Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2022 gemeente Schouwen-Duiveland (Verhaalsbeleid 2022)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels verhaal Participatiewet 2022 gemeente Schouwen-Duiveland (Verhaalsbeleid 2022)
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 62 van de Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-10-2022vervanging regeling

17-05-2022

gmb-2022-460909

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2022 gemeente Schouwen-Duiveland (Verhaalsbeleid 2022)

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland

 

Gelet op artikel 61 van de Participatiewet en de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet en gezien het voorstel van de afdeling WWL van 17 mei 2022, met zaaknummer 566352;

 

Besluit:

 

de Beleidsregels verhaal Participatiewet 2022 gemeente Schouwen-Duiveland vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 – Algemeen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. bijstandsgerechtigde: persoon die bijstand heeft aangevraagd of aan wie (mede) bijstand is toegekend op grond van de Participatiewet;

b. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

c. ex-echtgenoot/ex-echtgenote: gewezen echtgenoot/echtgenote of de gewezen geregistreerde partner;

d. LBIO: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;

e. onderhoudsplichtige: degene die een financiële bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de bijstandsgerechtigde en/of de ten laste komende kinderen dient te voldoen op grond van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een rechterlijke uitspraak;

f. verhaal: vordering op een derde of de vordering in verband met een nalatenschap of in verband met een schenking;

g. tremanormen: bedragen en normen uit het Rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.

 

Artikel 2. Verhaal van kosten van bijstand

 

1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 61 van de Participatiewet tot het verhalen van de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangeven in de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt het college nader rekening met de hier opgenomen beleidsregels.

2. De kosten van bijstand kunnen in de volgende situatie worden verhaald:

a. op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgeno(o)t(e) of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;

b. op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding, beëindiging geregistreerd partnerschap of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

c. op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt tegenover zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend

d. op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

e. op de nalatenschap van de persoon indien:

i. aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering/invordering heeft plaatsgevonden;

ii. bijstand is verleend in de vorm van geldlening of voortvloeiend uit de gestelde borgtocht.

3. Verhaal bij lid 2 vindt plaats tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

4. Buiten de gevallen aangegeven in het eerste lid vindt geen verhaal plaats.

 

Artikel 3 Samenloop met terugvordering

 

Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid van verhaal op derden, heeft terugvordering voorrang. Als tot terugvordering wordt besloten moeten de betaalde verhaalsbijdragen met betrekking tot de periode waarin de verstrekte bijstand volledig wordt teruggevorderd, terugbetaald worden aan degene op wie verhaald is. Geen terugbetaling vindt plaats als verrekening mogelijk is met de nog resterende verhaalsvordering of toekomstige verhaalstermijnen.

 

Artikel 4. Verplichting van de bijstandsgerechtigde

 

1. Het college legt ingevolge artikel 55 van de Participatiewet de verplichting aan de bijstandsgerechtigde op, dat hij of zij de benodigde stappen onderneemt om de opgelegde bijdrage voor kosten van levensonderhoud conform een rechterlijke uitspraak afdwingt, zo nodig door inschakeling van derden.

2. Indien incasso volgens lid 1 niet tot resultaat leidt of indien in bijzondere gevallen dit in redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden, of een rechterlijke uitspraak over alimentatie ontbreekt, zal het college gebruik maken van zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 62b en artikel 62 sub b en c van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 – Afzien van verhaal

 

Artikel 5 Beperking verhaalsbevoegdheid (artikel 62 van de Participatiewet)

 

De wettelijke onderhoudsplicht van de ex–echtgenoot en ex–geregistreerde partner, hierna tezamen ex-partner genoemd, wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende (beperkende) niet-financiële factoren:

1. Er is slechts sprake van een verhaalsbevoegdheid jegens de ex-partner indien er sprake is van causaal verband tussen de echtscheiding en de bijstandsbehoefte van de ex-partner.

2. Indien een huwelijk langer heeft geduurd dan vijf jaren én uit de relatie met de ex-partner zijn geen kinderen geboren, wordt de verhaalstermijn gelijkgesteld aan de helft van de duur van het huwelijk.

3. Indien er sprake is van een huwelijk en uit de relatie met de ex-partner zijn kinderen geboren, en deze verblijven niet bij bijstand ontvangende, wordt de duur van verhaal met betrekking tot de ex-partner beperkt tot de helft van de duur van het huwelijk.

