Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2020.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-10-2022 | nieuwe regeling | 22-09-2022 |
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
De-minimisverordening: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);
Weerstandsvermogen: het deel van het vermogen dat vrij beschikbaar is voor het opvangen van calamiteiten. Het wordt berekend als volgt: het eigen vermogen verminderd met de materiële vaste activa en verminderd met de wettelijke reserves en vermeerderd met voorzieningen waarvan de noodzaak niet is aangetoond;
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
De raad besluit jaarlijks bij het vaststellen van de programmabegroting of indexatie op subsidies wordt toegepast.
Artikel 10. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval gemotiveerd weigeren:
als de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.
Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies verleend voor activiteiten die zijn gericht op (groepen van) kwetsbare burgers of jeugd, kan de verplichting worden opgelegd tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag voor alle (vrijwillige) medewerkers die zich bezighouden met het verrichten van betreffende activiteiten.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.
Artikel 19. Aanvraag tot vaststelling van subsidies tussen € 75.000,- en € 150.000,-
Indien de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar voor diens inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van de gemeente Delft, en de subsidie tevens het karakter draagt van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde onder 2b worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in 2e. Deze bepaling geldt niet voor subsidies die bedoeld zijn voor een specifiek project.
Artikel 20. Aanvraag tot vaststelling van subsidies van meer dan € 150.000,-
Indien de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar voor diens inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van de gemeente Delft, en de subsidie tevens het karakter draagt van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in lid 2 onder b worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in lid 2 onder e. Deze bepaling geldt niet voor subsidies die bedoeld zijn voor een specifiek project.
Artikel 21. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000,-
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 18, eerste lid, artikel 19, eerste lid en artikel 20, eerste lid is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn van maximaal 4 weken. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 22 Eindverantwoording bij meerdere subsidies
Als een aanvrager in hetzelfde boekjaar een aanvullende subsidie verleend krijgt vanuit dezelfde subsidieregeling, bepaalt het college dat deze aanvullende subsidie voor de eindverantwoording bij de eerdere subsidieverlening wordt opgeteld. De subsidies worden samen verantwoord. Hierdoor kan een hoger verantwoordingsregime van toepassing worden (conform artikel 18, 19 en 20).
In bijzondere gevallen kan het college een of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 6, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat het in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan afwijken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2022.
,burgemeester.
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
,griffier a.i.
G.A. van Egmond
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Delft1
Subsidie is één van de instrumenten om een leefbare samenleving met toegankelijke voorzieningen te realiseren. Via gemeentelijke subsidies worden activiteiten en voorzieningen gerealiseerd die verbonden zijn aan gemeentelijk beleid.
Vanaf 2019 is gekozen om te werken met de Algemene subsidieverordening gemeente Delft (hierna ASV), deze is in de plaats gekomen van de Kaderverordening Subsidies gemeente Delft 2014. De ASV is door de raad vastgesteld. De ASV is grotendeels opgesteld conform het Model Algemene Subsidieverordening 2019 van de VNG. Het college stelt de nadere regelgeving op (subsidieregeling).
In dit artikel zijn een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: wet). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Voor enkele activiteiten, zoals op het gebied van onderwijs, zijn specifieke subsidieverordeningen vastgesteld. Op subsidies voor die activiteiten is de ASV niet van toepassing. De ASV is ook niet van toepassing op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder a en b van de wet worden verstrekt. Dit betreft subsidies die:
Op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid sub c en d van de wet worden verstrekt zijn alleen de artikelen 7 tot en met 21 uit deze verordening van toepassing. Het betreft hier subsidies die zijn verstrekt op grond van de begroting, waarin de naam van de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld is vermeld en subsidies in incidentele gevallen.
De raad stelt de ASV vast. Het college heeft de bevoegdheid subsidieplafonds vast te stellen, te beslissen op de subsidieaanvragen die vallen onder de reikwijdte van de ASV en om nadere regels (subsidieregelingen) vast te stellen.
In de subsidieregelingen kan het college vastleggen welke activiteiten subsidiabel zijn, wat de doelgroep is, welke specifieke verplichtingen gelden, op welke wijze de subsidie berekend wordt en hoe de subsidie wordt uitbetaald.
Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid subsidieregelingen vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld.
Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van subsidieregeling zoals het afwijken van termijnen en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Het college stelt de subsidieplafonds en de verdeelregels (lid 1) vast. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het college de wijze van verdelen vermelden (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet). Dat kan door verwijzing naar de –door het college vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet).
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 10. Weigerings-, intrekkings-en terugvorderingsgronden
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering. Vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a.
Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden –als er een bevel tot terugvordering uitstaat–alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een –op zichzelf verdedigbare– verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun –niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.
In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht
Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 9, vijfde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Artikel 13 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de wet (zie artikel 4:37 van de wet).
Wat betreft het eerste en tweede lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of –in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie– de verleningsbeschikking.
Het eerste lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren. Het tweede lid biedt de grondslag om alle doelgebonden verplichtingen op te leggen waarvan het college vindt dat deze nodig zijn.
Het tweede lid maakt het mogelijk in de subsidieregelingen verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
Het artikel van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waarin niet besteedde subsidiegelden worden gestort om in het jaar daarop de activiteiten alsnog te kunnen uitvoeren. De egalisatiereserve kan ook worden gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.
Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per boekjaar wordt verleend, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.
Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.
De vermogenstoets is een (gesystematiseerde) aanscherping van het algemene beginsel, dat als de gemeente bepaalde voorzieningen/activiteiten subsidieert de gemeente daarbij ook eigen bijdragen kan betrekken. Immers als men zelf de activiteit kan financieren, is het niet vanzelfsprekend dat daarvoor publieke middelen worden aangewend. De hoogte van de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de omvang van een gezond weerstandvermogen.
Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.
Wanneer de subsidieverlening € 75.000 of meer bedraagt, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring.
Artikel 17. Wijze van verlenen en vaststelling subsidies tot en met € 5.000,-
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,- is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12, eerste lid). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Artikel 18. Aanvraag tot vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000,- tot en met € 75.000,-
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verleend.
Het financieel verslag als bedoeld in het tweede lid, onder b geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de aanwending en de besteding van de verleende subsidie. Het financieel verslag bevat minimaal een overzicht van de gerealiseerde baten en de bijbehorende gerealiseerde lasten inclusief toelichting, tenzij bij de verlening anders is bepaald. De subsidies worden verantwoord conform de indeling van de bij de verlening gehanteerde begroting.
Artikel 19. Aanvraag tot vaststelling van subsidies tussen €75.000,- en €150.000,-
In lid 3 wordt gesproken over een exploitatiesubsidie. Met een exploitatiesubsidie wordt bedoeld: Een exploitatiesubsidie (boekjaarsubsidie) is een subsidie die niet wordt verleend voor een bepaald project, maar voor de instandhouding van de instelling (organisatie) als zodanig waarbij de gesubsidieerde activiteit tevens een van de kerntaken van de organisatie is.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De hardheidsclausule is voor schrijnende gevallen of zeer uitzonderlijke situaties waarin vasthouden aan de vereisten van de ASV onredelijk is. Om zicht te houden op het gebruik van de hardheidsclausule en precedentwerking te voorkomen wordt er (half)jaarlijks verslag gedaan over hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule en om welke reden(en).
Als er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule, ook als het gaat om beschikkingen onder €100.000, is uitsluitend het college bevoegd om te beslissen.