Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en kruimelgevallen |
Citeertitel | Beleidsregels voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en kruimelgevallen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2022 | nieuwe regeling | 04-10-2022 | Z21-027571 |
Het beleidsdocument ‘’Beleidsregels voor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en kruimelgevallen’’ bepaalt:
voor welke kruimelgevallen planologische medewerking aan een omgevingsvergunningsaanvraag kan worden verleend. Een kruimelgeval is een kleine afwijking van het bestemmingsplan, die is beschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor) in artikel 4 van bijlage II. Dit beleidsonderdeel kan van toepassing zijn in het geval de bestemmingsplanafwijking niet past binnen het genoemde beleidsonderdeel 1.
Naast het beleid voor de genoemde onderdelen, zullen er verschillende algemene voorwaarden voor planologische medewerking bij omgevingsvergunningaanvragen gelden.
De beleidsregels zijn gemaakt om het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan eenvoudig en consequent te laten verlopen. Ook wordt hiermee rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid voorkomen en een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1o en 2o, zelfstandige bevoegdheden voor vergunningverlening in afwijking van het bestemmingsplan. Dit beleidsdocument sluit aan op deze bevoegdheden.
Dit beleidsdocument is niet volledig verbindend, omdat de hardheidsclausule van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt. De hardheidsclausule is een mogelijkheid van een overheidsorgaan (bijvoorbeeld een gemeente) om van wetgeving af te wijken in het geval het leidt tot een onvoorzien en onredelijk gevolg voor een burger of een onderneming. In dat geval kan dus van een, in dit document genoemde, beleidsregel worden afgeweken.
Dit document vervangt een eerder geldend gemeentelijk beleidsdocument voor dit onderwerp, uit september 2016 met de volgende naam: ‘’Beleidsregels voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1° en 2°’’.
In de toekomst (waarschijnlijk januari 2023) zal de Omgevingswet in werking treden. Bestemmingsplannen worden vanaf die datum automatisch een tijdelijk omgevingsplan. Deze tijdelijke omgevingsplannen moeten uiteindelijk samen worden gevoegd tot één omgevingsplan voor de hele gemeente. Met de komst van de Omgevingswet zal de huidige kruimellijst uit artikel 4 bijlage II bij het Bor komen te vervallen. De reden hiervoor is dat onder de Omgevingswet voor alle afwijkingen van het (tijdelijk) omgevingsplan de reguliere procedure de standaard wordt. Toch zullen óók dan de in hoofdstuk 2 en 3 genoemde activiteiten gelden als één van de voorwaarden voor directe planologische medewerking. Dit beleidsdocument blijft daarom ook ten tijde van de Omgevingswet bruikbaar totdat we één omgevingsplan hebben voor de hele gemeente, waarin dit beleidsdocument zal worden geïntegreerd.
In hoofdstuk 2 komt het beleid voor ‘’binnenplans afwijken’’ aan de orde.
In hoofdstuk 3 komt het beleid voor “kruimelgevallen” aan de orde.
In hoofdstuk 4 komen de algemene voorwaarden aan de orde, waar aanvragen óók altijd aan moeten voldoen om planologische medewerking te krijgen.
In hoofdstuk 5 van dit beleidsdocument zijn begrippen opgenomen, die om extra uitleg kunnen vragen.
2. Beleidsregels voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan
Een binnenplanse afwijking is een bestemmingsplanafwijking, die past binnen de afwijkingsregels van het bestemmingsplan. In Zoeterwoude komen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden op de volgende manieren voor (let op, dit kan per bestemmingsplan verschillend zijn):
Het college van burgemeester en wethouders kan door deze afwijkingsregels bij een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan 1 .
Beleidsregels voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan
Het college van burgemeester en wethouders geeft direct planologische medewerking aan een aanvraag om een omgevingsvergunning, onder de volgende voorwaarden:
Als is voldaan aan deze voorwaarden, wordt de bouw- en/of de gebruiksactiviteit niet in strijd gezien met een goede ruimtelijke ordening en wordt in de uitleg van het planologische besluit verwezen naar deze beleidsregels.
3. Beleidsregels voor het afwijken van het bestemmingsplan voor activiteiten van de kruimelgevallenlijst
Kruimelgevallen zijn vaste kleinere afwijkingen van het bestemmingsplan, waarvoor het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning kan verlenen2 . Deze kruimelgevallen staan in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bestaat uit een lijst met 11 categorieën.
Beleidsregels voor het afwijken van het bestemmingsplan voor activiteiten van de kruimelgevallenlijst
Het college van burgemeester en wethouders verleent voor veel kruimelgevallen direct planologische medewerking aan een omgevingsvergunning. Dit, onder voorwaarde dat het voldoet aan de beleidsvoorwaarden per kruimelgeval en de in hoofdstuk 4 genoemde algemene voorwaarden. De betreffende bouw- en/of gebruiksactiviteit wordt dan niet in strijd gezien met een goede ruimtelijke ordening. De gemeente kent voor 7 van de 11 kruimelgevallen een beleidsregeling. In onderstaande tabel is aangegeven welke kruimelgevallen wél of geen gemeentelijk beleid kennen om direct voor planologische medewerking in aanmerking te kunnen komen.
