Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel handhavingsarrangement gevaarlijke en hinderlijke honden |
Citeertitel | Beleidsregel handhavingsarrangement gevaarlijke en hinderlijke honden |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-10-2022 | nieuwe regeling | 11-10-2022 | 2022, nummer 181 |
De burgemeester van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directeur Stadsbeheer en gehoord de beraadslaging in de driehoek van 4 oktober 2022,
gelet op de artikelen 2:57 en 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 en het beleid uit het plan van aanpak gevaarlijke honden van oktober 2017;
overwegende, dat het gewenst is een handhavingsarrangement op te stellen omtrent gevaarlijke en hinderlijke honden;
In november 2017 is een plan van aanpak gevaarlijke honden gepresenteerd door het college. Het belangrijkste onderdeel daarvan was het instellen van een meldpunt gevaarlijke honden waar men terecht kan met zorgen over mogelijk gevaarlijke honden in Rotterdam. Ook kunnen zij er bijtincidenten melden. De meldingen worden onderzocht door speciaal daarvoor getrainde handhavers.
Er zijn in 2021 185 meldingen geweest over gevaarlijke honden. In 2020 waren dat 100 zaken. De meldingen variëren van angst voor een hond in de buurt tot bijtincidenten met mensen of andere honden. Ook bij de politie Rotterdam worden gevaarlijke honden en bijtincidenten gemeld. De politie heeft van januari 2022 tot en met juli 2022 44 meldingen gekregen.
Er zijn in 2020 18 muilkorfplichten opgelegd. In 2021 zijn er 26 muilkorfplichten en 8 kort aanlijngeboden opgelegd. In 2022 zijn er tot nu toe 28 muilkorfgeboden opgelegd. Deze beleidsregel biedt een kader hoe gehandeld wordt bij bijtincidenten, hinderlijke en gevaarlijke honden.
II Doel van deze beleidsregel en toepassing bestuursrecht en strafrecht
Deze beleidsregel is bedoeld om de wijze van afhandeling van meldingen van bijtincidenten en meldingen van burgers over mogelijk gevaarlijke of hinderlijke honden vast te leggen.
Het gaat hierbij om de bestuursrechtelijke aanpak van gevaarlijke of hinderlijke honden. Voorbeelden van bestuursrechtelijke instrumenten zijn de muilkorfplicht en de kort aanlijngeboden. De burgemeester is bevoegd om deze instrumenten toe te passen als hij een hond gevaarlijk of hinderlijk acht. De constatering dat een opgelegde muilkorfplicht- of kort aanlijnplicht niet wordt nageleefd, leidt tot een bestuurlijke strafbeschikking en de muilkorfplicht- of kort aanlijnplicht kan worden gehandhaafd door een opsporingsambtenaar. Ernstige bijtincidenten worden over het algemeen opgepakt door de politie via de strafrechtelijke aanpak. De strafrechtelijke aanpak wordt ook benoemd in deze beleidsregel, maar valt niet onder verantwoordelijkheid van de burgemeester.
Omdat ieder bijtincident anders verloopt, is de afhandeling maatwerk. Er kan dus afhankelijk van de situatie te allen tijde worden afgeweken van de stappen zoals omschreven in deze beleidsregel.
Meldingen over mogelijk gevaarlijke honden en bijtincidenten door honden komen binnen bij Stadsbeheer, afdeling Toezicht en Handhaving, en worden zo nodig onderzocht door daarvoor opgeleide handhavers. Elke melding van een mogelijk gevaarlijke of hinderlijke hond of van een bijtincident wordt geregistreerd. In de registratie wordt, voor zover bekend, vastgelegd:
Ook de politie is gerechtigd om als toezichthouder op de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 onderzoek te doen naar meldingen.
Een handhaver stelt naar aanleiding van de melding een rapportage op. Deze rapportage wordt intern getoetst waarna de burgemeester kan besluiten of de hond zo hinderlijk of gevaarlijk is dat er aanleiding is voor een kort aanlijngebod, een muilkorfplicht of beide. Indien er een zeer ernstig bijtincident heeft plaatsgevonden, kan er overleg plaatsvinden met de officier van justitie over inbeslagname van de hond door de politie.
Indien gewenst, bijvoorbeeld bij een verschil van mening over het gevaar van de hond tussen de eigenaar en de afdeling Handhaving van de gemeente, kan een gedragstest voor rekening van de eigenaar of houder van de hond door een daartoe benoemde gedragskeurmeester worden uitgevoerd. Een gedragstest is een vrijwillig en beperkt onderzoek waarbij de betreffende hond op verschillende onderdelen wordt getest op afwijkend gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt van het recidivegevaar. Een dergelijke gedragstest wordt afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied benoemde gedragskeurmeester. Er is geen wettelijke plicht voor deze gedragstest. De uitslag van de gedragstest weegt mee bij de keuze van de maatregel.