 

Bij samenloop van de hierboven genoemde omstandigheden geldt de langste termijn.

 

Artikel 6 Verdere beperking verhaalsbevoegdheid

 

Naast de beperkingen die voortvloeien uit het alimentatierecht wenst het college de verhaalsbevoegdheid verder te beperken.

1. In de volgende situaties:

a. de op te leggen verhaalsbijdrage lager is dan € 25 per maand of € 300 op jaarbasis of indien alleen sprake is van verhaalsbijdrage voor de partner dan € 50 per maand of € 600 op jaarbasis;

b. een alimentatieverplichting/verplichting tot het betalen van een onderhoudsbijdrage aan de onderhoudsplichtige is opgelegd door een gerechtelijke instantie op grond van een draagkrachtberekening en deze wordt nagekomen;

c. de persoon op wie verhaal wordt gezocht een niet-Nederlandse nationaliteit heeft en in het buitenland woont;

d. de persoon op wie verhaal wordt gezocht minder dan een jaar als zelfstandige in de kosten van levensonderhoud voorziet;

e. de persoon op wie verhaal wordt gezocht uit de bijstand is uitgestroomd en minder dan 1 jaar aan het werk is;

f. daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

2. Indien een vordering uit verhaal op nalatenschap of een bedrag aan schenking minder bedraagt dan € 1200 wordt afgezien van verhaal als bedoeld in artikel 62f, aanhef en onder a en b van de Participatiewet.

3. Wanneer de persoon een uitkering ontvangt vanuit de algemene bijstand.

 

Artikel 7. Afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

 

1. In afwijking van artikel 2 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten (gedeeltelijk) af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover de verschuldigde verhaalsbijdrage betreft die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden voortvloeiend uit het huwelijk of geregistreerd partnerschap; of

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en de vordering van het college wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

2. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in het eerste lid onder b tot stand is gekomen.

 

Artikel 8. Intrekking van het besluit tot afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage wegens schuldenproblematiek

 

Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage wordt ingetrokken of ten nadele van de onderhoudsplichtige gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de artikel 7, eerste lid;

b. de onderhoudsplichtige zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste en/of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Hoofdstuk 3 – Beoordeling onderhoudsplicht

 

Artikel 9. Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt (artikel 62a van de Participatiewet)

 

1. Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht op de onderhoudsplichtige en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend. Bij de maatstaven bedoeld in artikel 62a van de Participatiewet maakt het college gebruik van het Rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak oftewel Tremanormen.

2. Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende informatie verstrekt, en uit het onderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald, wordt er ambtshalve naar de volgende maatstaven een verhaalsbijdrage opgelegd:

a. Indien de onderhoudsplicht (mede) de ex-partner betreft, wordt een verhaalsbijdrage opgelegd ter hoogte van de bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand;

b. Indien de onderhoudsplicht alleen betrekking heeft op minderjarige kinderen, wordt op basis van de NIBUD/CBS tabel eigen aandeel kosten van kinderen een bijdrage opgelegd. Hierbij wordt aangenomen dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over het maximale netto besteedbaar maandinkomen beschikt.

 

Artikel 10. Ingangsdatum verhaal

 

De ingangsdatum van de verhaalsbijdrage wordt bepaald op de eerstvolgende maand na de datum van de eerste aanschrijving, tenzij individuele omstandigheden een andere ingangsdatum aanvaardbaar maken.

 

Artikel 11. Wijziging door rechter vastgestelde verhaalsbijdrage (artikel 62e van de Participatiewet).

 

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden bij de bijstandsgerechtigde en/of de onderhoudsplichtige kan het college verzoeken de door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage te wijzigen. Het college zal alleen van deze mogelijkheid gebruik maken om tot een hoger verhaalsbijdrage te komen. Het college verzoekt de rechter de verhaalsbijdrage in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

a. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

b. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Hoofdstuk 4 – Verhaal in rechte (artikel 62h van de Participatiewet)

 

Artikel 12. Verhaal in rechte

 

Verhaal in rechte conform artikel 62h van de Participatiewet vindt alleen plaats, indien het te verhalen bedrag hoger is dan een bedrag van € 300.

