maar het is zaak informatie van vroeger en verhalen van bewoners te bewaren en bewust te gebruiken voor vernieuwing, op zo’n manier dat cultuurhistorische informatie inspiratie oplevert. Archieven, musea en historische verenigingen spelen een logische en belangrijke rol bij de overdracht van dit immateriële en materiële cultureel erfgoed.

 

3.3 Economische en esthetische waarde

Cultureel erfgoed is inmiddels erkend als een economische factor. Als gemeente zijn wij er van overtuigd dat cultuurhistorische kwaliteit tot een hogere marktwaarde leidt en mogelijkheden biedt voor recreatie en toerisme.4 De aanwezigheid van cultureel erfgoed bepaalt mede de aantrekkelijkheid van een woonomgeving en is een factor bij de keuze van mensen om zich ergens te vestigen. De belangstelling voor cultuur en cultuurhistorie is de afgelopen vijfentwintig jaar in heel Nederland sterk gestegen. Mede onder invloed van het stijgende opleidingsniveau en de vergrijzende bevolking wordt een verdere groei voorzien van interesse in cultureel erfgoed, ook in Haarlemmermeer. Een goed voorbeeld waarbij economische waarde en behoud van cultureel erfgoed hand in hand gaan, is de keuze om bij het nieuwe bedrijventerrein ACT en het kassengebied PrimAviera de biotoopgrens van het nationale landschap Stelling van Amsterdam te behouden. Hiermee wordt de optische beleving en cultuurhistorische waarde van de Geniedijk geborgd.5 Bovendien betekent de groene oase van het Geniepark als picknick- en lunchlocatie een toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van de omliggende (bedrijven)terreinen.

 

Esthetische overwegingen zijn in de ogen van de gemeente eveneens een motief om cultureel erfgoed in stand te houden. Schoonheid bestaat in vele varianten en velen genieten ervan. Dat geldt niet alleen voor de esthetische waarde van afzonderlijke objecten maar ook voor de samenhang en diversiteit van het totale scala aan karakteristieke architectuur, stedenbouw en landschappen. Denk hierbij aan korenmolen De Eersteling aan de Hoofdweg 741 in Hoofddorp die samen met Fort Hoofddorp, de damsluis en de Geniedijk een prachtig ensemble vormt.

 

In de volgende hoofdstukken over cultuurlandschap, archeologie, en monumentenzorg, van deze nota werken wij de hier beschreven visie uit in concrete beleidsvoornemens. Voor een samenvatting van de beleidsvoornemens kunt u terecht op pagina 36.

4. Beleidsvoornemens Cultuurlandschap

4.1 Cultuurlandschap

Cultuurlandschap is een aspect van cultureel erfgoed dat pas vrij recent onder de aandacht van gemeenten kwam. Voor dit onderdeel van het cultureel erfgoed ligt het voor de hand dat wij ons als gemeente op het provinciale beleid baseren. Dit beleid is neergelegd in het vigerende beleidskader Landschap en cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland uit 2006 met bijbehorende Cultuurhistorische Waardenkaart.

 

4.2 Bestemmingsplan

Het belangrijkste middel voor onze gemeente om behoud van belangrijk cultuurlandschap te borgen is het bestemmingsplan. Op plaatsen waar (naast de archeologische waarden) cultuurlandschappelijke waarden een belangrijke plaats in het landschap innemen, zijn wij voornemens de cultuurhistorische waarden op te nemen in het bestemmingsplan. Bij ruimtelijke plannen van een bepaalde omvang dient op deze manier ook rekening gehouden te worden met het cultuurlandschap. Bij te maken bestemmingsplannen streven wij er naar cultuurlandschappelijke waarden te inventa-riseren als onderdeel van het beeldkwaliteitsplan en vervolgens volwaardig in het bestemmingsplan op te nemen. Als uitgangspunt voor de beschrijvingen in het bestemmingsplan baseren wij ons op de in het provinciale beleidskader beschreven strategieën en categorieën. Vanzelfsprekend dienen de beschrijvingen te voldoen aan de wettelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP).

 

Om uitvoering van deze nieuwe werkwijze mogelijk te maken is in bijlage 1 van deze nota een lijst met de op dit moment bekende erfgoedelementen opgenomen. De in bijlage 1 beschreven cultuurlandschappelijke waarden zijn voornamelijk overgenomen van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Om de inventarisatie zo waardevol mogelijk te laten zijn, beschouwt de gemeente de opsomming van cultuur-landschappelijke waarden dan ook als een dynamisch document dat regelmatig bijgewerkt wordt. Naarmate meer informatie beschikbaar komt, zal de lijst van waardevol Haarlemmermeers erfgoed aangevuld worden met lokaal relevante elementen en verder worden verfijnd. Het document zal ook via de gemeentelijke website raadpleegbaar zijn voor inwoners, instellingen en bedrijven.

 

Om werk te kunnen maken van opname van de cultuurlandschappelijk waardevolle elementen in bestemmingsplannen dienen we eerst te onderzoeken welke waarde we precies toekennen aan het cultuurlandschap dat de gemeente rijk is. In de komende beleidsperiode doen we een voorstel voor de weging van de verschillende elementen en hoe dit gewicht in een bestemmingsplan te vertalen.

5. Beleidsvoornemens Archeologie

5.1 Archeologie

In het afgelopen decennium kreeg archeologie in het kader van het verdrag van Malta steeds meer aandacht op zowel rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau. Dat leidde er toe dat ook belangrijke archeologische vindplaatsen bescherming kregen, voornamelijk op rijks- of provinciaal niveau.

 

5.2 Doelen gemeentelijk archeologiebeleid

Met het archeologiebeleid streven wij als gemeente realisering van de volgende doelen na:

 

  • 1.

    Bescherming van het bodemarchief door archeologische waarden mee te laten wegen in ruimtelijke planprocedures. Wij willen dit realiseren door de archeologische waarden op te nemen in bestemmingsplannen. Waar opname in het bestemmingsplan niet meteen mogelijk is, omdat een bestemmingsplan bijvoorbeeld nog niet aan herziening toe is, regelen wij de bescherming van de archeologische waarden via de erfgoedverordening. Hoe omgang met archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen precies vast te leggen is beschreven in bijlage 3, Ruimtelijk Beleid en Archeologie. In deze bijlage worden de mogelijkheden om archeologie in het bestemmingsplan op te nemen, het vergunningenstelsel, en de processen die komen kijken bij het doen van archeologisch onderzoek, uiteengezet.

  • 2.

    Prioriteit geven aan het ter plaatse('in situ') bewaren van archeologische waarden. Wij hebben als gemeente het voornemen om alleen in gevallen waar vernietiging van archeologische waarden niet voorkomen kan worden, aan de verstoorder te verplichten deze veilig te stellen door archeologisch veld-onderzoek te doen en opgravingswerkzaamheden te verrichten (behoud 'ex situ'). De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstorende activiteiten leidt (de verstoorder) is in dat geval verantwoordelijk voor de kosten van archeologisch onderzoek en opgravingswerkzaamheden. Indien er excessieve kosten gemaakt moeten worden dient de gemeente (en in extreme gevallen het ministerie van OCW) bij te dragen aan dekking.

  • 3.

    Kennisvergroting van het Haarlemmermeers bodemarchief als behoud op de plek zelf niet mogelijk is (‘ex situ’). Kennis vergaren over wat er zich in de grond bevindt is in onze ogen belangrijk voor het realiseren van een goede kwaliteit van archeologische monumentenzorg. De kennis is noodzakelijk om het archeologisch beleid een kader te geven en te sturen. Eventuele archeologische vondsten dienen aangemeld en overgedragen te worden aan het Provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Holland. Dit om wetenschappelijk onderzoek en behoud mogelijk te maken.

5.3 Vindplaatsen in Haarlemmermeer

Om de kwaliteit en omvang van het bodemarchief inzichtelijk te maken en de archeologische belangenafweging in het ruimtelijk ordeningsproces zo werkbaar mogelijk te houden, heeft de gemeente een Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer opgesteld (zie bijlage). Met deze kaart geven wij aan in welke gebieden grondverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. De beleidskaart is de onderlegger voor het opstellen en herzien van bestemmingsplannen en dient tevens als onderlegger voor de besluitvorming bij vergunningverlening.

 

In de digitale versie van de beleidskaart is informatie op te vragen over de achter-gronden van toegekende waardes.6 De kaart wordt ook raadpleegbaar voor externe partijen die te maken hebben met ruimtelijke ontwikkelingen. Dit zodat bekend is op basis van welke cultuurhistorische waarden plannen worden getoetst en de kaders vooraf duidelijk zijn.

 

5.4 Archeologieregimes

Om de al bekende en te verwachten archeologische vindplaatsen te behouden, voert de gemeente een archeologiebeleid waarbij de omvang van de bodemverstorende activiteit bepalend is. Dit betekent dat slechts bij werkzaamheden die een bepaalde maat te boven gaan, rekening gehouden moet worden met archeologische waarden. Daarbij wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën, elk met eigen criteria van ontheffing. De toegepaste archeologieregimes van de beleidskaart archeologie zijn:

 

  • 1.

    Locaties waar op een klein oppervlak belangwekkende archeologische resten verwacht worden: het Fort Cruquius (Fort aan de Nieuwe Meer, Fort Cruquius), niet meer aanwezige delen van de Stelling van Amsterdam en twee molenplaatsen (Molen van Faas, Molen De Jonge Landman). Hier dient bij plannen groter dan 50 m2 rekening worden gehouden met archeologie.

  • 2.

    Zones waar een middelhoge tot hoge archeologische verwachting bestaat: op de oude veengronden, de strandwal en het voormalig eiland Beinsdorp. Hier moet bij plannen groter dan 500 m2 rekening worden gehouden met archeologie.

  • 3.

    Gebieden met een geringe archeologische verwachting: het overige grondgebied van de gemeente. Hier moet alleen bij plannen groter dan 10.000 m2 rekening worden gehouden met archeologie.

  • 4.

    Speciale categorie: provinciaal monument (nog niet op de Beleidskaart)

    Ten aanzien van de "De Stelling van Amsterdam in Haarlemmermeer” worden drie zones onderscheiden die grotendeels gebaseerd zijn op de zones in het Provinciaal Beeldkwaliteitplan Stelling van Amsterdam van september 2008. Een monumentenzone, een kernzone en een stellingzone. De Stelling van Amsterdam kent twee identiteiten: Nationaal Landschap (cultuurlandschap) en UNESCO monument (militaire verdedigingslinie). Beide identiteiten dragen bij aan de kernkwaliteiten (waarden) van de Stelling van Amsterdam.

6. Beleidsvoornemens Gebouwde Monumenten

6.1 Monumenten

De driedeling van aan te wijzen monumentale objecten en structuren mag duidelijk zijn: het rijk beschermd objecten van rijksniveau, de provincie die van provinciaal niveau en de gemeente van plaatselijk niveau. Daarbij staat het de gemeente vrij om bij de toe te passen criteria haar eigen prioriteiten te stellen.

 

6.2 Aanwijzing

Landelijk worden min of meer uniform de volgende criteria voor aanwijzing gehanteerd:

 

  • Architectuurhistorische waarde

  • Cultuurhistorische waarde

  • Stedenbouwkundige waarde

  • Oorspronkelijkheid

  • Zeldzaamheidswaarde

De gemeente Haarlemmermeer onderschrijft het gebruik van bovenstaande criteria voor beoordeling van de monumentwaardigheid van panden. Naast deze criteria zijn wij als gemeente van mening dat het plaatselijk historisch belang een waardevol afwegingskader biedt. Denk hierbij aan de boerderij aan de Rijnlanderweg 1253 in Nieuw-Vennep. Architectuurhistorisch gezien is de boerderij niet zo interessant, maar omdat er in en om de boerderij tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse onderduikers zaten, is de boerderij van groot (lokaal) historisch belang. Verder leggen wij bij de selectie van panden nadruk op het versterken en beleefbaar maken van Haarlemmermeer als droogmakerij. Tenslotte hechten wij belang aan alle elementen die het ontstaan en de ontwikkeling van de Haarlemmermeerpolder markeren, vanaf 1852 tot heden.

 

Op basis van bovenstaande criteria zullen wij de komende tijd de aanwezigheid van Haarlemmermeerse objecten en structuren inventariseren die voor aanwijzing in aanmerking komen. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan de houten woningen langs de Aalsmeerderdijk die binnen de grote kring van het Fort bij Aalsmeer liggen, aan een aantal kleine onderdelen van de Stelling van Amsterdam die nog niet op de provinciale monumentenlijst staan, of aanwijzing van een gedeelte van de Kromme Spieringweg in Vijfhuizen als beschermd dorpsgezicht.

 

Historisch geïnteresseerde inwoners, stichting Meerhistorie en de gemeentelijke erfgoedcommissie vervullen bij de aanwijzing van nieuwe monumenten traditioneel gezien een belangrijke rol. Wij vragen hen dan ook voorstellen te blijven doen voor objecten en structuren die voor plaatsing in aanmerking komen. Omdat het cultureel erfgoed van alle Haarlemmermeerders is, vinden wij het als gemeente hiernaast belangrijk om de komende beleidsperiode een moment te organiseren waarop we als gemeente de inwoners actief via een participatietraject betrekken bij voorstellen voor nieuwe monumenten. Verder willen wij voor toekomstige plaatsing van panden een externe (professionele) partij inschakelen om de redengevende omschrijvingen op te stellen. Uitgebreider architectuurhistorisch onderzoek blijkt noodzakelijk voor onderbouwing van een aanwijzing. Voor de definitieve selectie van panden doet de erfgoedcommissie aan het college een voorstel waarna het college besluit over definitieve plaatsing.

 

De gemeente beschikt over een gemeentelijke monumentenlijst die op de website actueel wordt bijgehouden. Naast informatie over het type monument en de adresgegevens kunnen hier ook de redengevende omschrijvingen gevonden worden. Deze overzichtelijke werkwijze zet de gemeente voort.

 

6.3 Restaureren

Onder restaureren verstaat de gemeente een ingreep in het monument die het niveau van onderhoud te boven gaat. Bij de restauratie van een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk monument dient de eigenaar bij de gemeente een vergunning aan te vragen. Vervolgens kan de eigenaar een subsidie aanvragen. Deze aanvraag dient de eigenaar in te dienen bij respectievelijk rijk, provincie of gemeente.

 

Een subsidieaanvraag voor restauratie van een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk monument wordt alleen gehonoreerd wanneer de eigenaar kan aantonen dat de ingreep noodzakelijk is, zonder dat er sprake is van moedwillig achterstallig onderhoud.

 

Haarlemmermeer kent momenteel een restauratiesubsidie voor gemeentelijke monumenten. Deze subsidie bestaat uit het voor de helft financieren van restauratie-werkzaamheden met een maximum van € 50.000,-. Voor dekking van deze subsidieregeling heeft de gemeente jaarlijks € 147.100,- beschikbaar. Met het huidige aantal van 47 gemeentelijke monumenten is er jaarlijks gemiddeld €3.130,- per monument beschikbaar. In Noord-Holland verlenen gemeenten een bijdrage per monument die varieert van € 2.000,- tot € 5.000,-. Haarlemmermeer bevindt zich daarmee binnen de gemiddelde bandbreedte.

 

In de praktijk blijkt dat van de restauratieregeling onevenwichtig en onvoldoende gebruik gemaakt wordt door eigenaren (jaarlijks wordt er gemiddeld €70.000,- aan subsidie verleend). Dit ondanks de constatering dat een aantal gemeentelijk monumenten er slecht bijstaat. Hiervoor zijn verschillende redenen:

 

  • -

    Voor sommige, omvangrijke restauraties is het maximumbedrag van de subsidieregeling niet toereikend.

  • -

    Een restauratieproject heeft vaak een lange doorlooptijd. Een aanvraag kan in het ene jaar binnenkomen, en pas in het jaar/de jaren erop uitgevoerd worden.

  • -

    De opstartkosten van een restauratieproject zijn vaak aanzienlijk, zonder dat de eigenaar duidelijkheid heeft over de totale kosten van het project en welk gedeelte van de kosten subsidiabel is.

  • -

    De eigenaar heeft niet genoeg middelen voor dekking van de benodigde restauratiekosten.

  • -

    Het monument wordt bewust verwaarloosd om in aanmerking te komen voor subsidiering, dan wel sloop van het pand.

Niet alle knelpunten zijn oplosbaar. Evengoed zijn er maatregelen te nemen om een gedeelte van bovenstaande problemen weg te nemen. De gemeente is voornemens de volgende aanpassingen aan de subsidieregeling door te voeren om het budget voor restauratiesubsidie effectiever te besteden:

 

  • 1.

    De kosten voor het doen van bouwhistorisch onderzoek en het maken van een restauratieplan volledig vooraf subsidiëren (met als clausule dat indien het restauratieplan niet binnen 3 jaar uitgevoerd wordt de subsidie terugbetaald dient te worden).

  • 2.

    Het subsidieplafond van maximaal €50.000,- flexibel hanteren voor restauraties met subsidiabele kosten boven de €150.000,-.

  • 3.

    Een leidraad voor bepaling van de subsidiabele kosten van gemeentelijk monumenten opstellen en deze digitaal toegankelijk maken voor eigenaren van monumenten.

  • 4.

    Een financiële voorziening treffen om middelen uit het restauratiebudget door de jaren heen flexibeler in te kunnen zetten.

  • 5.

    Het budget voor restauratiesubsidies inzetten voor dekking van kosten voor in deze nota genoemde beleidsvoornemens.

  • 6.

    Incidenteel toestaan van bijdragen aan rijksmonumenten.

6.4 Regulier onderhoud

Iedere eigenaar van een monument is de eerst verantwoordelijke als het gaat om onderhoud van zijn of haar eigendom. Uit landelijke ervaring blijkt dat de behoefte tot een restauratie vaak ontstaat door het (langdurig) achterwege blijven van periodiek onderhoud. Een substantiële restauratiesubsidie kan daarmee een beloning voor het niet-uitvoeren van periodiek onderhoud betekenen. Redenen waarom de rijksoverheid de onderhouds- en restauratieregeling enige jaren geleden verving door een instand-houdingsregeling (de BRIM) voor kleinschalige onderhoudsingrepen.

 

Ook voor de gemeente Haarlemmermeer geldt dat sommige panden in slechte staat zijn vanwege een gebrek aan regulier onderhoud. Kanttekening is dat ondanks goed regulier onderhoud restauraties onontkoombaar zijn. Denk hierbij aan een verzakkende fun-dering, of een rieten kap die aan vervanging toe is.

 

Als gemeente vinden wij het van belang dat monumenten die op dit moment in goede staat verkeren ook in goede staat blijven. Wij zijn dan ook voornemens de focus de komende jaren te verschuiven van stimulering van restauratie naar stimulering van regulier onderhoud. De gemeente wil de huidige beleidsperiode gebruiken om een laagdrempelige instandhoudingsregeling te ontwikkelen.

 

De instandhoudingsregeling willen wij op zo’n manier vormgeven dat een eigenaar naast financiële ondersteuning ook gestimuleerd wordt planmatig en efficiënt onderhoud te plegen. Om dit te realiseren heeft de gemeente het voornemen om eigenaren van gemeentelijke monumenten een abonnement op de Monumentenwacht te subsidiëren. Dit om zowel het onderhoud aan monumenten te stimuleren, als inzicht te krijgen in de fysieke staat van het gemeentelijk monumentenbestand. Wanneer alle monumenten in goede staat verkeren, wil de gemeente inzetten op een zodanig instandhoudingsbeleid dat restauratie grotendeels voorkomen kan worden.

 

Bij invoering van de instandhoudingsregeling neemt de gemeente een overgangsperiode in acht. Eerst zal de gemeente de Monumentenwacht verzoeken de staat van de gemeentelijke monumenten te onderzoeken. Hierna worden eigenaren nog eenmalig in de gelegenheid gesteld de staat van hun object te verbeteren met de financiële ondersteuning van de restauratieregeling zoals die tot op heden bestaat. De lengte van de overgangsperiode is afhankelijk van het aantal benodigde restauratiewerk-zaamheden. Op basis van de inventarisatie van de Monumentenwacht zal de gemeente besluiten over de definitieve duur van de overgangsregeling.

 

De laatste jaren nemen steeds meer gemeenten deel aan het Prins Bernhard Cultuurfonds. Uit dit fonds kan een eigenaar een lening krijgen voor het bekostigen van restauratiewerkzaamheden. Men kan geld lenen voor een periode van 15 jaar voor een rentebedrag onder de marktwaarde. Het fonds wordt ook wel een revolving fund genoemd. De gemeente is voornemens zich aan te sluiten bij dit cultuurfonds om eigenaren ook in de toekomstige situatie waarbij we alleen nog instandhouding subsidiëren, mogelijkheden te bieden een eventuele restauratie te financieren. Dit fonds is nog in ontwikkeling.

 

Gaandeweg de beleidsperiode zal de gemeente vormgeving van de instandhoudings-regeling en deelname aan het Cultuurfonds nader uitwerken.

