Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vaals

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVaals
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast
CiteertitelHandhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt eerder vastgestelde beleid in 2012 met betrekking tot de hier bedoelde drugs en overlast ten aanzien van woningen en voor lokalen, welke in 2013 is aangepast.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13b van de Opiumwet
  2. artikel 174a van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-10-2022nieuwe regeling

12-03-2015

gmb-2022-460686

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Beleidsregels van de burgemeester van Vaals voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet en artikel 174a Gemeentewet

 

1 Inleiding

Vooraf:

 

Handhaving is het door toezicht en toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd.

Op 15 april 1996 is voor de eerste keer in de gemeente Vaals een handhavingsbeleid voor de aanpak van soft- en harddrugs in horecabedrijven opgesteld. In dit beleid is destijds gekozen voor een nuloptie-beleid, waarin geen plaats is voor het aanbrengen van gedoogplaatsen. Op 8 februari 2000 werd dit beleid verruimd met het opnemen van de artikelen 13b Opiumwet (woningen en lokalen en bijbehorende erven) en 174a Gemeentewet (overige (woon)overlast). Vervolgens is op 27 mei 2008 een beleidsregel met bijbehorende handhavingmatrix met betrekking tot de sluiting voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd voor woningen en lokalen en bijbehorende erven wegens overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet vastgesteld.

 

In 2012 is dit beleid herschreven tot een leesbaar beleidsstuk, waarbij de nieuwe inzichten zijn meegenomen.

 

In het onderhavige beleid wordt uiteengezet hoe de burgemeester optreedt in geval van:

  • *

    handel in harddrugs, niet zijnde straathandel;

  • *

    niet toegestane handel in softdrugs, niet zijnde straathandel;

  • *

    overlast vanuit woningen.

De bevoegdheid om hiertegen op te treden bestaat op grond van de artikelen 13b Opiumwet en 174a Gemeentewet. Deze notitie bevat daarom de beleidsregels voor toepassing van deze artikelen.

 

Doel van het beleid is om alle betrokken partijen (gemeente, politie, bewoners, ondernemers en pandeigenaren) inzicht te geven in het gemeentelijk beleid en de diverse juridische instrumenten op het gebied van bestuursrechtelijk optreden. In concrete besluiten kan dan kortheidshalve naar dit beleid worden verwezen.

Waar in dit beleid wordt gesproken over lokalen, worden zowel de niet als wel voor publiek toegankelijke lokalen bedoeld.

 

Landelijk drugsbeleid

De invoering van het gemeentelijke drugsbeleid is ingegeven door het landelijke drugsbeleid of nog specifieker het AHOJ-G (vervolgings)beleid van het OM. Zonder een lokaal coffeeshopbeleid kan volgens jurisprudentie (uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 4 februari 2004) wel tegen ongewenste vestigingen worden opgetreden, maar het hebben van een duidelijk kenbaar coffeeshopbeleid blijft een versterking van de bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester.

Het Nederlandse drugsbeleid is gericht op preventie en beheersing van de aan drugsgebruik verbonden risico’s.

 

Vanuit deze benadering is een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid en drugs waarvan de risico’s minder groot worden geacht, kortweg het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs.

Door middel van het gedogen van een relatief laagdrempelig aanbod van softdrugs voor eigen gebruik, wordt beoogd de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden. Dit om te voorkomen dat softdrugsgebruikers gemakkelijk in aanraking komen met het criminele milieu van harddrugs.

 

Jurisprudentie

De jurisprudentie heeft in belangrijke mate richting gegeven aan de mogelijkheden voor gemeenten om een beleid ter bestrijding van overlast van coffeeshops te voeren. Niet meer ter discussie staat, dat de gemeenten de bevoegdheid hebben een beleid ter bestrijding van de overlast als gevolg van de exploitatie van coffeeshops te voeren.

Een vergunningstelsel voor coffeeshops is ook niet aanvaardbaar. Hierover zijn ook uitspraken geweest.

Met de wijziging van de Opiumwet 1999, waarbij het artikel 13b (ook wel bekend als de Wet Damocles) werd toegevoegd, heeft de burgemeester de bevoegdheid gekregen “om bestuursdwang toe te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is”.

