Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Beleidsregels Leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023
CiteertitelBeleidsregels leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-2022nieuwe regeling

20-09-2022

gmb-2022-446291

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023

Deze beleidsregels behoren bij de Verordening Leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023, alsmede de toelichting op de verordening en zijn erop gericht om de uitvoering van het leerlingenvervoer van duidelijke handvatten te voorzien voor de beoordeling van de aanvragen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid van de burger vergroot.

Artikel 1: Passend vervoer

De gemeente heeft de wettelijke taak om voor passend vervoer te zorgen naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school die aansluit op de handicap of stoornis van een kind en/of de levensovertuiging van de ouders. In eerste instantie wordt gekeken of de leerling zelf met de fiets of het OV naar school kan. Daarna wordt gekeken naar de mogelijkheden om te reizen met begeleiding in het OV of eigen vervoer. Waar nodig wordt een medisch advies van een externe deskundige opgevraagd door de gemeenten.

 

Bij de beoordeling van de aanvragen om een vervoersvoorziening geven de Verordening Leerlingenvervoer en toelichting aan, dat de voorziening die verstrekt wordt, passend moet zijn.

 

Dit houdt in, dat wanneer een leerling in staat is om met openbaar vervoer naar school te reizen, een voorziening voor taxivervoer niet passend is. Er moet dan een OV-vergoeding worden toegekend. Er wordt eerst gekeken of vervoer per openbaar vervoer of fiets, al dan niet met begeleiding, mogelijk is. Pas als deze mogelijkheden geen optie zijn, wordt aangepast vervoer ingezet. Aangepast vervoer vindt plaats in taxibusjes. Eventuele begeleiding dienen de ouders zelf te organiseren. Eventuele begeleiding dienen de ouders in overleg met de vervoerder te organiseren.

Wat passend vervoer precies inhoudt, beschrijft de wetgeving, jurisprudentie en/of de verordening Leerlingenvervoer van de gemeente Voorne aan Zee niet. Dit zorgt ervoor dat op individueel niveau een beoordeling plaats moet vinden, om de juiste vervoersvoorziening voor de leerling te kunnen bepalen. De passende vervoersvoorziening wordt bepaald door de leeftijd, de medische mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden op het traject woning-school en vice versa.

Bij de beoordeling welke vervoersvoorziening past bij de eigen kracht van de leerling, die valt binnen de verordening leerlingenvervoer, dient de ouder een schooladvies leerlingenvervoer ingevuld bij de aanvraag toe te voegen. Ook kan de gemeente medisch advies inwinnen bij onafhankelijke deskundigen. De beoordelingsrichtlijn hierbij is als volgt:

  • Alle leerlingen jonger dan 9 jaar1: Aangepast vervoer;

  • Alle leerlingen van het (Speciaal) (Basis) onderwijs van 9 jaar of ouder: Zelfstandig met OV of fiets, of onder begeleiding met OV of fiets;

  • Alle leerlingen van het Voortgezet (Speciaal) Onderwijs: zelfstandig met OV/fiets of OV/fiets met begeleiding.

 

  • Indien, op grond van de medische indicatiestelling en/of schooladvies, de fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aangepast vervoer toegekend.

  • Uit de medische indicatie moet blijken of er uitzicht is op vervoer met het openbaar vervoer in de toekomst en zo ja, wanneer en/of herindicatiestelling nodig is.

  • Het onafhankelijke adviesbureau gaat uit van bovenstaande beoordelingsrichtlijn. Leerlingen die zelfstandig met OV of fiets naar school gaan, worden niet voor een medische indicatie opgeroepen. De kosten voor de onafhankelijke medische indicatiestelling zijn voor rekening van de gemeente Voorne aan Zee. Eventuele kosten voor door de ouders niet nagekomen of niet tijdig afgezegde afspraken worden aan de ouders doorberekend.