 

6.5 Vergunningverlening

Onze gemeente heeft in 2010 haar beleid ten aanzien van vergunningverlening vastgelegd in de Monumentenverordening Gemeente Haarlemmermeer 2010. Deze verordening beschrijft de voorwaarden voor gemeentelijk monumenten om voor een vergunning in aanmerking te komen.

 

Daarnaast is in de Welstandsnota vastgelegd dat ten aanzien van alle rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten een bijzonder welstandsregime geldt. Binnen een zone van 50 meter rondom monumenten en cultuurhistorisch waardevolle elementen als de Geniedijk geldt een aangescherpt welstandstoezicht. Bij meerdere monumenten die bij elkaar in de buurt liggen kan zo een aaneengesloten gebied ontstaan met hoge cultuurhistorische waarde. Hierdoor kan een beeld ontstaan dat te vergelijken is met het beschermde dorpsgezicht Oude kern Hoofddorp.

 

Door de gewijzigde adviesbevoegdheid van het rijk en de decentralisatie van de provincie in het kader van de WABO wordt de rol van de gemeente bij vergunning-verlening groter. Onze gemeente wordt leidend bij de verlening van vergunningen voor rijks- provinciale- en gemeentelijke monumenten, maar overleg met rijk en provincie blijft in bepaalde gevallen noodzakelijk.

 

De criteria die inhoudelijk aan de vergunningverlening worden verbonden, zijn naast de gemeentelijke monumentenverordening beschreven in regelgeving van rijk en provincie. De gemeente zal de komende tijd in overleg met de erfgoedcommissie de criteria voor vergunning- en subsidieverlening van gemeentelijk monumenten actualiseren. Ook zal de gemeentelijke monumentenverordening aan de nieuwste regelgeving aangepast worden en wordt de omgang met archeologie en cultuurlandschappelijke waarden in het stuk geregeld. Het document zal daarom erfgoedverordening gaan heten. Als basis hanteert de gemeente de model-erfgoedverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

 

6.6 Beeldbepalende objecten

In aanvulling op bestaand monumentenbeleid, geeft de rijksoverheid in de Modernisering Monumentenzorg-notitie aan dat integraal naar de kwaliteit van de ruimte gekeken dient te worden. De bescherming of inpassing van beeldbepalende objecten maakt in de optiek van onze gemeente deel uit van deze nieuwe benadering.

 

Beeldbepalende panden zijn panden die niet monumentwaardig zijn in de zin van de Monumentenwet 1988, maar die wel een duidelijke toegevoegde waarde vertegen-woordigen. Dit doordat de historische objecten bepalend en waardevol zijn voor het stedenbouwkundige beeld en/of de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. De beoogde bescherming treft vooral die delen van het pand, die bijdragen aan het straatbeeld. Bij beeldbepalende panden kunt u denken aan de voormalige Bolsfabriek aan de Lucas Bolsstraat 7 in Nieuw-Vennep, of de kerk met woonhuis aan de Hoofdweg 108-110 in Lijnden.

 

De gemeente is in eerste instantie voornemens beeldbepalende panden binnen de gemeente te inventariseren. Naast de erfgoedcommissie en Meerhistorie wil de gemeente via een participatietraject alle inwoners actief betrekken bij het doen van voorstellen voor beeldbepalende panden. In tweede instantie wil de gemeente de mogelijkheden bekijken om beeldbepalende elementen in het bestemmingsplan te beschrijven en indien mogelijk een dubbelbestemming ‘beeldbepalende bouwwerken’ te geven. De juridische implicaties van de opname in het bestemmingsplan en een eventuele rol van de erfgoedcommissie bij beoordeling van plannen die beeldbepalende panden raken, dient in de komende beleidsperiode uitgewerkt te worden.

 

6.7 Moderne monumenten

Als gemeente zijn wij van mening dat erfgoedbeleid niet alleen een kwestie van terugblikken is, maar ook van vooruitkijken. In Haarlemmermeer zijn relatief veel moderne, kwalitatief hoogwaardig vormgegeven panden aanwezig. Objecten die in de (verre) toekomst mogelijk in aanmerking komen voor een wettelijke monumenten-status.

 

De huidige monumentencommissie stelde van de elementen onlangs een lijst met ‘moderne monumenten’ samen. Het gaat om moderne objecten als de Calatrava-bruggen, het bushokje bij het Spaarneziekenhuis in Hoofddorp, of het Haarlemmer-meerpaviljoen in het Haarlemmermeerse bos (voor de volledige lijst zie bijlage 1). De commissie sloot bij haar inventarisatie van moderne monumenten aan bij rijkscriteria:

 

  • 1.

    Panden en structuren die een mijlpaal zijn in de ontwikkeling van architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst in Haarlemmer-meer.

  • 2.

    Panden en structuren die een toonbeeld zijn van de belangrijkste cultuurhistorische of sociaal historische ontwikkelingen in Haarlemmermeer na 1945.

  • 3.

    Panden en structuren die een positief behoudsperspectief en een positieve invloed op de ruimtelijke omgeving hebben.

Het is niet haalbaar om de moderne objecten de status van gemeentelijk monument te geven. De gemeente wil de geselecteerde objecten dan ook van een speciale ‘opletstatus’ voorzien. Dit betekent dat er extra wordt gelet op het behoud van de objecten in het kader van het welstands- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Onderzocht moet worden of het mogelijk is voor de objecten de tot nu toe gebruikelijke welstandstoets te handhaven. Hiernaast brengt de gemeente en welstandscommissie de erfgoedcommissie op de hoogte als er sprake is van plannen tot nieuwbouw of verbouw van, of nabij de betreffende objecten. Dit zodat de erfgoedcommissie de gemeente kan adviseren over behoud van het object.

 

6.8 Herbestemmen

Om belangrijk erfgoed voor de toekomst te behouden kan het noodzakelijk zijn dat een pand een andere bestemming krijgt. Als gemeente staan wij positief tegenover herbestemming van beeldbepalende en monumentale panden waar rendabele exploitatie op basis van de oorspronkelijke bestemming een restauratie/behoud in de weg staat. Indien noodzakelijk faciliteren wij externe initiatieven om herbestemming mogelijk te maken. Daarnaast willen wij aansluiten bij ‘Herbestemming Noord-Holland’, een initiatief vanuit de provincie Noord-Holland om te komen tot een duurzame herbestemming van grote (industriële) objecten. Gemaal Lynden is het eerste gebouw in de gemeente Haarlemmermeer waarmee het platform aan de slag gaat.

 

Een succesvol voorbeeld van behoud van cultureel erfgoed waaraan een herbestemming ten grondslag ligt, is de restauratie van de kerk en pastorie Sint Franciscus van Sales aan de Schipholweg 641 in Lijnden. De beide gebouwen kregen een tweede leven als bedrijfsverzamelgebouw. Ook boerderij Den Burgh aan de Rijnlanderweg 878 in Hoofddorp is een mooi voorbeeld van het hand in hand gaan van restauratie en ontwikkeling. Deze voormalige boerderij wordt met omliggend terrein momenteel herontwikkeld tot kantoor- en horecaruimte.

7. Beleidsvoornemens Erfgoedcommissie

7.1 Erfgoedcommissie

Door de verruiming van de adviesbevoegdheid van gemeenten is een goed geëquipeerde erfgoedcommissie (voorheen ‘monumentencommissie’) noodzakelijk. De rijksoverheid wenst deskundigheid en onafhankelijkheid van de commissie te verbeteren door:

 

  • -

    de vereiste dat enkele leden van de erfgoedcommissie deskundig moeten zijn op het gebied van cultuurhistorie, bouw-/architectuurhistorie, restauratie en landschap-/stedenbouw.

  • -

    De erfgoedcommissie niet door bestuurlijke belangen geleid mag worden. Zo mag een lid van B&W geen voorzitter zijn.

  • -

    Commissieleden mogen niet actief of anderszins werkzaam zijn bij de gemeente als architect of adviseur.

  • -

    De hoogte van de vergoedingen voor leden van de erfgoedcommissie dient gelijk te worden getrokken met de vergoeding voor leden van de welstandscommissie.

  • -

    De commissie dient te werken met vastgestelde uitgangspunten voor het beoordelen van adviesaanvragen. Deze dienen voor de burger transparant te zijn aan de hand van expliciete beoordelingscriteria.

De huidige commissie bestaat momenteel uit zeven leden, dit willen wij terug brengen naar vijf, zonder daarbij afbreuk te doen aan de kwaliteit van de adviezen. Binnen de commissie zijn op dit moment de expertises historie, gemeentelijke monumentenzorg, architectuur, waterbeheer, bouwkunde, recht, en kunsthistorie aanwezig. Hiermee is de hierboven omschreven, benodigde kwaliteit voldoende geborgd voor advisering op het gebied van gebouwde monumenten.7 Voor de twee nieuwe beleidsvelden archeologie en cultuurlandschap ontbreekt de benodigde kennis. Traditiegetrouw is een van de commissieleden ook lid van stichting Meerhistorie. Dit om een goede verbinding met de historische organisatie te borgen. Deze situatie willen wij voortzetten.

 

Om de erfgoedcommissie optimaal te kunnen laten functioneren is de gemeente voornemens de volgende maatregelen te nemen:

 

  • 1.

    Naamswijziging van ‘monumentencommissie’ naar ‘erfgoedcommissie’.

  • 2.

    De commissie van zeven naar vijf leden terug te brengen.

  • 3.

    Samenwerking tussen de erfgoedcommissie en welstand bevorderen door:

    • a)

      Bouwplannen die van invloed zijn op cultureel erfgoed in eerste instantie door de erfgoedcommissie te laten toetsen en in tweede instantie door de welstandscommissie.

    • b)

      In complexe gevallen toelichting op adviezen te laten geven door afgevaar-digden van de erfgoedcommissie uit te nodigen voor het welstandsoverleg en vice versa.

  • 4.

    Gemeentelijke processen zo vorm te gegeven dat de erfgoedcommissie tijdig aangehaakt wordt bij alles dat erfgoed betreft: nieuwe bestemmingsplannen, vergunningverlening, nieuwe beleidsplannen, structuurvisies, en terugkoppelingen van eerder besproken/besloten zaken.

  • 5.

    Expertise cultuurlandschap in commissie brengen en de expertises historie, gemeen-telijke monumentenzorg, architectuur, waterbeheer, bouwkunde, recht, en kunst-historie zodanig spreiden over de leden dat alle expertises vertegenwoordigd zijn.

  • 6.

    Voor advisering over vergunningen voor archeologie zal de commissie voorlopig ad hoc externe expertise inhuren via een strippenkaart bij de regio-archeoloog. Bij groei van dit beleidsaspect kan het opnemen van een archeoloog in de commissie overwogen worden.

  • 7.

    Twee vaste overlegmomenten tussen wethouder en commissie per jaar vastleggen.

  • 8.

    Een jaarverslag realiseren dat tegelijk met het jaarverslag van de welstands-commissie aan de raad wordt aangeboden.

  • 9.

    De hoogte van de vergoedingen voor leden van de erfgoedcommissie gelijk trekken met de vergoedingen voor leden van de welstandscommissie.

  • 10.

    Frequentie van bijeenkomsten van de erfgoedcommissie zodanig wijzigen dat advisering binnen de voor de WABO gestelde termijn kan plaatsvinden.

  • 11.

    Actualiseren en via de website toegankelijk maken van de door de erfgoedcommissie te hanteren beoordelingscriteria voor het verlenen van vergunningen en subsidies.

  • 12.

    Professionalisering van de functie van de ambtelijke ondersteuning van de commissie.

7.2 Rol gemeente

In de nieuwe situatie wordt een zwaardere en meer deskundige inbreng van de gemeente verwacht bij de vergunning- en subsidieverlening. De gemeente zal vakkennis moeten hebben van alle processen op het beleidsvlak erfgoed en in staat moeten zijn de erfgoedcommissie adequaat te ondersteunen en het college te adviseren. De gemeente is momenteel bezig de interne processen anders in te richten door aanstelling van een procesmanager als centraal aanspreekpunt voor vragen over erfgoed binnen en buiten de organisatie. De procesmanager ondersteunt tevens ambtelijk de erfgoedcommissie.

8. Beleidsvoornemens musea en archief

8.1 Musea, bibliotheek en historische stichting

Zoals eerder gezegd vinden wij het als gemeente belangrijk dat het cultuurhistorische verhaal verteld en zichtbaarder gemaakt wordt. De musea die een actieve rol spelen op dit gebied zijn: het Historisch Museum Haarlemmermeer, Museum de Cruquius en Stichting Crash. Hiernaast zijn stichting Meer-Historie en de bibliotheek belangrijke spelers op het gebied van erfgoed. Gezamenlijk bestrijken zij de geschiedenis van het water, het land en de lucht: de drooglegging, het waterbeheer, de ontwikkelingen van de polder in het algemeen en de geschiedenis van de luchtoorlog tijdens de Tweede Wereld oorlog in het bijzonder.

 

Naast het reguliere museumbeleid, zoals vastgelegd in de nota museumbeleid 2004-2007 (RV 2004/246), ziet de gemeente op het gebied van cultureel erfgoed een inhoudelijk stimulerende en verbindende rol voor zichzelf weggelegd. Om deze rol vorm te geven hebben wij het voornemen om een congres over erfgoed te organiseren dat de mogelijkheden voor vernieuwende verbindingen en activiteiten onderzoekt. Hiervoor nodigen we niet alleen de hierboven beschreven partijen uit, maar ook organisaties binnen en buiten Haarlemmermeer die zich op een andere dan museale manier bezighouden met erfgoed. In ieder geval worden voor een dergelijke bijeenkomst de partners zoals benoemd in bijlage 4 van deze nota uitgenodigd.

 

8.2 Archief

In juni 2008 nam de gemeenteraad het besluit het gemeentearchief te professionaliseren (RV 2008/16639). Het doel van dit besluit is het erfgoed van de gemeente onder de aandacht te brengen van de burgers. Om dit doel te bereiken sloten de gemeente en het Noord-Hollands archief in december 2008 een overeenkomst. De directeur van deze archiefinstelling is inmiddels aangesteld als archivaris van de gemeente. Ook is er geïnvesteerd in het verbeteren van de archiefruimten zodat deze aan de wettelijk gestelde eisen voldoen en is een nieuwe studiezaal ingericht met optimale faciliteiten voor bezoekers.

 

Met het besluit van juni 2008 is het behoud van het archief binnen de poldergrenzen gewaarborgd en is de basis gelegd voor het beter ontsluiten van het historische archief ten behoeve van burgers en betrokken organisaties. Het biedt mogelijkheden voor het ontplooien van activiteiten op het gebied van onderzoek, genealogie en educatie. Verder biedt het mogelijkheden voor een betere samenwerking met erfgoedpartners als Stichting Meer-Historie, het Historisch Museum Haarlemmermeer, Museum Cruquius en de bibliotheek. De samenwerking tussen deze erfgoedpartners is al in 2009 in gang gezet met de vorming van een Historisch Informatie Punt (HIP). Het doel van het HIP is om historische informatie over Haarlemmermeer via een centraal punt, zowel fysiek als digitaal, voor inwoners beschikbaar te maken. Hiernaast geeft het HIP de erfgoedpartners een platform om hun activiteiten met elkaar af te stemmen. De gemeente draagt voor een belangrijk gedeelte financieel bij aan realisering van het HIP door middelen uit de Regeling voor Volkscultuur (BW 2009/12842) aan te wenden.

 

Om de basis van een professioneel gemeentearchief verder uit te bouwen en de samenwerking met de erfgoedpartners te bestendigen, is het van belang een visie te ontwikkelen over de rol van het gemeentearchief binnen de erfgoedsector. In de komende beleidsperiode zal de afdeling Archieven en Verzamelingen een dergelijk beleidskader ontwikkelen.

9. Beleidsvoornemens voorlichting, communicatie, educatie en citymarketing

9.1 Voorlichting en communicatie

Het erfgoedbeleid wil de gemeente kenbaar maken aan burgers en bedrijven, maar ook binnen de gemeentelijke organisatie versterken. Zo stuurt de gemeente op een goede relatie met monumenteneigenaren, bedrijven, publiek en gemeente.

 

Doelgroepen

Binnen de gemeentelijke organisatie zijn diverse afdelingen betrokken bij het erfgoed-beleid:

  • -

    Cluster Dienstverlening en Beheer & Onderhoud en de Erfgoedcommissie rond de subsidie- en vergunningverlening;

  • -

    Cluster Planvorming en Projecten & Planeconomie zijn verantwoordelijk voor de bewaking van de cultuurhistorische waarden binnen onze gemeente.

  • -

    Cluster beleid heeft coördinerende taak.

Buiten de organisatie houdt de gemeente nauw contact met de erfgoedpartners (zie bijlage 4), de Monumenteneigenaren, bedrijven (projectontwikkelaars, bedrijven die zijn gehuisvest in monumenten) en bewoners.

 

9.2 Communicatiemiddelen

Interne communicatie

De medewerkers van het cluster Beleid informeren de interne betrokken afdelingen direct over de nieuwe nota. Overig personeel informeren we via intranet en personeelsblad.

 

Loketfunctie

De gemeente heeft naar buiten toe in het kader van cultureel erfgoed een duidelijke loketfunctie. Het raadhuis is de plaats waar burgers en bedrijven terecht kunnen met vragen op dit gebied. Ook initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten ontvangen hier informatie over het gemeentelijk beleid. Het is van belang dat er voldoende uren, kennis en kunde aanwezig is om vragen te kunnen beantwoorden en belangen te kunnen behartigen. De secretaris van de erfgoedcommissie zal als centraal aanspreekpunt voor erfgoed binnen en buiten de gemeentelijke organisatie gaan fungeren. Hiernaast zal de gemeente inwoners en bedrijven vier keer per jaar via de Informeer op de hoogte brengen van de actuele ontwikkelingen binnen het gemeentelijk erfgoedbeleid.

 

Gemeentelijke website

Naast het laten verschijnen van berichten in de media over activiteiten en nieuwe ontwikkelingen is de gemeentelijke website een belangrijke informatiebron. De website zal uitgebreid worden met toegankelijke informatie over de procedures van vergunning- en subsidieaanvragen en verlevendigd worden met actuele voorbeelden. Zo kunnen bijvoorbeeld monumenteneigenaren betrokken worden bij de invulling door ze te laten vertellen over de ervaring van een eigen restauratie of onderhoud. Het gevolg is een regelmatige uitwisseling van kennis en gegevens tussen gemeente en monumenteigenaren en versterking van het contact.

Verder is uitgangspunt dat beslissingen transparant zijn en volgens de gebruikelijke procedures (Algemene Wet Bestuursrecht) open zijn voor bezwaar en beroep. Voor alle betrokkenen zal relevante informatie - zoals de resultaten van archeologisch onderzoek en inventarisaties van waardevol erfgoed - digitaal toegankelijk zijn. Ook streeft de gemeente naar het voor betrokkenen digitaal inzichtelijk maken waar en wanneer met cultuurhistorische waarden rekening gehouden dient te worden.

 

Informatiepakket monumenteigenaren

Uit een enquête van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) blijkt dat de helft van de monumenteneigenaren niet precies weet wat het in eigendom hebben van een monument nu eigenlijk precies voor gevolgen heeft. De Rijksdienst is momenteel bezig met de realisering van een informatiepakket voor nieuwe eigenaren van rijksmonumenten. Het idee is dat de nieuwe eigenaar een folder krijgt met handige informatie over de zorg voor gebouwde monumenten. De gemeente is voornemens een soortgelijk document voor nieuwe (en bestaande) eigenaren van gemeentelijk monumenten te ontwikkelen.

 

Congres

De gemeente organiseert eenmalig een congres voor de erfgoedpartners over erfgoed dat de mogelijkheden voor vernieuwende verbindingen en activiteiten onderzoekt.

 

9.3 Cultuureducatie

Er ligt een uitdaging om jongere generaties enthousiast te maken voor het Haarlemmermeers cultureel erfgoed. Al vanaf 1994 maakt het onderwijs gebruik van cultureel erfgoed. Dit vanwege de schat aan informatie die het onderwerp biedt. De rijksoverheid stimuleert gebruik van cultureel erfgoed op zowel basisscholen als voortgezet onderwijs. Leerlingen moeten kennismaken met elementen uit de in 2006 verschenen landelijke canon (zoals Hunebedden, buitenplaatsen, maar ook Anne Frank) en de tijdsindeling die in de kerndoelen wordt gehanteerd. Daarnaast wordt momenteel de canon van Meerlanden, Amstelland en Diemen ontwikkeld. Ook van iconen daaruit, zoals het stoomgemaal De Cruquius, dienen leerlingen kennis te nemen.

