Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oisterwijk

Beleidsregels ‘individuele inkomenstoeslag’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOisterwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels ‘individuele inkomenstoeslag’
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 36 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-01-201501-01-2015nieuwe regeling

06-01-2015

Nieuwsklok, 15-01-2015

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels ‘individuele inkomenstoeslag’

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk:

  • gelet op 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • gelet op artikel 36 van de Participatiewet.

Besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels ‘individuele inkomenstoeslag’

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk

    • b.

      Wet: Participatiewet

    • c.

      Peildatum: de datum waartegen individuele inkomenstoeslag wordt aangevraagd, voor zover deze dag niet ligt vóór de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen.

    • d.

      Referteperiode: periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum

    • e.

      Refertejaar: periode van 12 maanden voorafgaand aan de peildatum.

    • f.

      Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag gezien als inkomen. De alleenstaande ouderkop wordt ook bij het inkomen meegerekend.

    • g.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • h.

      WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000

    • i.

      Van toepassing zijnde bijstandsnorm:

      • a.

        norm gehuwden: de norm zoals genoemd in artikel 21 sub b van de wet

      • b.

        norm alleenstaande ouder: 90% van de norm gehuwden

      • c.

        norm alleenstaande: 70% van de norm gehuwden

Artikel 2 Voorwaarden

Het college verleent een individuele inkomenstoeslag aan:

  • 1.

    Belanghebbenden die op peildatum gezien hun omstandigheden geen zicht hebben op inkomensverbetering:

    • a.

      zijnde belanghebbenden die 80-100% arbeidsongeschikt zijn;

    • b.

      zijnde belanghebbenden met een medische urenbeperking;

    • c.

      zijnde alleenstaande ouders die op grond van artikel 9a, eerste lid, van de wet zijn ontheven van de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      zijnde belanghebbenden die zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

  • 2.

    Belanghebbenden die voldoende inspanning hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen, zijnde werkenden, met uitzondering van zij die in het refertejaar door eigen toedoen (gedeeltelijk) ontslag of vermindering van het aantal arbeidsuren heeft genomen of gekregen.

  • 3.

    Overige belanghebbenden dan genoemd in het eerste en tweede lid, die in het refertejaar voldoende inspanning hebben geleverd om te komen tot inkomensverbetering en geen zicht hebben op inkomensverbetering.

Het college verleent géén individuele inkomenstoeslag aan:

  • 4.

    Belanghebbenden die zicht hebben op inkomensverbetering, zijnde in ieder geval personen die een opleiding als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als genoemd in de WSF 2000 volgen, of deze in het refertejaar succesvol hebben afgerond.

  • 5.

    Belanghebbenden die in het refertejaar onvoldoende inspanning hebben geleverd om te komen tot inkomensverbetering.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking 1 dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015'.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk op 6 januari 2015.

Algemene toelichting

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag.

 

Vast te leggen regels in beleidsregels

Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen belanghebbenden uitzicht hebben op inkomensverbetering. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium of de belanghebbende op de peildatum 'geen uitzicht op inkomensverbetering' heeft, moet het college rekening houden met de omstandigheden van de belanghebbende. In artikel 36, tweede lid, van de wet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende; en

  • de inspanningen die de belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Overgangsrecht

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015.

Het toekennen van de individuele inkomenstoeslag met terugwerkende kracht is net als onder de huidige wetgeving niet toegestaan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepaling

f en i: inkomen en van toepassing zijnde norm

De alleenstaande oudernorm zoals we die tot 2014 kenden, bestaat in 2015 niet meer. Vanaf dan krijgen alleenstaande ouders dezelfde norm als de alleenstaanden: 70% van de gehuwdennorm. Daarnaast ontvangen zij in het kindgebonden budget de alleenstaande ouderkop (alo-kop) van de Belastingdienst. Deze alo-kop valt onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, deze regelingen tellen voor de vaststelling van het recht op bijstand niet als inkomen.

In de verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 is opgenomen dat de norm voor de individuele inkomenstoeslag van alleenstaande ouders is vastgesteld op 90% van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21b van de Participatiewet. Daarbij dient de alo-kop wél als inkomen te worden meegenomen. Dat is met dit lid geregeld.