De handhaving van het gemeentelijke drugsbeleid dient mede op bovengenoemde uitspraak gebaseerd te worden.

 

Juridische grondslag

Het gemeentelijke drugsbeleid heeft onder andere tot doel “de bescherming van het woon- en leefklimaat tegen de overlast die exploitatie van coffeeshops met zich mee kan brengen”

 

Uit jurisprudentie kan worden opgemaakt dat er een belangrijk instrument is om een basis aan het gemeentelijke drugsbeleid te geven:

  • -

    toepassing van de Wet Damocles met daarop gebaseerd beleid.

De Wet Damocles maakt het mogelijk in geval van handel in en verkoop van drugs tot sluiting van een voor publiek toegankelijk gebouw of enige andere ruimte over te gaan. Omdat sluiting niet op een autonome gemeentelijke verordening gebaseerd kan worden, is in artikel 174a van de Gemeentewet een sluitingsbepaling voor woningen opgenomen.

Basis voor optreden is een gemeentelijke beleidsregel (artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze beleidsregel kan eveneens door de burgemeester worden vastgesteld en dient op grond van artikel 3:42 van de Awb (in het huis-aan-huisblad) te worden gepubliceerd. Tegen vaststelling van de beleidsregel is geen bezwaar of beroep mogelijk (artikel 8:2 Awb).

 

Beleidsmatig onderscheid:

 

Het gebruik van drugs in de openbare ruimte is in de gemeente Vaals conform artikel 2:74a van de Algemene Plaatselijke Verordening 2014 verboden. Het bezit en de verkoop van drugs zijn eveneens wettelijk verboden (Opiumwet).

 

Beleidsmatig wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Dit om reden dat tegen het bezit en verkoop van harddrugs strafrechtelijk strenger wordt opgetreden, maar ook dat alle uitingen die te maken hebben met harddrugs maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s en verschijnselen met zich meebrengen.

 

Denk hierbij bijvoorbeeld aan ernstige vormen van overlast en vermogensdelicten. In het handhavingsbeleid dat de gemeente Vaals voorstaat inzake toepassing van bestuursdwang valt dan ook ten aanzien van de handel in harddrugs een zwaardere sanctionering te onderkennen. Desalniettemin wordt ook met betrekking tot de handel in softdrugs een stringent handhavingsbeleid voorgestaan.

 

Relatie met strafrechtelijke handhaving:

 

Het Openbaar Ministerie is en blijft in eerste instantie verantwoordelijk voor de handhaving van de bij wet strafbaar gestelde misdrijven en overtredingen. De bevoegdheid van het Openbaar Ministerie tot strafrechtelijk optreden blijft bestaan, ongeacht of bestuursrechtelijk optreden volgt. In het driehoeksoverleg (burgemeester, politie, Openbaar Ministerie) vindt afstemming plaats over de vraag in welke gevallen het strafrechtelijk en wanneer het bestuursrechtelijk instrumentarium wordt ingezet of beide. Bestuursrechtelijk optreden in het kader van de drugsproblematiek veronderstelt altijd samenwerking met de strafrechtketen, met name de politie. Bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden zijn twee verschillende trajecten. Zo kan het zijn dat strafrechtelijk optreden in een zaak niet mogelijk is, maar met toepassing van hetzelfde feitenmateriaal het bestuursrechtelijk traject wel kan worden ingezet. Omgekeerd is het ook mogelijk dat in een zaak waar voldoende bewijslast is om strafrechtelijk op te treden dit bestuursrechtelijk niet kan om reden dat het bestuursrechtelijk traject een andere bewijslast vereist en die bijvoorbeeld in casu voor dit traject onvoldoende is.

2. Algemene uitgangspunten voor handhaving

Uitgangspunten:

 

  • -

    Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • -

    Bij besluit van 23 januari 2012 (in werking getreden 4 februari 2012) zijn beleidsregels vastgesteld waarin is aangegeven hoe deze bevoegdheid zal worden toegepast: het zogenoemde “Handhavinsgbeleid drugs- en overige woonoverlast;

  • -

    De middelen waarop de bevoegdheid betrekking heeft, gelet op lijst II bij de Opiumwet, behoort eveneens elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden;

  • -

    De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt aanwezig geacht indien sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wel (bij hennepplanten) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet;