Voor de onderdelen 2, 5, 6, en 7 die hierboven staan, kent de gemeente Zoeterwoude geen beleidsregeling. Dit heeft te maken met dat deze zaken óf zeer weerstandgevoelig zijn óf in de gemeente nauwelijks voorkomen. Het noemen van specifieke activiteiten binnen deze categorieën om direct medewerking te verlenen is daarom niet zinvol of wenselijk.
Als een aangevraagde activiteit wel past in de wettelijke (landelijke) kruimelgevallenlijst, maar niet past in de voorwaarden van dit beleidsdocument, is nader onderzoek nodig.
Hieronder wordt voor verschillende kruimelgevallen het gemeentelijke beleid beschreven. Ook worden de kruimelgevallen genoemd waarvoor geen gemeentelijk beleid is en er wordt uitgelegd waarom dat het geval is.
1. Bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de volgende bepalingen:
Een uitbouw of overkapping in het voorerfgebied (uitleg term in hoofdstuk 5), gelegen aan de voorgevel, onder voorwaarde dat:
het overeenkomt met eerdere, in het voorerfgebied liggende, uitbouwen en overkappingen binnen dezelfde architectonische eenheid (uitleg term in hoofdstuk 5). Bij een eerste toepassing van een uitbouw of overkapping in het voorerfgebied binnen een architectonische eenheid doet de gemeente de stedenbouwkundige afweging.
Figuur 1: Het voorerfgebied buigt bij hoeksituaties mee met de openbaar toegankelijke weg. Dit is aangegeven met het groene vlak. In hoofdstuk 5 wordt het voorerf- en achtererfgebied nader uitgelegd.
2. Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorziening
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 2 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling in geen geval direct haar planologische medewerking, omdat soortgelijke gebouwen erg weerstandsgevoelig kunnen zijn en de openbare ruimte nadelig kunnen beïnvloeden. Een zorgvuldige afstemming is daarom belangrijk.
3. Bouwwerk, geen gebouw zijnde, of gedeelte ervan
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 3 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de volgende bepalingen:
Figuur 2: Over de Middelwetering in Zoeterwoude ligt er, zoals gewenst in deze beleidsnota, maximaal 1 brug tussen 2 verschillende agrarische percelen.
4. Dakterras, balkon, dakkapel, dakopbouw, gelijksoortige uitbreiding van gebouw, bouwdeel van ondergeschikte aard en gebouwisolatie
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de volgende bepalingen:
Figuur 3: In veel situaties is een dakopbouw met schuin dak goed passend.
Figuur 3: In Zoeterwoude wordt regelmatig, bij de aanwezigheid van een schuin dak, de helling van het voordakvlak verlengd naar de toekomstige noklijn.
Zo blijft de oorspronkelijke schaal van de straat grotendeels behouden.
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 5 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft in geen enkel geval direct haar planologische medewerking aan een project dat valt onder deze regeling, omdat antenne-installaties erg weerstandsgevoelig kunnen zijn. Een zorgvuldige afstemming, waarbij vooral ook bewoners goed zijn betrokken, is daarom van belang.
6. Installatie bij glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 6 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft in geen enkel geval direct haar planologische medewerking aan een project dat valt onder deze regeling, omdat soortgelijke aanvragen vrijwel niet voorkomen in Zoeterwoude en weerstandsgevoelig kunnen zijn.
7. Installatie bij agrarisch bedrijf voor productie van duurzame energie
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 7 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
Een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.’’
De gemeente geeft in geen enkel geval direct haar planologische medewerking aan een project dat valt onder deze regeling, omdat soortgelijke aanvragen vrijwel niet voorkomen in Zoeterwoude en weerstandsgevoelig kunnen zijn.
8. Niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 8 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de uitstraling en beleving niet tot nauwelijks verandert.
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 9 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
Het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.’’
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de volgende bepalingen:
10. Gebruik van een recreatiewoning voor bewoning
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 10 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling in geen enkel geval direct haar planologische medewerking, omdat dit de recreatieve aantrekkingskracht van het landelijk gebied en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving van omwonenden kan aantasten.
11.Ander gebruik van gronden of bouwwerken, voor maximaal 10 jaar
Dit onderdeel komt vanuit de wettelijke regeling voor kruimelgevallen in aanmerking voor een omgevingsvergunning, onder voorwaarde dat het voldoet aan artikel 4 onderdeel 11 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor):
De gemeente geeft aan een project dat valt onder deze regeling direct haar planologische medewerking als het project voldoet aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 4 en de volgende bepalingen:
In dit beleidsdocument wordt het volgende bedoeld met:
Het achtererfgebied is het erf achter het oorspronkelijk hoofdgebouw of het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de oorspronkelijke voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied.