 

Artikel 13. Executie verhaalsbijdrage

 

1. Indien de onderhoudsplichtige niet bereid is de vastgestelde verhaalsbijdrage voor levensonderhoud dan wel zijn achterstand te voldoen, wordt de rechterlijke beschikking met een executoriale titel ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van vereenvoudigd derdenbeslag.

3. Op grond van bijzondere omstandigheden van de onderhoudsplichtige kan de betalingsverplichting tijdelijk lager worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 – Periodieke herbeoordeling

 

Artikel 14. Periodieke herbeoordeling

 

1. Periodiek maakt het college, indien daartoe aanleiding bestaat, een nieuwe beoordeling van de (gewijzigde) draagkracht van de onderhoudsplichtige.

2. In de volgende gevallen wordt op deze regel een uitzondering gemaakt:

a. Indien ten opzichte van het vorig onderzoek de draagkracht van de onderhoudsplichtige met niet meer dan het kruimelbedrag van € 25 per maand of € 300 op jaarbasis blijkt te zijn gewijzigd.

b. Indien uit onderzoek blijkt dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt in het buitenland woonachtig is en geen Nederlandse inkomstenbron heeft, en uit onderzoek blijkt dat het aannemelijk is dat deze zich niet (meer) in Nederland zal vestigen.

c. Indien er sprake is van een verhaalsbijdrage die is vastgesteld door de rechter.

d. Indien verhaald wordt conform een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud (artikel 62b wet).

3. Indien er tijdelijk wordt afgezien van verhaal op grond van dringende redenen, zal er uiterlijk na een termijn van zes maanden worden onderzocht of er van dringende redenen nog steeds sprake is.

Hoofdstuk 6 – Verdere bepalingen

 

Artikel 15. Hardheidsclausule

 

Het college kan ingeval van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid, afwijken van deze beleidsregels.

Hoofdstuk 7 – Slotbepalingen

 

Artikel 16. Citeertitel

 

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels verhaal Participatiewet 2022 gemeente Schouwen-Duiveland”.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

 

1. Deze beleidsregels treden na publicatie in werking.

2. Met inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de “Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Verhaal gemeente Schouwen-Duiveland 2015” ingetrokken.

 

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 17 mei 2022.

 

Burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland,

 

 

M.K. van den Heuvel J. Chr. van der Hoek MBA

secretaris burgemeester

 

Toelichting

 

Met deze beleidsregels wordt het verhaal van de kosten van bijstand op onderhoudsplichtigen jegens verwanten geregeld. Dit bijvoorbeeld wanneer er sprake is van het verbreken van het gezinsverband, wanneer een man zijn gezin (vrouw en/of minderjarig kinderen) heeft verlaten en voor wie bijstand noodzakelijk is. Of indien het een minderjarige betreft die wegens een ernstige conflictsituatie het ouderlijk huis heeft verlaten en voor wie bijstand noodzakelijk is. In de hier genoemde voorbeelden komt de onderhoudsplicht via verhaal tot uiting.

 

De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de Participatiewet, een voorziening buiten de wet waarop de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen.

 

Met de invoering van de WWB (en nu de Participatiewet) is het verhalen van de kosten van bijstand een bevoegdheid geworden. De verhaalsbepalingen zijn opgenomen in paragraaf 6.5 (Verhaal) van de Participatiewet. Het college heeft in 2015 (beleidsregels verhaal 2015) besloten om van deze bevoegdheid tot het verhaal van kosten van bijstand gebruik te blijven maken. Dit geldt onverkort ook voor de beleidsregels verhaal 2022.

 

De wijzigingen ten opzichte van de vorige Beleidsregels verhaal zijn gelegen in:

Artikel 3: bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van de bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid tot verhaal, heeft terugvordering voorrang.

Artikel 5: De wettelijke regels met betrekking tot partneralimentatie zijn met ingang van 1 januari 2020 gewijzigd.

Artikel 6: een verdere beperking van verhaal voor bepaalde doelgroepen

Artikel 9: Het maatstaven van verhaal aan de Tremanormen. Dit zijn de bedragen en normen uit het rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. De Tremanormen worden door rechtbanken gebruikt om alimentaties uit te rekenen.

Artikel 15: de expliciete opname van de hardheidsclausule.

Het minimum op te leggen bedrag is in de meeste gevallen gewijzigd van € 50 in € 25.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 – Algemeen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

Dit artikel bevat de begrippen en geeft de afkortingen weer van de wetten die in de beleidsregels worden genoemd.

