Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kerkrade

VERORDENING REKENKAMER KERKRADE 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKerkrade
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING REKENKAMER KERKRADE 2022
CiteertitelVerordening gemeentelijke rekenkamer Kerkrade 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Rekenkamercommissie en Rekeningcommissie gemeente Kerkrade 2017

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

hoofdstuk IVa van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-2022nieuwe regeling

12-10-2022

gmb-2022-461146

22Rb064

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING REKENKAMER KERKRADE 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Gemeentewet;

b. voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

c. lid: extern lid van de rekenkamer;

d. college: college van burgemeester en wethouders;

e. rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Kerkrade.

Artikel 2 Rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit drie leden, waarvan één voorzitter.

  • 3.

    De rekenkamer kan zich laten ondersteunen door een secretaris.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van de commissie Algemene Zaken en Middelen in samenspraak met de rekenkamer voor een periode van zes jaar.

  • 2.

    De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat, bevattende:

    a. de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden;

    b. een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    De bepalingen inzake de onverenigbaarheden, zoals opgenomen in hoofdstuk IVa van de wet zijn van toepassing.

  • 4.

    Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 5.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de commissie overleg met de rekenkamer.

  • 6.

    De raad besluit vóór de afloop van de benoemingsperiode over eventuele herbenoeming van de voorzitter en de leden van de rekenkamer voor een periode van zes jaar.

Artikel 4 Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    De commissie bericht de raad als één van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid van de wet.

  • 2.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert de commissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    De commissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden van de rekenkamer

  • 1.

    De rekenkamer heeft de taken en bevoegdheden zoals geregeld in de wet.

  • 2.

    De taakverdeling bij uit te voeren onderzoeken en deelname aan regionale onderzoeken wordt onderling geregeld.

  • 3.

    De voorzitter:

    a. draagt zorg voor het tijdig bijeenroepen van de vergadering van de rekenkamer en het leiden van de vergadering;

    b. bevordert de voortgang van de activiteiten van de rekenkamer en bewaakt de onderzoeksopdracht;

    c. is budgetverantwoordelijke;

    d. investeert in de relaties van de rekenkamer met de raad en met andere actoren in de gemeente Kerkrade;

    e. stuurt de secretaris aan.

Artikel 6 Reglement van Orde

De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en werkzaamheden vast. Zij zendt dit reglement na vaststelling ter kennisname naar de raad.

Artikel 7 Contact met de raad

  • 1.

    De commissie Algemene Zaken en Middelen fungeert als aanspreekpunt voor de rekenkamer voor wat betreft:

    a. het adviseren van de raad over de rekenkamer in het algemeen;

    b. het onderhouden van contact tussen de raad en de rekenkamer;

    c. het in samenspraak met de rekenkamer aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap van de rekenkamer;

    d. het in samenspraak met de rekenkamer aanbevelen van leden voor herbenoeming.

  • 2.

    Het adviseren van de raad over de rapporten van de rekenkamer gebeurt niet per definitie in de commissie Algemene Zaken en Middelen, maar in de raadscommissie waar het onderwerp van onderzoek in thuishoort.

Artikel 8 Vergaderingen

  • 1.

    De rekenkamer vergadert zo veel als zij nodig acht.

  • 2.

    De rekenkamer vergadert in beslotenheid; haar rapporten zijn openbaar.

  • 3.

    De rekenkamer kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

Artikel 9 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1.

    De rekenkamer bepaalt de onderwerpen, die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de rekenkamer ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 3.

    De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen 2 maanden in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 4.

    De rekenkamer overlegt jaarlijks met de commissie Algemene Zaken en Middelen over de onderzoeksagenda, waarna de rekenkamer besluit welke onderzoeken worden uitgevoerd.

Artikel 10 Uitvoering onderzoeken

  • 1.

    De rekenkamer is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2.

    De rekenkamer beoordeelt of het wenselijk is om de raad tussentijds te informeren.

  • 3.

    De rekenkamer is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen, die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen en bescheiden, registraties, besluiten, notulen etc. binnen de door de rekenkamer gestelde termijn te verstrekken.

  • 4.

    Voor de uitvoering van het onderzoek kan de rekenkamer, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 5.

    Bij de uitvoering van onderzoeken kan samenwerking gezocht worden met andere gemeenten en/of andere gemeentelijke of regionale rekenkamer(functie)s.

  • 6.

    Voordat de rekenkamer tot vaststelling en openbaarmaking van een onderzoeksrapport overgaat, stelt zij de onderzochte partijen schriftelijk op de hoogte van het conceptrapport daarvan.

  • 7.

    De rekenkamer stelt de betrokken partijen in de gelegenheid tot ambtelijk wederhoor. Betrokken partijen kunnen binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn die minimaal twee weken bedraagt schriftelijk reageren op de bevindingen in het onderzoeksrapport of een door de rekenkamer geselecteerd deel daarvan.