Artikel 2: Verantwoordelijkheid ouders

Uit wetgeving en jurisprudentie blijkt steeds weer dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het naar school brengen van hun kinderen. Daar waar de beperking van het kind echter financiële ondersteuning vraagt, kan de gemeente bijspringen. Uit jurisprudentie blijkt dat ouders eventuele begeleiding niet zelf hoeven te leveren, maar wel zelf moeten verzorgen/organiseren. Veel kinderen kunnen ondanks hun (soms lichte) beperking prima onder begeleiding van een volwassene fietsen of gebruik maken van het openbaar vervoer. Ouders hebben echter vaak grote moeite om de begeleiding van hun kind (door henzelf of door een ander) te organiseren. Hoe moeilijk dit ook te organiseren is, er blijkt voor de rechter vrijwel geen reden te zijn om de verantwoordelijkheid van ouders over te dragen aan de gemeente.

 

De gemeente Voorne aan Zee is zich bewust van de dilemma’s in de gezinnen betreffende het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer. Toch wil ze, rekening houdende met het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart 2012, aansluiten bij de bestaande jurisprudentie, waarbij ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de schoolgang en begeleiding van hun kind. De inzet die van ouders wordt gevraagd moet redelijk zijn. Van ouders mag uiteraard een bepaalde mate van inzet verwacht worden, maar die inzet mag niet zover gaan dat de mogelijkheid van leerlingenvervoer onmogelijk wordt. Ze wil er echter ook voor haar burgers zijn, als het nodig is. Er kunnen omstandigheden zijn (bijv. een beperking bij de ouder(s), meerdere kinderen in het gezin naar het speciaal onderwijs) die maken dat ouders onmachtig zijn om de begeleiding voor hun kind te organiseren. In dergelijke situaties kan de gemeente overgaan tot het aanbieden van aangepast vervoer indien door de ouders wordt aangetoond dat zij alles hebben gedaan om de begeleiding van hun kind te organiseren.

Als het echt onmogelijk is hun kind in het openbaar vervoer te begeleiden, of deze begeleiding tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden (bezwarende gezinsomstandigheden), dienen de ouders dit op een voor de gemeente bevredigende wijze aan te tonen. Van ouders wordt verwacht dat zij allereerst zelf een oplossing zoeken voor het (laten) begeleiden van hun kinderen, wanneer dat nodig is.

 

Artikel 3: Bezwarende gezinsomstandigheden

In artikel 18 van de verordening wordt gesproken over ‘ernstige benadeling van het gezin’ om aangepast vervoer te verstrekken in plaats van bijvoorbeeld openbaar vervoer met begeleiding. Bij een eenoudergezin wordt gekeken naar de mogelijkheden van de ene ouder; bij een gezin met twee ouders naar de mogelijkheden van beide ouders. Daarnaast wordt ook gekeken naar de begeleidingsmogelijkheden in het sociale netwerk van de ouders.

 

Dat feitelijk sprake is van bezwarende gezinsomstandigheden moet door de ouder(s) worden aangetoond. Het feit dat ouders beiden werken vormt geen zelfstandige reden om aangepast vervoer per taxi(busje) toe te kennen. De verantwoording voor het schoolbezoek dragen zij zelf. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Die kan gevonden worden door bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of anderen in te schakelen. Overigens blijft naast de hier genoemde gevallen altijd artikel 25 van de verordening (afwijken van bepalingen) van toepassing.

 

Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, als één van de volgende situaties aanwezig is (enkel van toepassing voor die gezinnen van leerlingen die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening):

 

  • Sociaal medische redenen en/of complexe gezinsproblematiek die beide ouders belemmeren het kind te begeleiden. Dit dient altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring en/of een verklaring van de consulent leerlingenvervoer;

  • Het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan. De bewijslast ligt hiervoor bij de ouders;

  • Het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, waarbij de ouder werkt of een dagopleiding volgt en werk-of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. De bewijslast (bijvoorbeeld een werkgeversverklaring) ligt hiervoor bij de ouders;

  • Het een eenouder gezin betreft waarin een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, maar door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft. Dit dient door een medische deskundige te worden vastgesteld en ouders dienen hiervoor een medische verklaring te leveren;

  • Het feit dat beide ouders werken is geen reden om aanspraak te maken op aangepast vervoer. Wel bestaat aanspraak op aangepast vervoer als bij het vervoer naar een school naar (voortgezet) speciaal onderwijs die verder weg ligt dan 6 kilometer de tijdsduur van de begeleiding langer is dan 4 uur per dag.