  • -

    Bij de toepassing van deze bevoegdheid wordt gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang, omdat bestuursdwang een directer middel is dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden en van een dwangsom in de meeste gevallen weinig effect mag worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald;

  • -

    Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt gekozen voor het opleggen van een last tot sluiting van de woning/het lokaal, gelet op het feit dat dit als de meest effectieve maatregel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen;

  • -

    Dit beleid ziet toe op woningen en alle al dan niet voor het publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven; onder voor publiek opengestelde lokalen vallen onder meer winkels en horecabedrijven, onder niet voor publiek opengestelde lokalen vallen onder meer bedrijfsruimten, magazijnen en loodsen.

  • -

    Gelet op het doel van artikel 13b van de Opiumwet (te weten preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden) bij het vaststellen van de sluitingsduur is in overweging genomen de noodzaak om de bekendheid van de inrichting als drugsadres teniet te doen, het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving, het voorkomen van herhaling van verstoring van de openbare orde alsmede het voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat;

  • -

    Specifiek ten aanzien van hennepteelt kan worden gesteld dat deze teelt een negatieve invloed heeft op het openbare leven en het woon- en leefklimaat en zorgt voor overlast, verloedering en verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en veelal gepaard gaat met uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal;

  • -

    Woningen waarin drugshandel plaatsvindt worden vaak niet overeenkomstig de bestemming gebruikt, er sprake is van bedrijfsmatigheid en dat het verplaatsingseffect van de desbetreffende handel vanuit inrichtingen naar woningen moet worden voorkomen;

  • -

    De burgemeester van Maastricht en de andere Heuvellandgemeenten hebben het Damoclesbeleid aangescherpt, met name wat betreft het meteen opleggen van een last tot sluiting bij het aantreffen van hennepplantages en verlenging van de duur van de sluitingstermijnen;

  • -

    Deze beleidswijziging kan leiden tot een verplaatsingseffect van hennepteelt en/of handel in verdovende middelen naar omringende gemeenten, waaronder Vaals, hetgeen voorkomen moet worden.

  • -

    Regionale afstemming wat betreft het Damoclesbeleid is voor de hand liggend en gewenst;

  • -

    Het bestrijden en terugdringen van de gevolgen van drugshandel en de daarmee gepaard gaande onveiligheid, moet aansluiten op het door de gemeenteraad vastgestelde “nul-beleid” voor coffeeshops;

  • -

    Gelet op het uitgangspunt van het Nederlands cannabisbeleid wordt (het scheiden van markten in softdrugs en harddrugs) onder zeer strenge voorwaarden gedoogd, dat in zogenaamde coffeeshops zeer kleine hoeveelheden softdrugs worden verkocht. Elke vorm van handel in softdrugs in grotere hoeveelheden dan de in coffeeshops gedoogde, of handel in of vanuit andere woningen en/of inrichtingen dan deze coffeeshops wordt niet getolereerd;

  • -

    Illegale verkooppunten hebben een aanzuigende werking op drugskopers en –verkopers waarbij het geen verschil maakt of de handel bestaat uit de verkoop van hard- en/of softdrugs. De inbreuk op de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat is voor softdrugs en harddrugs vergelijkbaar;

  • -

    Gelet op de hoeveelheid illegale verkooppunten en de invoering van het ingezetenencriterium voor wat betreft coffeeshops, wordt het niet opportuun geacht om bij de handel in softdrugs (hennepteelt) te volstaan met een waarschuwing, maar dat in principe direct wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een tijdelijke sluiting;

  • -

    Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van verdovende middelen wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid van:

    • -

      Harddrugs: meer dan 0,5 gram

    • -

      Softdrugs: meer dan 5 gram

    • -

      Hennepplanten: meer dan 5 planten

  • -

    Dit geldt evenzeer ten aanzien van hennepteelt waarin sprake is van meer dan een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik;

  • -

    Bij wijze van uitzondering in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet evenredig zou zijn in verhouding tot de met de maatregel te dienen belangen, kan gemotiveerd worden afgeweken van de beleidslijn en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel;

  • -

    De met de bevoegdheidsuitoefening in het algemeen belang nagestreefde doeleinden, zoals hierboven beschreven, zullen bij de belangenafweging in concreto zwaar wegen;

  • -

    Bij harddrugs in lokalen, vanwege de zeer ernstige inbreuk op de openbare orde en het feit dat ook nietsvermoedende bezoekers hieraan bloot worden gesteld, wordt met toepassing van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (spoedeisende bestuursdwang) geen voorafgaande last opgelegd.