  • 8.

    De rekenkamer kan het college binnen een door de rekenkamer te bepalen termijn van minimaal twee weken in de gelegenheid stellen tot bestuurlijke wederhoor. Deze bestuurlijke reactie wordt integraal opgenomen in het rapport.

  • 9.

    Na de in het 7e en 8e lid bedoelde termijn sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt zij een definitief rapport op, waarin de bevindingen, conclusies en aanbevelingen, de eventuele bestuurlijke reactie van het college, alsmede het nawoord van de rekenkamer zijn opgenomen.

  • 10.

    Het definitieve rapport wordt vergezeld van een door de rekenkamer opgesteld raadsvoorstel naar de raad gezonden.

Artikel 11 Vergoeding

  • 1.

    De voorzitter van de rekenkamer ontvangt voor zijn werkzaamheden een vergoeding van 250 euro per maand, inclusief reiskosten voor woon-werkverkeer.

  • 2.

    De leden van de rekenkamer ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding van 200 euro per maand, inclusief reiskosten voor woon-werkverkeer.

  • 3.

    Voor incidentele dienstreizen (vergaderingen of begeleiding onderzoek buiten Kerkrade) ontvangen zowel voorzitter als leden van de rekenkamer een reiskostenvergoeding op declaratiebasis mits deelname vooraf door een meerderheid van de rekenkamer is goedgekeurd.

Artikel 12 Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 13 Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening gemeentelijke rekenkamer Kerkrade 2022.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op het raadsbesluit.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Kerkrade in zijn vergadering van 12 oktober 2022.

De voorzitter, De griffier,

dr. T.P. Dassen-Housen. mr. drs. D.G.M.G. Franssen.

Bijlage A

Tekst uit de Gemeentewet

De verordening regelt zaken, aanvullend op dat wat in de Gemeentewet is bepaald. Voor een volledig beeld is hierna de tekst uit de wet vermeld.

 

Hoofdstuk IVa. De rekenkamer

 

Paragraaf 1 De gemeentelijke rekenkamer

 

Artikel 81a

1. De raad kan een rekenkamer instellen.

2. Indien de raad een rekenkamer instelt, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk

alsmede hoofdstuk XIa van toepassing.

3. Indien de raad geen rekenkamer instelt, is hoofdstuk IVb van toepassing.

 

Artikel 81b

De raad stelt het aantal leden van de rekenkamer vast.

 

Artikel 81c

1. De raad benoemd de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.

2. Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemt de raad uit de leden de voorzitter.

3. De raad kan plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemt de raad in ieder geval een plaatsvervangend lid. Deze paragraaf is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

4. De raad kan een lid herbenoemen.

5. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, pleegt de raad overleg met de rekenkamer.

6. Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

a. op eigen verzoek;

b. bij de aanvaarding van een functie, die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

e. indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

7. Een lid van de rekenkamer kan door de raad worden ontslagen:

a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

b. indien hij handelt in strijd met artikel 81h.

 

Artikel 81d

1. De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd, die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

2. De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden, die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a en zevende lid, onder a zouden kunnen leiden.

3. De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

 

Artikel 81e

Artikel 121 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

 

Artikel 81f

1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

h. gedeputeerde van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

i. secretaris van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

j. griffier van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;

k. lid van de raad;

l. burgemeester van de betrokken gemeente;

m. wethouder van de betrokken gemeente;

n. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

o. lid van een commissie van de betrokken gemeente;

p. ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde daaraan onderschikt;

q. ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q., kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

 

Artikel 81g

1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!»

(«Dat verklaar en beloof ik!»)

 

Artikel 81h

Artikel 152, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de

rekenkamer.

 

Artikel 81i

1. De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer personen bestaat, tevens voor haar vergaderingen.

2. De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan de raad.

 

Artikel 81j

1. De raad stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

2. Op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer besluit het college tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

3. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

4. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

 

Artikel 81k

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

Hoofdstuk XIa. De bevoegdheid van de Rekenkamer

Artikel 182

  • 1.

    De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

  • 2.

    Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

 

Artikel 183

1. De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

2. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

 

Artikel 184

1. De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

a. openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten,

meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten, meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten, of een of meer derden voor rekening en risico van de gemeente of gemeenten rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

2. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling, die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

3. De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen, waaronder een onderzoek naar het gevoerde bestuur van de instelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. De rekenkamer stelt de raad, het college en indien een onderzoek wordt ingesteld naar het gevoerde bestuur van een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de rekenkamers van de deelnemende gemeenten en provincies aan deze instelling van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen, in kennis.

 

Artikel 184a

De rekenkamer is belast met het toezicht op de naleving van artikel 213, achtste lid.

 

Artikel 185

1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar

 

1 Artikel 12

1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

 

2 Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    a. als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

    1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

    2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

    2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

    3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

    4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

    5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

    6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.