Bewijsstukken dienen door ouders overlegd te worden indien een beroep wordt gedaan op bezwarende gezinsomstandigheden. De gemeente kan hierin mee denken.

Artikel 4: Stimuleren fiets en OV

  • Om het vervoer per fiets te stimuleren, wordt bij de toekenning van de fietsvergoeding het drempelbedrag aan deze groep leerlingen niet in rekening gebracht.

  • Van kinderen van 9 jaar en ouder wordt verwacht dat zij zelfstandig kunnen fietsen. Dit wordt gezien als voorbereiding op het voortgezet onderwijs.

  • Indien er twijfel bestaat over de fietsmogelijkheden van de leerling kan advies worden opgevraagd over de medische beperkingen van de leerling met betrekking tot reizen met de fiets.

  • De mogelijkheid wordt geboden om een fietsvergoeding voor de zomermaanden te verstrekken en een andere vervoersvoorziening voor de overige maanden. (openbaar vervoer of eigen vervoer tussen herfstvakantie en voorjaarsvakantie, tot 1 maart)

Artikel 5: Tweede adres

Het leerlingenvervoer is bedoeld voor het vervoer tussen de woning en de school en vice versa. Een aantal kinderen bezoekt na de school echter nog een andere activiteit, zoals een buitenschoolse opvang, een oppasadres, een medische behandeling, etc. Hiervoor is het leerlingenvervoer niet bedoeld. De basisregel is dat deze vorm van vervoersvoorziening niet kan worden gebruikt voor vervoer van leerlingen naar bijvoorbeeld sportvoorzieningen en/of andere naschoolse activiteiten. Onder bepaalde voorwaarden is vervoer van school naar buitenschoolse opvang mogelijk.

 

Vervoer van school naar buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen ander opvangadres, dat niet is aangemerkt als woning, is alleen mogelijk als wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:

  • Het opvangadres past binnen de route die gepland is voor het kind voor het vervoer

  • van school naar huis en brengt geen extra kosten met zich mee;

  • Er is sprake van één opvangadres;

  • De opvang is structureel, gedurende het hele schooljaar.

Artikel 6: Gescheiden ouders: twee woningen

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Artikel 7: Aangepaste schooltijden/Wendagen

Afwijkende tijden

Het leerlingenvervoer betreft enkel de vaste schooldagen en schooltijden zoals die zijn vastgelegd in de schoolgids. In een enkel geval kan er een aanvraag worden gedaan voor bekostiging van het aangepaste vervoer op afwijkende schooltijden. In veel gevallen betreft het latere aanvangstijden of vroegtijdige beëindiging van de schooldag in verband met de lichamelijke, emotionele en/of geestelijke gesteldheid van de desbetreffende leerling. Dit vervoer op aangepaste tijden valt niet binnen de normale rijtijden van de vervoerder. De verantwoordelijkheid en bekostiging voor het vervoer van en/of naar de school komt in dit geval ten laste van de ouders.

Een uitzondering wordt gemaakt wanneer aangetoond wordt dat er een ontheffing is van de leerplicht op de aanvang- en/of eindtijd van de reguliere schooltijden.

 

Wendagen

Wendagen zijn er om de leerling kennis te laten maken met de school, de omgeving en gezichten. Aanvragen voor de bekostiging van aangepast vervoer voor leerlingen die naar wendagen gaan, worden door de gemeente niet verleend. De reden hiervoor is dat leerlingenvervoer pas aangevraagd kan worden als een leerling ingeschreven staat op een school. In dit geval is de ouder verantwoordelijk voor het vervoer naar de ‘te wennen’ school.

Artikel 8: Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Het spreekt voor zich dat op een voor de leerling geschikte school wel ruimte voor de leerling moet zijn en dat de leerling moet zijn/worden toegelaten. Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat de school vol is, wordt een vervoersvoorziening toegekend naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school.