 

Voor het onderwijs zijn verschillende leskisten beschikbaar over het erfgoed van Noord-Holland (zie www.erfgoedbijdeles.nl). Verder bieden de historisch georiënteerde organisaties als de musea, maar ook Pier K en het Podium voor Architectuur mede door de gemeente gesubsidieerde activiteiten aan en worden er ad hoc projecten georganiseerd door historisch betrokken burgers. Vanuit de gemeente loopt er momenteel een pilot met een leskist erfgoed voor het primair onderwijs. Indien het project succesvol is, zal de gemeente de mogelijkheden bekijken om binnen het bestaande cultuureducatiebeleid ontwikkeling van een soortgelijk concept voor het middelbaar onderwijs te faciliteren.

 

9.4 Citymarketing, recreatie en toerisme

Haarlemmermeer zet actief in op citymarketing. Specifieke aandacht voor cultureel erfgoed vanuit de gemeente kan dan ook een enorme bijdrage leveren aan de (inter)nationale profilering van Haarlemmermeer. Deze bijzondere ‘juwelen’ zetten de gemeente namelijk vanuit historisch perspectief letterlijk op de kaart en daar moet dan ook aandacht aan besteed worden. Het centrale thema van de citymarketing¬campagne ‘ontmoeten en verbinden’ sluit naadloos aan bij de gedachtegang binnen de betekenis van cultureel erfgoed, zowel in materiële zin, als ook in immateriële zin. Het behoud van verhalen en gebruiken van Haarlemmermeerders is immers net zo belangrijk als het behoud van cultuurlandschap, archeologische objecten, monumenten, musea en archieven. Dit alles zorgt voor het uitdragen van de unieke en bijzondere identiteit van Haarlemmermeer naar buiten.

 

Cultureel erfgoed wordt steeds vaker ingezet om het recreatieve en toeristische aanbod te vergroten en kwalitatief te verbreden. Het erfgoed in de gemeente heeft in samenhang met het landschappelijk schoon de potentie op bescheiden schaal toeristen te trekken en een aantrekkelijk omgeving te vormen voor recreanten. De doelgroep bestaat doorgaans uit senioren die over tijd en financiële middelen beschikken om de cultuurhistorie van de gemeente op verschillende manieren te ontdekken. De gemeente is voornemens de volgende maatregelen te nemen:

 

  • 1.

    Regierol van gemeente bij landelijke of regionale projecten die veel publiek trekken als de Open Monumentendag en de Stellingmaand. Precieze vorm van deze rol in overleg met het veld in komende beleidsperiode bepalen;

  • 2.

    Het openstellen van Fort Aalsmeer voor publiek;

  • 3.

    Een aantrekkelijk boekje realiseren over het Haarlemmermeers erfgoed met fiets- en wandelroutes;

  • 4.

    Erfgoed actief inzetten bij de initiatieven op het gebied van citymarketing;

  • 5.

    Facilitering van bewegwijzering voor de Hollandroute (onderdeel van de European Route of Industrial Heritage). Het Cruquiusgemaal en het Historisch Museum Haarlemmermeer zijn belangrijke elementen in deze erfgoedroute.

10. Samenvatting beleidsvoornemens

10.1 Algemeen

De verantwoordelijkheid voor het volledig meewegen van cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente. Ook de andere aanbevelingen die tot doel hebben een adequaat erfgoedbeleid te voeren zijn afhankelijk van financiën en personele middelen. Onderstaand volgt een raming van de kosten verdeeld naar eenmalig, structureel (jaarlijks terugkerende kosten) en inzet van de gemeentelijke organisatie.

 

Achter de voorstellen is aangegeven wat op dit moment de status van de beleids-voornemens is. De status ‘Optie’ betekent dat opname van het beleidsvoornemen in het definitieve document nog afhankelijk is van bestuurlijke afweging.

 

De huidige middelen in de begroting voor monumentenzorg bestaan uit:

 

  • -

    Subsidie monumenten € 147.100,- (kostenplaats 93654102.7065)

  • -

    Monumentencommissie € 8.500,- (kostenplaats 94654103)

  • -

    Overige uitgaven monumenten € 1.900,- (kostenplaats 94654102.5201)

In totaal is er voor Cultureel Erfgoed dus een budget beschikbaar van € 157.500,-.

 

10.2 Cultuurlandschap

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte Kosten

1.

Geen

Geen

Geen

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Geen

Geen

Geen

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Voorstel voor weging van de verschillende cultuurlandschappelijke elementen in Haarlemmermeer en opname in bestemmingsplan.

Optie

100 uur Planvorming en Beleid

 

10.3 Archeologie

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Archeologisch onderzoekskader ontwikkelen

Optie

€ 5.000,-

+ 40 uur Beleid en Planvorming

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Kosten voor het doen van archeologisch onderzoek bij nieuwe ontwikkelingen die gemeente initieert (volgens archeologieregimes).

Wettelijk verplicht

Afhankelijk van situatie

2.

Gemeentelijk aandeel in dekking van excessieve kosten.

Wettelijk verplicht

Afhankelijk van situatie

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Opnemen van Archeologische waarden in bestemmingsplannen (bij reguliere herziening oude plannen).

Wettelijk verplicht

Binnen formatie

2.

Via erfgoedverordening verplicht stellen van het doen van archeologisch onderzoek bij nieuwe ontwikkelingen.

Optie

10 uur Beleid, Juridische Zaken en Planvorming

 

10.4 Gebouwde Monumenten

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Inventariseren van monumenten die ontwikkeling polder van 1852 tot heden markeren (Participatietraject).

Optie

€ 10.000,-

+ 40 uur beleid

2.

Inventariseren van beeldbepalende panden die ontwikkeling polder van 1852 tot heden markeren (participatietraject).

Optie

€ 10.000,-

+ 40 uur beleid

3.

Onderzoek door Monumentenwacht laten verrichten naar onderhoudsstaat van gemeentelijk monumenten.

Optie

€ 40.000,-

+ 60 uur beleid en vastgoed

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Inschakelen van externe partij voor vervaardigen van redengevende omschrijvingen (€1.000,- per omschrijving).

Optie

€ 5.000,-

+ 20 uur Dienstverlening

2.

Kosten voor bouwhistorisch onderzoek en opstellen restauratieplan opnemen in subsidiabele kosten gemeentelijke restauratiesubsidieregeling.

Optie

€ 5.000,-

+ 20 uur Dienstverlening

3.

Het subsidieplafond van maximaal €50.000,- flexibel hanteren voor restauraties met subsidiabele kosten boven de €150.000,-.

Optie

Afhankelijk van situatie

4.

Abonnement op Monumentenwacht voor eigenaren van gemeentelijk monumenten subsidiëren.

Optie

€ 2.500,-

+ 20 uur Dienstverlening

5.

Stimuleren van herbestemming van beeldbepalende en monumentale panden waar rendabele exploitatie op basis van de oorspronkelijke bestemming een restauratie/behoud in de weg staat.

Optie

40 uur dienstverlening en beleid

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Ontwikkeling laagdrempelige instandhoudingsregeling en deelname aan het Prins Bernhard Cultuurfonds.

Optie

100 uur beleid en juridische zaken

2.

Een leidraad voor bepaling van subsidiabele restauratiekosten van gemeentelijk monumenten opstellen en digitaal toegankelijk maken voor eigenaren van monumenten.

Wettelijk verplicht

40 uur beleid en juridische zaken

3.

Een financiële voorziening treffen om middelen uit het restauratiebudget door de jaren heen flexibeler in te kunnen zetten.

Optie

Geen

4.

Het budget voor restauratiesubsidies inzetten voor incidentele bijdragen aan rijksmonumenten.

Optie

Afhankelijk van situatie

5.

Omgang met gebouwde monumenten opnemen in erfgoedverordening.

Wettelijk verplicht

20 uur beleid en juridische zaken

6.

Mogelijkheden onderzoeken voor het opnemen van beeldbepalende panden in bestemmingsplannen.

Optie

40 uur beleid, planvorming en juridische zaken

7.

Mogelijkheden onderzoeken om voor moderne monumenten de tot nu toe gebruikelijke welstandstoets te handhaven.

Optie

40 uur beleid, planvorming en juridische zaken

8.

Interne processen aanpassen voor betere communicatie tussen welstandscommissie en erfgoedcommissie op de hoogte brengen als er sprake is van plannen tot nieuwbouw of verbouw van, of nabij moderne monumenten.

Optie

10 uur dienstverlening

10.

Digitale bestanden ontwikkelen van gebouwde monumenten.

Optie

40 uur beleid, planvorming en Info+

11.

Digitale bestanden ontwikkelen van beeldbepalende objecten.

Optie

40 uur beleid, planvorming en Info+

12.

Digitale bestanden ontwikkelen van moderne monumenten.

Optie

40 uur beleid, planvorming en Info+

 

10.5 Erfgoedcommissie

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte kosten

 

Geen

Geen

Geen

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Expertise cultuurlandschap aan commissie toevoegen.

Optie

Geen

2.

Voor advisering over vergunningen voor archeologie ad hoc externe expertise inhuren via strippenkaart regio-archeoloog (1 strippenkaart voor 20 uur kost €1.700,-).

Wettelijk verplicht

€ 3.400,-

3.

De hoogte van de vergoedingen voor leden van de erfgoedcommissie gelijk trekken met de vergoedingen voor leden van de welstandscommissie.

Optie

€ 11.100,- (voor de gehele commissie per jaar)

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Naamswijziging van ‘monumentencommissie’ naar ‘erfgoedcommissie’.

Wettelijk verplicht

Geen

2.

Gemeentelijke processen zo vormgeven dat de erfgoedcommissie automatisch en tijdig aangehaakt wordt bij alles dat erfgoed betreft.

Optie

30 uur dienstverlening

3.

Twee vaste overlegmomenten tussen wethouder en commissie per jaar vastleggen.

Bestaand beleid

Geen

4.

Een jaarverslag realiseren dat tegelijk met het jaarverslag van de welstandscommissie aan de raad wordt aangeboden.

Wettelijk verplicht

30 uur beleid en dienstverlening

5.

Frequentie van bijeenkomsten van de erfgoedcommissie zodanig wijzigen dat advisering binnen de voor de WABO gestelde termijn kan plaatsvinden.

Wettelijk verplicht

Vooralsnog geen

6.

Actualiseren en via de website toegankelijk maken van de door de erfgoedcommissie te hanteren beoordelingscriteria voor het verlenen van vergunningen en subsidies.

Wettelijk verplicht

60 uur beleid, juridische zaken en dienstverlening

7.

Procesmanager als centraal aanspreekpunt voor erfgoed binnen en buiten de gemeentelijke organisatie aanstellen die tegelijkertijd de monumentencommissie ambtelijk ondersteunt.

Bestaand beleid

Binnen formatie

 

10.6 Musea en Archief

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Congres met erfgoedpartners over vernieuwende verbindingen en activiteiten.

Optie

€30.000,-

+ 100 uur beleid, dienstverlening en communicatie

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Geen

Geen

Geen

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Ontwikkeling visie rol gemeente-archief binnen erfgoedsector

Bestaand beleid

Bestaand beleid

 

10.7 Voorlichting, Communicatie en Educatie

 

Eenmalige uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Ontwikkelen van welkomstfolder voor nieuwe (en bestaande) eigenaren van gemeentelijk monumenten.

Optie

40 uur Beleid en Communicatie

2.

Een aantrekkelijk boekje realiseren over het Haarlemmermeers erfgoed met fiets- en wandelroutes (oplage 5.000).

Optie

€ 30.000,-

+ 60 uur Beleid en Communicatie

 

Structurele uitgaven

Status

Geschatte kosten

1.

Openstellen van Fort Aalsmeer voor publiek

Bestaand beleid

Bestaand beleid

 

Organisatie

Status

Geschatte kosten

1.

Inwoners en bedrijven vier keer per jaar via de Informeer informeren over de actuele ontwikkelingen binnen het gemeentelijk erfgoedbeleid.

Optie

40 uur Beleid en communicatie

2.

De website uitbreiden met informatie over de procedures van vergunning- en subsidieaanvragen, verlevendigen met actuele voorbeelden, de resultaten van archeologisch onderzoek, inventarisaties van waardevol erfgoed, en inzichtelijk maken wanneer met cultuurhistorische waarden rekening gehouden dient te worden.

Optie

60 uur Beleid en Communicatie

3.

Faciliteren ontwikkeling van een erfgoedleskist voor het middelbaar onderwijs.

Optie

Bestaand beleid

4.

Regierol van gemeente bij landelijke of regionale projecten die veel publiek trekken als de Open Monumentendag en de Stellingmaand. Precieze vorm van deze rol in overleg met het veld in komende beleidsperiode bepalen

Optie

40 uur beleid

5.

Erfgoed actief inzetten bij de initiatieven op het gebied van citymarketing.

Bestaand beleid

Bestaand beleid

6.

Facilitering van bewegwijzering voor de Hollandroute (onderdeel van de European Route of Industrial Heritage).

Bestaand beleid

Bestaand beleid

 

Bijlage 1 Gewaardeerde cultuurhistorische elementen van Haarlemmermeer

Alle cultuurhistorische elementen van de gemeente Haarlemmermeer zijn hieronder beschreven en gewaardeerd. De codes van archeologische en cultuurlandschappelijke waarden komen overeen met de codes op de beleidskaart Archeologie. In de gemeente doet zich de situatie voor dat in een aantal gevallen de archeologische waarden onlosmakelijk verbonden zijn met de cultuurlandschappelijke elementen en structuren. De samenhang tussen beiden wordt duidelijk in de codering die de archeologische waarden en de cultuurlandschappelijke elementen en structuren hebben gekregen: indien een terrein zowel in archeologisch als ook cultuurlandschappelijk opzicht van belang is dan wordt dit terrein in beide lijsten genoemd en komen de nummers met elkaar overeen.

 

De nummers op de lijst van gebouwde monumenten corresponderen met hun plaats op de monumentenlijst.

 

1.1 Lijst van cultuurlandschappelijke elementen en structuren

 

HLM01HG - Verdedigingswerk aan de IJ-weg

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. De batterij is gesloopt, maar de originele situatie rond de batterij is behouden: de Geniedijk en de infrastructuur. Een aarden heuvel met een kunstwerk/gedenkteken erop, genaamd de ‘Ver-Kijkers’, markeert de plek. De ruimtelijke en genetische samenhang met de Voor- en Achterkanalen, Geniedijk en de IJ-weg is nog duidelijk aanwezig.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM02HG - Verdedigingswerk aan de Sloterweg (nu Rijnlanderweg)

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. De batterij is nog goed herkenbaar. De ruimtelijke en genetische samenhang met de Voor- en Achterkanalen, Geniedijk en de Rijnlanderweg is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke batterijen zijn niet zeldzaam.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM03HG - Verdedigingswerk aan de Aalsmeerderweg

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. De batterij is nog goed herkenbaar. De ruimtelijke en genetische samenhang met de Voor- en Achterkanalen, Geniedijk en de Rijnlanderweg is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke batterijen zijn niet zeldzaam.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM04HG - Wegenpatroon Haarlemmermeer

Kenmerkend voor de Meerlanden-Amsterdam zijn de polderwegen in de droogmakerijen en over de ringdijken. Het rechtlijnige en rationele wegenpatroon is kenmerkend voor de inrichting van droogmakerijen. Het oorspronkelijke wegenpatroon van de Haarlemmermeer (vijf noordoost-zuidwest lopende wegen, zes wegen loodrecht hierop en weg over de ringdijk) is ondanks woningbouw, uitbreidingen van Schiphol en snel- en spoorwegen duidelijk herkenbaar. Het wegenpatroon heeft een duidelijke ruimtelijke en genetische samenhang met het afwateringsstelsel, de ringdijk en een aantal nederzetting. Verder heeft het wegenpatroon een ruimtelijke samenhang met Stelling van Amsterdam.

Van waarde

Ongeveer 1855

 

HLM05HG - Lokaalspoor Aalsmeer-Haarlem

De aanleg van een netwerk van lokaalspoorlijnen is kenmerkend voor de snelle ontwikkelingen in de verkeersfunctie in het begin van de 20 eeuw. Delen van de spoordijken van de lijn zijn nog herkenbaar in het landschap. Het overgebleven traject tussen Vijfhuizen en de IJ-tocht in de Haarlemmermeer heeft een ruimtelijke samenhang met de Geniedijk. Lokaalspoorlijnen zijn niet zeldzaam.

Van waarde

1910-1912

 

HLM06HG - Bevoorradingskanaal

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. Het Voor- en Achterkanaal is nog goed herkenbaar.

 

De ruimtelijke en genetische samenhang met de forten, Geniedijk en batterijen is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke goederenkanalen zijn niet zeldzaam.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM07HG - Inundatiekanaal

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. Het Voorkanaal en het Achterkanaal zijn nog goed herkenbaar. De genetische en ruimtelijke samenhang met de forten, Geniedijk en batterijen is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke inundatiekanalen zijn niet zeldzaam.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM08HG - Inundatiedijk/liniekade

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. De Geniedijk is nog goed herkenbaar. De genetische en ruimtelijke samenhang met de forten, Voor- en Achterkanalen en batterijen is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke inundatiedijken zijn niet zeldzaam.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

HLM 09HG - Verspreidde bewoning langs polderwegen

Kenmerkend voor de ontwikkeling van de Haarlemmermeer is de vestiging van met name boerderijen aan de polderwegen, dit in samenhang met de kavels. Op kruispunten van wegen is de bewoningsconcentratie hoger, hier worden meer woonhuizen en niet boerderijen aangetroffen. Het verspreide bewoningspatroon met enkele verdichtingen is nog goed herkenbaar, Het vertoont een grote ruimtelijke en genetische samenhang met de polderwegen. Dergelijke bewoning is niet zeldzaam.

Van waarde

19de eeuw

 

HLM10HG - Afwateringspatroon

Ringdijken, ringvaarten en afwateringssloten zijn kenmerkende elementen van de veelvuldige aanwezige droogmakerijen in de Meerlanden-Amsterdam. Ondanks de vele ingrepen in de Haarlemmermeer is het afwateringspatroon nog herkenbaar. De Kruisvaart en de Hoofdvaart zijn de hoofdelementen van het patroon. Zij leiden het water naar de drie gemalen: Leeghwater, Lynden en Cruquius.

 

Evenwijdig aan de Hoofdvaart liggen afwisselend een tocht en een weg. Het afwateringspatroon heeft een samenhang met de ringvaart, ringdijk en het even rechtlijnige wegenpatroon. Afwateringspatronen zijn niet zeldzaam.

Van waarde

19de eeuw

 

HLM11HG - Wegenpatroon droogmakerij

Kenmerkend voor de Meerlanden-Amsterdam zijn de polderwegen in de droogmakerijen en over de ringdijken. Het rechtlijnige en rationele wegenpatroon is kenmerkend voor de inrichting van droogmakerijen. Het oorspronkelijke wegenpatroon van de Haarlemmermeer (vijf noordoost-zuidwest lopende wegen, zes wegen loodrecht hierop en weg over de ringdijk) is ondanks woningbouw, uitbreidingen van Schiphol en snel- en spoorwegen duidelijk herkenbaar. Het wegenpatroon heeft een duidelijke ruimtelijke en genetische samenhang met het afwateringsstelsel, de ringdijk en een aantal nederzetting. Verder heeft het wegenpatroon een ruimtelijke samenhang met Stelling van Amsterdam.

Van waarde

Ongeveer 1855

 

HLM12HG - Lineaire bewoning langs ringvaart

Kenmerkend voor de ontwikkeling van de Haarlemmermeer is het ontstaan van bewoning aan de randen van de droogmakerij. De ringvaart en ringweg waren belangrijke verkeersaders en bij de verbindingen (bruggen en veren) naar het oude land ontstonden nederzettingen. Deze bewoning is nog goed herkenbaar maar is op veel plaatsen verdicht. De bewoning heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met ringvaart en ringdijk. Dergelijke bewoning is niet zeldzaam.

Van waarde

19de eeuw

 

HLM13HG - Ringdijk Haarlemmermeer

Ringdijken, ringvaarten en afwateringssloten zijn kenmerkende elementen van de veelvuldige aanwezige droogmakerijen in de Meerlanden-Amsterdam. De ringdijk van de Haarlemmermeer is nog duidelijk zichtbaar door zijn hoge ligging en het gebruik als weg. De dijk heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de ringvaart, weg over de ringdijk en het afwateringspatroon. Ringdijken zijn niet zeldzaam.

Van waarde

19de eeuw

 

HLM14HG - Ringvaart Haarlemmermeer

Ringdijken, ringvaarten en afwateringssloten zijn kenmerkende elementen van de veelvuldige aanwezige droogmakerijen in de Meerlanden-Amsterdam. De ringvaart is door haar grootte duidelijk herkenbaar. De ringvaart heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de ringdijk en afwateringspatroon. Ringvaarten zijn niet zeldzaam.

Van waarde

19de eeuw

 

1.2 Lijst van archeologische waarden

 

HLM03A

Fort aan de Nieuwe Meer, terrein van archeologische waarde

Op deze locatie is volgens de Atlas Menno van Coehoorn het Fort aan het Nieuwe Meer gelegen. Het fort maakte deel uit van de Stelling van Amsterdam.

