Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Beleidsplan Aanpak mensenhandel West-Friesland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Aanpak mensenhandel West-Friesland
CiteertitelBeleidsplan Aanpak mensenhandel West-Friesland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-10-2022nieuwe regeling

13-09-2022

gmb-2022-450490

Z-22-346212

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Aanpak mensenhandel West-Friesland

 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In het Regeerakkoord 2020 is afgesproken om de aanpak van mensenhandel te intensiveren. Deze intensivering is vormgegeven met het interdepartementale programma Samen tegen mensenhandel. Uit het kamerstuk ‘Kader voor de aanpak van Mensenhandel door gemeenten’ van feb 2021 blijkt dat momenteel nog te veel slachtoffers geen hulp krijgen en daders nog te veel hun gang kunnen gaan. Naar schatting detecteert Nederland momenteel slechts een negende van de slachtoffers. Gemeenten hebben volgens het kamerstuk een belangrijke rol in de aanpak van mensenhandel. Deze taak ligt voornamelijk op het zijn van de ogen en oren bij signalen van mensenhandel.

 

Als gevolg van het Regeerakkoord 2020 is de aanpak van mensenhandel door gemeenten als een van de vier landelijke beleidsdoelstellingen opgenomen in de Veiligheidsagenda 2019-2022. Concreet betekent dit dat iedere gemeente in 2022 een duidelijke aanpak mensenhandel moet hebben welke is geborgd in gemeentelijk beleid. Dit staat tevens in het programma Samen tegen Mensenhandel en is afgesproken in het Interbestuurlijk Programma (IBP, punt 5.11), waaraan gemeenten zich hebben verbonden.

 

De gemeenten in de regio West-Friesland werken samen aan het tegengaan van mensenhandel. Het beleidsplan beschrijft de aanpak van mensenhandel vanuit het gemeentelijke perspectief. Het adequaat aanpakken van mensenhandel vraagt om een integrale aanpak. Op deze wijze wordt tevens gepoogd om het waterbedeffect tegen te gaan. In dit beleidsplan kunt u lezen wie onze ketenpartners op dit beleidsterrein zijn en met welke ketenpartners we afspraken maken om te komen tot een integrale lokale en regionale aanpak.

 

In dit beleidsplan komen de navolgende aspecten aan de orde:

 

  • De verschillende verschijningsvormen en het begrip mensenhandel;

  • De verantwoordelijkheid van de gemeenten op het gebied van mensenhandel;

  • De signalering van mensenhandel;

  • De samenwerking met ketenpartners en de verschillende rollen in de samenwerking;

  • De opvang van en de nazorg van de slachtoffers van mensenhandel.

1.2 Wat is mensenhandel?

Mensenhandel is een vorm van moderne slavernij waarbij slachtoffers worden uitgebuit en soms in aanraking komen met verschillende vormen en gradaties van geweld en/of geweld. Mensenhandel bestaat volgens de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) onder andere uit het werven, vervoeren of opnemen en huisvesten van mensen met gebruik van dwang, geweld, misleiding of misbruik. Het doel van de mensenhandelaar is het uitbuiten van een persoon. Er zijn verschillende vormen van mensenhandel waaronder:

  • Seksuele uitbuiting: het dwingen van iemand tot het verrichten van seksuele handelingen tegen de betaling van geld, kleding of eten om vervolgens deze betaling in te nemen.

  • Arbeidsuitbuiting: het bewust werven en dwingen van mensen om werk te verrichten in slechte arbeidsomstandigheden en tegen weinig of geen loon.

  • Criminele uitbuiting: iemand dwingen om te stelen, bedelen of andere criminele activiteiten uit te voeren en deze buit vervolgens innemen.

  • Gedwongen orgaanverwijdering: iemand dwingen om zijn of haar organen af te staan.

De vormen van mensenhandel worden hierna toegelicht.

 

  • 1.

    Seksuele uitbuiting

We spreken van seksuele uitbuiting, wanneer iemand seksuele diensten en/of handelingen moet verrichten op grond van dwang, (dreiging met) geweld, afpersing, fraude, misleiding of door misbruik van iemands kwetsbare positie. Het gaat om bijvoorbeeld om seksuele handelingen tegen betaling van geld of andere vergoedingen zoals bijvoorbeeld onderdak, kleding, eten of de belofte daarvan. Seksuele uitbuiting omvat onder andere prostitutie, pornografie en seksuele dienstverlening in bijvoorbeeld bars, hotels, kuuroorden, massagesalons en de entertainmentsector. Seksuele uitbuiting vindt ook plaats in woningen en buiten het zicht van anderen.

 

Een bijzondere vorm van seksuele uitbuiting is de uitbuiting door pooierboys (loverboys). Dat zijn (jonge) mannen en/of vrouwen die ervoor zorgen dat een meisje of vrouw verliefd op en/of afhankelijk van hen wordt. Daarna wordt zij door misleiding, misbruik van kwetsbare positie of onder dwang in de prostitutie tewerkgesteld. Sommige vrouwen gaan vrijwillig aan het werk, in de veronderstelling dat ze met hun inkomsten sparen voor een gezamenlijke toekomst of om schulden af te lossen. Als ze dan willen stoppen, staat de loverboy dat niet toe en blijkt het geld meestal verdwenen. In zo’n geval is er sprake van seksuele uitbuiting. Dit ‘klassieke beeld’ van de loverboy-aanpak komt in de praktijk nu nog steeds voor, maar is aan verandering onderhevig[1]. De (jonge) mannen en/of vrouwen besteden tegenwoordig minder tijd en geld om slachtoffers te versieren en verliefd op hen te laten worden. In de helft van de gevallen hebben ze geen affectieve relatie met het slachtoffer en het komt voor dat slachtoffers nu in minder dan een week geronseld worden. Verder speelt social media een steeds belangrijkere rol. Social media wordt door loverboys gebruikt om contact te leggen met slachtoffers, maar ook om klanten te benaderen. Daarnaast blijkt dat social media ook steeds vaker als middel wordt gebruikt om slachtoffers te bedreigen of onder druk te zetten.

 

Hoewel uitbuiting binnen de prostitutie de meest voorkomende vorm van seksuele uitbuiting is, zijn er ook vormen van seksuele uitbuiting waarbij geen sprake is van fysiek contact, zoals het gedwongen verrichten van seksuele diensten via een webcam.