Voor bijvoorbeeld een tussenwoning is het achtererfgebied eenvoudig te bepalen. Dit is de grond achter het oorspronkelijke hoofdgebouw. Een achteraanbouw kan in dat geval ook liggen in het achtererfgebied.
Voor andere situaties geeft de onderstaande afbeelding duidelijkheid over de ligging van het achtererfgebied.
Figuur 4: Een overzichtelijke weergave van het voorerfgebied en achtererfgebied in verschillende situaties.
Een architectonische eenheid wordt gevormd door een bebouwde massa met dezelfde architectuur. Dit kunnen een blok dezelfde (of grotendeels vergelijkbare) rijwoningen zijn, maar ook tweekappers of zelfs een zelfstandig gebouw met een eigen architectuur (bv. vrijstaande woning of kantoorgebouw).
Bij eerste aanbouwen, dakopbouwen of dakterrassen aan of op een architectonische eenheid toetst de gemeente de stedenbouwkundige wenselijkheid van het initiatief voor die gehele architectonische eenheid. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een eerste dakopbouw op een rij niet enkel wordt beoordeeld voor één woning zelf, maar gelijk voor de gehele rij of reeks rijen. Door zo naar ruimtelijke vraagstukken te kijken, wordt verrommeling (willekeur) voorkomen en wordt een eenduidig stedenbouwkundig eindbeeld geregeld.
Een rapport met onderzoek naar de aanwezige geluidsniveaus en mogelijke geluidsoverlast.
Een binnenplanse afwijking is een bestemmingsplanafwijking, die past binnen de afwijkingsregels van het bestemmingsplan.
Een bouwwerk is elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn bouwwerken die niet onder de definitie van gebouwen valt. Voorbeelden daarvan zijn een vlaggenmast, een standbeeld of een afdak met slechts één muur.
Een dakopbouw is een opbouw op het bestaande dak, meestal ter uitbreiding van een onderliggende woning.
De daknok is het hoogste punt van een schuin dak.
De dakvoet is het laagste punt van een schuin dak. Meestal is dit een goot.
Figuur 7: De positie van de daknok en de dakvoet ten opzichte van een schuin dak.
Een dove gevel is een gevel met ramen maar zonder te openen ramen, om zo de geluidsoverlast binnen het gebouw te beperken.
Bij de regelgeving voor ruimtelijke ordening speelt de eis van “een goede ruimtelijke ordening” een belangrijke rol. Met deze eis wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Een kruimelgeval is een kleine afwijking van het bestemmingsplan, die is beschreven in het Besluit omgevingsrecht (Bor) in artikel 4 van bijlage II en hierdoor in aanmerking komt voor een reguliere vergunningsprocedure.
Dit is een terras dat is onderheid met palen. Meestal komt dit voor in de vorm van een vlonder bij het water.
Het oorspronkelijk hoofdgebouw is het hoofdgebouw, zoals dat ten tijde van de afronding van de oorspronkelijke bouwwerkzaamheden is opgeleverd én overeenkomt met de hiervoor verleende vergunning. Latere aan- en dakopbouwen behoren hier dus niet toe.
Het peil wordt gebruikt als uitgangspunt (referentiepunt) voor de hoogtemaatvoering voor gebouwen. In elk bestemmingsplan is uitgelegd hoe het peil wordt bepaald. Meestal gebeurt dit op de volgende manieren:
Een perceel is een stuk grond waarvoor één rechtsorde geldt. Dit wil zeggen dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht.
Het voorerfgebied is het erf voor het oorspronkelijk hoofdgebouw of het erf voor de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de oorspronkelijke voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied.
Voor bijvoorbeeld een tussenwoning is het voorerfgebied eenvoudig te bepalen. Dit is de grond voor het oorspronkelijke hoofdgebouw.
Voor andere situaties wordt het voorerfgebied bepaald op dezelfde manier als de afbeelding bij de uitleg van het begrip achtererfgebied.
Een weilanddepot is een opslag van baggerspecie, uit watergangen in de buurt, die (ook) gebruikt wordt voor het ophogen van agrarische percelen. Weilanddepots vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. In principe is hier geen vergunning voor nodig, en ook geen melding Activiteitenbesluit. De Omgevingsdienst West-Holland kan als adviseur natuur en landschap echter wel voorschriften geven ten aanzien van de kwaliteit van de bagger, de planning, de omvang en de afmetingen.
Voor andere in deze nota gebruikte begrippen wordt verwezen naar de definities als bedoeld in de Wabo en het Bor of kan eventueel contact worden opgenomen met de gemeente Zoeterwoude.