 

Artikel 2. Verhaal van kosten van bijstand (artikel 62)

 

Lid 1

In dit lid is opgenomen dat het college gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot het verhalen van de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangeven in de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt het college nader rekening met de hier opgenomen beleidsregels.

Lid 2

In lid 2 wordt een opsomming gegeven wanneer de kosten van bijstand kunnen worden verhaald.

 

Lid 2 sub a en b

Hier worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot/(ex)echtgenote (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot/(ex)echtgenote en/of minderjarige kinderen.

 

Ten aanzien van de (ex-)echtgenote(n)(s) is niet van belang of een echtscheiding al dan niet heeft plaatsgevonden. Ook wanneer het huwelijk nog in stand is, kan bijstand worden verhaald. Er is dan sprake van een ontbrekend gezinsverband (verlating). Overigens geldt daarbij nog de wettelijke verplichting, dat echtgenoten voor elkaar moeten zorgen (artikel 1:81 BW e.v.). Wanneer de echtscheiding heeft plaatsgevonden, d.w.z. is ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand, dan wordt verder verhaald op grond van sub b. Deze beide bepalingen zijn eveneens van toepassing op verhaal ten behoeve van minderjarige kinderen in het gezin van de bijstandsgerechtigde.

De te verhalen bijstand betreft hierbij uitsluitend de algemene bijstand. Bijzondere bijstand en leenbijstand wordt dus niet op de onderhoudsplichtige verhaald.

 

Ingevolge het Burgerlijk Wetboek bestaat er geen onderhoudsverplichting tussen ongehuwd samenwonenden, tenzij sprake is van geregistreerd partnerschap.

 

Lid 2 sub c

Wanneer voor de noodzakelijke kosten van het bestaan bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18 t/m 20 jaar dan kan het college deze bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 395 onderdeel a van Boek 1 BW verhalen op de onderhoudsplichtige ouders. Dit zal vooral een rol spelen in situaties waarin beroep op de ouders niet mogelijk is vanwege een ernstig verstoorde relatie.

Lid 2 sub d (artikel 62f)

Bijstandsgerechtigden dienen op een verantwoorde wijze met hun vermogen om te gaan. Het schenken of weggeven van (een deel van) het vermogen wordt als onverantwoord beschouwd, wanneer de belanghebbende op het moment van de schenking wist of had kunnen weten, dat hij in bijstandsbehoeftige omstandigheden zou gaan verkeren. Hierbij is tevens van belang of met dat geschonken vermogen rekening zou zijn gehouden bij de beoordeling van het recht op bijstand.

Wanneer beide vragen bevestigend worden beantwoord, behoort de schenking te worden verhaald op de ontvangers van de schenking. Overigens gaat het hierbij niet alleen om vermogen in de vorm van geld, maar om alle vermogensbestanddelen, dus bijvoorbeeld ook het schenken van een auto, wanneer met de waarde van deze auto rekening had moeten worden gehouden.

 

Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen en richtlijnen binnen de Participatiewet inzake het vermogen. Dit betekent in de eerste plaats, dat alleen wordt verhaald, wanneer het vermogensbestanddelen betreft zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Verder wordt rekening gehouden met het vrij te laten vermogen, dat voor de aanvrager van toepassing is. Het meerdere boven het vrij te laten vermogen komt voor verhaal in aanmerking.

 

Lid 2 sub e (artikel 62f)

Dit lid bewerkstelligt dat verhaal op de nalatenschap uitsluitend mogelijk is in de situatie dat de belanghebbende een schuld heeft aan de gemeente die niet (geheel) is terugbetaald. Bijstand die als geldlening is verstrekt of als gevolg van borgtocht is verleend, dient steeds op de nalatenschap te worden verhaald, een en ander voor zover terugbetaling bij leven van de betrokkene niet is geschied. Dit zal zich onder meer kunnen voordoen als bedrijfskapitaal in de vorm van een geldlening is verstrekt

 

Lid 3

Verhaal bij lid 2 a tot en met c vindt plaats tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Lid 4

Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaald in de in het tweede lid vastgelegde gevallen.