  • -

    Als begunstigingstermijn wordt (behoudens spoedeisende gevallen en harddrugs) een periode van tenminste 24 uur aangehouden, waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last (bijvoorbeeld door het lokaal of de woning zelf te sluiten). Bij lokalen geldt dat binnen de eerste 3 uur van deze 24 uur de klanten/bezoekers uit de inrichting moeten worden verwijderd.

  • -

    Indien feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, wordt de woning/het lokaal voor een ieder ontoegankelijk gemaakt. (bijvoorbeeld door verzegeling of het feitelijk dicht timmeren).

  • -

    De duur van de sluiting is afhankelijk van de overtreding en van de vraag of de woning/het lokaal reeds eerder gesloten is geweest.

  • -

    Een wijziging in de huursituatie wordt als niet ter zake doende beschouwd. De ratio hierachter is dat de verhuurder niet met het plaatsen van andere huurders onder de toepassing van bestuursdwang kan uitkomen. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk om de bekendheid van een dergelijk pand in het criminele circuit weg te nemen. Het enkel plaatsen van nieuwe huurders leidt niet tot het voorkomen van herhaling van een met de wet strijdige situatie.

  • -

    Voor de vergunningplichtige lokalen, met vergunning(en) op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of de Drank- en Horecawet, geldt tevens dat de constatering van overtreding(en) van de Opiumwet kan leiden tot weigering of intrekking van de vergunning(en).

  • -

    Indien het een door de gemeente verhuurde woning of lokaal betreft zal tevens worden bezien of de huurovereenkomst kan worden ontbonden.

3. Handhaving drugsoverlast (beleidsregels artikel 13b Opiumwet)

Artikel 13b Opiumwet:

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijke apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

Algemeen

De Opiumwet is weliswaar een wet uit het strafrecht, toch kent de wet één bestuursrechtelijke component. Artikel 13b Opiumwet biedt de burgemeester de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang toe te passen (waaronder het sluiten van een pand), als er in een lokaal of woning drugs als bedoeld in artikel 2 (harddrugs) of 3 (softdrugs) van de Opiumwet worden geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verstrekt, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of aanwezig zijn. Dit betekent feitelijk dat de burgemeester is bevoegd tot de toepassing van een last onder bestuursdwang indien de Opiumwet wordt overtreden. Hiermee kunnen illegale verkooppunten van soft- en harddrugs worden aangepakt, ongeacht of deze in woningen of andere lokalen zijn gevestigd.

 

Hoewel we dus spreken over drugsoverlast hoeft wettelijk geen overlast te worden aangetoond. Het enkele feit dat aantoonbaar een handelshoeveelheid drugs aanwezig is, is voldoende om handhavend op te treden.

 

Nuloptie

Vanuit preventieoogpunt en teneinde, indien noodzakelijk, tot een snellere sluiting over te kunnen gaan, is in deze beleidsregel het zogenoemde nulbeleid vastgelegd.

 

Op grond van artikel 3:46 Awb dient een beleidsregel te berusten op een deugdelijke motivering.

 

Openbare orde motieven:

 

  • *

    We willen door het nulbeleid een aanzuigende werking van softdrugsgebruikers buiten de gemeente Vaals voorkomen;

     

  • *

    De vestiging van een coffeeshop zal, gelet op de aard van onze gemeente op veel bezwaren van inwoners stuiten;

     

  • *

    Een coffeeshop werkt drempelverlagend. Momenteel zijn jongeren uit gemeenten met een nuloptie aangewezen op de dichtstbijzijnde coffeeshop in een centrumgemeente. De leeftijdsgrens in een coffeeshop is altijd 18 jaar.