 

HLM04A

In het meest zuidelijk deel van de Haarlemmermeerpolder, bij Abbenes en Huigsloot, is een aantal bijzondere archeologische vondsten bekend. Hier stak een landtong het Haarlemmermeer in, die ook bij de grootste uitbreiding van het Haarlemmermeer niet in het water verdween. Bij graafwerkzaamheden te Abbenes voor rioleringaanleg in de jaren ’60 werden de sporen van veendijken en veensloten aangetroffen, vermoedelijk de sporen van Middeleeuwse ontginning.

 

HLM05A

De meest tot de verbeelding sprekende vondst in de Haarlemmermeer is een Romeinse muntschat. De schat van ruim 12.000 munten uit vooral de 4e eeuw na Chr. werd in 1920 gevonden. ook werden een bronzen schijffibula, vier langwerpige slijpstenen, textielfragmenten en het metalenbeslag van een kist (waarin de schat vermoedelijk was verpakt) gevonden. De munten werden gevonden tijdens het ploegen van een akker, op geringe diepte. De vindplaats ligt net binnen de ringvaart, tegenover de plek waar een oude stroomgeul van de Ade ligt.

 

HLM06A

Ook langs voornamelijk de westelijke rand van de Haarlemmermeer is op een aantal plaatsen bij de droogmaking van het Haarlemmermeer oude grond ingedijkt. Op een aantal plaatsen is nog een laag restveen aanwezig. Een deel van deze gronden is nooit door het Haarlemmermeer verzwolgen maar bij het bedijken wel binnen de polder komen te liggen. Op deze plaatsen kent de polder een verkaveling die afwijkt van de regelmatige ontworpen structuur van de polder.

 

HLM07A

Nabij Bennebroek ligt een klein deel van de strandwal binnen de polder komen te liggen. Plaatselijk is op het zand van de strandwal een dunne laag klei afgezet, die naderhand al dan niet met het zand vermengd is. Op korte afstand treden hierdoor grote verschillen in.

 

1.3 Lijst van Rijksmonumenten

 

Abbenes

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

52

Boerderij Vondel’s Landleeuw

Hoofdweg 1666

Abbenes

1935

boerderij

55

Boerderij Andreas Hoeve

Hoofdweg 1741

Abbenes

1854

boerderij

 

Buitenkaag

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

51

Gemaal Leeghwater

Lisserdijk 5

Buitenkaag

1843

waterhuishouding

Cruquius

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

16

Gemaal Cruquius

Cruquiusdijk 27

Cruquius

1847

waterhuishouding

 

Hoofddorp

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

23

Polderhuis met woonhuis

Marktplein 47

Hoofddorp

1913

publieke functie

26

Kantongerecht

Raadhuislaan 2 en 3

Hoofddorp

1911

publieke functie

27

Oude Raadhuis

Hoofdweg 675

Hoofddorp

1867

publieke functie

30

Kerk en pastorie

Hoofdweg 774 en 772

Hoofddorp

1958

kerk

32

Molen en molenaarswoning

Hoofdweg 741 en 741a

Hoofddorp

1856

molen

33

De Witte Boerderij

Hoofdweg 743

Hoofddorp

1860

boerderij

36

Boerderij Stad Zaandam

IJweg 1071

Hoofddorp

1857

boerderij

54

Boerderij Hillegonds Hoeve

Bennebroekerweg 521

Hoofddorp

1857

boerderij

Lijnden

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

1

Gemaal Lynden

Akerdijk 12

Lijnden

1847

waterhuishouding

Nieuw Vennep

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

53

Boerderij Margaretha’s Hoeve

Hoofdweg 1327

Nieuw Vennep

1862

boerderij

56

Boerderij Kleine Vennep

Hoofdweg 1041

Nieuw Vennep

1928

boerderij

Vijfhuizen

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

13

Spoorwegstation

Spieringweg 510

Vijfhuizen

1912

station

 

1.4 Lijst van Provinciale monumenten

 

Nr.

Monument

Adres

Plaats

Jaar

Functie

15

Stelling van Amsterdam

Zie hieronder

Zie hieronder

1880-1914

Militair

 

Damsluis

Unesco monument en provinciaal monument De Damsluis in de Slotertocht maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1914 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1914

 

Kringenwetboerderij

Unesco monument en provinciaal monument De Kringwetwoning Rijnlanderweg 1011 bezit een directe relatie tot de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Brug

Unesco monument en provinciaal monument De Bruggen van het acces Rijnlanderweg (de voormalige Sloterweg) over Voor- en Achterkanaal maken deel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Batterij

Unesco monument en provinciaal monument Batterij aan de Sloterweg (= Rijlanderweg) maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Naar militaire bevelstructuur behoor het fort tot sector Sloten, groep Schiphol, vak Hoofddorp.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Nevenbatterij

Unesco monument en provinciaal monument De Nevenbatterij van het fort bij Hoofddorp maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Naar militaire bevelstructuur behoorde de nevenbatterij tot sector Sloten, groep Schiphol, vak Hoofddorp.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Damsluis in de Hoofdvaart

Unesco monument en provinciaal monument De damsluis in de Hoofdvaart maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Brug access Hoofdweg westzijde Voorkanaal

Unesco monument en provinciaal monument De Brug van het acces Hoofdweg-Westzijde over het Voorkanaal maakt deel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Fort bij Hoofddorp

Unesco monument en provinciaal monument Fort bij Hoofddorp maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Naar militaire bevelstructuur behoorde het fort tot sector Sloten, groep Schiphol, vak Hoofddorp.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Insnijding in de liniewal spoorweg Hoofddorp

Unesco monument en provinciaal monument De Insnijding in de liniewal voor de spoorweg bij Hoofddorp maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permnanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Batterij aan de IJ-weg

Unesco monument en provinciaal monument Batterij van de IJweg maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Depatement van Oorlog. Naar militaire bevelstructuur behoorde het fort tot sector Sloten, groep Schiphol, vak Hoofddorp.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Brug IJ-weg Voorkanaal

Unesco monument en provinciaal monument De Bruggen van het acces IJweg over Voor- en Achterkanaal maken deel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Damsluis in de IJ-tocht

Unesco monument en provinciaal monument De Damsluis in de IJtocht maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Fort bij Vijfhuizen

Unesco monument en provinciaal monumen Fort bij Vijfhuizen maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold alsw Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Naar militaire bevelstructuur behoorde het fort tot sector Sloten, groep Halfweg, vak Vijfhuizen.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Nevenbatterij van het fort bij Vijfhuizen

Unesco monument en provinciaal monument De Nevenbatterij van het fort bij Vijfhuizen maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

 

Naar militaire bevelstructuur behoorde de nevenbatterij tot sector Sloten, groep Halfweg, vak Vijfhuizen.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Hevel op ringdijk bij fort Vijfhuizen

Unesco monument en provinciaal monument De Hevel op de ringdijk nabij het fort bij Vijfhuizen maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Zeer hoge waarde

1894-1895

 

Kringenwetboerderij

Unesco monument en provinciaal monument De Kringwetboerderij Cruquiusdijk 113 bezit een directe relatie tot de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Cruquiusdijk 113

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Kringenwetboerderij

Unesco monument en provinciaal monument De Kringwetboerderij Cruqiusdijk 113 bezit een directe relatie tot de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog.

Cruquiusdijk 120

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Voorstelling bij Vijfhuizen

Unesco monument en provinciaal monument De Voorstelling bij Vijfhuizen maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1914 door het Departement van Oorlog. Naar militair bevelstructuur behoorde het terrein tot sector Sloten, groep Halfweg, vak Vijfhuizen en viel verder onder commando van de fortcommandant van het fort bij Vijfhuizen.

Zeer hoge waarde

1917-1919

 

Fort bij Heemstede

Unesco monument en provinciaal monument Het Fort bij Heemstede maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Aan de westrand van de Haarlemmermeerpolder werd even ten zuiden van het gemaal Cruqius het Fort bij Heemstede aangelegd als een van vier forten die de tusen 1848 en 1852 drooggelegde polder zouden moeten verdedigen.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Liniewal Geniedijk

De Meerlanden-Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van Amsterdam en Holland. Kenmerkend hiervoor zijn de forten, batterijen en defensiedijken van de Stelling van Amsterdam. De Geniedijk is nog goed herkenbaar. De genetische en ruimtelijke samenhang met de forten, Voor- en Achterkanalen en batterijen is nog duidelijk aanwezig. Dergelijke inundatiedijken zijn niet zeldzaam. De linie door de Haarlemmermeerpolder (Geniedijk) maakt onderdeel uit van de voormalige Stelling van Amsterdam, de kringstelling van permanente verdedigingsbouw rond de hoofdstad, die ook gold als Nationaal Reduit en werd aangelegd tussen 1880 en 1920 door het Departement van Oorlog. Volgens de militaire bevelstructuur lag de linie binnen de sector Sloten uitgestrekt over groep Halfweg, vak Vijfhuizen, en groep Schiphol, vakken Hoofddorp en Aalsmeer.

Zeer hoge waarde

1880-1920

 

Fort aan de Liede

Ten tijde van de aanleg van de Ringdijk was een tweetal forten langs het traject van de dijk aanwezig: het Fort aan de Liede en een fort vlakbij het stoomgemaal De Cruquius. Oorspronkelijk lag de dijk om de forten heen. Later zijn de forten gesloopt en is het traject van de dijk rechtgetrokken. Op deze plaatsen zijn mogelijk nog sporen van de forten in de ondergrond aanwezig. Fort aan de Liede ligt midden in de Ringvaart, op grondgebied van de gemeente Haarlemmermeer en de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Het fort is in eigendom van en wordt gebruikt door Rijkswaterstaat. Op dit moment is het niet mogelijk het fort te betreden.

Zeer hoge waarde

1880-1914

 

1.5 Lijst van Gemeentelijke monumenten

 

Abbenes

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

47

N.H. Kerk

Hoofdweg 1764

1868

kerk

48

Graf dr. J.P. Heye

Begraafplaats

1876

publieke functie

49

Boerderij Meerhof

Hoofdweg 1695

1893

boerderij

Badhoevedorp

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

4

Boerderij

Sloterweg 349

1860

boerderij

64

Oranje Nassauschool

Burg. Amersfoordtlaan 61

1931

School

Boesingheliede

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

3

Pompstation waterleiding

Amsterdam Schipholweg 815

1926

1927

waterhuishouding

Buitenkaag

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

50

Kerkcomplex Joannes Evangelist

Hoofdweg 2030 en 2032

1930

Kerk

Cruquius

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

17

Boerderij Cruquiushoeve

Cruquiusdijk 54

?

woonhuis

Lijnden

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

2

Kerk/pastorie St Franciscus van Sales

Schipholweg 643/Hoofdweg 121

1859

1863

kantoor

Lisserbroek

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

46

Boerderij Olmenhorst

Lisserweg 485 en 487

1894

boerderij

Hoofddorp

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

18

Boerderij Boomkamp

Hoofdweg 322

1856

<

boerderij

20

Boerderij Peking

Hoofdweg 440

1868

<

boerderij

21

Boerderij Mentz

Bosweg 17

1854

boerderij

22

Kerkcomplex Joannes de Doper

Kruisweg 1067,1069,1071,1073

1863

1958

kerk

24

Marktzicht

Marktplein 31

1860

<

bedrijfsruimte

25

Woonhuis

Raadhuislaan 12 en hoek Fortweg

1900

woonhuis

28

Woonhuis

Hoofdweg 683

1905

woonhuis

29

Woonhuis annex kantoorpand

Hoofdweg 689

1910

woonhuis

31

Begraafplaats Iepenhof

naast Hoofdweg 774

1860

publieke functie

34

Boerderij Commandeurshoeve

IJweg 921

1892

boerderij

35

Boerderij Onze Lust

IJweg 1092

?

woonhuis

37

Boerderij Hendrikskamp

Hoofdweg 836

1861

boerderij

38

Café annex woonhuis

Hoofdweg 901

1854

1860

bedrijfsruimte

57

Woonhuis

Julianalaan 42

1925

woonhuis

59

Woonhuis

Julianalaan 44

1925

woonhuis

60

Woonhuis

Julianalaan 45

1925

woonhuis

61

Vml. Landbouwschool

Julianalaan 46

1922

publieke functie

62

Woonhuis

Julianalaan 50

1925

woonhuis

63

TBC-huisje

Spaarnepoort 1

1922

publieke functie

65

Boerderij Den Burgh

Rijnlanderweg 878

1861

Boerderij

66

Hoogspanningsgebouwtje

Kruisweg 883

1936

Hoogspannings

gebouwtje

Nieuw Vennep

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

39

Boerderij

Hoofdweg 983 en 985

19d

boerderij

40

Pomphuisje

nabij Hoofdweg 1126

1920

waterhuishouding

41

Toegangshek Begraafplaats Taxushof

Bosstraat/Rustoordstraat

19B

publieke functie

42

N.H. Kerk en pastorie

Hoofdweg 1320 (+ Venneperweg 477)

1862

kerk

43

Woning

Rijnlanderweg 1253

?

woonhuis

Rijsenhout

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

44

Boerderij De Rijsenhof

Aalsmeerderdijk 640

1901

boerderij

45

Boerderij

Grote Poellaan 23

1871

boerderij

Vijfhuizen

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

5

Eendenkooi Stokman

Kromme Spieringweg 355

1701

natuur

6

Boerderij De Dageraad

Kromme Spieringweg 402

1868

<

boerderij

7

Ophaalbrug

Vijfhuizerdijk

1931

waterhuishouding

8

School/ond.woning De Waterwolf

Kromme Spieringweg 436-438

1866

school

9

Woonhuis

Kromme Spieringweg 513

1880

woonhuis

10

Winkel annex woonhuis

Kromme Spieringweg 440

1919

bedrijfsruimte

11

Graanpakhuis

Kromme Spieringweg 458-460

1912

bedrijfsruimte

12

Wilhelminaboom

Spieringweg (bij het fort)

1898

natuur

14

Boerderij Schapenburg

Spieringweg 536

1861

boerderij

 

1.6 Lijst van Gemeentelijke Beschermde Dorpsgezichten

 

67

Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Oude Kern Hoofddorp

Kruisweg, Raadhuislaan, Fortweg, Kruislaan, Hoofdweg, Ter Veenlaan, Geniedijk, Achterweg, Beursplein, Dik Tromplein en Marktplein.

nvt

Dorpskern

 

1.7 Lijst van Moderne Monumenten

 

Burgerveen

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

4

Verbouwde Graansilo

Leimuiderdijk 238

-

Bedrijf

Hoofddorp

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

3

Bedrijfsgebouw

Boslaan 2

-

Bedrijf

5

Gemaal

tussen afslag A4 naar Hoofddorp en A5-5

-

Waterhuishouding

6

Bedrijfsgebouw

Hoofdvaart 669

-

Bedrijfsgebouw

9

Haarlemmermeerpaviljoen

Haarlemmermeerse bos

-

Horeca

11

Raadhuis

Raadhuisplein 1

-

Hoofddorp

12

Bushokje bij Spaarneziekenhuis

Spaarnepoort 1

-

Hoofddorp

Nieuw-Vennep

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

1

Bedrijfsgebouw

Pesetaweg 37

-

Bedrijfsgebouw

10

Drie Calatravabruggen

Over Hoofdvaart tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep

-

Brug

Schiphol-Rijk

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

2

Bedrijfsgebouw

Tussen Aalsmeerderweg en Fokkerweg

-

Bedrijfsgebouw

Vijfhuizen

Nr.

Monument

Adres

Jaar

Functie

7

Woning

Buitenhof 42

-

Woning

8

Stellinghof

Stellinghof

-

Woonwijk

 

Bijlage 2 Processen

2.1 Subsidieverlening gebouwde monumenten

Subsidie-aanvragen komen binnen bij het cluster Dienstverlening (team Relatiebeheer & Subsidies). Indien de aanvraag compleet is, beoordeelt het cluster Beheer en Onderhoud (team Vastgoed) de te subsidiëren kosten en bespreekt dit met de eigenaar. Voor complexe subsidie-aanvragen, of specialistische onderwerpen als molens, gemalen en forten kan expertise van een extern bureau nodig zijn.

 

Vervolgens brengt het cluster Dienstverlening (team Relatiebeheer & Subsidies) een onderbouwd voorstel voor honorering van de subsidie-aanvraag in de erfgoedcommissie in. Daarop kan de erfgoedcommissie haar besluit baseren en haar advies formuleren aan het college van B&W. Na besluit door B&W verzend het cluster Dienstverlening (team Relatiebeheer & Subsidies) subsidiebeschikking met bijbehorende voorwaarden.

 

Controle van juiste besteding van de subsidie gebeurt door inzet van deskundigen van het cluster Beheer en Onderhoud (team Vastgoed). Indien nodig kan cluster Handhaving ingezet worden.

 

2.2 Vergunningverlening en Erfgoedcommissie

De erfgoedcommissie komt één maal per maand bijeen. De inhoudelijke ondersteuning vindt plaats door een procesmanager van het cluster Dienstverlening. De procesmanager is voor binnen en buiten de organisatie het aanspreekpunt richting de erfgoedcommissie en andersom vanuit de erfgoedcommissie richting de organisatie en daarbuiten. Voor beantwoording van complexe vragen benadert de procesmanager de verschillende clusters voor inhoudelijke input.

 

De procesmanager zorgt met hulp van een administratief medewerker van het cluster Dienstverlening voor het opstellen van de agenda, het verzamelen van de juiste stukken voor de vergadering, maar ook de correcte archivering na de vergadering.

 

Een gedeelte van de agenda zal het bespreken zijn van aanvragen voor een monumentenvergunning. Gelet op de nieuwe termijnen in de Wabo is het zaak om voortvarend om te gaan met het opstellen van een advies.

 

Een aanvrager zal worden uitgenodigd om zijn aanvraag toe te lichten. Tijdens de vergadering kan hij, met eventueel een meegenomen deskundige, zijn aanvraag toelichten aan de leden van de erfgoedcommissie. In het belang van de aanvrager kan het verstandig zijn om voordat hij een definitieve aanvraag indient, gebruik te maken van het instrument ‘vooroverleg’. Dan kan voordat een aanvraag wordt ingediend al een inhoudelijk gesprek worden gevoerd over hoe het project uit te voeren. De aanvrager is hiervoor zelf verantwoordelijk. Als de aanvrager zonder vooroverleg een aanvraag indient die niet akkoord is, loopt de aanvrager het risico dat de aanvraag geweigerd moet worden, omdat er geen tijd meer is om de aanvraag aan te passen (gelet op de termijnen uit de Wabo).

 

Bij grote projecten (bijvoorbeeld grootschalige restauraties van rijksmonumenten) zal per geval worden gekeken of de procesmanager bij overleggen (anders dan de vergaderingen van de erfgoedcommissie) aanschuift of een inhoudelijk deskundige vanuit de gemeente.

 

Tijdens de vergadering worden de notulen gemaakt door een administratief medewerker van cluster Dienstverlening. Tijdens de vergadering worden de adviezen over de aanvragen voor een monumentenvergunning gedicteerd door de voorzitter aan deze medewerker. Hiervoor is een computer en printer aanwezig. Zo is er geen tijdverlies ten aanzien van de vergunningaanvragen. De adviezen worden in een voorbepaald format opgesteld. De overige punten uit de vergadering worden naderhand uitgewerkt in de notulen, die in de volgende vergadering worden vastgesteld.

 

2.3 Ruimtelijke ordening

Het cluster Planvorming (team Beleid Verkeer, Ruimte en Milieu) is primair verantwoordelijk voor verwerking van cultuurlandschappelijke en archeologische waarden, regels voor van gemeentewege beschermde dorpsgezichten, en beeld-bepalende objecten in bestemmingsplannen. Het cluster Beleid (team Economie, Recreatie, Sport en Cultuur) levert waar nodig de inventarisaties en inhoudelijke input om opname in bestemmingsplannen mogelijk te maken.

 

2.4 Beleid

Het cluster Beleid (team Economie, Recreatie, Sport en Cultuur) dient van alle stappen in de processen van vergunning- en subsidieverlening op de hoogte gehouden te worden. Indien de vergunning- of subsidieverlening voor projecten afwijkend, of ingewikkelder is dan normaal wordt inhoudelijk advies gevraagd van het cluster Beleid (team Economie, Recreatie, Sport en Cultuur).

 

Verder wordt van cluster Beleid een coördinerende rol verwacht voor de bewaking van de cultuurhistorische waarden binnen onze gemeente door intensief contact te onderhouden met de clusters Planvorming (team Beleid Verkeer, Ruimte en Milieu) en Projecten & Planeconomie (team Projectmanagement). Ook is cluster Beleid (team Economie, Recreatie, Sport en Cultuur) primair verantwoordelijk voor coördinatie van en planning tijdens de uitvoering van de in dit document voorgestelde beleidsvoornemens.