 

Artikel 3. Samenloop met terugvordering

 

Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van de bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de

mogelijkheid tot verhaal, is het aan het college om te kiezen. Het college geeft de voorkeur om kosten

van bijstand terug te vorderen omdat dit meer voor de hand ligt. Als er op grond van een besluit met

terugwerkende kracht geen recht op bijstand is, dan heeft het college geen kosten van bijstand hoeven te maken. Hiervoor is de persoon die ten onrechte bijstand heeft ontvangen, primair verantwoordelijk. Daarmee is hij ook degene die als eerste voor terugbetaling aansprakelijk gesteld moet worden.

 

Artikel 4. Verplichting van de bijstandsgerechtigde

Met dit artikel verplicht het college de bijstandsgerechtigde zijn of haar medewerking te verlenen om de bijdrage van levensonderhoud van de onderhoudsplichtige af te dwingen. De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de Participatiewet, een voorziening buiten de wet waarop de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen.

 

Lid 1

De derde die een bijstandsgerechtigde in kan schakelen om een rechterlijke uitspraak af te dwingen kan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) of een deurwaarder zijn.

 

Lid 2

Hier wordt bedoeld een uitvoerbare rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, met andere woorden: een door de rechter tussen belanghebbende en zijn ex-echtgenoot uitgesproken onderhoudsverplichting. Als de onderhoudsplichtige niet aan zijn verplichting voldoet en belanghebbende daardoor een (groter) beroep moet doen op bijstand, is het college bevoegd de kosten van de bijstand op de onderhoudsplichtige te verhalen, overeenkomstig de rechterlijke uitspraak.

 

Hoofdstuk 2 – Afzien van verhaal

 

Artikel 5. Beperking verhaalsbevoegdheid

 

De wettelijke regels met betrekking tot partneralimentatie zijn met ingang van 1 januari 2020 gewijzigd. In het kort komen die op het volgende neer.

De partneralimentatie bedraagt maximaal 5 jaar. Of korter, als het huwelijk of geregistreerd partnerschap minder dan 10 jaar duurde. Dan ontvangt een ex-partner alimentatie voor de helft van de tijd dat het huwelijk of partnerschap duurde. Als men bijvoorbeeld 8 jaar getrouwd is geweest, dan moet men 4 jaar partneralimentatie betalen.

 

Er zijn 3 uitzonderingen op de nieuwe regels.

Als men samen kinderen heeft, stopt partneralimentatie pas als het jongste kind 12 jaar is geworden.

Heeft het huwelijk of geregistreerd partnerschap minimaal 15 jaar geduurd? En krijgt de ex-partner die alimentatie ontvangt, binnen 10 jaar AOW? Dan duurt de alimentatieplicht totdat de ontvanger AOW krijgt.

Als men is geboren op of voor 1 januari 1970. En duurde het huwelijk of geregistreerd partnerschap langer dan 15 jaar? En krijgt men over meer dan 10 jaar pas AOW? Dan is de alimentatieduur 10 jaar.

 

Om tot verhaal van bijstand over te gaan, behoort een oorzakelijk (causaal) verband te bestaan tussen de bijstandsbehoeftigheid van de onderhoudsgerechtigde en zijn of haar rol tijdens het huwelijk. Hiermee wordt bedoeld, dat de onderhoudsgerechtigde, als gevolg van zijn of haar rol in het huwelijk, over onvoldoende kwalificaties beschikt om (in redelijkheid) eigen inkomsten te verwerven en daarom een beroep op bijstand moet doen. Dit geldt niet voor de onderhoudsplicht ten aanzien van kinderen. Voor hen is er altijd een onderhoudsplicht.

 

Artikel 6. Verdere beperking verhaalsbevoegdheid

 

Lid 1, sub a

Op grond van een kosten-baten analyse is besloten een bedrag te hanteren. Als een persoon de verhaalsbijdrage niet betaalt, moet het college verhaal in recht opstarten. Daaraan zijn kosten verbonden voor de gemeente. Dit beleid wordt hier voortgezet. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Tremanormen. Als alleen sprake is van een verhaalsbijdrage voor de partner blijft het bedrag € 600,00 op jaarbasis. Dit is gebaseerd op een circulaire van 14 juli 1995. Het minimale bedrag voor kinderen is € 25 per kind of € 50 voor 2 kinderen of meer (tremanorm). Het minimale bedrag voor ex-partner is € 50,00.