     

  • *

    Jongeren onder de 18 jaar zijn dus altijd aangewezen op vrienden, kennissen, een huisdealer of een zogenaamde “wiettaxi”. Een coffeeshop werkt drempelverlagend en vergemakkelijkt de verkrijgbaarheid van drugs;

     

  • *

    Toename hennepteelt binnen de gemeente. In het coffeeshopbeleid wordt altijd gesproken over de “voordeur” en de “achterdeur”. De inkoop van cannabisproducten (de achterdeur) gebeurt altijd illegaal. In Nederland zijn nog altijd een groot aantal thuistelers actief. De vestiging van een coffeeshop kan tot gevolg hebben dat anderen hierin “brood” gaan zien en thuis zullen gaan kweken. Thuiskweek kan weer leiden tot overlast, stank en brandgevaar;

     

  • *

    Toename van criminaliteit. Iedere coffeeshophouder moet zorgen voor een behoorlijk netwerk van “leveranciers”, wil hij het hele jaar door kunnen verkopen. Rondom coffeeshops kunnen verschillende soorten van crimineel gedrag voorkomen;

     

  • *

    In naburige plaatsen zijn voldoende coffeeshops aanwezig (Kerkrade, Heerlen, Maastricht);

     

  • *

    Er is op dit moment in de gemeente Vaals geen sprake van een vast verstrekpunt van softdrugs in de vorm van een coffeeshop;

     

  • *

    Bestemmingsplannen bieden onvoldoende mogelijkheden (grondslag moet zijn: ruimtelijke ordening) het gebruik van alle panden als coffeeshop tegen te gaan.

Volksgezondheidmotieven:

 

  • *

    Hoewel het gebruik van softdrugs door de aanwezigheid van een coffeeshop beter controleerbaar en reguleerbaar zal zijn, zullen jongeren door het feit dat het makkelijker wordt softdrugs te verkrijgen en een coffeeshop een aanzuigende werking heeft op softdrugsgebruikers van elders, eerder met softdrugs in aanraking komen en in de verleiding worden gebracht om te gaan gebruiken. Dit moet worden voorkomen.

     

  • *

    Vanwege het feit dat het merendeel van de “harddruggebruiker” ook cannabis blijft gebruiken, ontmoeten hard- en softdrugsgebruikers elkaar regelmatig in de coffeeshop en is gebleken dat regelmatige cannabisgebruikers gemakkelijker overstappen op harddrugs;

     

  • *

    Cannabis tast de gezondheid aan. In de huidige Nederwiet zit een veel hoger THC gehalte dan in het verleden.

De hierboven beschreven motieven zijn geaccepteerd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak 22 mei 1997, inzake de gemeente Naaldwijk, vindplaats Gst. 7057, 4).

Samenvattend kan worden gesteld dat een beleid dat strekt tot een nuloptie niet mag ontbreken om gericht te kunnen optreden tegen de verkoop van softdrugs, zoals deze vanuit coffeeshops plaatsvindt. Derhalve worden in de gemeente Vaals geen coffeeshops toegestaan.

 

Op een vergunningaanvraag zal binnen 8 weken worden beslist. Op deze aanvraag is paragraaf 4.1.3.3. van de Awb niet van toepassing,

 

Lokalen

 

  • Indien sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van maximaal zes maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor de duur van maximaal twaalf maanden.

     

  • Indien daarna opnieuw binnen een periode van 24 maanden een overtreding wordt geconstateerd ten aanzien van verdovende middelen wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van maximaal twaalf maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor de duur van maximaal vierentwintig maanden.

     

  • Indien daarna binnen een periode van 36 maanden na de laatste overtreding een volgende overtreding wordt geconstateerd wordt bij softdrugs het lokaal gesloten voor de duur van maximaal vierentwintig maanden en bij harddrugs wordt het lokaal gesloten voor onbepaalde tijd.

Woningen

 

  • Indien sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van maximaal drie maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van maximaal zes maanden.

  • Indien daarna opnieuw binnen een periode van 24 maanden een overtreding wordt geconstateerd ten aanzien van verdovende middelen wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van maximaal zes maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van maximaal twaalf maanden.

  • Indien daarna binnen een periode van 36 maanden na de laatste overtreding een volgende overtreding wordt geconstateerd wordt bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van maximaal twaalf maanden en bij harddrugs wordt de woning gesloten voor de duur van maximaal vierentwintig maanden.