 

  • 2.

    Arbeidsuitbuiting

Bij arbeidsuitbuiting worden mensen doelbewust door een vorm van dwang of door misbruik van omstandigheden of van diens kwetsbare positie gedwongen tot het verrichten van arbeid of diensten. Hierbij is er sprake van een ernstige inbreuk op de lichamelijke of geestelijke integriteit en/of persoonlijke vrijheid. Het gaat gepaard met ernstige situaties op de werkvloer, inperking van de vrije keuze, overtreding van de arbeidswetten (onderbetaling, lange werkdagen, weinig rust en slechte arbeidsomstandigheden) en ondermaatse huisvesting. Doordat door het gebruik van dwangmiddelen een reële, vrije keuze wordt onthouden, doet de eventuele instemming van het slachtoffer met de beoogde uitbuiting niet ter zake. Uitbuiting komt in allerlei sectoren voor. Bekende sectoren die extra gevoelig zijn voor uitbuiting zijn: de agrarische sector, de bouw, horeca, slachterijen en schoonmaak. In Westfriesland vormt de agrarische sector ene belangrijke branche omdat er veel arbeidsmigranten in onze gemeenten werken.

 

  • 3.

    Criminele uitbuiting

Bij criminele uitbuiting worden mensen gedwongen, misleid, afgeperst of misbruikt om arbeid of diensten te verrichten die strafbaar zijn gesteld. Denk aan het moeten zakkenrollen, het plegen van diefstal, drugs smokkelen en het knippen van hennep. Maar ook het drugs moeten verkopen op school. De buit gaat vaak naar de uitbuiter/mensenhandelaar. Bij deze vorm van mensenhandel vindt het non-punishment beginsel vaak plaats. Volgens dit principe, wordt voorzien in de mogelijkheid om slachtoffers van mensenhandel niet te vervolgen of bestraffen wegens gedwongen betrokkenheid bij criminele activiteiten die een rechtstreeks gevolg zijn van hun slachtofferpositie. Jeugdigen (ook wel jonge aanwas genoemd) vormen een interessante doelgroep voor het verrichten van deze diensten.

 

  • 4.

    Gedwongen orgaanverwijdering

Gedwongen orgaanverwijdering: elke handeling waardoor iemand onder dwang zijn of haar organen af moet staan. Over deze vorm van mensenhandel is nog weinig bekend, maar meerdere professionals proberen er wel meer zicht op te krijgen. CoMensha[2] registreert sinds 2014 het aantal (pogingen tot) gedwongen orgaanverwijdering die hebben plaatsgevonden binnen én buiten Nederland. Slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit worden bij CoMensha geregistreerd wanneer zij in Nederland kenbaar hebben gemaakt (een poging tot) gedwongen orgaan verwijdering te hebben meegemaakt. Tot op heden heeft CoMensha ongeveer 15 registraties van deze vorm van uitbuiting. Er is onvoldoende zicht op de frequentie waarop gedwongen orgaanverwijdering daadwerkelijk voorkomt in Nederland.

1.3 Zicht op slachtoffers

De slachtoffers van mensenhandel die zich tussen 2015 en 2019 bij CoMensha hebben gemeld hebben meer dan 115 verschillende nationaliteiten. De top 5 landen zijn: Nederland, Nigeria, Polen, Roemenië en Oeganda. Slachtoffers van mensenhandel zijn vaak jong. Gemiddeld is 40% van de gemelde slachtoffers jonger dan 23 jaar. Een kwart tussen de 23 en 29 jaar oud, en nog een kwart 30 jaar of ouder.

 

Slachtoffers zijn (afhankelijk van uitbuitingsvorm en situatie) vaak geneigd om zichzelf de schuld te geven voor de situatie waarin ze zijn beland en de schuld bij zichzelf zoeken. Deze schuldvraag is van invloed op het wel of niet zoeken en accepteren van hulp. Lang niet alle slachtoffers zien zichzelf als slachtoffer. Daarnaast bestaat het gevaar dat slachtoffers niet (h)erkend worden als slachtoffer en daarom worden berecht als dader. Dit zien we bijvoorbeeld terug bij vormen van criminele uitbuiting. De daadwerkelijke daders blijven zo buiten beeld en kunnen hun criminele praktijken voortzetten en nog meer slachtoffers maken.

1.4 Perspectief voor slachtoffers

Iedereen kan het slachtoffer worden van mensenhandel en elke situatie is anders. Ieder slachtoffer heeft zijn of haar eigen verhaal, eigen achtergrond en eigen uitbuiter. Uitbuiting komt overal voor. In allerlei sectoren, in grote steden, op het platteland. De verscheidende diversiteit maakt het aanpakken van mensenhandel complex. Het begint met de bewustwording van de signalen van mensenhandel en tevens met het anders kijken naar situaties.

 

Slachtoffers van mensenhandel kampen vaak met traumatische gevolgen. Er wordt misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van slachtoffers en/of agressie en geweld gebruikt. Vaak zijn de slachtoffers niet op de hoogte van hun rechten en zijn ze te bang of niet in staat om zelf aangifte te doen. Een slachtoffer van mensenhandel kan op korte en lange termijn ontwrichtende effecten ondervinden, wat kan leiden tot grote psychologische, sociale en fysieke problemen.

1.5 Gevolgen voor de economie en rechtsstaat

De economie ondervindt schade van mensenhandel. Volgens het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 wordt geschat dat de overheid enkele honderden miljoenen euro’s schade oploopt door gemiste (belasting)inkomsten en de uitgave van onterechte subsidies en uitkeringen. Dat geldt voor uitbuiting in de seksindustrie, waar materiële en immateriële schade ontstaat bij slachtoffers en er zwart geld wordt gegenereerd door uitbuiters. De gevolgen hiervan zijn dat er oneerlijke concurrentie ontstaat ten opzichte van de legale sekswerkers. Eveneens geldt dit voor uitbuiting in de overige sectoren: de inzet en uitbuiting van goedkope arbeidskrachten zorgt voor een verstoring van de arbeidsmarkt en daarmee voor oneerlijke concurrentie. Ten slotte leidt arbeidsuitbuiting tot verdringing op de arbeidsmarkt, waardoor meer mensen een uitkering moeten vragen. Bekende sectoren zijn de land- en tuinbouw, bouw, schoonmaak, uitzendbranche, voedselverwerking en de horeca.