Bijlage 3 Beleidsnotitie Ruimtelijk Beleid en Archeologie

 

Samenvatting

De beleidsnotitie Ruimtelijk Beleid en Archeologie Gemeente Haarlemmermeer zet uiteen op welke wijze de gemeente, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen.

 

De bescherming van archeologische resten wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan het reeds bestaande, aan de Archeologische Monumentenzorg aangepaste, beleids-instrumentarium. Bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor ruimtelijke ingrepen wordt nagegaan of archeologische resten worden bedreigd. Indien archeologisch onderzoek noodzakelijk is, komen de kosten ten laste van de initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteit.

 

Door bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bestemmings-plannen archeologische waarden en verwachtingen op te nemen en in de toelichting te verwijzen naar het gemeentelijk archeologiebeleid kunnen de kosten van eventueel archeologisch onderzoek worden verhaald op de verstoorder van het bodemarchief. In het bestemmingsplan wordt ook voorgeschreven welke verplichtingen de vergunning-aanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

 

Voor een juiste regeling van de archeologische monumentenzorg in bestemmings-plannen is in het kader van deze notitie een inventarisatie van het gemeentelijk bodemarchief uitgevoerd. Daarbij is onderzocht welke archeologische waarden reeds bekend zijn en welke waarden verwacht worden. Op basis hiervan is de gemeente verdeeld in verschillende archeologiegebieden, die bepalen bij welke planomvang rekening moet worden gehouden met archeologie. Bij het vaststellen van de grens is rekening gehouden met de aard van het bodemarchief. De regimes zijn weergegeven op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer.

 

De kosten die de archeologische monumentenzorg voor de gemeente met zich mee-brengt, zijn moeilijk te voorspellen. Kosten die gemaakt worden in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen op initiatief van de gemeente worden in principe opgenomen in de begroting van het betreffende project. Ook zijn er bijvoorbeeld de bestuurslasten als gevolg van de archeologische taken en verantwoordelijkheden en het mitigeren van kosten van archeologisch onderzoek die redelijkerwijs niet kunnen worden toebedeeld aan degenen aan wie door de gemeente de archeologische onderzoeksplicht is op-gelegd.

 

Het gemeentelijk monumenten- en archeologie beleid wordt uiteengezet in de Beleids-nota “Erfgoed op de Kaart”. De beleidsnotitie Ruimtelijk Beleid en Archeologie Gemeente Haarlemmermeer gaat specifiek in op de bescherming van het bodemarchief bij ruimtelijke planprocedures.

 

1Inleiding

 

De gemeente Haarlemmermeer zet in de voorliggende notitie uiteen hoe de gemeente omgaat met de archeologische zorgplicht in het ruimtelijk beleid. Geformuleerd vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het publieke belang van het kwetsbare en waardevolle archeologische erfgoed dient te behartigen. Dit beleid is een uitvloeisel van het in 1992 door Nederland mede ondertekende Verdrag van Malta, waarvan de uitgangspunten in september 2007 in de nationale wetgeving van kracht zijn geworden. Deze archeologienotitie wordt na vier jaar geëvalueerd en zo nodig aangepast.

 

1.1Verdrag van Malta

De afgelopen decennia is het besef gegroeid dat als gevolg van de bodemverstorende ingrepen het bodemarchief uitgeput kan raken. In Nederland is meer dan de helft van de archeologische resten vooral in de 20ste eeuw ongezien verloren gegaan. Een zorgvuldige omgang met het bodemarchief is daarom in het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, ook wel Conventie van Valletta of Verdrag van Malta genoemd, tot stand gekomen. Het voornaamste doel van dit verdrag is behoud van archeologische resten in de bodem. Waar behoud niet mogelijk blijkt, moet de informatie uit het bodemarchief vóór de vernietiging ervan worden gedocumenteerd door middel van archeologisch onderzoek. Een ander belangrijk punt van het Verdrag van Malta is het principe dat de veroorzaker, de initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten waarbij het bodemarchief vernietigd wordt, de kosten van archeologisch onderzoek moet betalen. Deze twee uitgangspunten kunnen volgens het verdrag het beste gestalte krijgen door de archeologische belangen tijdig en volwaardig in het ruimtelijke planproces op te nemen.

 

De uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn in de Nederlandse Monumentenwet en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg in september 2007 van kracht geworden. De wijzigingswet die geleid heeft tot de herziening van de Monumentenwet 1988 wordt aangehaald als Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz). In de WAMz is het bestemmingsplan aangewezen als het meest geëigende instrument om het archeologisch erfgoed te beschermen en daarmee is de gemeente aangewezen als primair verantwoordelijk voor het behoud van het bodemarchief.

 

1.2Herziening Monumentenwet

Omdat de herziene Monumentenwet 1988 gemeenten beleidsruimte biedt om, binnen de kaders van rijks- en provinciaal beleid, naar eigen behoefte financieel en beleidsmatig invulling te geven aan de archeologische monumentenzorg op gemeentelijk grondgebied, is het doel van deze notitie het ontwikkelen en concretiseren van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid.

 

De intentie van het archeologiebeleid is om op een werkbare, kenbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het bodemarchief. Daarom hanteert het gemeentebestuur in de beleidsnotitie Ruimtelijk Beleid Archeologie in Haarlemmermeer en op bijbehorende Archeologische Beleidskaart ontheffingsgrenzen, die aangeven wanneer ruimtelijke plannen zijn vrijgesteld van de archeologische onderzoeksplicht. Het uitgangspunt bij het bepalen van de ontheffingsgrenzen is om een maatschappelijk aanvaardbare balans aan te brengen tussen de ruimtelijke ordening en het zorgvuldig beheer van het bodemarchief.

 

Archeologie heeft een duidelijke publieksfunctie. Veel mensen hebben belangstelling voor het leven dat zich vroeger afspeelde in hun eigen dorp, stad, wijk of straat. Vooral het archeologisch onderzoek, zoals een opgraving, trekt vaak veel belangstelling. De gemeente kent daarom in haar archeologiebeleid een belangrijke rol toe aan publieksparticipatie en -educatie. Wij zien deze twee aspecten tevens als belangrijke voorwaarde voor het welslagen van haar archeologiebeleid.

Vanwege de nieuwe wetgeving zal in de gemeente in de (nabije) toekomst steeds meer archeologisch onderzoek gedaan worden naar het bodemarchief. De resultaten ervan kunnen benut worden als bron van inspiratie voor het ontwerp en de inrichting van de publieke ruimte. Door een verband te leggen tussen verleden en heden kan worden bewerkstelligd dat die ruimte van het begin af aan een eigen identiteit wordt meegegeven. De resultaten van archeologisch onderzoek kunnen dus op een positieve manier bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving. De gemeente heeft daarom het voornemen om het archeologisch verleden als inspiratiebron te benutten bij grote ruimtelijke inrichtingsprojecten indien uit het betreffende gebied archeologische gegevens bekend zijn.

 

1.3Het bodemarchief van Haarlemmermeer

Op basis van de bodemopbouw zijn er binnen de gemeente Haarlemmermeer archeologische sporen te verwachten uit het Neolithicum, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Op grote diepte zijn mogelijk sporen uit het Paleolithicum en Mesolithicum aanwezig. Het uiterste zuiden en de westelijke rand van de Haarlemmermeer hebben een wat andere karakter. Deze twee locaties worden apart besproken.

 

het landschap uit een dekzandvlakte waar jagers en verzamelaars incidenteel gebruik van maakten. De kampementen van deze groepjes mensen kunnen aan het oppervlak van het Pleistocene landschap bewaard zijn gebleven, voor zover ze niet zijn geërodeerd door het latere geulensysteem. Resten van dergelijke kampementen zijn gering en moeilijk traceerbaar. Bovendien bevindt het Pleistocene landschap zich op een diepte van minimaal 8 meter onder NAP (in een groot deel van de gemeente nog dieper). De kans op het aantreffen van sporen uit deze periode is uiterst gering.

 

Archeologische tijdschaal

Periode

Datering

Nieuwe Tijd

1500 – heden

Late Middeleeuwen

1050 – 1500 na Chr.

Vroege Middeleeuwen

450 – 1050 na Chr.

Romeinse Tijd

12 voor Chr. – 450 na Chr.

IJzertijd

800 – 12 voor Chr.

Bronstijd

2000 – 800 voor Chr.

Neolithicum

5300 – 2000 voor Chr.

Mesolithicum

8800 – 4900 voor Chr.

Paleolithicum

300000 – 8800 voor Chr.

 

Neolithische sporen zijn te verwachten op de kreekruggen en oeverwallen van het sterk vertakte geulensysteem dat ten tijde van het Hoofddorp-zeegat ontstond. Het veen, dat later over deze afzettingen heen groeide, is inmiddels weer geheel verdwenen waardoor deze afzettingen aan het huidige oppervlak liggen. In het landschap zijn op sommige plaatsen nog welvingen zichtbaar. De relatief hoge oeverwallen en de laagtes van de oorspronkelijke geulen zijn ook herkenbaar op hoogtekaarten, zoals het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN).

 

De kreekruggen en oeverwallen waren in het Neolithicum geschikt voor bewoning en gebruik. Ondanks de ligging van dit vroege landschap aan het oppervlak en het intensieve gebruik van een groot deel van de Haarlemmermeer voor landbouwdoeleinden is tot op heden slechts één vondst uit deze periode bekend. Het betreft een vuurstenen bijl (ARCHIS nummer 45552) die nabij Abbenes werd gevonden. Er mag dan ook geconcludeerd worden dat, ondanks de vermoedelijke bruikbaarheid van het landschap in het Neolithicum, daadwerkelijk gebruik niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden. De archeologische verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit deze periode is dan ook laag. Daarbij komt nog dat al vanaf 1945 in de Haarlemmermeerpolder wordt gediepploegd om de grond te verbeteren voor akkerbouw. Dit betekent dat de eventueel nog aanwezige archeologische sporen door landbouwwerkzaamheden kunnen zijn aangetast.

 

Na ca. 3000 voor Chr. was het grondgebied van de Haarlemmermeer, en feitelijk van vrijwel geheel West-Nederland, onbewoonbaar door uitgebreide veengroei. In het veen ontstonden de veenmeren die uiteindelijk zouden uitgroeien tot het Haarlemmermeer. Waarschijnlijk werd het veengebied vanaf de 10e of 11e eeuw ontgonnen. De ontginners groeven afwateringssloten in het veen en de zo ontwaterde bodem werd in gebruik genomen voor landbouw en veeteelt. Door de latere afslag en erosie van het veen resteren er uit deze periode alleen nog vondsten in secundaire context. De vondsten van laatmiddeleeuws aardewerk op diverse plaatsen in de Haarlemmermeer maken duidelijk dat bewoning op veel plaatsen voorkwam. Informatie over levenswijzen en nederzettingsvormen geven deze vondsten echter niet omdat hun oorspronkelijke context verloren is gegaan.

 

Uit de periode dat de Haarlemmermeer inderdaad een meer was, gedurende de Nieuwe Tijd, kunnen archeologische vondsten van scheepvaart en visserij worden verwacht. De locatie van dergelijke sporen, scheepswrakken/scheepsonderdelen/gebruiksvoorwerpen, is niet voorspelbaar en de kans op het aantreffen ervan is klein. Nabij Cruquius en Vijfhuizen is in het verleden wel een aantal van dergelijk vondsten gedaan: een scheepsmast (ARCHIS nummer 42803), scheepsonderdelen (ARCHIS nummers 211184 en 211492) en bootmansfluitjes.

 

Uit de Nieuwe Tijd dateert het enige terrein dat binnen de gemeente Haarlemmermeer is opgenomen op de AMK van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed: het Fort aan het Nieuwe Meer. De aanwijzing van deze locatie berust op de atlas van Menno van Coehoorn.

 

Ten tijde van de aanleg van de ringdijk was een tweetal forten langs het traject van de dijk aanwezig: het Fort aan de Liede en een fort vlakbij het stoomgemaal De Cruquius. Oorspronkelijk was de dijk om de forten heen gelegd. Later zijn de forten gesloopt en is het traject van de dijk rechtgetrokken. Op deze plaatsen zijn mogelijk nog sporen van de forten in de ondergrond aanwezig. In de ringdijk van de Haarlemmermeer is ook een vondst uit de Nieuwe Tijd Bekend: een baardmankruik uit het begin van de 17e eeuw. Aangezien de vondst in het dijklichaam is gedaan, betreft het een vondst uit secundaire context.

 

In het meest zuidelijk deel van de Haarlemmermeerpolder, bij Abbenes en Huigsloot, is een aantal bijzondere archeologische vondsten bekend. Hier stak een landtong het Haarlemmermeer in, die ook bij de grootste uitbreiding van het Haarlemmermeer niet in het water verdween. Bij graafwerkzaamheden te Abbenes ten behoeve van rioleringaanleg in de jaren ’60 werden de sporen van veendijken en veensloten aangetroffen, vermoedelijk de sporen van Middeleeuwse ontginning. Ten zuidoosten van Abbenes is de enige geregistreerde vondst uit het Late Neolithicum in de gemeente Haarlemmermeer gevonden: een vuurstenen bijl. De bijl werd gevonden bij ploegwerkzaamheden.

De meest tot de verbeelding sprekende vondst in de Haarlemmermeer is een Romeinse muntschat. De schat van ruim 12.000 munten uit vooral de 4e eeuw na Chr. werd in 1920 gevonden. Tevens werden een bronzen schijffibula, vier langwerpige slijpstenen, textielfragmenten en het metalenbeslag van een kist (waarin de schat vermoedelijk was verpakt) gevonden. De munten werden gevonden tijdens het ploegen van een akker, op geringe diepte. De vindplaats ligt net binnen de ringvaart, tegenover de plek waar een oude stroomgeul van de Ade ligt.

 

Tabel met archeologische vondsten in de gemeente Haarlemmermeer

ARCHIS-nr

Plaats

Vondst/Complex

Datering

23998

Abbenes

Veensloten

Late Middeleeuwen

Idem

Veendijken

Late Middeleeuwen

23999

Abbenes

Aardewerk

Late Middeleeuwen

Idem

Kloostermoppen

Late Middeleeuwen

24002

Huigsloot

Munten

Romeinse tijd

Idem

Slijpstenen

Romeinse tijd

Idem

Kistbeslag

Romeinse tijd

Idem

Textielfragment

Romeinse tijd

Idem

Schijffibula

Romeinse tijd

42802

Vijfhuizen

Aardewerk

Late Middeleeuwen

42803

Cruquius

Scheepsmast

Nieuwe Tijd

45535

Hoofddorp

Steen

Ongedateerd

45537

Nieuw-Vennep

Aardewerk

IJzertijd - Romeinse tijd

Idem

Weefgewicht

Ongedateerd

Idem

Slijpsteen

Ongedateerd

45552

Abbenes

Vuurstenen bijl

Late Neolithicum

46447

Zwaanshoek

Sporen van kleiwinning

Nieuwe Tijd

127278

Nieuw-Vennep

Aardewerk

Late Middeleeuwen

127279

Nieuw-Vennep

Aardewerk

Late Middeleeuwen

Idem

Aardwerk

Vroege Middeleeuwen

Idem

Aardewerk

Nieuwe Tijd

Idem

Bot

Ongedateerd

137696

Vijfhuizen

Aardewerk

Late Middeleeuwen

138914

Rozenburg

Aardewerk

Late Middeleeuwen

138915

Rozenburg

Aardewerk

Late Middeleeuwen

138916

Rozenburg

Aardewerk

Late Middeleeuwen

138917

Rozenburg

Aardewerk

Late Middeleeuwen

138918

Rozenburg

Aardewerk

Late Middeleeuwen

Idem

Hamerbijl (graniet)

Ongedateerd

211184

Vijfhuizen

Scheepsonderdeel

Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd

211492

Vijfhuizen

Scheepsonderdeel

Nieuwe Tijd

 

Ook langs voornamelijk de westelijke rand van de Haarlemmermeer is op een aantal plaatsen bij de droogmaking van het Haarlemmermeer oude grond ingedijkt. Op een aantal plaatsen is nog een laag restveen aanwezig. Een deel van deze gronden is nooit door het Haarlemmermeer verzwolgen maar bij het bedijken wel binnen de polder komen te liggen. Op deze plaatsen kent de polder een verkaveling die afwijkt van de regelmatige ontworpen structuur van de polder.

 

Nabij Bennebroek is een klein deel van de strandwal binnen de polder komen te liggen. Plaatselijk is op het zand van de strandwal een dunne laag klei afgezet, die naderhand al dan niet met het zand vermengd is. Op korte afstand treden hierdoor grote verschillen in bodemprofiel op, temeer daar het grootste deel van de deze zandgronden ter verbetering van de grond voor agrarische doeleinden is omgespoten. Het oorspronkelijke bodemprofiel van het grootste deel van de zandgronden is geheel verstoord.

 

1.4Beleidsnota Cultureel Erfgoed en beleidsnotitie Ruimtelijk Beleid en Archeologie Gemeente Haarlemmermeer

De Beleidsnota Cultureel Erfgoed Gemeente Haarlemmermeer gaat in een breder kader in op cultuurhistorie in de gemeente Haarlemmermeer. Het archeologiebeleid in algemene zin komt in de voorliggende notitie aan bod. In deze notitie wordt uiteengezet hoe de gemeente omgaat met de archeologische zorgplicht (bescherming van het bodemarchief) in ruimtelijke plannen en bij vergunningverlening.

 

1.5Doelstellingen archeologiebeleid

Met de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologisch erfgoed, een duidelijke financiering van het onderzoek, de verzameling en verspreiding van wetenschappelijk onderzoek en bewustmaking van het publiek.

 

Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg moeten gemeenten verantwoordelijkheid nemen voor het behoud van het eigen bodemarchief. Uitgangspunten van het nieuwe archeologiebeleid zijn vastgelegd in de Beleidsnota Cultureel Erfgoed Gemeente Haarlemmermeer.

 

Voor het archeologiebeleid zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • 1.

    De gemeente Haarlemmermeer streeft naar bescherming van het bodemarchief middels het mee laten wegen van archeologische waarden in ruimtelijke planprocedures, in het bijzonder de bestemmingsplannen, en bij vergunningverlening voor bouwplannen. Hierbij staat behoud in situ (ter plaatse) voorop. Als vernietiging van archeologische waarden niet voorkomen kan worden, worden deze veilig gesteld door middel van archeologisch veldonder-zoek en uitwerking (behoud ex situ). De initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstorende activiteiten leidt (de verstoorder) is verantwoordelijk voor de kosten van archeologisch onderzoek.

  • 2.

    De gemeente Haarlemmermeer streeft, als behoud in situ niet mogelijk is, naar kennisvergroting van het Haarlemmermeers bodemarchief. Het wordt als een belangrijk onderdeel van een goede kwaliteit van archeologische monumenten-zorg gezien en noodzakelijk geacht om het beleid een kader te geven en te sturen.

  • 3.

    De gemeente Haarlemmermeer behartigt het publiek belang van het kwetsbare en waardevolle bodemarchief en kent daarom in het archeologiebeleid een belangrijke rol toe aan publieksinformatie, publiekseducatie en publieks-participatie in de ruimste zin van het woord. Zij ziet deze aspecten als belang-rijke voorwaarden voor het welslagen van het archeologiebeleid.

De beleidsdoelen 2 en 3 van het archeologiebeleid worden verder uitgewerkt in de Beleidsnota Cultureel Erfgoed Gemeente Haarlemmermeer. Beleidsdoel 1 is hierna verder uitgewerkt.

 

1.6Bescherming van het bodemarchief

Beleidsbeslissingen "Bescherming van het bodemarchief" in ruimtelijke planprocedures:

 

  • 1.

    Bij processen die plaatsvinden in het kader van de ruimtelijke ordening worden de archeologische belangen volwaardig meegewogen om behoud in situ na te streven.

  • 2.

    Op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer wordt per archeologisch waardevol gebied in de gemeente een regime aangegeven, dat vaststelt bij welke planomvang rekening gehouden moet worden met archeologische waarden en welke eisen daaraan worden gesteld. De archeologische beleidskaart wordt vertaald in de nieuwe bestemmingsplannen en gehanteerd bij de vergunningverlening.

  • 3.

    Voor de archeologisch waardevolle gebieden wordt in de planregels van nieuwe bestemmingsplannen opgenomen dat aan reguliere bouw- en aanleg-vergunningen archeologische voorschriften kunnen worden verbonden.

  • 4.

    Er wordt een Erfgoedverordening vastgesteld. Daarin wordt de mogelijkheid opgenomen om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen en wordt een goedkeuringsvereiste opgenomen voor Programma's van Eisen en Plannen van Aanpak voor archeologisch veldonderzoek.

  • 5.

    Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen en bouwplannen met bodemverstorende activiteiten (verstoorder) dienen, conform het veroorzakerprincipe, de kosten voor archeologisch (voor)onderzoek te dragen. Als de kosten excessief zijn is de gemeente medeverantwoordelijk voor de kosten. Kosten voor archeologisch onderzoek ten gevolge van bodemverstorende projecten, waarbij de gemeente initiatiefnemer is, komen ten laste van betreffende projectbegroting.