 

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Aan belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben, en daarbij, gelet op de omstandigheden van de belanghebbende, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de wet) kan een individuele inkomenstoeslag verleend worden. Belanghebbenden die 80-100% arbeidsongeschikt zijn (binnen de WAO, Wajong of dusdanig geïndiceerd n.a.v. medisch onderzoek door een door de gemeente Oisterwijk goedgekeurde uitvoerder), of niet meer uren kunnen werken in verband met een medische urenbeperking, vallen hier per definitie onder. Omdat in het laatste geval ook de arbeidsmarkt een bepalende factor is, is ervoor gekozen niet te toetsen of de belanghebbende ook werkelijk het maximale aantal uren werkzaam is. Voor alleenstaande ouders die op grond van artikel 9a, eerste lid, van de wet ontheven zijn van de arbeidsverplichting, geldt ook dat er (voorlopig) geen mogelijkheid is om te komen tot inkomensverbetering. Dit is ook het geval voor die klanten die een ontheffing van de arbeidsverplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de wet hebben.

  • 2.

    Werkenden spannen zich afdoende in om in het eigen inkomen te voorzien en om het inkomen te verhogen. Daarmee komen zij in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag. Omdat ook de arbeidsmarkt een bepalende factor is, is ervoor gekozen om niet te toetsen of belanghebbende meer zou kunnen werken bij eigen of een andere werkgever.

    De groep werkenden die door eigen toedoen in de twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek (gedeeltelijk) ontslag of vermindering van uren hebben gekregen of genomen, komt niet zonder meer in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag.

  • 3.

    In het geval van bijstandsgerechtigden is de aanname dat zij zich afdoende inspannen binnen de aan hen opgelegde re-integratie- en arbeidsverplichtingen, en daarmee dus ook voldoen aan de verplichting zich afdoende in te spannen om te komen tot inkomensverbetering, als hen twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek geen maatregel is opgelegd die direct verband houdt met het niet voldoende inspannen om te komen tot inkomensverbetering. Overige belanghebbenden, zoals zij die volledig rondkomen van alimentatie of inkomen uit vermogen, worden individueel getoetst op het criterium 'voldoende inspannen om te komen tot inkomensverbetering'.

  • 4.

    Door de zinsnede ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering' in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. Het uitgangspunt is dat enkel bij studenten uitzicht op inkomensverbetering bestaat. De wetgever heeft deze groep willen uitzonderen (zie TK 2008-2009, 31 441, nr. 12). Belanghebbenden die in het refertejaar een opleiding succesvol hebben afgerond, worden geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering en komen daarom niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag.

  • 5.

    Belanghebbenden (bijstandsgerechtigden of werkenden) die zich in het refertejaar onvoldoende hebben ingespannen om te komen tot inkomensverbetering komen niet in aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag. Hierbij kan men denken aan maatregelen opgelegd op basis van artikel Art 27, a.2; Art 27, b.1; Art 27, b.4; Art 28, a.1; Art 28 a.2; Art 28 b.1; Art 28, b.5; Art 30 en artikel 31 van de Verzamelverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015. Hier gaat het om de bepalingen die direct verband houden met wel of geen inkomensverbetering. Met de invoering van de individuele inkomenstoeslag beoogt de wetgever een bredere blik op de inspanningsverplichting. Ook maatregelen die zijn opgelegd op basis van het niet of onvoldoende meewerken aan de re-integratieverplichting dienen gewogen te worden in de beoordeling of de belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om te komen tot inkomensverbetering.

    Jurisprudentie binnen de WWB zet uiteen dat individuele beoordeling vereist is. Een belanghebbende aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids- of re-integratieverplichting heeft in beginsel geen zicht op inkomstenverbetering (zie ook CRvB 17-12-2013, nr. 12/83 WWB, ECLI:NL:CRVB:2013:2842). Het college beoordeelt in dergelijke gevallen niettemin telkens het uitzicht op inkomensverbetering van belanghebbende als hij zijn verplichtingen niet zou hebben geschonden (zie ook Rechtbank Rotterdam 20-062013, nr. ROT 12/520, ECLI:NL:RBROT:2013:CA3895). Het enkele feit dat een belanghebbende zijn arbeids- of re-integratieverplichting heeft geschonden, vooronderstelt niet dat hij, als hij zijn verplichtingen niet had geschonden, wel uitzicht op inkomensverbetering zou hebben gehad. Dit is mogelijk wel het geval indien belanghebbende een (goede) baan heeft laten lopen, maar als hij enkel onvoldoende heeft meegewerkt aan een re-integratieactiviteit, hoeft geen sprake te zijn van geen zicht op inkomensverbetering. Daarom moet het college dit telkens individueel beoordelen.

    In de toekomst wordt de jurisprudentie binnen de Participatiewet hierover goed gevolgd.

     

    Het college kiest voor een refertejaar. Belanghebbenden moeten geprikkeld worden om zoveel als mogelijk te participeren en te werken en daarmee zelf het inkomen te verhogen. Met een refertejaar wordt de positieve prikkel tot gedragsverbetering behouden.