 

Mensenhandel tast ook legitimiteit van de overheid aan. Het vertrouwen van burgers in de overheid neemt af wanneer zij dit soort frauduleuze praktijken kennen. Situaties van mensenhandel kunnen de leefbaarheid en de openbare orde in wijken aantasten. Derhalve is het van essentieel belang dat inwoners weten waar ze onveilige of ‘niet-pluis’ situaties kunnen melden bij de gemeente.

1.6 Zicht op en de kennis van mensenhandel

Mensenhandel speelt is vaak onzichtbaar en blijft verborgen, tegelijkertijd speelt het zich ook af onder onze neus. Mensenhandel is soms het werk van (internationaal) opererende criminele organisaties die zich ook met andere vormen van criminaliteit bezighouden en kan dus gepaard gaan met ondermijnende criminaliteit. Soms blijken daders slachtoffers te zijn. Ook al zien slachtoffers zichzelf vaak niet als slachtoffer of ontkennen - door angst of schaamte - dat er sprake is van uitbuiting.

 

De angst van slachtoffers, de lage aangiftebereidheid, de beperkte pakkans van de daders, het gebrek aan kennis over de signalen van mensenhandel en het gebrek aan meldingsbereidheid in allerlei domeinen zorgen dat er nauwelijks zicht is op de werkelijke omvang van mensenhandel. Verschillende internationale en nationale organisaties hebben schattingen gemaakt. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen schat - op basis van internationaal en nationaal onderzoek - het aantal slachtoffers op 5.000 tot 7.500 per jaar.

 

Als professionals niet weten wat mensenhandel inhoudt, is het lastig om dit waar te nemen. Iedere (beleids)medewerker baseert zich bovendien op eigen kennis van de doelgroep. Wanneer professionals kennis hebben van de verschillende vormen van mensenhandel, verschillende unieke verhalen van slachtoffers hebben gehoord, kan dit leiden tot een betekenisvolle, weloverwogen integrale aanpak van mensenhandel.

2. Ambitie mensenhandel regio West-Friesland

De ambitie van de Westfriese gemeenten in relatie tot de aanpak van mensenhandel is als volgt geformuleerd:

 

“De Westfriese gemeenten voldoen aan het basisniveau bestuurlijke aanpak mensenhandel en streven naar het voorkomen, bestrijden en het beschermen van de slachtoffers van mensenhandel”.

2.1 Basisniveau bestuurlijke aanpak mensenhandel

Uit het integrale programma-aanpak ‘Samen tegen mensenhandel’ is duidelijk geworden dat de gemeentelijke taak minimaal bestaat uit het voldoen aan het basisniveau bestuurlijke aanpak mensenhandel.

Dit basisniveau bestaat uit de volgende vereisten:

  • Het opstellen van gemeentelijk of regionaal beleid dat dat de aanpak van mensenhandel ondersteunt;

  • Het aanstellen van een aandachtsfunctionaris mensenhandel;

  • Het werken aan actieve signalering van mensenhandel.

2.2 Doelstellingen ambitie mensenhandel regio West-Friesland

De navolgende doelstellingen hangen samen met de geformuleerde ambitie:

  • De gemeenten hebben een beleidsmatige basis voor de aanpak van mensenhandel;

  • De gemeenten hebben allen een aandachtsfunctionaris aangesteld welke als aanspreekpunt fungeert voor de aanpak van mensenhandel;

  • De gemeenten hebben een (intern) meldpunt waar de signalen van mensenhandel gemeld kunnen worden;

  • De gemeenten investeren organisatiebreed in het vergroten van kennis en het signaleren van mensenhandel;

  • De gemeenten hebben een duidelijk beeld welke partijen een rol spelen bij de aanpak van mensenhandel;

  • De gemeenten nemen allen haar verantwoordelijkheid voor de zorg en opvang van de slachtoffers van mensenhandel.

Als de Westfriese gemeenten voldoen aan het basisniveau bestuurlijke aanpak mensenhandel kunnen daarna - indien wenselijk - vervolgstappen worden gerealiseerd. Deze vervolgstappen worden middels een evaluatie na twee jaar geformuleerd.

3. Gemeentelijke rol

In 2018 zijn afspraken gemaakt in het Interbestuurlijk Programma (IBP), waaraan de gemeenten zich hebben gecommitteerd. De afspraken van het IBP zijn opgenomen in het Programma Samen tegen Mensenhandel waarin één actielijn toeziet op het versterken van de gemeentelijke aanpak van mensenhandel.

 

De gemeente heeft verschillende taken in de aanpak van mensenhandel. De taken en rollen van de gemeente zijn als volgt:

 

  • 1.

    De gemeente als beleidsmaker

    De gemeente is verantwoordelijk voor het opstellen van een plan voor een sluitende aanpak, waarin alle gemeentelijke taken zijn opgenomen op het gebied van mensenhandel.

     

  • 2.

    De gemeente als signaleerder

    De gemeente is door haar dagelijks contact met de burger de oren en ogen in de samenleving waarbij de signalen van mensenhandel kunnen worden opgevangen.

     

  • 3.

    De gemeente als regisseur van de integrale aanpak

    De gemeente is de spil in de integrale aanpak van mensenhandel. De gemeente staat in contact met ketenpartners en zorgen voor de onderlinge verbinding tussen de ketenpartners. De gemeente is met al haar taken en verantwoordelijkheden de aangewezen partij om regie in handen te nemen en partijen bij elkaar te brengen, voor samenwerking in een aanpak die zowel bestuurlijk als strafrechtelijk is.

     

  • 4.

    Opvang en hulpverlening voor slachtoffers

    De gemeente realiseert opvang en hulpverlening voor de slachtoffers van mensenhandel.