Als de eigenaar of houder niet wil meewerken aan een gedragstest, wordt een besluit over de in te zetten maatregel desondanks genomen.
Een risico-assessment is een uitgebreid onderzoek naar het gedrag van de hond en het recidivegevaar en kan alleen in opdracht van de overheid, zoals het openbaar ministerie of burgemeester en doorgaans bij ernstige tot zeer ernstige bijtincidenten door het Risk-assessmentteam van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht worden uitgevoerd. De hond wordt daarbij twee weken ondergebracht bij een opslaghouder en daarna getest. Dit risico-assessment wordt ingezet als een hond na een bijtincident in beslag is genomen. Een risico-assessment geeft een inschatting van de risico’s van de hond voor de maatschappij, in de huidige situatie bij de desbetreffende huidige eigenaar. Hierbij staat de veiligheid van de maatschappij en het welzijn van de hond voorop. Een risico-assessment wordt opgesteld aan de hand van een groot aantal informatiebronnen zoals:
Verplichte microchip voor de betrokken hond
De houder van de betrokken hond is verplicht zijn hond te laten chippen voor zover dat niet eerder is gebeurd. Op grond van artikel 3.30 van het Besluit houders van dieren geldt voor alle honden geboren na 1 april 2013, de verplichting om gechipt te worden. Als dit niet is gebeurd, dient de hond te worden gechipt als hij wordt aangewezen als gevaarlijke of hinderlijke hond. Dit geldt ook als de hond geboren is voor 1 april 2013.
Bijtincidenten en overige incidenten kunnen leiden tot een bestuurlijke maatregel. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ‘lichte’, en ‘ernstige tot zeer ernstige’ bijtincidenten. Overige incidenten worden apart beschreven.
Bij ernstige tot zeer ernstige bijtincidenten bijt een hond een persoon of brengt de hond ernstig bijtletsel toe aan een ander dier, veelal een hond. Meerdere lichte bijtincidenten binnen een periode van twee jaar kunnen ook worden aangemerkt als een ernstig bijtincident. Bij ernstige tot zeer ernstige bijtincidenten is altijd (dier)geneeskundige behandeling nodig. Bij zeer ernstige bijtincidenten is sprake van zwaar lichamelijk letsel of overlijden.
Bij een licht bijtincident bijt een hond een ander dier, veelal een hond, maar is geen sprake van ernstig letsel, of is sprake van een bijtincident zonder ernstige gevolgen. Ook een zeer licht bijtincident met een persoon kan hieronder vallen. Dit is alleen het geval als er slechts sprake is van een lichte kneuzing of zeer oppervlakkig bijten waarbij geen geneeskundige behandeling nodig is.
Bij een licht bijtincident of aanval zonder bijten is over het algemeen sprake van een hinderlijke hond, bij een ernstig of zeer ernstig bijtincident is sprake van een gevaarlijke hond.
In ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt kunnen maatregelen worden genomen.
In de bijlage is een handelingskader opgenomen waarin wordt beschreven wanneer een maatregel wordt opgelegd en wat de gevolgen zijn van het niet naleven van de maatregel.
Eerste incident of melding zorg
Afhankelijk van de melding of de ernst van het incident wordt een passende actie of maatregel bij het eerste incident bepaald.
Een waarschuwing blijft conform de vaste gedragslijn twee jaar gelden. Na twee jaar wordt de situatie opnieuw beoordeeld.
Een tweede incident met dezelfde hond binnen twee jaar is over het algemeen reden voor de gemeente om over te gaan tot het opleggen van een muilkorfgebod en aanlijngebod. Het is ook mogelijk om bij een nieuw ernstig bijtincident in overleg met Stadsbeheer, Politie en de officier van justitie over te gaan tot een strafrechtelijke aanpak en mogelijke strafrechtelijke of bestuurlijke inbeslagname.
VI Kort aanlijngebod/muilkorfgebod
Voornemen en besluit tot opleggen kort aanlijn- of muilkorfgebod
De burgemeester is op grond van artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 bevoegd om een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen voor zover een hond verblijft op een openbare plaats of op het terrein van een ander dan de eigenaar of houder. Kort aanlijnen houdt in het aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte die, gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter. Een muilkorf is vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is. De muilkorf is zodanig ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten, de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
De burgemeester kan een kort aanlijngebod of muilkorfgebod opleggen naar aanleiding van een melding bij het meldpunt gevaarlijke honden en daaropvolgend onderzoek of op verzoek van de politie. Bijtincidenten kunnen bij de politie worden aangegeven en naar aanleiding daarvan kan de politie de burgemeester door middel van een bestuurlijke rapportage verzoeken om een aanlijn- of muilkorfgebod op te leggen.