 

Deze beleidsregel zorgt ervoor dat, ook al is de wachtlijst van de dichtstbijzijnde school opgeheven, er recht blijft bestaan op een vervoersvoorziening zolang de leerling op de school staat ingeschreven, ondanks dat de wachtlijst van de dichterbij gelegen school opgeheven is. De gemeente Voorne aan Zee gaat ervan uit dat ouders handelen in het belang van hun kind. In sommige gevallen is het in het belang van het kind dat de schoolloopbaan op de verder weg gelegen school kan worden voortgezet, terwijl voor een ander kind het wenselijk is om dichterbij naar school te gaan, zodra de wachtlijst is opgelost. In beide gevallen, blijft er dus een vervoersvoorziening bestaan. (zie artikel 8, van de verordening voor meer informatie)

Artikel 9: Stagevervoer

Leerlingen die dagelijks leerlingenvervoer naar school ontvangen, kunnen een aanvraag doen voor een vervoersvoorziening naar het stageadres. Daarvoor dient de stage opgenomen te zijn in de schoolgids, waar de leerling staat ingeschreven en de stage moet onderdeel uitmaken van het onderwijsprogramma. Het stageadres dient door de school te worden aangemerkt als zodanig. Tevens dient dit te gaan om de meest passende stageplek. Stageplekken moeten zoveel mogelijk dicht bij het huis en/of school zijn. De stagetijden dienen eveneens zoveel mogelijk overeen te komen met de reguliere schooltijden. ’s Avonds, in het weekend of tijdens vakanties kan er geen aanspraak worden gedaan op stagevervoer. Daarnaast kan er geen sprake zijn van verschillende stageadressen.

Artikel 10: OV-vergoeding voor niet gehandicapte leerling naar voortgezet speciaal onderwijs

Als gevolg van de wetswijziging Passend Onderwijs worden leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) voor het leerlingenvervoer gelijkgesteld aan leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs. Artikel 18 van de verordening stelt dat een vervoersvoorziening mogelijk is als de leerling, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken, of wanneer de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht.

 

Indien een leerling wel zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer, bestaat er volgens de verordening geen aanspraak op een vervoersvoorziening. Echter, de VSO-school is vaak verder weg gelegen dan een reguliere VO-school. De meeste VSO-scholen voor deze regio zitten in Rotterdam. Om ouders tegemoet te komen in de kosten voor het openbaar vervoer, voor hun kind, die is aangewezen op een verder weg gelegen school, kunnen zij middels deze beleidsregel, aanspraak maken op een gedeeltelijke OV-vergoeding. Deze regeling geldt voor leerlingen die aangewezen zijn op het voortgezet speciaal onderwijs, maar niet gehandicapt zijn in de zin van de verordening leerlingenvervoer en dus zonder begeleiding kunnen reizen naar hun school. De school moet wel de dichtstbijzijnde toegankelijke school zijn. Om ouders tegemoet te komen in de kosten, krijgen zij 50% van het OV-abonnement vergoed. Er kan hier geen sprake zijn van aangepast vervoer (taxi).

Artikel 11: Vervoer van leerlingen naar onderwijs-zorgvoorzieningen

Leerlingen die naar een voorziening gaan die een combinatie van onderwijs en jeugdhulp/-zorg aanbieden, kunnen een aanvraag doen voor een vervoersvoorziening.

 

Een leerling komt in aanmerking voor het leerlingenvervoer wanneer de onderwijs-/zorgvoorziening overwegend (méér dan 50%) onderwijs aanbiedt, ten opzichte van de geleverde jeugdhulp/-zorg. De voorziening dient dit aantoonbaar te maken door middel van een schriftelijke verklaring welke naar het oordeel van het college voldoende gemotiveerd is. Het doel van de voorziening moet zijn dat leerlingen terugkeren naar het onderwijs. De voorziening dient in het bezit te zijn van een BRIN-nummer. Tevens dienen de reguliere schooltijden aan te worden gehouden.

 

Documentatie waaruit blijkt/een verklaring/notulen (van een zorg-overleg)/een ondersteuningsplan (van het samenwerkingsverband) waarin wordt beargumenteerd dat de onderwijs-/zorgvoorziening volgens alle betrokkenen de dichtstbijzijnde en best passende onderwijsplek is voor het kind, dient als bijlage te worden toegevoegd aan de aanvraag. Het samenwerkingsverband dient hierbij betrokken te zijn.