3.1 Doelstellingen

De gemeenten stellen een aanpak op waarmee wordt voldaan aan de ambitie om mensenhandel te voorkomen, aan te pakken en om hulp te bieden aan de slachtoffers van mensenhandel. Hiermee wordt voldaan aan de gemaakte afspraken uit het Programma Samen tegen mensenhandel en dragen de gemeenten bij aan de landelijk gestelde doelen:

 

De navolgende doelstellingen zijn geformuleerd om te voldoen aan het basisniveau:

  • Het zicht hebben op de aard en de omvang van mensenhandel;

  • Het signaleren en intervenieren op de signalen van mensenhandel;

  • Het investeren in de samenwerking met ketenpartners;

  • Het bieden van passende hulp en nazorg aan de slachtoffers van mensenhandel.

Dit vraagt de om de navolgende acties:

  • Als gemeenten bevorderen we de aandacht en bewustwording van het fenomeen mensenhandel en zien we op het verbeteren van het signalerend vermogen van de gemeentelijke organisatie;

  • Als gemeenten organiseren en investeren we in de samenwerking met ketenpartners, waaronder ook handhaving;

  • Als gemeenten voorzien we in de opvang van, de nazorg en hulpverlening aan de slachtoffers van mensenhandel.

4. Aanpak doelstellingen

In dit hoofdstuk wordt de aanpak van de doelstellingen - zoals geformuleerd in hoofdstuk 3 - toegelicht.

4.1 Zicht op de aard en omvang van mensenhandel

Het is belangrijk dat gemeenten inzicht krijgen in de situatie in de regio, door een omgevingsscan of risicoanalyse te doen van de sectoren die kwetsbaar zijn voor mensenhandel. De gemeenten pogen om meer zicht op de aard en omvang van mensenhandel te krijgen. Dit doen we door onze informatiepositie te versterken en door ketenpartners te bevragen over de signalen en trends die zij waarnemen binnen onze gemeenten.

4.2 Het signaleren en intervenieren op vormen van mensenhandel

Het is van belang om de navolgende aspecten binnen de gemeenten te organiseren om vormen van mensenhandel te signaleren en hierop adequaat te acteren. Ook op deze manier wordt er getracht te voldoen aan het basisniveau aanpak mensenhandel.

 

Aandachtsfunctionaris

Alle gemeenten hebben een aandachtsfunctionaris mensenhandel. De aandachtsfunctionaris is binnen de gemeentelijke organisatie de spil in de aanpak van mensenhandel. De aandachtsfunctionaris van de gemeente is het aanspreekpunt binnen de gemeentelijke organisatie, verzamelt alle signalen en weet hoe te handelen, ook richting externe partners.

 

De aandachtsfunctionaris mensenhandel:

  • is het aanspreekpunt binnen de gemeente;

  • verzamelt signalen mensenhandel, heeft korte lijnen met de netwerkpartners en draagt zorg voor een passend vervolg;

  • kent de route voor opvang voor slachtoffers;

  • weet welke mogelijkheden er zijn voor een bestuurlijke aanpak.

Trainingen

De eerste stap in de aanpak van mensenhandel is bewustwording en het vergroten van kennis bij professionals. De gemeenten investeren in het opbouwen van kennis over het signaleren van mensenhandel bij de ambtelijke organisatie binnen de gemeente. Er worden (regionaal) terugkerende trainingen georganiseerd, voor verschillende disciplines.

 

Middels trainingen wordt aandacht gegeven aan de volgende aspecten:

  • De mogelijke slachtoffers van mensenhandel binnen de gemeenten en/of regio;

  • Het signaleren en herkennen van mensenhandel door de ambtelijke organisatie;

  • Het verbeteren van de expertise van de ambtelijke organisatie;

  • Het handelingsperspectief voor de ambtelijke organisatie bij signalen van mensenhandel.

Diverse instanties zoals: het RIEC, CoMensha, FairWork en Stichting voor Integrale aanpak Mensenhandel, verzorgen trainingen op het gebied van mensenhandel specifiek gericht op teams (veiligheid, toezicht, balie, sociaal domein). De aandachtsfunctionaris brengt deze trainingen actief onder de aandacht binnen de ambtelijke organisatie.

 

Ook bewustwording bij andere partijen, zoals scholen, zorgaanbieders, welzijnsinstellingen, woningcorporaties en veiligheidspartners is van belang. Gemeenten brengen actief het opleidingsaanbod onder de aandacht van deze (lokale) organisaties (bijvoorbeeld via overleggen, per mail en/of via bestuurders/directie) en zorgen dat ook bij die partijen de gemeentelijke functie van aandachtsfunctionaris bekend is om signalen te kunnen delen.

 

Interne meldroute voor de signalen van mensenhandel

Gemeenten hebben een een heldere meldroute is waar signalen (veilig) kunnen worden gemeld. In het geval van mensenhandel is dit bij de aandachtsfunctionaris. Deze aandachtsfunctionaris is de schakel tussen de betreffende medewerkers en de professionals die een signaal kunnen duiden als mensenhandel (en daarna oppakken) of kunnen concluderen dat het niet om mensenhandel gaat (maar mogelijk om een ander onwenselijke fenomenen). Het stappenplan van de interne meldroute wordt hierna weergegeven en toegelicht.

 

 

Toelichting interne meldroute:

 

  • Een signaal dat binnen de gemeente wordt opgepikt (stap 1), kan acuut zijn (hard signaal). De aandachtsfunctionaris die op de hoogte wordt gebracht van dit signaal (stap 2), deze verrijkt het signaal met eigen informatie. Deze informatie is te vinden in de systemen (BRP, KvK, informatie handhaving etc.) maar ook bij bijvoorbeeld het wijkteam (Stap 3).

  • De aandachtsfunctionaris brengt het opgeplusde signaal in bij het lokale ondermijningsoverleg/tafel. Wanneer deze niet bestaat wordt het signaal besproken met de politie. In het geval van protitutie wordt er contact opgenomen met het Prostitutie Controle Team (PCT) (Stap 4).

  • Indien het om een vermoeden van mensenhandel gaat, neemt de aandachtsfunctionaris contact op met het RIEC en/of bespreekt het signaal op de regionale ondermijningstafel (Stap 5).

  • Indien het een signaal van mensenhandel gaat, wordt het ingebracht op het informatieplein RIEC ten behoeve van de regionale tafel mensenhandel (stap 6).