De eigenaar of houder van de hond ontvangt van de burgemeester eerst een voornemen tot het opleggen van een aanlijn- of muilkorfgebod, waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen. De houder of eigenaar van de hond krijgt de gelegenheid om binnen zeven dagen, behoudens spoed, zijn zienswijze kenbaar te maken. Deze zienswijze wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit tot het al dan niet opleggen van een maatregel. De zienswijze van de eigenaar of houder kan leiden tot een wijziging van het voorgenomen besluit of het voorgenomen besluit blijft ongewijzigd. Ook kan de zienswijze leiden tot een brief om voor rekening van de eigenaar of houder een gedragstest (zie paragraaf IV) bij de hond via een daartoe benoemde gedragskeurmeester uit te laten voeren. Deze test heeft geen opschortende werking. Er wordt alvast een muilkorfgebod opgelegd. De uitslag van de gedragstest kan aanleiding zijn om het eerder opgelegde muilkorf- of aanlijngebod in te trekken.
De houder van de gevaarlijke hond is verplicht zijn hond te laten chippen voor zover dat niet eerder is gebeurd.
Het besluit en de op te leggen maatregel, met inbegrip van de plicht om de hond te laten chippen, worden bekend gemaakt door het toesturen van het besluit aan de houder of eigenaar, en door het persoonlijk uitreiken van het besluit aan de eigenaar of houder door een handhaver. Vanaf dat moment dient de hond kort aangelijnd te zijn of een muilkorf te dragen.
Een besluit tot het opleggen van een aanlijn- of muilkorfgebod of een aanlijn- en muilkorfgebod is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en staat open voor bezwaar en beroep.
Overtreding muilkorf- of kort aanlijngebod
Als het besluit door de eigenaar of houder wordt genegeerd, kan daartegen bestuursrechtelijk worden opgetreden door middel van bestuursdwang, het opleggen van een dwangsom of een bestuurlijke strafbeschikking.
Het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang is gericht op herstel door het ongedaan maken, beëindigen en voorkomen van de overtreding. Bij het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang wordt de overtreder een termijn gegeven om aan de last te voldoen. Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, verbeurt de eigenaar of houder een geldbedrag (de dwangsom) per overtreding. Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, wordt bestuursdwang toegepast en wordt de hond in beslag genomen. De overtreding wordt daarmee beëindigd en herhaling wordt voorkomen.
Ook hier gaat het om besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Eerste geconstateerde overtreding van het muilkorfgebod
Over het algemeen wordt bij de eerste overtreding van het muilkorf- of kort aanlijngebod een bestuurlijke strafbeschikking ter hoogte van € 240,- opgelegd en gelijktijdig wordt er een last onder dwangsom opgelegd om te voorkomen dat de eigenaar opnieuw een overtreding begaat. Bij constatering van volgende overtredingen wordt de last onder dwangsom stapsgewijs verhoogd. Uiteindelijk zal bij veelvuldige recidive moeten worden ingegrepen om gevaarlijke situaties verder te voorkomen. Als de overtreding het gevolg is van een nieuw ernstig bijtincident zal over het algemeen de hond via bestuursdwang in beslag worden genomen.
Toepassen bestuursdwang en in beslagname bij herhaaldelijk overtreden muilkorfplicht
Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een korte termijn gegeven waarbinnen de overtreder de hond moet kort aanlijnen, muilkorven of beide. Indien niet aan de last wordt voldaan, zal de hond in beslag worden genomen. In zeer spoedeisende gevallen kan ook direct bestuursdwang worden toegepast. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, omdat de hond als gevaarlijk wordt beschouwd.
Het toepassen van bestuursdwang betekent dat de hond wordt meegenomen en tijdelijk wordt opgeslagen. Deze inbeslagname moet zo kort mogelijk duren.
Daarnaast kan in uitzonderlijke gevallen artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet toegepast worden. Bij een ernstig bijtincident waarbij de openbare orde wordt verstoord dan wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd om, ter afwending van het gevaar, de hond in beslag te nemen. Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt als sprake is van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde. Met deze bevoegdheid van de burgemeester wordt terughoudend omgegaan.