Gelijkstelling niet bewoonde woningen met lokalen

Indien het naar het oordeel van de burgemeester niet aannemelijk is dat een woning, waarin een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet is aangetroffen, ten tijde van het aantreffen daarvan feitelijk als zodanig in gebruik was c.q. feitelijk en bestendig bewoond werd, dan past hij de handhaving toe conform de regels die zijn opgenomen onder de hierboven genoemde kop “lokalen”.

 

Indicatoren hiervoor kunnen o.a. zijn:

 

  • -

    geen inschrijvingen in de basisregistratie persoonsgegevens (nader te noemen BRP) op het adres in kwestie;

  • -

    het feit dat een persoon, die stelt op het adres in kwestie te wonen, blijkens de BRP elders staat ingeschreven;

  • -

    een lopend of afgerond onderzoek van de gemeentelijke bevolkingscontroleur ten aanzien van een of meer van de op het adres in kwestie blijkens de BRP ingeschreven bewoners;

  • -

    geen bij de gemeente/BSGW bekend zijnde WOZ-gebruiker van het adres in kwestie;

  • -

    het bestaan van een achterstand in de betalingen van de gemeentelijke belastingen met betrekking tot het adres in kwestie, tenzij ten tijde van het aantreffen van de middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet reeds bij de gemeente Vaals bekend c.q. gemeld was dat deze achterstand te wijten is aan financieel onvermogen;

  • -

    geen of duidelijk minder ledigingen dan normaliter gebruikelijk is van de gemeentelijke c.q. RD4 huisvuil- en/of GFT-inzamelmiddelen;

  • -

    het retour ontvangen van naar het betreffende adres verzonden gemeentelijke correspondentie;

  • -

    beschrijvingen van eigen waarnemingen, waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat de woning in kwestie feitelijk niet wordt bewoond;

  • -

    beschrijvingen in van een opsporingsinstantie ontvangen rapportage(s), waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat een woning feitelijk niet wordt bewoond.

Afzien schriftelijke waarschuwing:

Indien, in geval van een eerste overtreding, het aantreffen van een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet in een woning of lokaal naar het oordeel van de burgemeester leidt tot een situatie waarin redelijkerwijs verondersteld mag worden dat de openbare orde en veiligheid c.q. het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het pand in kwestie, ernstig in het geding is, dan volgt geen schriftelijke waarschuwing, maar een directe sluiting. Indicatoren hiervoor kunnen o.a. zijn:

 

  • -

    een grote hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet;

  • -

    bij de gemeente Vaals dan wel de politie binnen gekomen (drugs)overlastmeldingen met betrekking tot het adres in kwestie;

  • -

    het bestaan van toeloop richting het adres in kwestie;

  • -

    het bestaan van een (brand)gevaarlijke situatie (bijvoorbeeld bij een hennepplantage);

  • -

    het feit dat in de nabije omgeving van het pand in kwestie in het recente verleden reeds middelen als bedoeld in lijst I of II zijn aangetroffen;

  • -

    overige feiten en of omstandigheden op basis waarvan de burgemeester redelijkerwijs mag aannemen dat de openbare orde en veiligheid c.q. een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het pand in kwestie in het geding is.

Bij het aantreffen van een middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet (harddrugs) vanuit een locatie die onder het bereik van artikel 13b Opiumwet valt, wordt deze locatie zonder waarschuwing gesloten.

 

Intrekken van vergunningen

Als een locatie, die gesloten wordt op grond van artikel 13b Opiumwet, over een vergunning beschikt op grond van de Drank- en Horecawet of artikel 2:28 dan wel artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening wordt ambtshalve beoordeeld of er aanleiding is om deze vergunning in te trekken. Intrekking is voor de betrokken ondernemer een ingrijpendere maatregel dan sluiting, omdat sluiting in beginsel een tijdelijke situatie is. Intrekking van een vergunning is echter een definitieve situatie. Betrokkene kan na intrekking weliswaar een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is, gelet op de omstandigheden die tot sluiting en intrekking hebben geleid, klein.

 

Gelet op bovenstaande wordt een vergunning in beginsel alleen ingetrokken als de ondernemer mede schuldig is aan de drugshandel/bezit. Er moet dus sprake zijn van verwijtbaarheid aan de kant van de ondernemer. Grondslag voor de intrekking is artikel 31 van de Drank- en Horecawet respectievelijk artikel 2:28e, dan wel artikel 3:7a van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Hoofdstuk 4. Handhaving overig(woon)overlast

Artikel 174a Gemeentewet

 

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

     

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

     

  • 3.