  • De terugkoppeling aan de aandachtsfunctionaris (stap 7) en de terugkoppeling aan de melder van het signaal betreft noodzakelijke informatie binnen de bestaande wet- en regelgeving en convenanten. Een goede terugkoppeling is belangrijk vanwege het alert blijven van medewerkers op signalen van mensenhandel (ook lerend) en het laten ervaren dat het doorgeven van signalen ertoe doet.

4.3 Het investeren in de samenwerking met ketenpartners

Als gemeenten is het van belang om te investeren in de samenwerking met ketenpartners. Om effectief (regionaal) samen te werken, is het belangrijk dat de gemeenten zicht hebben op de ketenpartners en in de regio op een vergelijkbare manier werken. Voor een overzicht van de landelijke en regionale partners wordt verwezen naar bijlage 1.

 

Kernfuncties aanpak mensenhandel

In de samenwerking zijn verschillende rollen te onderscheiden. Hieronder een beknopte beschrijving van de verschillende rollen.

 

Casusregisseur

De casusregisseur coördineert, stemt af en volgt de voortgang van de werkzaamheden die voortkomen uit het afgesproken plan van aanpak van de specifieke casus.

 

Procesregisseur

In de Zorg- en Veiligheidshuizen zijn procesregisseurs Mensenhandel benoemd. De procesregisseurs hebben de volgende taken:

 

  • adviseren van en afstemmen met Zorgcoördinator vanuit kennis en expertise aanpak complexe casuïstiek op snijvlak zorg en veiligheid;

  • mede zorgdragen voor verbinding lokale veld van regio betreffende Veiligheidshuis met aanpak mensenhandel;

  • voeren procesregie complexe casuïstiek mensenhandel conform criteria Zorg- en Veiligheidshuis.

Zorgcoördinator

Het doel van zorgcoördinatie is belangenbehartiging en het organiseren van een samenhangend hulp– en ondersteuningsaanbod aan slachtoffers van mensenhandel die in de eigen regio verblijven en de toeleiding van slachtoffers naar de juiste organisatie. In de Noord Holland zijn twee zorgcoördinatoren actief.

 

De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor:

 

  • het optimaliseren van het zorg- en ondersteuningsaanbod in de regio;

  • de coördinatie van de hulpverlening per (mogelijk) slachtoffer;

  • het verstrekken van advies en informatie aan professionals passend bij de casuïstiek;

  • informatievoorziening aan de cliënten;

  • rapportage en terugkoppeling aan CoMensha.

Regisseur mensenhandel RIEC

De regisseur bouwt aan relevante relaties, allianties en coalities om steun en medewerking te krijgen voor de implementatie van het landelijke beleidsprogramma Samen tegen Mensenhandel. De ketenregisseur is de verbindende schakel tussen de gemeenten en draagt zorg voor verbinding van en met diverse experts. De ketenregisseur doet dit door:

 

  • het organiseren van preventie en voorlichting;

  • ketenpartners te voorzien van tools, bijvoorbeeld opleiding;

  • het organiseren en voorzitten van provinciebrede werkgroepen;

  • het aanjagen van de zorgcoördinatie mensenhandel;

  • delen van ervaringen met andere regio’s en verzamelen van ‘best practices’ voor de regio;

  • contacten te onderhouden met landelijke partners zoals Fair Work, CoMensha, het Ministerie van Justitie en Veiligheid maar ook Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Landelijke Informatie en Expertise Centrum.

4.4 Opvang en hulpverlening

De slachtoffers van mensenhandel hebben recht op opvang. Met het bieden van opvang realiseren we als gemeenten dat de acuut onveilige situatie voor het slachtoffer wordt opgeheven en slachtoffers de ruimte krijgen tot rust te komen.

 

Hoe deze opvang vormgegeven wordt is afhankelijk van de aard van de onveiligheid, maar ook van het aantal slachtoffers. De hulpverlening betreft het bieden van ondersteuning om te komen tot vervolgstappen.

 

De gemeentelijke taken wat betreft de opvang en de zorgcoördinatie van mensenhandel zijn ondergebracht bij het Zorg- en Veiligheidshuis Noord Holland Noord.

5. Borgen en evalueren

5.1 Monitoring

Het is van belang om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek en daarnaast op de inspanningen en bevindingen van de aandachtsfunctionarissen, zorgcoördinatoren, procesregisseurs en de ketenregisseur. Alle meldingen van mensenhandel komen samen bij de Zorg- en Veiligheidshuizen, waar registratie plaatsvindt. Het Zorg- en Veiligheidshuis geeft de signalen door aan onder andere CoMensha, zodat ook landelijk een totaalbeeld ontstaat.

5.2 Evaluatie

Na vaststelling van het beleidsplan vindt na 2 jaar een evaluatie plaats van:

 

  • het beleid;

  • de uitvoering;

  • de aanpak van casuïstiek;

  • de voortgang en resultaten ketensamenwerking.

De aandachtsfunctionarissen mensenhandel binnen de Westfriese gemeenten voeren deze evaluatie uit waar tevens het zorg- en veiligheidsdomein wordt betrokken. Zij werken aan een gezamenlijke intervisie. Met deze intervisie wil men de deskundigheid van de medewerkers vergroten en de kwaliteit van het werk verbeteren. Op regionaal niveau worden de resultaten van de evaluatie besproken en wordt zo nodig het beleid en de uitvoering daarvan aangepast.

5.3 Financiering

De samenwerkende gemeenten dragen zelf zorg voor de personele en (eventuele) materiële kosten wat betreft de aanpak van mensenhandel. Indien mogelijk wordt gekeken naar gezamenlijke financieringsmogelijkheden om financieel voordeel te behalen. De gemeenten dragen individueel bij aan de kosten voor de zorgcoördinatie welke op regionaal niveau is geregeld. In het AB van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 3 juli 2020 is een besluit genomen om de taak van zorg coördinatie onder te brengen bij het zorg- en veiligheidshuis. De bijdrage van 90.000 per jaar op regionaal niveau is onderdeel van de bijdrage aan de GR VRNHN.

Bijlage 1 Landelijke en regionale partners

De navolgende partners zijn op landelijk en regionaal niveau betrokken bij de aanpak van mensenhandel.