  • 6.

    De kwaliteit van archeologisch onderzoek wordt gewaarborgd door de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

  • 7.

    De gemeente hecht grote waarde aan de kwaliteit van het behoud ex situ en daarmee aan het beheer van het gemeentelijk depot.

  • 8.

    De gemeente heeft niet de intentie om archeologisch veldonderzoek binnen de gemeentegrenzen zelf in eigen beheer uit te voeren.

1.7Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de (juridische) beleidsinstrumenten toegelicht, die de gemeente ter beschikking staan op grond waarvan de gemeente een verantwoorde archeologische monumentenzorg (AMZ) kan ontwikkelen. Het bestemmingsplan vormt daarbij het belangrijkste instrument en zal uitvoerig onder de aandacht worden gebracht.

In hoofdstuk 3 wordt de archeologische onderzoekscyclus uiteen gezet. In deze cyclus is een aantal belangrijke beslis- en overlegmomenten te onderscheiden waarbij de gemeente als bevoegde overheid een belangrijke rol speelt. Tevens wordt naar voren gebracht hoe de AMZ in de gemeentelijke praktijk vorm moet krijgen.

 

In de bijlage worden de verschillende archeologiegebieden die op de Beleidskaart Archeologie staan aangegeven inhoudelijk beschreven. Deze beschrijvingen vormen belangrijke bouwstenen voor het gemeentelijk archeologiebeleid. De Beleidskaart Archeologie Haarlemmermeer is een apart, digitaal document.

 

2Archeologie, ruimtelijke plannen en vergunningen

 

2.1Wet Archeologische Monumentenzorg en procedures ruimtelijke ordening

Met de inwerkingtreding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) is de Monumentenwet zodanig gewijzigd dat de gemeente vanaf 1 september 2007 primair verantwoordelijk is voor de bescherming van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn de vroegtijdige integratie van archeologische waarden in de procedures van ruimtelijke ordening en het principe dat initiatiefnemers van projecten waarbij archeologische waarden worden aangetast verantwoordelijk zijn voor de kosten van noodzakelijk archeologisch onderzoek.

 

Particulieren, bedrijven of andere initiatiefnemers kunnen aan de gemeente voor een concreet ruimtelijk project en/of bouwplan verzoeken om af te wijken van het geldende bestemmingsplan, middels het nemen van een projectbesluit of het verlenen van een ontheffing. Hiernaast kan de gemeente ambtshalve dan wel op een verzoek een bestemmingsplan maken. Bij al deze ruimtelijke procedures kan de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een rol spelen, omdat ruimtelijke ontwikkeling vaak gepaard gaat met bodemverstorende activiteiten. Hetzelfde geldt als de gemeente voor een concreet plan een bouwvergunning of een aanlegvergunning verleent.

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op wanneer het doen van archeologisch onderzoek in het kader van een ontheffing, projectbesluit, bestemmingsplan, bouwvergunning en aanlegvergunning noodzakelijk is en wat de consequenties zijn indien uit het onderzoek blijkt dat archeologische waarden op de desbetreffende locatie aanwezig zijn. Bij het bepalen of archeologisch onderzoek noodzakelijk is, speelt de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer een centrale rol.

 

2.2Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer

Verantwoord beheer van het eigen bodemarchief begint met het inzichtelijk maken waar, wanneer en hoe met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De Wamz bepaalt dat de gemeente in de voorbereidingsfase van een bestemmingsplan een inventarisatie naar (verwachte) archeologische waarden uit laat voeren. In het bestemmingsplan stelt de gemeente vervolgens voorwaarden aan het uitvoeren van bodemverstorende activiteiten voor die gebieden waarvan in de inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel) archeologisch waardevol zijn.

 

Verder bepaalt artikel 41a van de Monumentenwet dat projecten kleiner dan 100 m2 vrijgesteld zijn van de verplichting een archeologisch rapport te overleggen. De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende oppervlakte vaststellen. Van deze bevoegdheid wenst de gemeente Haarlemmermeer gebruik te maken door een differentiatie binnen het Haarlemmermeerse grondgebied aan te brengen.

 

Om de kwaliteit en omvang van het bodemarchief inzichtelijk te maken en de archeologische belangenafweging in het ruimtelijk ordeningsproces zo werkbaar mogelijk te houden heeft de gemeente een Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer opgesteld. Met deze kaart geeft het gemeentebestuur aan in welke gebieden grondverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. De beleidskaart is als onderlegger voor het opstellen en herzien van bestemmingsplannen opgesteld. Zij dient tevens als onderlegger voor de besluitvorming inzake de vergunningverlening.

 

In praktisch opzicht vraagt de herziene Monumentenwet 1988 van gemeenten in de voorbereidingsfase van een nieuw bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en aan te geven welke conclusies de gemeente daaraan verbindt (artikel 38a, eerste lid). Een dergelijk onderzoek is in het kader van deze notitie uitgevoerd. Op basis daarvan is een voor de gemeente vlakdekkende Archeologische Beleidskaart gemaakt, die de archeologische onderlegger vormt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

 

Bij de totstandkoming van de Archeologische Beleidskaart is rekening gehouden met het feit dat niet voor iedere ruimtelijke ontwikkeling een archeologisch onderzoek verplicht kan worden gesteld. Het belasten van iedere kleine ruimtelijke ontwikkeling met archeologisch onderzoek zal vooral als last worden ervaren wat ten koste zal gaan van het maatschappelijk draagvlak. De gemeente heeft daarom voor alle archeologiegebieden een ondergrens voor archeologisch onderzoek op de beleidskaart aangegeven. De gebieden komen niet overeen met de bestemmingsgebieden, want de archeologiegebieden zijn bepaald aan de hand van archeologische gegevens en oude kaarten. Voor de gebieden gelden verschillende regels; soms moet al bij kleine plangebieden rekening worden gehouden met archeologie en soms pas bij heel grote plangebieden.

 

Bij de vaststelling van ontheffingsgrenzen is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de belangen van de archeologische monumentenzorg en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid van archeologisch onderzoek.

Aangezien de archeologische beleidskaart hét basisinstrument vormt voor het gemeentelijk archeologiebeleid, zal de gemeente deze kaart en de toelichting daarop actualiseren indien daartoe op grond van archeologisch onderzoek aanleiding bestaat.

 

2.3Archeologisch waardevolle gebieden en archeologieregimes

In de gemeente Haarlemmermeer zijn op bescheiden schaal archeologische waarden aangetoond. Op een aantal plaatsen is bij nieuwe ontwikkelingen, vooral als deze grootschalig zijn, verkennend archeologisch onderzoek vereist. De gemeente voert dan ook een beleid dat in eerste instantie gericht is op behoud van waardevolle elementen en structuren. Voor het grondgebied van de gemeente wordt een beleid gevoerd waarbij de omvang van de bodemverstorende activiteit bepalend is. Dit betekent dat slechts bij werkzaamheden die een bepaalde maat te boven gaan rekening hoeft te worden gehouden met archeologische waarden. Daarbij wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën “Archeologisch waardevol gebied”, elk met eigen criteria van ontheffing. Beneden de in de criteria genoemde omvang hoeft met archeologische waarden geen rekening te worden gehouden. Binnen de gemeente Haarlemmermeer zijn nog geen volledig archeologievrije gebieden vastgesteld. Het is niet uitgesloten dat voortschrijdend inzicht kan leiden tot het instellen van dergelijke gebieden.

 

Het gemeentebestuur geeft door middel van regimes aan welk niveau van archeologiebeleid in een bepaald gebied als 'redelijk' kan worden beschouwd. De regimes komen tot stand op basis van de bekende archeologische waarden, de kennis van de geschiedenis en de eventuele recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria. Indien een bouwplan kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.

 

De Monumentenwet 1988 vereist dat bij projecten van 100 m2 rekening moet worden gehouden met archeologie. In de gemeente liggen vindplaatsen, zoals het fort, die kleiner zijn dan 100 m2. De vindplaats zou dus ongezien vernietigd kunnen worden als het terrein ontwikkeld zou worden. Anderzijds zijn er plekken in de gemeente waar de kans op archeologische resten in de bodem klein is, dan is 100 m2 te rigide. Om die reden heeft de gemeente gebieden met specifieke regimes aangewezen.

 

Categorie

Rekening houden met archeologie bij plannen met bodemroering met een planomvang van:

Stelling van Amsterdam

0 m2 en groter (dus bij alle plannen met bodemroering)

Eerste

50 m2 en groter

Tweede

500 m2 en groter

Derde

10.000 m2 en groter

 

Indien een bouwplan dus kleiner is dan de voor het gebied aangegeven planomvang, speelt archeologie geen rol.

 

Archeologieregimes:

De Stelling van Amsterdam is nog niet opgenomen op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer. Voor de stellingonderdelen geldt een apart archeologieregime, want in alle gevallen van bodemingrepen - ongeacht de planomvang – moet een monumentenvergunning worden aangevraagd bij de Provincie Noord-Holland. Zie tevens de bijlage.

 

De eerste categorie is van toepassing op twee molenplaatsen (Molen van Faas, Molen De Jonge Landman): locaties waar op een klein oppervlak belangwekkende archeologische resten verwacht worden. Op de oude veengronden en de strandwal wordt een regime van de tweede categorie gevoerd (Oude Veengronden, Strandwal, Voormalig Eiland Beinsdorp): in deze zones bestaat een middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

 

Voor het overige grondgebied van de gemeente geldt een regime van de derde categorie: hier is sprake van een geringe archeologische verwachting.

 

Op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer zijn de onderscheiden gebieden (met overeenkomstige archeologieregimes) aangegeven.

 

2.4Archeologisch beslisproces voor ruimtelijke plannen

 

Afweging per plangebied of archeologisch onderzoek nodig is

Indien zich een concreet ruimtelijk plan met bodemingrepen voordoet, wordt het plan getoetst aan de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer en de archeologisch waardevolle gebieden op deze beleidskaart. De gebieden waarvoor archeologieregimes van de eerste, tweede en derde categorie gelden zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer.

 

Archeologisch onderzoek is niet nodig in plangebieden die worden gerekend tot:

  • Het archeologieregime van de eerste categorie, bij plannen kleiner dan 50 m2.

  • Het archeologieregime van de tweede categorie, bij plannen kleiner dan 500 m2.

  • Het archeologieregime van de derde categorie, bij plannen kleiner dan 10.000 m2.

Voor deze plangebieden geldt:

  • 1.

    Dat de vergunning of ontheffing kan worden verleend, de conclusie is dat gelet op de categorie en de beperkte planomvang geen rekening gehouden hoeft te worden met archeologie, dus geen archeologisch onderzoek nodig.

  • 2.

    Dat voor bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan is de conclusie dat gelet op de categorie en de beperkte planomvang geen rekening hoeft te worden gehouden met archeologie, dus geen archeologisch onderzoek nodig

Indien het plangebied groter is dan het regime dat is bepaald voor dat gebied (zie beleidskaart en bovenstaand schema), is archeologisch vervolgonderzoek nodig. Dit kan een gratis quick scan zijn of een archeologisch bureauonderzoek door Cultureel Erfgoed Noord-Holland of een archeologisch bedrijf.

 

Archeologisch onderzoeksproces in het kort

Het archeologisch onderzoek bestaat uit verschillende fases. Hieronder worden deze kort beschreven. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

 

Quick scan en bureauonderzoek

Na een eventuele quick scan wordt gewoonlijk een bureauonderzoek gedaan. Dit betekent dat het gebied archeologisch in kaart wordt gebracht door verschillende bronnen te raadplegen, zoals oude kaarten, bodem- en hoogtekaarten en bronnen die een aanwijzing geven ten aanzien van bekende en te verwachten archeologische resten. Zoals de naam al aangeeft gaat het daarbij niet om veldwerk, maar bij kleine projecten wordt een bureauonderzoek soms gecombineerd met booronderzoek.

 

Inventariserend veldonderzoek

Na het bureauonderzoek kunnen de volgende soorten archeologisch onderzoek na elkaar volgen: verkennend onderzoek in de vorm van booronderzoek, verkennend onderzoek in de vorm van proefsleuvenonderzoek en een opgraving

 

Na het booronderzoek en na het proefsleuvenonderzoek kan worden besloten geen aanvullend onderzoek te doen, omdat er geen behoudswaardige resten zijn aangetroffen. De gemeente bepaalt dat als bevoegde overheid.

 

Indien geen verder archeologisch onderzoek nodig is kan de vergunning of ontheffing worden verleend en in de toelichting van het bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan worden opgenomen dat geen rekening hoeft te worden gehouden met archeologie.

 

Na het bureauonderzoek en/of het inventariserend veldonderzoek neemt de gemeente als bevoegde overheid een zogenoemd selectiebesluit op basis van het advies dat in de onderzoeksrapporten verwoord staat. Het besluit betreft dan al dan niet vervolgonderzoek uit te laten voeren.

 

Opgraving

Als de gemeente besluit dat een vindplaats behoudswaardig is wordt dat behoud nagestreefd. Indien door andere belangen het ruimtelijk plan niet kan worden aangepast aan de ligging van de vindplaats en deze dus vernietigd gaat worden, besluit de gemeente de vindplaats op te laten graven. Alle gegevens over de vindplaats worden zorgvuldig verzameld en bewaard in het Provinciaal depot voor bodemvondsten in Wormer.

 

Fysiek beschermen

De uitzonderlijke situatie kan zich voordoen dat de gemeente besluit dat de archeologische resten behoudswaardig zijn (een zogenoemd ‘positief selectiebesluit’) en dat deze niet mogen worden opgegraven dan zijn er verschillende mogelijkheden:

  • De aanwezige archeologische waarden zijn zodanig van belang dat het plan niet gerealiseerd kan worden. Dan wordt geen vergunning of ontheffing verleend. Het bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan wordt daaraan aangepast.

  • Archeologische waarden blijven in bodem behouden, het terrein kan dan worden aangewezen als beschermd gemeentelijk, provinciaal of rijksmonument.

2.5Verantwoording archeologische zorgplicht in het bestemmingsplan

De Monumentenwet 1988 vraagt van gemeenten bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten. De Monumentenwet 1988 beoogt daarmee alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen zodanig te laten opstellen dat daarin en bij de voorbereidingsfase daarvan, het archeologisch belang een volwaardige plaats krijgt.

 

De gemeente heeft in het kader van deze notitie een globale inventarisatie van archeologische waarden laten uitvoeren en zal de resultaten daarvan doorvertalen in toekomstige bestemmingsplannen. Op het moment dat vanwege concrete projecten bouw- en aanlegvergunningen worden aangevraagd, zal de aanvrager de archeologische waarde ter plaatse van het plangebied nader moeten laten vaststellen.

 

Archeologie als dubbelbestemming

In (nieuwe) bestemmingsplannen worden standaardregels voor archeologie opgenomen. De keuze van de dubbelbestemming “Waarde - archeologie” wordt bepaald door de ligging van het bestemmingsplangebied in één of meer gebieden van archeologieregimes zoals aangegeven op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmer-meer. Op de verbeelding wordt het regime vermeld.

 

Consoliderende versus ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen

Bij het opstellen of wijzigen van consoliderende bestemmingsplannen zal een directe doorvertaling van de Archeologische Beleidskaart doorgaans voldoende zijn. Bij dergelijke plannen wordt het bodemarchief in beginsel niet verstoord omdat de bestaande toestand immers wordt vastgelegd.

 

Bij een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan daarentegen worden ruimtelijke ontwikkelingen, zoals een nieuwbouwplan of herstructurering, mogelijk gemaakt. Aandacht voor archeologische waarden dan wel verwachtingen door middel van aanvullend archeologisch vooronderzoek is hier in een zo vroeg mogelijk stadium van belang. Daarbij worden gedetailleerde onderzoeksgegevens over de ontwikkelings-locatie(s) verzameld die kunnen leiden tot aanpassing van de begrenzing en ontheffingsgrens van het betreffende archeologiegebied op de Archeologische Beleidskaart. Eventuele aanpassingen aan de beleidskaart op grond van aanvullend onderzoek zullen vanzelfsprekend in de planregels en verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan worden meegenomen.

 

Planologische bescherming

De gefaseerde totstandkoming van bestemmingsplannen heeft het voordeel dat na uitvoering van iedere onderzoeksstap aangetroffen archeologische resten door een vroegtijdige planaanpassing kunnen worden ontzien. Verdere onderzoeksstappen voor die veiliggestelde waarden zijn dan vanzelfsprekend niet meer nodig. Indien planaanpassing niet mogelijk is, volgt een opgraving dan wel begeleiding van de activiteiten die leiden tot verstoring van het bodemarchief. De hierboven uiteengezette beslis- en overlegmomenten in het kader van het archeologisch onderzoekstraject zijn in principe hetzelfde. Indien de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan kosten moet maken ten behoeve van archeologisch (voor)onderzoek, zal zij die kosten verhalen in het kader van de grondexploitatie.

 

Opgegraven of niet-behoudwaardige vindplaatsen worden niet op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid. Dat geldt ook voor terreindelen die op grond van een bureauonderzoek, verkennend en/of karterend onderzoek archeologisch niet of onvoldoende waardevol zijn bevonden. Voor het overige gebied van het bestemmingsplan wordt de Archeologische Beleidskaart als onderlegger voor de verbeelding gebruikt. Daarnaast worden archeologische regels ten aanzien van de afgifte van bouw- en aanlegvergunningen in het bestemmingsplan opgenomen. Is het nieuwe bestemmingsplan eenmaal vastgesteld, dan wordt bij de vergunningprocedure bovenstaand beslisproces (zie 2.4) doorlopen.

 

Voor archeologische monumenten aangewezen door Rijk, Provincie of de gemeente zelf, geldt dat bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan geen regeling hoeft te worden opgenomen die voorziet in de bescherming van deze monumenten. Deze bescherming is immers al geregeld door, respectievelijk, de Monumentenwet 1988, de provinciale of de gemeentelijke monumentenverordening.

 

2.6Vergunningen en ontheffingen

Aanvragen voor vergunningen en ontheffingen moeten worden getoetst aan de regels van het betreffende bestemmingsplan of, indien van toepassing, de archeologieverordening. De aanvrager (initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten) kan worden verplicht een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het doel van een dergelijk te overleggen rapport bestaat er uit dat de archeologische waarden die bij de bodemingrepen van de concrete locatie in het geding kunnen zijn, bekend worden bij de gemeente. De aanvrager zal met andere woorden archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek) moeten laten uitvoeren. Indien uit dat vooronderzoek blijkt dat er geen belangrijke archeologische waarden aanwezig zijn of de kans op aanwezigheid van die waarden relatief klein is, dan kan de vergunning of ontheffing, in ieder geval vanuit archeologisch oogpunt, zonder meer worden verleend.

 

Indien uit het vooronderzoek naar voren komt dat de bodem belangwekkende resten bevat, dan zal de gemeente de vergunning verlenen onder de voorwaarde dat de aanvrager de archeologische resten laat opgraven of dat het plan zodanig wordt aangepast dat deze in de bodem behouden blijven. In iedere fase van het vooronderzoek kan de vergunning of ontheffing dus worden verleend, mits de archeologische waarde van het terrein in de betreffende fase voldoende is vastgesteld. In onderstaand stappenplan wordt dat uiteen gezet. De gemeente kan gebruikmaken van dit stappenplan wanneer archeologie en rol speelt in ruimtelijke ontwikkelingen.

 

2.7 Verantwoording archeologische zorgplicht bijontheffingen en projectbesluit

Het is voor de gemeente op grond van de Monumentenwet 1988 mogelijk om de initiatiefnemer van het project/plan die verzoekt om een ontheffing dan wel projectbesluit te verplichten een rapport over de archeologische waarden van het terrein te overleggen. Hiernaast heeft de gemeente op grond van voornoemde wet de mogelijkheid om aan de ontheffing dan wel het projectbesluit de volgende voorwaarden verbinden:

  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Het bovenstaande geldt voor alle ontheffingen die in de Wet ruimtelijke ordening zijn opgenomen, respectievelijk de binnenplanse, de tijdelijke en de buitenplanse ontheffing.

 

2.8 Verantwoording archeologische zorgplicht bij bouw- en aanlegvergunningen

 

Procedure indieningvereisten aanvraag bouwvergunning

Indien het bestemmingsplan een onderzoeksrapport voorschrijft, dan dient de aanvrager van een bouwvergunning bij de aanvraag een dergelijk rapport mee te leveren. Indien het rapport niet voldoet aan de inhoudelijke voorschriften die hiervoor gelden, dan kan de gemeente, binnen een bepaalde termijn om aanvullende gegevens vragen. De aanvrager heeft vervolgens tot het einde van de gestelde termijn de tijd om de aanvullende gegevens aan te leveren. Doet de aanvrager dit niet of is de aanvulling onvoldoende, dan kan de gemeente besluiten de aanvraag verder buiten behandeling te laten.