 

Lid 1, sub b

Als de alimentatieverplichting is gebaseerd op een deugdelijke recente draagkrachtberekening, kan deze worden gevolgd. Een nieuwe berekening is dan overbodig.

 

Lid 1, sub c.

Het betreft hier een pragmatische reden, omdat verhaal veelal niet mogelijk wat betreft uitvoering.

 

Lid 1, sub d en e.

Hiermee wordt participatie die leidt tot economische zelfstandigheid gestimuleerd. Dit bij het opstarten van een zelfstandige onderneming of het verkrijgen van werk in loondienst. Na een periode van 1 jaar wordt alsnog verhaal ingesteld.

 

Lid 1, sub f

Op grond van een dringende reden kan tijdelijk worden afgezien van verhaal. In het algemeen kan er sprake zijn van dringende redenen indien bepaalde feiten ertoe nopen om af te zien van verhaal ter bescherming van lijf en geest van de belanghebbende. Met betrekking tot de onderhoudsplichtige kan gedacht worden aan de situatie waarin ingesteld verhaal dermate ernstige psychische problemen tot gevolg heeft, dat doorzetten van verhaal onacceptabel geacht wordt. De aangevoerde redenen dienen geobjectiveerd te worden, oftewel geverifieerd en bevestigd te worden door derden, zoals politie, (vertrouwens)arts, psycholoog en maatschappelijk werkende. Voorkomen moet worden dat het college op grond van niet bevestigde argumenten besluit om af te zien van verhaal.

 

Lid 2.

Bij schenkingen en nalatenschap, waarbij de hoogte van het bedrag minder is dan € 1200, wordt afgezien van (aanpassing van) verhaal.

 

Lid 3.

Wanneer de persoon een uitkering ontvangt vanuit de algemene bijstand wordt tijdelijk afgezien van verhaal. Als de onderhoudsplichtige uitstroomt naar werk en langer dan 1 jaar aan het werk blijft, kan een verhaalsbijdrage opnieuw worden opgelegd. Daartoe voeren wij periodieke heronderzoeken uit.

 

Artikel 7. Afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

 

Voor deze beleidsregel geldt in het bijzonder, dat het hierbij gaat om verhaalsbijdragen, die op het moment van het besluit tot kwijtschelding opeisbaar zijn. Daarbij behoort er sprake te zijn van een schuldregeling.

 

Lid 1 sub b en lid 2:

Indien er namens een onderhoudsplichtige, op wie verhaald wordt, een minnelijke schuldregeling tot stand is gebracht, wordt, na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling en nadat alle schuldeisers het voorstel tot een minnelijke schuldregeling hebben geaccepteerd, met ingang van de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling, afgezien van invordering van de lopende verhaalsbijdrage, voor de duur van deze schuldregeling.

 

Artikel 8. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

 

Van belanghebbende wordt verwacht dat hij meewerkt aan een schuldregeling. Indien dat niet of onvoldoende het geval is, kan in een aantal situaties het besluit tot het afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek worden ingetrokken.

 

Hoofdstuk 3 – Beoordeling onderhoudsplicht

 

Artikel 9. Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt (artikel 62a)

Bij de bepaling van de hoogte van de verhaalsbijdrage wordt gebruik gemaakt van de meest recente draagkrachtberekeningen en toelichting, zoals die zijn vastgesteld door de werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtsspraak, de zogeheten “Tremanormen”.

Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt, en er ook op andere wijze geen of onvoldoende gegevens kunnen worden achterhaald, wordt een ambtshalve verhaalsbijdrage opgelegd. Indien de onderhoudsplicht (ook) de ex-partner betreft, bedraagt de ambtshalve vast te stellen verhaalsbijdrage de gehele bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand.

Indien de verhaalsplicht alleen minderjarige kinderen betreft, wordt voor de hoogte van de op te leggen verhaalsbijdrage aansluiting gezocht bij de NIBUD/CBS tabel met betrekking tot het eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen. Deze behoeftetabel is opgenomen als bijlage bij het rapport alimentatienormen. Het verhaalsbedrag wordt dan vastgesteld op de maximale behoeftenorm voor de minderjarige kinderen. Hierbij wordt uitgegaan van een inkomen van netto besteedbaar inkomen van € 6.000 per maand (alimentatienormen 2019).