 

Landelijke partners

Bij het tegengaan van mensenhandel zijn veel landelijke partners betrokken. De meeste bekende partijen zijn onder andere: Comensha, Fair Work, CCV, VNG, politie en Openbaar Ministerie.

 

Regionale partners

Bij de regionale samenwerking zijn de volgende partners betrokken:

 

  • Regionale Informatie- en Expertisecentrum (RIEC). Het RIEC is een regionaal samenwerkingsverband en is opgericht in het kader van het programma “Bestuurlijke Aanpak Georganiseerde Criminaliteit”. De RIEC’s zijn informatieknooppunt en expertisecentrum voor (semi)overheden op het gebied van het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. De bestrijding van mensenhandel is bij de RIEC’s als prioriteit benoemd.

  • Het Zorg- en veiligheidshuis (ZVH). In een ZVH werken organisaties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast en criminaliteit. Mensenhandel is één van de thema’s binnen de ZVH’s. De kracht van de Zorg- en Veiligheidshuizen is dat ze zijn toegesneden op de specifieke lokale situatie. Ketenpartners zijn onder meer de politie, het OM, gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en welzijnsorganisaties.

  • AVIM / politie. De Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft meerdere rollen in het aanpakken van mensenhandel. De basistaken van AVIM zijn:

    • o

      handhaving en toezicht in het kader van de vreemdelingenwet;

    • o

      identificatie van personen (waaronder vreemdelingen);

    • o

      opsporing en bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel.

  • Veilig Thuis. Veilig Thuis is het advies en meldpunt bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij vermoedens van mensenhandel of vragen kan contact worden opgenomen met het Meldpunt Mensenhandel van Veilig Thuis. Het doel van het Meldpunt Mensenhandel van Veilig Thuis is:

    • o

      advies geven aan meisjes, jongens, vrouwen, mannen, ouders, netwerk en professionals bij vragen en vermoedens van binnenlandse mensenhandel;

    • o

      het melden van vermoedens van mensenhandel. Veilig Thuis maakt dan een inschatting van de situatie en kan indien nodig hulp (laten) opstarten;

    • o

      zorgdragen voor de inzet van de best mogelijke zorg onder meer door het bewerkstelligen van een betere samenwerking in de keten. Het gaat niet alleen om samenwerkingsafspraken in de zorg voor het slachtoffer, maar ook in de aanpak en vervolging van de dader;

    • o

      zicht krijgen op aantallen, aard en ernst van situaties van binnenlandse mensenhandel door een betere registratie.

  • Nederlandse Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie controleert of werkgevers en werknemers zich houden aan de verschillende wetten, besluiten en regelingen op het terrein van arbeid. Verder spoort de Arbeidsinspectie fraude, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit binnen de keten van werk en inkomen op. Ook is de Arbeidsinspectie belast met de bestrijding van zorgfraude (denk aan declaratiefraude en fraude met Persoons Gebonden Budgetten).

Bijlage 2: Verbinding met bestaand beleid

Mensenhandel raakt allerlei facetten van de samenleving en daarmee ook uiteenlopende beleidsterreinen. Dit betekent niet dat op al die terreinen zaken moeten worden aangepast, maar het is goed om de raakvlakken in beeld te hebben. Iedere professional binnen de ambtelijke organisatie kan te maken krijgen met een vorm van mensenhandel.

 

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de integrale aanpak van mensenhandel. Een gemeente staat voortdurend met verschillende ketenpartners in contact en heeft de mogelijkheid om bestuurlijke middelen in te zetten om mensenhandel aan te pakken.

 

Zorgbeleid

Sinds de decentralisaties van 2015 zijn verschillende taken van het Rijk naar gemeenten verschoven. Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn gemeenten verantwoordelijk voor het opvang- en zorgaanbod voor specifieke groepen, waaronder de slachtoffers van mensenhandel. Gemeenten moeten zorgen voor passende opvang, ondersteuning en nazorg voor slachtoffers van mensenhandel in de gemeente.

 

De gemeenten zijn geadviseerd om middels het instellen van Zorgcoördinatoren Mensenhandel (zie ook pagina 15) aan deze verantwoordelijkheid te voldoen. Dit houdt in dat een Zorgcoördinator Mensenhandel voor meerdere gemeenten de zorg en opvang van (mogelijke) slachtoffers mensenhandel coördineert in samenwerking met betrokken partners, waar de gemeente ook deel van kan uitmaken.

 

Gemeenten hebben een verantwoordelijkheid voor slachtoffers, die ingeschreven staan in hun gebied. Slachtoffers die niet ingeschreven staan, worden in principe ingeschreven in de gemeente waar ze zijn aangetroffen.

 

Slachtoffers met rechtmatig verblijf

Mensen die slachtoffer zijn van mensenhandel en rechtmatig in Nederland verblijven, kunnen op grond van de Wmo 2015 aanspraak maken op een opvangplek. Dit geldt ook voor mensen met een tijdelijke verblijfsstatus. Deze slachtoffers mogen daarnaast op grond van de Wet arbeid vreemdelingen werken of een opleiding volgen. Indien nodig hebben ze op grond van de Participatiewet recht op bijstand.

 

Slachtoffers zonder rechtmatig verblijf

Voor slachtoffers van mensenhandel zonder rechtmatig verblijf in Nederland is het hebben van rechtmatig verblijf belangrijk om tot rust te kunnen komen om te beslissen of ze mee willen werken aan het opsporingsonderzoek. Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (artikel 8, onder k) wordt aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel een bedenktijd van maximaal drie maanden gegund, om te beslissen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking willen verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek.

 

De bedenktijd houdt in dat de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) het vertrek van het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel uit Nederland gedurende deze periode opschort. Slachtoffers in de bedenktijd hebben op grond van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) recht op een maandelijkse toelage ter hoogte van de Nederlandse bijstandsuitkering (uitgekeerd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) Voor de berekening van de toelagen wordt uitgegaan van de in de Participatiewet vermelde normbedragen. Met uitzondering van de categorie Minderjarige Vreemdelingen voorziet de Rvb, naast een maandelijkse financiële toelage, in een verzekering tegen medische kosten.