    De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

     

  • 4.

    Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

     

  • 5.

    De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

 

Artikel 174a Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid om woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor zonder dat dit gekoppeld hoeft te zijn aan bepaalde strafbare feiten.

Voorwaarde voor de toepassing van deze sluitingsbevoegdheid is dat door de gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord. Dit betekent dat er een dossier moet worden gevormd waaruit de verstoring van de openbare orde blijkt. Bij toepassing van artikel 174a Gemeentewet dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

 

  • 1.

    De bevoegdheid tot toepassing van artikel 174a Gemeentewet wordt in beginsel toegepast als een waarschuwing vooraf niet het vereiste effect heeft opgeleverd.

     

  • 2.

    Voor toepassing van de sluitingsbevoegdheid dient uit schriftelijke bewijsstukken te blijken dat er overlast in de woonomgeving aanwezig is, al dan niet gepaard gaande met gevoelens van onbehagen en onveiligheid bij omwonenden.

     

  • 3.

    Tot aan het moment dat de burgemeester besluit tot sluiting hebben belanghebbenden de gelegenheid gehad de verstoring van de openbare orde uit eigener beweging te beëindigen, spoedeisende gevallen uitgezonderd. Na bekendmaking van het besluit tot sluiting van de woning aan belanghebbenden wordt hen een begunstigingstermijn gegund, waarbinnen zij de woning moeten verlaten dan wel zelf moeten zorgen voor sluiting van de woning voor de termijn genoemd in het besluit van de burgemeester. Deze handeling heeft geen opschortende werking. De begunstigingstermijn behelst minimaal 48 uur.

     

  • 4.

    Uitvoering van het besluit tot sluiten vindt plaats door fysieke afsluiting van de woning, door middel van dicht timmeren, aanbrengen van nieuwe sloten, verzegelen, of het plaatsen van een hek, alsmede het ophangen van het (verkort) sluitingsbevel.

     

  • 5.

    De duur van de sluiting bedraagt in beginsel 12 maanden, waarbij zij opgemerkt dat al naar gelang de omstandigheden deze termijn korter of langer kan worden bepaald. Voordat de termijn afloopt, wordt beoordeeld of er vrees bestaat voor herhaling van ernstige overlast.

5. Afwijken van beleid

In beginsel wordt overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten.

Het bevoegde bestuursorgaan kan van dit beleid afwijken indien sprake is van een ernstige of spoedeisende situatie. Uit feiten en omstandigheden kan zo een situatie worden afgeleid. Dat afwijking in het belang is van de openbare orde en veiligheid is ter beoordeling van het bevoegd orgaan.

Daarnaast kan de burgemeester bij wijze van uitzondering in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet evenredig zou zijn in verhouding tot de met de maatregel te dienen belangen, gemotiveerd afwijken van de beleidslijn en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel.

6. Kostenverhaal

De kosten van bestuursdwang worden op basis van de artikelen 5:25 van de Algemene Wet Bestuursrecht op de overtreder(s) verhaald. Dit wordt in het besluit medegedeeld.

7. Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen

Op 1 juli 2007 is de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB) in werking getreden. Deze wet houdt in dat iedere overheidsinstantie die publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen hier een administratie van moet bijhouden. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit tot sluiting dat op basis van de artikelen13b Opiumwet en 174a Gemeentewet wordt genomen centraal binnen de gemeente Vaals wordt geregistreerd waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd.

8. Overgangsrecht

Het eerder vastgestelde beleid in 2012 met betrekking tot de hier bedoelde drugs en overlast ten aanzien van woningen en voor lokalen, welke in 2013 is aangepast, wordt met ingang van de eerste dag na publicatie van deze beleidsregel ingetrokken, met dien verstande dat de procedures opgestart onder het in te trekken beleid van 2012 en 2013 wordt voortgezet op basis van de nieuwe beleidsregel.

9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na publicatie van deze beleidsregel.

Aldus vastgesteld op donderdag 12 maart 2015.

De burgemeester van Vaals

Drs. R.L.T. van Loo