 

Artikel 10. Ingangsdatum verhaal (artikel 62b)

 

De datum van de eerste aanschrijving, is de datum van het schrijven waarbij belanghebbende verzocht wordt informatie te verstrekken.

 

Artikel 11. Wijziging door rechter vastgesteld verhaalsbijdrage (artikel 62 e)

 

Dit artikel regelt dat het college de rechtbank kan verzoeken het verhaalsbijdrage aan te passen, indien de omstandigheden van de onderhoudsplichtige of bijstandsgerechtigde zijn gewijzigd. Met gewijzigde omstandigheden wordt gelijkgesteld het geval dat is uitgegaan van onjuist of onvolledige gegevens. Het college zal alleen van deze mogelijkheid gebruik maken om tot een hoger verhaalsbijdrage te komen. De onderhoudsplichtige zal immers naar verwachting vrijwillig meewerken om tot een lager verhaalsbijdrage te komen.

 

Lid 2

Dit lid betreft de gevallen waarin het mogelijk is om bij het verhaal af te wijken van de rechterlijke alimentatie-uitspraak. Wanneer het college meent dat daarvoor voldoende grond is, dient het college zich tot de rechter te wenden en te verzoeken het verhaalsbedrag vast te stelen in afwijking van de oorspronkelijke alimentatie-uitspraak. Dit kan bijvoorbeeld zijn aangetoond kan worden dat de rechter bij aanvang van de vaststelling is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.

 

Hoofdstuk 4 – Verhaal in rechte

 

Artikel 12. Verhaal in rechte (artikel 62h)

 

Dit artikel regelt dat bij kruimelbedragen of persoonlijk financiële situatie van de belanghebbende niet wordt overgegaan tot verhaal in rechte.

 

Artikel 13. Executie verhaalsbijdrage (artikel 62h)

 

Verhaalsbijdragen leveren geen executoriale titel op, zodat verhaalsbijdragen niet opeisbaar zijn. Om toch verhaalsbijdragen te kunnen innen, dient het college de rechtbank te verzoeken om de bijdrage vast te stellen. Hiertoe gaat het college over, wanneer de onderhoudsplichtige de opgelegde bijdragen niet (naar behoren) voldoet.

 

Hoofdstuk 5 – Periodieke herbeoordeling

 

Artikel 14. Periodieke herbeoordeling

 

Het college onderzoekt periodiek in het kort of een nader onderzoek naar aanpassing van de draagkracht plaats moet vinden. Om redenen van efficiëntie worden de onderzoekstermijnen niet in deze beleidsregels opgenomen, maar in ieder geval 1 maal per 3 jaar plaats. Voor betrokkenen en/of in situaties, waarbij tijdelijk is afgezien van een de verhaalsbijdrage, wordt een heronderzoek binnen een kortere termijn ingezet.

 

Lid 2

Uit oogpunt van doelmatigheid is er voor gekozen om in deze gevallen van een heronderzoek af te zien.

 

Lid 2 sub a

Het in het tweede lid genoemde bedrag om de verhaalsbijdrage te handhaven sluit aan bij het in artikel 6, lid 1 genoemde kruimelbedrag.

 

Lid 2 sub c en d.

Uit oogpunt van doelmatigheid en omdat een executoriale titel in beginsel ten uitvoer moet worden gelegd, wordt er geen heronderzoek gedaan.

 

Hoofdstuk 6 – Bijzondere bepalingen

 

Artikel 15. Hardheidsclausule

 

Het college kan ingeval van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid, afwijken van de in dit uitvoeringsbesluit opgenomen bepalingen. Dit artikel sluit aan bij de uitzondering op verhaal, zoals genoemd in artikel 6, lid 1 sub f. Ook in dit artikel is opgenomen dat het college kan besluiten dat op grond van een dringende reden tijdelijk kan worden afgezien van verhaal. In dit artikel 15 willen wij deze mogelijkheid extra benadrukken.

 

Hoofdstuk 7 – Slotbepalingen

 

Artikel 16. Citeertitel

 

Dit artikel bepaalt de citeertitel van de beleidsregels.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

Het eerste en tweede lid spreken voor zich.

 

De oude beleidsregels onderdeel van de “Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Gemeente Schouwen-Duiveland 2015”, worden voor nieuwe gevallen ingetrokken.