 

Slachtoffers van mensenhandel zonder verblijfsvergunning die aangifte doen, kunnen op basis van de verblijfsregeling mensenhandel een tijdelijke verblijfsvergunning voor de duur van het opsporings- en vervolgingsonderzoek krijgen (o.g.v. de B8-regeling in de Vreemdelingencirculaire). Mocht een slachtoffer in verband met medische beperkingen, minderjarigheid of ernstige bedreiging geen medewerking kunnen verlenen aan het opsporingsonderzoek dan kan hij/zij ook voor deze verblijfsvergunning in aanmerking komen, mits dit ondersteund wordt door een verklaring van de politie, Koninklijke Marechaussee en/of een medische verklaring.1

 

Slachtoffers in de asielprocedure

Slachtoffers die een asielprocedure hebben lopen, hebben recht op opvang in een asielzoekerscentrum. Het recht op opvang bestaat vanaf het moment dat de asielzoeker asiel aanvraagt, tot hij een verblijfsvergunning krijgt of Nederland moet verlaten.

 

Indien een slachtoffer van mensenhandel niet beschikt over de Nederlandse nationaliteit, kan hij/zij gebruik maken van de B-8 regeling uit de Vreemdelingencirculaire. Dit betekent dat het slachtoffer (die mogelijk illegaal is) een tijdelijke verblijfsstatus verkrijgt zolang het strafrechtelijk onderzoek duurt en hij/zij zich ter beschikking van het Openbaar Ministerie moet houden.

 

Jeugdbeleid

Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Op grond van de Wmo (art. 4.2) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de Veilig Thuis-organisaties, (www.veiligthuis.nl) gericht op ondersteuning van slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder ook slachtoffers van mensenhandel kunnen vallen. De centrumgemeenten hebben afspraken gemaakt over centrale (landelijke) inkoop van specialistische functies in de vrouwenopvang, waaronder de opvang van slachtoffers van mensenhandel. Daarnaast bieden jeugdhulpinstellingen opvangplekken voor minderjarige slachtoffers van loverboys.

 

Beleid Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Bijna 90% van alle slachtoffers van mensenhandel, komt in ieder geval één keer in contact met een zorgverlener. Toch heeft maar 20% van alle zorgverleners voldoende/de juiste kennis om deze vorm van geweld goed te kunnen signaleren en slachtoffers te kunnen ondersteunen. Mensenhandel is onderdeel van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is daarom belangrijk dat hulpverleners bij het (herhaaldelijk) trainen van de meldcode ook worden geïnformeerd over het signaleren van mensenhandel, naast seksueel geweld, kindermishandeling, huiselijk geweld en ouderenmishandeling.

 

En dat zij weten hoe zij slachtoffers van mensenhandel kunnen signaleren en weten wat zij moeten doen als ze het signaleren (www.huiselijkgeweld.nl/vormen/mensenhandel). Ook in de afspraken met de regionale Veilig Thuis-organisatie dien men aandacht voor mensenhandel te hebben. De medewerkers van Veilig Thuis moeten alert zijn op de signalen.

 

Kinderbeschermingsmaatregelen en voogdij

Voor binnenlandse minderjarige slachtoffers en minderjarige slachtoffers uit EU-landen zijn de reguliere (kinderbeschermings-)maatregelen van toepassing. De Stichting Nidos (www.nidos.nl) heeft de voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel.

 

Opvang

Als het gaat om opvang, zijn voor binnenlandse minderjarige slachtoffers en minderjarige slachtoffers uit EU-landen ook de reguliere voorzieningen van Jeugdzorg Nederland beschikbaar. Voor de specifieke doelgroep van slachtoffers van seksuele uitbuiting is bij enkele opvanginstellingen gespecialiseerde opvang beschikbaar.

 

Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel, is de Beschermde Opvang beschikbaar. Nidos beslist of een minderjarige vreemdeling in de Beschermde Opvang wordt opgevangen: dit gebeurt bij de geringste indicatie van mensenhandel. Slachtoffers in de Beschermde Opvang krijgen wekelijks een kleine financiële vergoeding en zijn verzekerd tegen ziektekosten.

 

Veiligheidsbeleid/Ondermijning

Een deel van de aanpak op ondermijning richt zich op de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit gebeurt idealiter in gemeenten binnen RIEC-verband (Regionale Informatie en Expertise Centra), waarbij regionale casussen worden besproken met betrokken gemeenten, Openbaar Ministerie (OM), politie (AVIM), Arbeidsinspectie en belastingdienst.

 

Een criminele organisatie die zich bezighoudt met mensenhandel moet eerst een aantal hindernissen nemen om met de criminele activiteiten te kunnen starten. De criminele netwerken zoeken naar een plaats met de minste weerstand. Ze vestigen zich graag in gemeenten die nauwelijks oog hebben voor ondermijning. Gemeenten kunnen barrières opwerpen om ondermijnende criminaliteit zoals mensenhandel tegen te gaan. Gemeenten beoordelen aanvragen voor vergunningen (APV), stellen regels aan het aantal inschrijvingen op hetzelfde adres en hebben de mogelijkheid dwangsommen op te leggen en panden sluiten. De inzet van de Wet Bibob (https://www.justis.nl/producten/bibob/wet-bibob/) is hierbij een belangrijk instrument.

 

De Wet Bibob staat voor de wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. De wet is bedoeld om te voorkomen dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert door vergunning of subsidie te verstrekken. Met hulp van de Wet Bibob kan de gemeente besluiten om een vergunning niet af te geven of in te trekken indien er ernstig gevaar bestaat dat hiermee criminele activiteiten worden ontplooid of gecontinueerd.

 

Daarnaast vervullen medewerkers van een gemeente een belangrijke rol in het herkennen van signalen van mensenhandel, bijvoorbeeld bij de dienstverlening aan burgers en bij controle in het kader van handhaving en toezicht.

 

Kwetsbare wijken tellen kwetsbare bewoners en onaantrekkelijke woningen en kunnen daarmee vatbaarder zijn voor criminele activiteiten. Woningen of huurpanden bieden malafide ondernemers de mogelijkheid om criminele activiteiten zoals bijvoorbeeld drugsproductie, drugshandel of onvergunde prostitutie te starten. Kwetsbare inwoners, mensen zonder werk of met schulden, of mensen die met psychische problemen kampen, kunnen geronseld worden voor criminele werkzaamheden. Het kan gaan om goedkope inhuur, maar evengoed om criminele uitbuiting, onder meer bij drugsproductie, bijvoorbeeld mensen die hennep knippen of een ruimte in hun woning beschikbaar stellen voor een kwekerij.