 

Aanlegvergunning

Ter bescherming van de (verwachte) archeologische waarden in het gebied met de dubbelbestemming “Waarde - archeologie” kan in de regels bij deze bestemming een aanlegvergunningvereiste worden opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de (verwachte) archeologische waarden. Voorbeelden daarvan zijn: egaliseren; ophogen of afgraven van grond; rooien of vellen van houtopstanden; aanleg van wegen; ingraven van leidingen; bebossen van gronden; graven, verbreden of dempen van greppels of sloten; wijzigen van het grondwaterpeil; aanbrengen van natuurvriendelijke oevers; uitgraven van poelen en vijvers; bouwrijp maken van een gebied; scheuren van grasland; diepploegen; diepwoelen; aanleggen en intensiveren van drainage.

Wanneer voor een bepaalde activiteit nooit een aanlegvergunning kan worden verleend (omdat dan een te ernstige aantasting plaats vindt van de te beschermen belangen) kan een gebruiksverbod worden opgenomen.

 

WABO omgevingsvergunning

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) zullen burgers en bedrijven vanaf 1 oktober 2010 voor alle bouw- en/of grondwerkactiviteiten kunnen volstaan met het aanvragen van één omgevingsvergunning, in tegenstelling tot de huidige situatie waarin meerdere vergunningen noodzakelijk kunnen zijn. Bij de voorbereiding van de invoering van de één-loket-functie geeft de gemeente de aanvraagprocedure voor de omgevingsvergunning zodanig vorm dat voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot de bescherming van archeologisch waardevolle terreinen die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd.

 

2.9Communicatiebeleid ruimtelijke plannen

De nieuwe archeologiewetgeving en de beleidsmatige vertaling ervan door de gemeente kan voor ruimtelijke planvorming en ingrepen grote financiële en/of organisatorische consequenties hebben. Niet alleen voor de gemeente zelf, maar ook voor grondeigenaren en -gebruikers, plannenmakers en initiatiefnemers van bodemingrepen. Het bestemmingsplan zal dan ook voor alle betrokkenen inzichtelijk maken waarom en wanneer archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is. De onderzoeksplicht zal daarnaast gekoppeld worden aan een helder systeem van vergunningen en ruimtelijke procedures. De selectiebesluiten met betrekking tot archeologische vindplaatsen worden door de gemeente op een zorgvuldige, transparante, rechtvaardige en rechtmatige wijze tot stand gebracht. Dergelijke besluiten staan bovendien open voor beroep- en bezwaar.

 

2.10Projectkosten archeologisch onderzoek

 

Het veroorzakerprincipe

Een belangrijk uitgangspunt van de gewijzigde Monumentenwet is het beschermen van archeologische waarden in situ. Het belang van een archeologische opgraving en wetenschappelijk onderzoek is hieraan ondergeschikt. Waar mogelijk moet bij beoogde ruimtelijke ontwikkelingen worden gezocht naar alternatieve locaties of naar aanpassingen in het ontwerp. Dit vereist op gemeentelijk niveau een nauwe afstemming tussen de beleidsterreinen cultuur(historie), milieu en ruimtelijke ordening. Van initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen wordt verlangd dat zij in een tijdig stadium aangeven hoe met eventuele bodemverstorende ingrepen wordt omgegaan. Bij MER-plichtige projecten geldt een onderzoeksplicht.

 

Een tweede uitgangspunt is, dat de veroorzaker van een niet-vermijdbare verstoring van het archeologisch erfgoed procedureel en financieel verplicht is een opgraving te laten verrichten. Deze opgraving, die op wetenschappelijk verantwoorde wijze moet worden verricht, omvat ook het beschrijven van de resultaten en het deponeren van de vondsten in een Depot voor Bodemvondsten. De kosten die hiermee gepaard gaan dienen te worden beschouwd als normaal ondernemersrisico en zullen niet op de (rijks)overheid afgewenteld kunnen worden (veroorzakersprincipe).

De financiële gevolgen kunnen onder omstandigheden echter onevenredig zijn. In dit (bijzondere) geval bestaat voor het bestuursorgaan dat de verplichting heeft opgelegd, aanleiding om de betrokkene financieel tegemoet te komen. Het kan echter ook voorkomen, dat de kosten van een opgraving niet alleen onevenredig zijn voor de initiatiefnemer, maar ook voor het bestuursorgaan dat de opgraving noodzakelijk heeft beoordeeld en als verplichting heeft opgelegd. In die situatie kan er aanleiding zijn voor het Rijk om lagere overheden financieel tegemoet te komen door het verstrekken van een specifieke uitkering.

 

Projectkosten archeologisch onderzoek

In het kader van de planvoorbereiding kan het nodig zijn het archeologisch onderzoekstraject te doorlopen. De kosten voor archeologisch (voor)onderzoek dienen dan ook van meet af aan te worden meegenomen in de begroting van het betreffende project of besluit. Van de kosten van archeologisch onderzoek is geen eenduidige indicatie te geven omdat deze afhankelijk zijn van vele factoren. Zo is op voorhand niet duidelijk in hoeverre het onderzoekstraject moet worden doorlopen. Wel is duidelijk dat verkennend en karterend vooronderzoek relatief het goedkoopst is, waardestellend onderzoek duurder en een opgraving het duurst.

 

Ten minste moet met onderstaande kostenposten in de projectbegroting rekening worden gehouden: bureauonderzoek, behoud in de bodem door planaanpassingen, schrijven of toetsen van Programma's van Eisen, advisering/directievoering (onder meer bij het laten toetsen van archeologische rapporten), inventariserend veldonderzoek (verkennend, karterend en waarderend) en opgraving.

 

Grondexploitatie

In de “Grondexploitatiewet” worden kosten van archeologisch onderzoek op de zogenaamde ‘kostensoortenlijst’ gezet. Dit betekent dat deze kosten kunnen worden meegenomen in de exploitatie en dat kostenverhaal op ontwikkelaars mogelijk is. Deze kosten drukken dan op het bestemmingsplan- of projectgebied en worden volgens een bepaalde methodiek omgeslagen en in rekening gebracht. Genoemde wet is bedoeld als ‘stok achter de deur’. Dit houdt in dat publiekrechtelijke kostenverhaal alleen nodig is als niet anderszins (via overeenkomst) is veilig gesteld dat kostenverhaal zal plaatsvinden.

 

Excessieve kosten van archeologisch onderzoek

Bij strikte toepassing van het veroorzakersprincipe kan de realisatie van een project in gevaar komen door de hoogte van de archeologiekosten. Bij grote projecten zullen de kosten voor archeologie naar verhouding niet snel worden ervaren als excessief. Kleinschalige initiatieven, in zowel ruimtelijke als economische zin, daarentegen zullen eerder leiden tot archeologiekosten die niet in verhouding staan tot de totale stichtingskosten. In een dergelijk situatie is in de Monumentenwet (art. 42) vastgelegd dat indien het niet redelijk is de kosten volledig ten laste komen van de veroorzaker de gemeente dan de archeologiekosten van de veroorzaker gedeeltelijk zal compenseren (nadeelcompensatie). De gemeente beschikt over de beleidsvrijheid zelf te bepalen wat voor de betreffende projectontwikkelaar een redelijke bijdrage is. In Nederland wordt vaak een percentage van 5% van de bouwsom voor archeologie als redelijk beschouwd. Als de kosten dat percentage overstijgen kan een ontwikkelaar bij de gemeente een bijdrage vragen.

 

3Archeologische monumentenzorg

 

3.1Gemeente als bevoegde overheid voor archeologie

In het Europese en landelijke archeologiebeleid staat behoud van archeologische resten voorop. Ook de gemeente is van mening dat de resten voor zover dat mogelijk is in situ bewaard moeten blijven. Daartoe is het noodzakelijk te weten waar die archeologische resten zich bevinden. De Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer die bij deze notitie hoort, brengt de gebieden waar de kans groot is dat er zich resten bevinden, in kaart. Deze kennis maakt het mogelijk de ruimtelijke plannen af te stemmen op die resten en deze zo te behouden. Wanneer andere belangen zwaarder wegen dan de archeologische waarden, dan kan er voor gekozen worden om op de te ontwikkelen locatie een opgraving te doen verrichten.

 

De gemeente zal initiatiefnemers van bodemingrepen in bepaalde gevallen verplichten tot het doen van archeologisch (voor)onderzoek. Hoe dat werkt in de dagelijkse gemeentelijke praktijk komt in dit hoofdstuk aan de orde. Het belangrijkste aspect daarbij vormt het onderzoekstraject en welke beslissingen op welke momenten de gemeente daarbij neemt. Tevens wordt uiteengezet hoe een procedurele koppeling gemaakt wordt tussen het onderzoekstraject en de vergunningverlening. Verder wordt aandacht geschonken aan de beleidsvoornemens ten aanzien van behoud en beheer van archeologisch waardevolle terreinen.

 

De gemeente is niet alleen bevoegde overheid, maar in veel gevallen zelf initiatiefnemer van ruimtelijke ingrepen (bouw- en inrichtingsprojecten, infrastructuur, rioleringen en andere bodemverstorende activiteiten). In die gevallen is de gemeente zelf veroorzaker en zal zij- net als andere veroorzakers - archeologisch onderzoek uit laten voeren. De gemeentelijke archeologische uitvoeringsprojecten zullen in concurrentie worden aanbesteed. Voor wat betreft waardestellend onderzoek en opgravingen vindt aanbesteding plaats op basis van een toereikend archeologisch Programma van Eisen.

 

3.2Bevoegdheid tot betreden van terreinen bij archeologisch onderzoek

Bij het uitvoeren van inventariserend veldonderzoek in een vroegtijdig stadium van het planproces is de medewerking van grondeigenaren en grondgebruikers van groot belang. Ondanks dat archeologische verkenningen meestal nauwelijks tot overlast leiden, wordt soms geen toestemming voor het betreden van terreinen gegeven. Om een dergelijke situatie te voorkomen, zal de gemeente op grond van de Monumentenwet 1988 de betredingstoestemming regelen.

 

3.3Toezicht en kwaliteitsborging van archeologisch onderzoek

De kern van het geliberaliseerde archeologiebestel is dat het de initiatiefnemer van ruimtelijke ingrepen (zowel de gemeente als private opdrachtgevers) vrijstaat om voor de uitvoering van alle vormen van archeologisch onderzoek zelf een keuze te maken uit erkende aanbieders op de archeologische markt. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de archeologische werkzaamheden die onder de opgravingsvergunning vallen. Dit toezicht is ondergebracht bij de afdeling archeologie van de Erfgoedinspectie.

 

Om de kwaliteit van het onderzoeks- en besluitvormingstraject in de archeologische monumentenzorg in het geliberaliseerde bestel te waarborgen heeft de rijksoverheid samen met de beroepsgroep van archeologen het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) in het leven geroepen. In dit handboek staan de kwaliteitseisen die betrekking hebben op de vorm, informatieplicht, verslaglegging en deskundigheid van de uitvoerders van archeologisch onderzoek. In de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie worden niet zozeer inhoudelijke eisen gesteld, maar wordt omschreven welke handelingen ("processtappen") ten minste moeten worden uitgevoerd om van basiskwaliteit te kunnen spreken. De uitvoerder van archeologisch veldwerk is volgens het Besluit Archeologische Monumentenzorg verplicht zich te houden aan de KNA.

 

3.4Archeologisch onderzoek

 

Archeologisch onderzoekstraject

De opbouw van het onderzoekstraject is zodanig dat wordt begonnen met de lichtste intensiteit van archeologisch onderzoek en dat de meer complexe en kostbare vormen van onderzoek later in het traject alleen worden toegepast op vindplaatsen die deze investeringen waard zijn. Het uitgangspunt daarbij is om een redelijke verhouding aan te brengen tussen inzet van middelen en de verwachte onderzoeksresultaten.

 

Niet alle stappen in het onderzoekstraject zijn destructief. Stappen 1,2,4 en 6 zijn non-destructief. Stappen 3 en 5 zijn licht destructief en stap 7 is destructief.

 

Voor alle stappen geldt dat de uitvoerder ervan zich dient te houden aan de specificaties die zijn vastgelegd in de protocollen en leidraden van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Een mogelijkheid is het archeologisch begeleiden van grondroeringen. Dit houdt in dat een archeoloog bij het bouwrijp maken, slopen of wat voor grondwerkzaamheden dan ook, eventueel aangetroffen archeologische resten documenteert. Het werk loopt daardoor geen vertraging op.

 

Voor Archeologische Begeleiding (AB) wordt uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden gekozen. Dit kan zijn als de verwachting dat er archeologische resten in de bodem zitten klein, maar toch aanwezig is of als door fysieke belemmeringen archeologisch onderzoek niet mogelijk is. Voor een AB vereist de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie ook een Programma van Eisen.

 

Het archeologische onderzoekstraject bestaat uit zeven stappen:

 

Iedere onderzoeksstap resulteert (behalve de Programma's van Eisen) in een archeologisch rapport dat wordt opgesteld door een daartoe bekwame archeoloog. Op grond van dat rapport beslist de gemeente of het onderzoekstraject al dan niet moet worden voortgezet. Indien mogelijk zal de gemeente beslissen dat verschillende stappen in één fase kunnen worden doorlopen en gerapporteerd of dat in voorkomende gevallen onderzoeksstappen kunnen worden overgeslagen. Het archeologisch onderzoekstraject vormt voor de gemeente dus tevens een besluitvormingstraject.

 

Archeologisch onderzoek in stappen

Op basis van het bureauonderzoek (ABO) wordt de gespecificeerde archeologische verwachting voor het betreffende plangebied opgesteld en kan worden aangegeven in welke mate de (mogelijk) aanwezige waarden door de planrealisatie schade zullen leiden. Op grond daarvan wordt in het rapport een advies voor eventuele vervolgstappen geformuleerd: verder archeologisch onderzoek of géén verder archeologisch onderzoek.

 

Het vervolgonderzoek zal in eerste instantie vrijwel altijd bestaan uit een Inventariserend veldonderzoek (IVO) en soms uit een opgraving. Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting, dat gebaseerd is op het bureau onderzoek. De verkennende fase van het IVO heeft tot doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones van het plangebied te selecteren voor de volgende fase. In de praktijk wordt de verkennende fase regelmatig gecombineerd met een bureauonderzoek of wordt zelfs helemaal overgeslagen. Tijdens de kartering wordt het terrein systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische resten en/of sporen. Uit de verkennende en karterende fase kan blijken dat ter plaatse van het plangebied geen archeologische waarden aanwezig zijn. In dat geval besluit de gemeente vanzelfsprekend dat de ruimtelijke plannen vanuit archeologisch oogpunt zonder enige beperking doorgang kunnen vinden.

 

Indien tijdens het IVO een archeologische vindplaats wordt aangetroffen, dan richt de laatste fase van het IVO zich op de waardering van de betreffende vindplaats. Het vaststellen van de waarde van een vindplaats wordt uitgevoerd volgens het protocol "Waarderen" van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Een vindplaats wordt in eerste instantie op zijn fysieke kwaliteit beoordeeld. De toetsingscriteria daarvoor zijn gaafheid en conservering. Indien op een van de criteria ‘hoog’ wordt gescoord, wordt de vindplaats in principe behoudwaardig (behoud in of ex situ) geacht. Vervolgens wordt de vindplaats op zijn inhoudelijke kwaliteit beoordeeld aan de hand van de toetsingscriteria zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde. Het beoordelen van de inhoudelijke kwaliteit fungeert bij de waardering als een "vangnet". Dit vangnet heeft tot doel te voorkomen dat vindplaatsen die van beperkte fysieke kwaliteit zijn, maar inhoudelijk van groot belang, worden beoordeeld als niet behoudwaardig.

 

De waardering van een vindplaats leidt tot een selectieadvies. Het selectieadvies is een archeologisch inhoudelijk advies over de behoudwaardigheid van een vindplaats. Op basis van het selectieadvies neemt de gemeente een selectiebesluit.

 

Archeologische begeleiding

In het schema is archeologisch begeleiden als onderzoeksvorm niet opgenomen, omdat dit een uitzondering vormt. Soms kan door fysieke belemmeringen niet bepaald worden of in de bodem van een plangebied archeologische resten liggen. In dat geval kunnen de sloop- of bouwwerkzaamheden archeologisch begeleid worden. Een begeleiding in dit stadium wordt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) gezien als een "waarderend vooronderzoek".

 

Indien tijdens de begeleiding archeologische waarden worden aangetroffen, dient de bevoegde overheid een selectiebesluit te nemen. Indien de begeleiding na dit besluit wordt voortgezet (positief selectiebesluit), dan heeft de begeleiding volgens de KNA hetzelfde doel als een opgraving. Voor beide vormen van begeleiding is de gemeente verplicht een Programma van Eisen op te (laten) stellen.

 

Plan van Aanpak

Het Plan van Aanpak is een concrete planning van het veldwerk en een beschrijving van de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Het voldoet aan een Programma van Eisen indien aanwezig. Het Plan van Aanpak bevat een beredeneerde keuze van toe te passen methodiek(en). Daarnaast wordt het Plan van Aanpak in het veld gebruikt als handleiding voor het onderzoek. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie schrijft voor dat voor zowel een verkennend, karterend en waarderend onderzoek als een opgraving een Plan van Aanpak moet worden opgesteld. Het Plan van Aanpak wordt opgesteld door de uitvoerder van de onderzoeksopdracht. In tegenstelling tot het Programma van Eisen vereist de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie niet dat het Plan van Aanpak door de bevoegde overheid wordt goedgekeurd.

 

Programma van Eisen

Een proefsleuvenonderzoek of opgraving behoort volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) te worden uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen. In het Programma van Eisen legt de gemeente de voorwaarden en eisen ten aanzien van de inhoudelijke vraagstelling (wat er moet worden onderzocht) en de praktische uitvoering (hoe het moet worden onderzocht) vast. Een Programma van Eisen is 1 jaar geldig en dient volgens de KNA opgesteld te worden door een archeoloog. De gemeente is in de meeste gevallen de bevoegde overheid (bij een archeologisch rijksmonument is dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). De gemeente moet als bevoegde overheid instemmen met het evaluatieverslag en het eindrapport van het veldonderzoek.

 

Het Programma van Eisen heeft daarnaast een functie in het economische verkeer omdat op basis daarvan offertes voor de onderzoeksopdracht worden aangevraagd. Aangezien in het Programma van Eisen staat waaraan de onderzoeksopdracht moet voldoen, zijn de concurrerende offertes voor het uit te voeren onderzoek beter met elkaar te vergelijken.

 

De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie vereist dat het Programma van Eisen wordt goedgekeurd door de bevoegde overheid, terwijl zij volgens de Nederlandse regelgeving daartoe niet verplicht is. Om de kwaliteitseisen conform de KNA te waarborgen zal de gemeente eisen dat het Programma van Eisen ter goedkeuring aan haar wordt voorgelegd voordat met het proefsleuvenonderzoek of de opgraving wordt begonnen. De gemeente zal het Programma van Eisen daarbij laten toetsen door een archeoloog. De goedkeuringsvereiste zal door de gemeente bij verordening worden vastgelegd.

 

Selectiebesluit

In het selectiebesluit wordt door de bevoegde overheid gemotiveerd aangegeven welke gevolgen de onderzoeksresultaten hebben voor zowel de aangetroffen vindplaats als het voorgenomen plan. Bij een selectiebesluit wordt door het gemeentebestuur in eerste instantie gestreefd naar behoud in de bodem van een behoudwaardige vindplaats. Eventueel noodzakelijke beheersmaatregelen voor het optimale behoud ervan wordt bij dit streven in overweging genomen en zonodig in de planontwikkeling en -uitwerking meegenomen. Dat kan door bijvoorbeeld een bouwlocatie zodanig te situeren, dat de archeologische vindplaats niet wordt aangetast, of door zodanig te bouwen of aan te leggen, dat de archeologische overblijfselen zo ongeschonden mogelijk blijven. Indien behoud in situ naar het oordeel van de gemeente niet mogelijk is, zorgt zij ervoor dat het archeologisch vooronderzoek wordt voortgezet in de vorm van een opgraving. Het doel van opgraven is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden.

 

Een selectiebesluit kan echter ook negatief uitvallen, wat betekent dat de vindplaats naar het oordeel van de gemeente niet behoudwaardig is. Daarbij wordt besloten dat de aanwezige archeologische waarden ongedocumenteerd verloren mogen gaan.

 

BIJLAGE: Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer

 

Lijst van archeologisch waardevolle gebieden

Het gemeentebestuur geeft door middel van regimes aan welk niveau van archeologiebeleid in een bepaald gebied als 'redelijk' kan worden beschouwd. De regimes komen tot stand op basis van de bekende archeologische waarden, de kennis van de geschiedenis en de eventuele recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria verbeeld door middel van de kleuren rood, groen, blauw en grijs.