VII Traject na inbeslagname hond
Na inbeslagname via spoedeisende bestuursdwang wordt de hond overgebracht naar een opvanglocatie. Tijdens de opslag in de opvanglocatie geeft de burgemeester opdracht een risico-assessment te laten uitvoeren op kosten van de eigenaar of houder. Zie voor meer informatie over het risico assessment paragraaf IV.
Als de hond in beslag is genomen op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet wordt ook een risico assessment afgenomen. Het risico assessment is in dit geval voor rekening van de gemeente.
Afhankelijk van de uitslag kan de hond terug naar de eigenaar of houder of wordt de hond aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie en herplaatsing. Tegen de inbeslagname, een feitelijke handeling, staat geen bezwaar en beroep open, maar tegen de vervolgbesluiten wel. Overigens kan bij herplaatsen tegen de zin van de oorspronkelijke eigenaar – die dan niet vrijwillig afstand doet – het eigenaarschap bij deze eigenaar blijven. De herplaatste hond komt dan bij een houder.
Wanneer er sprake is van het door de eigenaar of houder aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens of dier aanvalt als bedoeld in artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht, kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaadsituatie overgaan tot inbeslagname van de hond. De officier van justitie kan, met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel, vervolgen op grond van de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht: 425:aanhitsen of niet onschadelijk houden, 300:mishandeling, 308:zwaar lichamelijk letsel de dood ten gevolge. Bij overtreding van het korte aanlijn- en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. Indien tot inbeslagname is overgegaan, gaat het Openbaar Ministerie over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval, wanneer er sprake is van een gevaarlijke hond, overgaan tot het laten inslapen. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarbij de rechter een zelfstandig houdverbod kan opleggen en het aanhitsen van een hond, zowel op een mens als op een dier, een misdrijf kan worden. Het wetsvoorstel beoogt een nieuw artikel 306a in het Wetboek van Strafrecht op te nemen. Daarbij moet dan opzet in het spel zijn.
De uitkomsten van het strafrechtelijk traject worden teruggekoppeld aan de burgemeester. Dit is van belang voor het tijdig kunnen opleggen van een muilkorf- en aanlijngebod als de hond teruggaat naar de eigenaar of houder. Als er door de rechter ook een houdverbod wordt opgelegd, wordt dat geregistreerd door de reclassering. De burgemeester is hierbij geen partij.
IX Afhandeling via civiel recht
Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. Een politieagent of handhaver van de gemeente met taakaccent honden wijst de eigenaar of houder van de bijtende hond en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om het schade-incident onderling te regelen door vergoeding van de schade aan het slachtoffer. Het is gewenst om ook dit soort meldingen te registreren. Als er een nieuw bijtincident binnen twee jaar na het eerdere bijtincident plaatsvindt, geldt dit als recidive.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin hij wordt geplaatst.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel handhavingsarrangement gevaarlijke en hinderlijke honden.
Handelingskader wanneer opleggen muilkorfgebod:
Bepalen mogelijk op te leggen maatregelen:
| ||
Versturen voornemen tot opleggen kort aanlijngebod en/of muilkorfgebod | ||
Situaties na opleggen muilkorf-of kort aanlijngebod
Na het opleggen van een muilkorfgebod mag de betreffende hond alleen nog in de openbare ruimte of op het terrein van een ander dan de eigenaar of houder zijn met een muilkorf. Als de eigenaar of houder toch met zijn hond in de openbare ruimte of op het terrein van een ander komt zonder muilkorf of niet kort aangelijnd, kan dat op heterdaad geconstateerd worden door een handhaver of politieagent zonder dat er op dat moment een incident plaatsvindt. Het kan ook duidelijk worden doordat er een nieuw bijtincident plaatsvindt.
In onderstaande schema’s wordt beschreven wat de consequenties zijn van het overtreden van de muilkorfplicht. De eerste keer is dat een bestuurlijke strafbeschikking van € 240,-. Tegelijk wordt dan een last onder dwangsom opgelegd. Bij constatering van volgende overtredingen wordt de last onder dwangsom stapsgewijs verbeurd. Uiteindelijk zal bij veelvuldige recidive moeten worden ingegrepen om gevaarlijke situaties verder te voorkomen.
Handelingskaders bij overtreding muilkorfgebod / aanlijngebod:
A.Constatering van overtredingen van het muilkorfgebod/aanlijngebod, niet direct gelinkt aan een nieuw bijtincident
B.Constatering van overtredingen van het muilkorfgebod/aanlijngebod, direct gelinkt aan een nieuw licht bijtincident
C.Constatering van overtredingen van het muilkorfgebod / aanlijngebod, direct gelinkt aan een (zeer) ernstig bijtincident