Artikel 12: Vervoer van leerlingen naar taalklassen

De Taalklas – Basisonderwijs

Leerlingen die vanuit het buitenland in gemeente Voorne aan Zee komen wonen en een grote achterstand hebben in de Nederlandse taal, kunnen onderwijs krijgen in een zogenoemde taalklas. Deze leerlingen kunnen aanspraak maken op aangepast vervoer (taxi). Het toegewezen vervoer is enkel voor de dichtstbijzijnde taalschool: De Kameleon te Spijkenisse.

 

De vervoersvoorziening wordt toegekend per schooljaar, voor de duur van één schooljaar. Wanneer onderwijs van de taalklas stopt, stopt ook de vervoersvoorziening. Het melden van de beëindiging van het taalklasonderwijs is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s). Indien ouder(s)/verzorger(s) hiertoe niet in staan zijn, dient de taalklas de gemeente te informeren over het beëindigen van het taalklasonderwijs.

 

Streven van de taalklas is dat de kinderen binnen 12 maanden dusdanig taalvaardig zijn, dat zij onderwijs kunnen volgen op de wijkschool in de eigen gemeente. Indien verlenging noodzakelijk is, dient een verklaring bij de aanvraag voor de vervoersvoorziening te worden toegevoegd, waarin wordt beargumenteerd waarom verlenging op de taalklas noodzakelijk is.

Artikel 13: Ontoelaatbaar gedrag in aangepast vervoer

Leerlingen die met aangepast vervoer (taxi) naar school gaan, kunnen onacceptabel gedrag vertonen. Zij kunnen met dit gedrag een gevaar voor zichzelf en/of voor anderen veroorzaken, maar ook zorgen voor bedreigende en/of onhygiënische situaties. In de brochure en op de website van de vervoerder staan de gedragsregels van de vervoerder vermeld. Deze gedragsregels vormen de basis bij het bepalen of het gedrag onacceptabel is.

Afhankelijk van de ernst van het ontoelaatbaar gedrag in het taxivervoer, kan er een sanctie worden opgelegd. Er zijn in principe vier sancties mogelijk:

  • A.

    Een telefonische mededeling met uitsluiting voor korte termijn (afkoelperiode)

  • B.

    Een waarschuwingsbrief bij ongewenst gedrag van zowel leerling als ouder/verzorger

  • C.

    Een tijdelijke uitsluiting

  • D.

    Een uitsluiting zonder voorgaande waarschuwing op basis van een zeer ernstig incident.

In samenwerking met de vervoerder zijn er door de gemeente duidelijke afspraken gemaakt over hoe te handelen bij ontoelaatbaar gedrag. Deze zijn vastgelegd in het operationeel protocol tussen gemeente en vervoerder. Sancties kunnen worden opgelegd aan de hand van de ernst van het incident. De vervoerder kan sancties A en B zelfstandig opleggen en brengt de gemeente hiervan op de hoogte. Wanneer ernstige incidenten zich voordoen en sancties C en D worden overwogen, is de vervoerder betrokken, echter wordt de definitieve beslissing genomen door de het college van B&W.

Aantoonbaar wangedrag kan in principe geen reden zijn om een indicatie voor individueel vervoer af te geven. Bij iedere vorm van uitsluiting voor het leerlingenvervoer worden ouders verantwoordelijk voor de schoolgang en vervoer van hun kind.

Hardheidsclausule

Op basis van artikel 25 van de verordening leerlingenvervoer 2023 kan het college in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.

 

Toelichting: De verordening leerlingenvervoer 2023 kent een hardheidsclausule. Dat betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden, er met een beroep op deze bepaling alsnog een vervoersvoorziening kan worden verleend. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Het betreft situaties waar, bij het opstellen van onderliggende beleidsregels, geen rekening mee kon worden gehouden. Ook van de beleidsregels zelf kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden.

 

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid waarbij ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. De reden daarvan is, dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

Inwerkingtreding en citeertitel.

Deze beleidsregels treden in werking op 31 december 2022 en kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels leerlingenvervoer Voorne aan Zee 2023’.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 20 september 2022

de secretaris,

de burgemeester,


1

Voor het verstrekken van de vervoersvoorziening is bepalend de leeftijd van de leerling bij aanvang van het schooljaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Als een leerling dus op 1 augustus van het schooljaar 8 jaar oud is, wordt hij/zij voor het gehele schooljaar als 8 jaar aangemerkt.