 

Het opsporen en bestraffen van mensenhandel is een taak van landelijke partijen zoals de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en het Openbaar Ministerie (OM). Als het gaat om arbeidsuitbuiting, ook een vorm van mensenhandel, dan is de Arbeidsinspectie ook verantwoordelijk.

 

Prostitutiebeleid

Prostitutie is een legaal beroep in Nederland. Lokaal kunnen voorwaarden en regels worden gesteld aan de exploitatie van prostitutie, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunningplicht voor seksinrichtingen. De prostitutiebranche is kwetsbaar voor misstanden, waaronder mensenhandel. Het prostitutiebeleid is een belangrijk instrument voor gemeenten om misstanden te voorkomen en aan te pakken en ondersteuning te bieden aan sekswerkers.

 

Een goed werkend vergunningensysteem kan bijdragen aan het voorkomen van misstanden. Wanneer ondernemers zich niet aan de vergunningsregels houden kan de gemeente handhavend optreden en in bepaalde gevallende de vergunning intrekken. Dit doet de gemeente aan de hand van een bestuurlijke rapportage.

 

Verschillende (lokale) organisaties bieden sekswerkers ondersteuning bij uiteenlopende hulpvragen en eventueel ook bij het uitstappen uit de prostitutiebranche. Daarnaast zijn er ook uiteenlopende (lokale) organisaties die slachtoffers van mensenhandel/uitbuiting ondersteuning en hulp bieden.

 

Het prostitutiebeleid bestaat uit:

  • Regulering van de seksbranche d.m.v. vergunningverlening, toezicht en handhaving

  • Versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers

  • Ondersteuning van sekswerkers die de prostitutie willen verlaten

Sommige gemeenten werken met uitstapprogramma’s voor sekswerkers. Andere gemeenten kunnen hier gebruik van maken.

 

Het is belangrijk om de twee beleidsterreinen niet te vermengen, dit doet beide terreinen tekort. Bij prostitutie gaat het in beginsel om de uitoefening van een legaal beroep, met een vergunningenstelsel. Het beleid is deels bedoeld om de positie van sekswerkers te versterken en uitbuiting te voorkomen. Mensenhandel betreft een ernstig misdrijf met verschillende verschijningsvormen, waar seksuele uitbuiting er een van is.

 

Het versterken van de aanpak mensenhandel kan in gemeenten wel leiden tot een actualisering van het prostitutiebeleid, waarbij (nieuwe) afspraken worden gemaakt over toezicht op de prostitutiebranche, om zo seksuele uitbuiting te voorkomen.

 

Onderwijsbeleid

Ook leerplichtambtenaren en het onderwijs moeten zich bewust zijn van mensenhandel en leren om signalen te herkennen. Uit een onderzoek van het CKM onder 400 Nederlandse van 343 verschillende scholen eind 2019 blijkt dat bijna tachtig procent van de docenten in het voortgezet onderwijs denkt een slachtoffer van mensenhandel niet te kunnen herkennen onder hun leerlingen. Veertig procent van de docenten geeft bovendien aan niet te weten wat te moeten doen als zij vermoeden dat een leerling het slachtoffer is van mensenhandel.

 

Vroegsignalering biedt de mogelijkheid een gericht hulpverlenings- en interventieprogramma te ontwikkelen. Het instrument is onder meer bedoeld voor leraren VSO en leerplichtambtenaren, zodat ze beter zijn toegerust om vroegtijdig (potentieel) slachtofferschap bij jongeren met een LVB te signaleren.

 

Economisch beleid

Gemeenten willen graag zorgen voor een goed vestigingsklimaat voor bonafide ondernemers. Tegelijkertijd willen ze tegengaan dat criminelen zich in de gemeente vestigen. Eerlijke horeca, vastgoedontwikkeling en een woningaanbod voor studenten en arbeidsmigranten dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente en zijn goed voor het ondernemerschap. Gemeenten kunnen ook de Wet Bibob actiever inzetten om de vestiging van malafide ondernemers tegen te houden. Er zijn verschillende ‘risico-sectoren’ waar uitbuiting voor kan komen, zoals de agrarische, bouw- schoonmaak- en horecasector.

 

Huisvestingbeleid

Arbeidsmigranten leveren in verschillende sectoren een grote bijdrage aan de economie. Een arbeidsmigrant is vaak afhankelijk van de werkgever of het uitzendbureau voor de huisvesting en het vervoer. Dit kan de arbeidsmigrant kwetsbaar maken. Het is daarom belangrijk dat gemeenten toezien op de integriteit van de huisvester, de uitzendorganisatie en de werkgever. Gemeenten kunnen de integriteit van aanvragers onderzoeken op grond van de Wet Bibob op het moment dat zij voor hun huisvestingslocatie een exploitatievergunning aanvragen. Door een goed huisvestingsbeleid van arbeidsmigranten en handhaving wordt arbeidsuitbuiting eerder gesignaleerd of mogelijk zelfs voorkomen.

 

Dit vraagt om samenwerking tussen gemeenten, personen welke zich bezighouden met huisvesting, werkgevers in afstemming met omwonenden op meerdere terreinen.

 

  • Voldoende ruimte voor de huisvesting van arbeidsmigranten

  • Handhaven op woon- of verblijfssituaties die niet aan de voorschriften voldoen

  • Inschrijven van arbeidsmigranten in de BRP

  • Organiseren van heldere en (pro)actieve communicatie

  • Stimuleren van taal en participatie

Inkoopbeleid

Gemeenten kunnen bij aanbestedingstrajecten of bij de inkoop van diensten en producten eisen stellen die uitbuiting kan voorkomen. Zoals kan bijvoorbeeld bij de aanbesteding van ruimtelijke projecten eisen worden gesteld aan de eerlijke inzet van arbeidskrachten (genoeg uren, werktijdenbepalingen, huisvesting) of het stellen van kwalitatieve en kwantitatieve eisen bij de aanbesteding van zorgorganisaties.