 

Let op: Pleistocene ondergrond

In een groot deel van de Haarlemmermeer is op grote diepte de nog intacte top van de Pleistocene ondergrond aanwezig. Hier kunnen sporen van Paleolithicum en Mesolithicum aanwezig zijn. Ongeacht het geldende archeologieregime zal bij ontwikkelingen die de mogelijkheid bieden tot onderzoek van deze laag (bijvoorbeeld bij grootschalige ondergrondse bouwwerken zoals parkeerkelders) archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

De noordoosthoek in detail (Molen Van Faas en oude veengronden)

 

De westzijde en Beinsdorp

 

De zuidpunt (oude veengrond in blauw)

 

De categorieën

Archeologieregime

Provinciaal Monument

Nog niet op beleidskaart

Bij alle bodemroering een monumentenvergunning aanvragen bij de Provincie Noord-Holland

Eerste categorie

Groen op beleidskaart

Rekening houden met archeologie bij plannen met bodemroering met een planomvang van 50 m2 en groter

Tweede categorie

Blauw op beleidskaart

Rekening houden met archeologie bij plannen met bodemroering met een planomvang van 500 m2 en groter

Derde categorie

Grijs op beleidskaart

Rekening houden met archeologie bij plannen met bodemroering met een planomvang van 10.000 m2 en groter

 

Speciale categorie: provinciaal monument (nog niet op de Beleidskaart)

Ten aanzien van de "De Stelling van Amsterdam in Haarlemmermeer” worden drie zones onderscheiden die grotendeels gebaseerd zijn op de zones in het Provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam van september 2008.

De Stelling van Amsterdam is een militaire verdedigingslinie rond de hoofdstad van Nederland. In 1881 werd met de bouw begonnen. In 1963 werd de militaire status van de verdedigingslinie opgeheven. De Stelling van Amsterdam is in 1991 op de provinciale monumentenlijst geplaatst. In 1996 is de Stelling van Amsterdam door UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst.

 

De Stelling van Amsterdam kent twee identiteiten: Nationaal Landschap (cultuurlandschap) en UNESCO monument (militaire verdedigingslinie). Beide identiteiten dragen bij aan de kernkwaliteiten (waarden) van de Stelling van Amsterdam.

 

In het Provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam worden drie zones onderscheiden. De eerste twee zones –de Monumentenzone en de Kernzone- hebben onder meer betrekking op ondergrondse delen van de Stelling en zijn dus archeologisch relevant. Voor de Monumentenzone en de Kernzone zijn dubbelbestemmingen verbonden die de planologische bescherming regelen. De derde zone –de Stellingzone- betreft het open houden van het huidige landschap en is niet archeologisch relevant. De bescherming van de Stellingzone is niet geregeld in bestemmingen, maar in beleid.

1. Monumentenzone

Tot de Monumentenzone in Haarlemmermeer wordt gerekend de hoofdverdedigingslijn van de Stelling van Amsterdam:

  • Damsluis in de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder bij Halfweg;

  • Fort aan de Liede;

  • Ringdijk, het gedeelte nabij het Fort aan de Liede tot aan het Fort bij Vijfhuizen;

  • Damsluis in de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder bij Vijfhuizen;

  • Voorpositie bij Cruquius;

  • Fort bij Heemstede;

  • Geniedijk met inbegrip van forten, batterijen en overige verdedigingswerken, militaire waterwerken, alsmede het water van het Voorkanaal en Achterkanaal.

De planologische bescherming van waarden in de Monumentenzone wordt primair geregeld middels de dubbelbestemming "Waarde – Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam". In deze dubbelbestemming die geldt voor de gehele Monumentenzone worden de te beschermen waarden van de Stelling van Amsterdam nadrukkelijk genoemd in de bestemmingsomschrijving. De bouwregels en regels voor een aanlegvergunning zijn gerelateerd aan de te beschermen monumentwaarden van de Stelling van Amsterdam.

 

2. Kernzone

De hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten en batterijen vormen de kernzone van de Stelling van Amsterdam:

  • Hoofdverdedigingslijn: zowel aan de aanvalszijde als de verdedigingszijde 100 meter;

  • Schootscirkels rond de forten en batterijen: cirkels van 1.000 meter rond het fort of batterij;

  • Accessen en zichtlijnen;

  • Voorstellingen.

De planologische bescherming van waarden in de Kernzone wordt primair geregeld middels de dubbelbestemming "Waarde – Landschap Stelling van Amsterdam". In deze dubbelbestemming die geldt voor de gehele Kernzone worden de te beschermen waarden van de Stelling van Amsterdam nadrukkelijk genoemd in de bestemmingsomschrijving. De bouwregels en regels voor een aanlegvergunning zijn gerelateerd aan de te beschermen landschapswaarden van de Stelling van Amsterdam.

 

3. Stellingzone

De Stellingzone vormt het samenhangend geheel tussen de verdedigingswerken en het landschap. Voormalige inundatiegebieden maken hier deel van uit. De Stellingzone ligt altijd binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam. Deze zone is niet archeologisch relevant, omdat het gaat om het openhouden van het huidige landschap.

 

Archeologie

Waardebepaling

De Stelling van Amsterdam bestaat onder meer uit ondergrondse delen, die licht werpen op de gebruikte constructietechnieken en de ontwikkeling van de linie. De Stelling is daarom opgenomen in deze notitie. Voor de Stelling van Amsterdam geldt echter een apart regime, omdat het grotendeels een provinciaal monument is. Vanwege dit bijzondere regime is de Stelling van Amsterdam niet opgenomen op de beleidskaart.

 

Regime

In alle gevallen van bodemingrepen - ongeacht de planomvang – moet een monumenten-vergunning worden aangevraagd bij de Provincie Noord-Holland.

 

Eerste Categorie (groen op de Beleidskaart)

Molenplaatsen

(HRLM01A en HRLM02A)

 

Beschrijving

Hoewel de Haarlemmermeer is drooggemaakt met behulp van stoomgemalen heeft er ook een aantal molens in de polder gestaan. Een zestal molens is er geweest: Molen van Faas/De Dommekracht, De Jonge Landman, De Eersteling, Hoop op Zegen, De Rijzende Zon en De Korenschoof. Al deze molens waren korenmolens. Alleen de Molen van Faas en De Jonge Landman zijn in deze lijst opgenomen omdat De Rijzend Zon en De Korenschoof nog als molenstomp bestaan en De Eersteling, hoewel niet op zijn oorspronkelijke locatie nog steeds in gebruik is. De Hoop op Zegen is door brand verwoest en de locatie van de molen is overbouwd.

 

Archeologie

Waardebepaling

Op de locaties van de beide molens kunnen archeologische resten aanwezig zijn die licht werpen op de constructietechnieken van de molen.

 

HRLM01A Molenplaats: Molen van Faas/De Dommekracht

Locatie van korenmolen te Zwanenburg die in 1858 vanuit het Amsterdamse Overtoomse Veld werd overgeplaatst. In 1936 werd de molen onttakeld, het restant werd in 1970 gesloopt.

  • -

    Archeologisch van waarde

HRLM02A De Jonge Landman

Locatie van korenmolen te Vijfhuizen. In 1860 vanuit Amsterdam hierheen overgeplaatst. In 1945 brandde de molen af.

  • -

    Archeologisch van waarde

Regime

Op deze twee locaties is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten op een relatief klein oppervlak. Het regime wordt gerealiseerd door aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij de molenplaatsen als waardevol gebied van de tweede categorie worden aangegeven.

 

Tweede Categorie (blauw op de Beleidskaart)

Voormalig Eiland Beinsdorp

(HRLM03A )

 

Beschrijving

Aan de noordwestelijke zijde van Nieuw-Vennep ligt het voormalig eiland in het Haarlemmermeer. Op een aantal historische kaarten is de groei van het Haarlemmermeer, en het krimpen van het eiland, goed te volgen. De begrenzing van dit archeologiegebied betreft de kleinste omvang van het eiland, de situatie van direct voor de droogmaking.

Deze ontwikkeling is op historische kaarten vastgelegd. Op het eiland stond een klein aantal huizen.

 

Archeologie

Waardebepaling

In deze zone zijn voornamelijk sporen van bewoning en ontginning en gebruik te verwachten vanaf de Middeleeuwen. In de ondergrond zijn mogelijk ook sporen uit het Laat Neolithicum aanwezig.

Het is niet bekend in hoeverre de potentieel aanwezig archeologische waarden zijn aangetast door moderne landbouwtechnieken als diepploegen

Regime

In dit gebied is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten. Het regime wordt gerealiseerd door aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij het voormalig eiland als waardevol gebied van de tweede categorie wordt aangegeven.

 

Oude veengrond

(HRLM04A )

 

Beschrijving

Oude gronden die zijn ingedijkt in de Haarlemmermeerpolder. Deze gronden zijn voor het grootste deel herkenbaar aan afwijkende verkaveling. Het betreft de Lisserbroekpolder, de landtong Abbenes/Huigsloot, Vijfhuiserhoek, Nieuwekerkerhoek en ’t Buitenland bij Nieuwekerkerhoek.

 

Archeologie

Waardebepaling

In deze zone zijn voornamelijk sporen van bewoning en ontginning en gebruik te verwachten vanaf de Middeleeuwen. In de ondergrond zijn mogelijk ook sporen uit het Laat Neolithicum aanwezig.

Het is niet bekend in hoeverre de potentieel aanwezig archeologische waarden zijn aangetast door moderne landbouwtechnieken als diepploegen

 

Regime

In dit gebied is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten. Het regime wordt gerealiseerd door aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij de oude veengronden als waardevol gebied van de tweede categorie worden aangegeven.

 

Strandwal

(HRLM05A)

 

Beschrijving

Aan de westelijke rand van de Haarlemmermeerpolder, nabij Bennebroek is een deel van de daar gelegen strandwal in de polder opgenomen.

De gronden van de strandwal hebben een geheel andere bodemopbouw dan de rest van de Haarlemmermeer. De strandwallen vormden vanaf het Laat Neolithicum een aantrekkelijk zone voor bewoning, ook in perioden dat de rest van het gemeentelijk grondgebied door veengroei niet geschikt was voor bewoning.

 

Archeologie

Waardebepaling

In deze zone zijn sporen van bewoning en grondgebruik vanaf het Laat Neolithicum te verwachten.

Het is niet ondenkbaar dat een groot deel de potentieel aanwezig archeologische waarden zijn aangetast door moderne landbouwtechnieken als diepploegen en omspuiten van de grond.

 

Regime

In dit gebied is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten. Het regime wordt gerealiseerd door aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij het strandwalgebied als waardevol gebied van de tweede categorie wordt aangegeven.

 

Derde Categorie (grijs op de Beleidskaart)

 

Overig gebied

(HRLM06A)

 

Beschrijving

In de Haarlemmermeer bestaat een geringe verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het Laat Neolithicum. De afzettingen uit deze periode, oeverwallen en kreekruggen, liggen dicht aan het oppervalk en op veel plaatsen zijn de welvingen van deze afzettingen in het huidige landschap zichtbaar, Veel vondsten uit deze periode zijn er niet bekend

 

Archeologie

Waardebepaling

De archeologische verwachting voor het overig gebied in de Haarlemmermeer is vrij laag, zodat allen bij grootschalige ontwikkelingen de noodzaak bestaat nader archeologisch onderzoek uit te voeren.

 

Regime

In het overig gebied is een regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van archeologische resten. Het regime wordt gerealiseerd door aanpassing van het bestemmingsplan, waarbij het gebied als zone van de derde categorie worden aangegeven.

 

Bijlage 4 Partners uitvoering beleid

4.1 Monumentenwacht en onderhoudscontracten

Gestimuleerd moet worden dat een monument, eenmaal in goede staat, in goede staat van onderhoud blijft verkeren. Een mogelijkheid om monumenteneigenaren te stimuleren hun eigendom goed te onderhouden, is door hen een (gratis) abonnement op de De Stichting Monumentenwacht Noord-Hollands aan te bieden. Dit houdt in dat de gemeente de abonnementkosten van deelname draagt en dat de eigenaar zelf de kosten van de inspectie van zijn object betaald. Aan het inspectierapport kan een meerjarenonderhoudscontract met de gemeente worden gekoppeld. Op deze manier houdt de gemeente een vinger aan de pols voor wat betreft de investeringen die in het gemeentelijke monumentenbestand worden gedaan en worden eigenaren gestimuleerd tot het plegen van onderhoud.

 

4.2 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), onderdeel van het ministerie van OCenW, is het centrale punt op rijksniveau voor kennis en onderzoek op het gebied van monumentenzorg, archeologie en cultuurlandschap. De RCE is namens de minister van OCenW verantwoordelijk voor de uitvoering van de Monumentenwet 1988 en de subsidieregelingen. Daar waar monumentale, archeologische of cultuurlandschappelijke waarden van nationaal of internationaal belang in het geding zijn, neemt de dienst het voortouw in behoud, (wettelijke) bescherming, onderhoud en onderzoek van het erfgoed.

Naast de uitvoering van deze belangrijke taak is de RCE belast met:

  • subsidies toekennen voor restauratie en onderhoud van monumenten;

  • wetenschappelijk onderzoek doen op het gebied van monumentenzorg;

  • advies geven op technisch, stedenbouwkundig, cultuurhistorisch en juridisch gebied;

  • ondersteunen en adviseren van gemeenten, provincies en particuliere organisaties;

  • onderhouden van de database ARCHIS;

  • plaatsing en vergunningverlening voor archeologische rijksmonumenten;

  • beheer van archeologische rijksmonumenten;

  • het geven van voorlichting.

4.3 Provincie Noord-Holland

De sector Cultuur en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland maakt beleid op basis van het motto ‘behoud door ontwikkeling’. Het streven is er op gericht cultuurhistorie afwegingsfactor en inspiratiebron te laten zijn voor ruimtelijke ontwikkeling. Het accent ligt daarbij op gebiedsgericht beleid met aandacht voor structuren en objecten. Daarnaast heeft het bureau de zorg voor ca. 620 provinciale monumenten (vergunningverlening en subsidiëring).

 

4.4 Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland

De Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland is op 1 juli 2007 ontstaan uit een fusie tussen de stichtingen Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland, Museaal en Historisch Perspectief en Stelling van Amsterdam. Deze stichting ondersteunt instellingen en overheden om het cultureel erfgoed van de provincie te behouden en toegankelijk te maken. Met de aanwezige deskundigheid ontwikkelt de stichting actief producten en activiteiten die de samenhang en zichtbaarheid van het erfgoed vergroten. Zo kan iedereen erfgoed ontdekken en beleven, nu en in de toekomst.

 

Voor de gemeente zijn de activiteiten op het gebied van monumentenzorg, archeologie en cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting van belang. Hierin is de stichting een belangrijke intermediair tussen rijk en provincie enerzijds en gemeenten anderzijds. De helpdesk staat open voor een ieder die vragen heeft op het gebied van cultuurhistorie. Daarnaast zet de stichting zich in om door concrete projecten de gemeente te ondersteunen om een eigen cultuurhistorisch beleid te vormen en cultuurhistorie in de andere beleidsvelden mee te nemen. Ook zet de stichting zich in op het gebied van erfgoededucatie, voor het ondersteunen van een goed beheer van erfgoed en het beleefbaar en toegankelijk maken ervan.

 

4.5 Archeologische Werkgroep Nederland (AWN)

De AWN is een vereniging van amateur-archeologen. De organisatie heeft een aantal landelijke werkgroepen en 24 afdelingen, elk met een eigen bestuur. De amateur-archeologen leveren een belangrijke bijdrage aan het archeologisch onderzoek in Nederland. De leden houden zich bezig met het opsporen van archeologische locaties. Daarnaast werken ze mee aan opgravingen, conserveren en documenteren van vondsten. Door hun bijdragen wordt veel werk gedaan waar professionele archeologen niet altijd aan toe kunnen komen. In Haarlemmermeer is de afdeling Kennemerland actief.

 

4.6 Provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Holland

In de Monumentenwet is vastgesteld, dat archeologische vondsten en grondsporen gemeld moeten worden bij een bevoegde persoon of instantie. Van de vondstmelding worden de gegevens vastgelegd in Archis2, het geautomatiseerde archeologische informatiesysteem van Nederland. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is verantwoordelijk voor het beheer van Archis2. Het provinciaal depot voor bodemvondsten Noord-Holland is de bevoegde instantie voor aanmelding en opslag van bodemvondsten in Haarlemmermeer.

 

4.7 Stichting Meer-Historie

Het doel van de Stichting Meer-Historie is het behoud van het erfgoed van historie, natuur en cultuur in de gemeente Haarlemmermeer en omgeving, voor zover de stichting hierop direct invloed heeft. Zij wil dit doel bereiken door het bevorderen van de belangstelling en de waardering voor, alsmede de kennis van, dit erfgoed.

 

4.8 Historisch Museum Haarlemmermeer

Het museum verhaalt de dynamische ontwikkeling van deze Haarlemmermeerpolder vanaf de dag van de droogbemaling in 1852 tot aan de dag van vandaag. Zij doet dit door de semi-permanente opstelling en het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen, evenementen, workshops en educatieve programma's. Het museum heeft een regionale uitstraling en doel en richt zich in algemene zin op alle Haarlemmermeerders en meer specifiek op scholieren, ouderen en gezinnen.

 

Het Historisch Museum Haarlemmermeer heeft als missie het toegankelijk maken van het materieel en immaterieel Haarlemmermeers cultureel erfgoed van 1852 tot heden voor en door Haarlemmermeerders, gebruikmakend van diverse beschikbare technieken (evenementen (digitale) tentoonstellingen, evenementen, educatie, etc.). Kernwoorden: Haarlemmermeer zien, horen, beleven en leven, avontuur en variatie.

 

4.9 Museum de Cruquius

Museum De Cruquius (ook bekend als Cruquiusmuseum) spreekt een breed publiek aan. Het oude stoomgemaal vormt het absolute technische hoogtepunt van het romantische stoomtijdperk in Nederland. De museumtentoonstelling toont stoomgemaal De Cruquius in zijn oer-Nederlandse context: de door de eeuwen heen nimmer aflatende strijd tegen het water.

 

4.10 Pier K

Pier K is het vertrekpunt voor kunst en cultuur voor jong en oud in Haarlemmermeer. Bij Pier K kunnen Haarlemmermeerders terecht voor cursussen, lessen, workshops, projecten, exposities, voorstellingen en vele andere activiteiten in de disciplines theater, beeldende kunst, schrijven, dans, muziek, kijk op kunst en architectuur. Hiernaast verzorgt Pier K de coördinatie van de cultuureducatieprogramma’s Kunstmenu en Cultuurparcours voor respectievelijk het basis en voortgezet onderwijs.

 

4.11 Bibliotheek Haarlemmermeer

De Bibliotheek Haarlemmermeer bevordert deelname aan cultuur en educatie door het actief aanbieden van een fysieke en digitale collectie, culturele activiteiten en een neutrale en veilige ontmoetingsplek. De collectie biedt inspiratie en betrouwbare informatie en stimuleert daarmee de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van inwoners van Haarlemmermeer.

 

De informatievoorziening rond cultureel erfgoed van Haarlemmermeer krijgt vorm in het fysieke en digitale Historisch Informatie Punt, waar alle cultureel erfgoedinstellingen, het archief en de bibliotheek in participeren. De Bibliotheek Haarlemmermeer heeft vijf vestigingen verspreid over de grote kernen van de gemeente en een Bibliobus die de kleine kernen bedient.

 

4.12 Podium voor Architectuur Haarlemmermeer

Het Podium voor Architectuur is het lokale architectuurcentrum in Haarlemmermeer.

Bewoners, bestuurders en deskundigen discussiëren hier op neutraal terrein. Architecten genereren nieuwe ideeën. Kinderen en jongeren ervaren architectuur bij workshops, 'De architect op school' en professioneel lesmateriaal. Naast een kernprogramma van lezingen en kinderworkshops zijn er tentoonstellingen, excursies en rondleidingen en de Dag van de Architectuur. En jaarlijks reikt het Podium de architectuurprijs uit.

 


2

Eendenkooien kennen een zogenaamd afpalingsrecht. Dit is een zakelijk recht dat in in het verleden werd toegekend aan een eendenkooi. Met dit recht kan de kooiker van rechtswege rust in de omgeving van zijn eendenkooi afdwingen.

3

Op basis van de gestandaardiseerde waarderingstabel die in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is opgenomen.

4

Monument en rendement, De invloed van de monumentenstatus op de waarde van een woning, maart 2004

5

Visie op de Geniedijk, gemeente Haarlemmermeer, vastgesteld in de Raad 19 november 2009

6

Voor een beschrijving van de archeologiegebieden verwezen wij u naar bijlage 3. Ook wordt hier de werking van de archeologiegebieden in het gemeentelijk beleid en de ruimtelijke ordening uitgelegd.

7

Zie ook: Handreiking Gemeentelijke monumentencommissies, VNG september 2009.