Organisatie | Westerwolde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels 2022 jeugdhulp gemeente Westerwolde |
Citeertitel | Nadere regels 2022 Jeugdhulp gemeente Westerwolde |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregels Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp 2018 gemeente Westerwolde en latere wijzigingen doorgevoerd in deze uitvoeringsregels.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-10-2022 | nieuwe regeling | 27-09-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de Jeugdwet en gelet op de Verordening Jeugdhulp gemeente Westerwolde;
Vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Westerwolde 2022:
In het kader van de Jeugdwet stelt de gemeenteraad een verordening op voor de uitvoering van alle taken die onder de Jeugdwet vallen.
Naast het opstellen van een verordening stelt het college van burgemeester en wethouders nadere regels op voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Deze nadere regels bieden een afwegingskader ten aanzien van elke Jeugdhulpvraag.
De wet, verordening en de nadere regels vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel. Hierbij borduurt de één voort op de ander en concretiseert deze nader. De wet staat boven de verordening die op haar beurt boven de nadere regels staat. In Jeugdwet wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk. Daarna wordt gekeken of algemene voorzieningen hem in staat stellen om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Indien deze oplossingen nog onvoldoende zijn, wordt gekeken of een maatwerkvoorziening verstrekt kan worden. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening ligt de focus op de te bereiken resultaten van de ingezette voorzieningen.
In deze nadere regels staat omschreven hoe het proces om tot een passende oplossing te komen zo zorgvuldig mogelijk wordt doorlopen. Een dergelijke procedure, zal tot een juist besluit moeten leiden, namelijk hulp of ondersteuning waar dit nodig is.
De uitvoering van de Jeugdhulp zal in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige Jeugdconsulenten.
De Jeugdwet 2015 is een wet die ervoor moet zorgen dat alle kinderen en jongeren gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor alle jeugdhulp:
De rechter beslist of jeugdbescherming of jeugdreclassering ingezet moet worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.
1.3 Verordening Jeugdhulp gemeente Westerwolde
De Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Westerwolde geeft uitvoering aan de Jeugdwet.
Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet nadere regels te stellen. Deze verordening maakt hier gebruik vanen regelt onder meer welke voorzieningen beschikbaar zijn en hoe de toegang tot deze voorzieningen georganiseerd is.
De Jeugdwet en de Verordening leggen een aantal bevoegdheden bij het college. De Nadere regels en de Nadere regels Jeugdhulp kunnen worden gezien als een verlengstuk van de Verordening Jeugdhulp.
De Nadere regels zijn een uitwerking van bepalingen die in de verordening Jeugd staan. Voorbeelden zijn de maximale vergoedingen voor bepaalde voorzieningen en pgb-tarieven.
In de Nadere regels verduidelijkt het college hoe in de uitvoering met een bevoegdheid zal worden omgegaan. In de Beleidsregels kunnen ook begrippen uit de Verordening worden uitgelegd.
De Nadere regels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): “Een bestuursorgaan kan Beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”.
In deze Nadere regels wordt verstaan onder:
Onderzoeksverslag: is een schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4 en het gespreksverslag (artikel 6) waarin onder andere de afspraken die gemaakt zijn om de jeugdige en/of zijn ouder(s) te ondersteunen zijn opgenomen. Een ondertekend gespreksverslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag om een voorziening.
Sociaal netwerk: de sociale omgeving rond de jeugdige, bestaande uit ouders, familie, buurtvrienden, school, peuterspeelzalen, kerk, vrijwilligers, sportcoaches en anderen die betrokken zijn bij de opvoeding en het opgroeien van de jeugdige met als doel om de draagkracht van het gezin van de jeugdige te vergroten en opvoedingsproblemen te voorkomen.
Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit Jeugdwet, de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Westerwolde
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp en preventie
De raad heeft in artikelen 2 en 3 van de Verordening in hoofdlijnen de vormen van jeugdhulp aangeduid. Deze opsomming wordt hier gepreciseerd en kan in de toekomst aan wijzigingen onderhevig zijn.
De volgende algemene voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:
Versterken van de sociale context:
Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;
De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:
Artikel 2a. Soorten individuele voorzieningen
In het kader van jeugdwet zijn in de gemeente Westerwolde verschillende individuele voorzieningen (vormen van maatwerk ondersteuning) beschikbaar. Enkele voorbeelden worden hieronder genoemd (let op, de genoemde voorbeelden zijn niet uitputtend):
Jeugd (licht) verstandelijk gehandicaptenzorg; de zorg voor jeugd met een (licht) verstandelijke beperking zoals activiteiten waarmee een jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven zoals begeleiding individueel en dagactiviteiten;
Artikel 2b. Ondersteunende richtlijnen
Bij het onderzoek zoals omschreven in de verordening, kan het college onder andere gebruikmaken van de volgende protocollen en richtlijnen:
Artikel 2c. Gebruikelijke hulp
Als jeugdigen/ouders gebruik kunnen maken van gebruikelijke hulp, hulp vanuit het sociale netwerk, een algemene voorziening of andere voorziening hoeft geen individuele voorziening verstrekt te worden. Het college stelt ter uitwerking van gebruikelijk hulp een objectief afwegingskader vast in de vorm van een richtlijn, zie Bijlage Richtlijn Gebruikelijk hulp gemeente Westerwolde 2022.
Melding, onderzoek en beschikking
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende (tijdelijke) maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp zoals staat beschreven in hoofdstuk 6 van de Wet. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen 4 weken van de start van de hulp vast in een plan van aanpak.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn. Dit zijn gegevens waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders moeten in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht kunnen laten zien.
Artikel 7. Verplichting om mee te werken
Wanneer niet meegewerkt wordt aan een onderzoek, betekent dat niet dat de betrokkenheid van het college daarmee automatisch eindigt. Het college kan indiceren op basis van informatie die wel beschikbaar is of stappen ondernemen zoals het doen van een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis.
Een pgb voor vervoer als bedoeld in artikel 8 lid 8 onder e van de Verordening en een pgb voor vormen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 8 lid 8 onder a tot en met d van de Verordening waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal mag uitsluitend en alleen besteed worden voor dat vervoer en voor een vergoeding van die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal en mag niet anders besteed worden.
Artikel 9. Voorwaarden vervoersvoorziening
Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van de vervoersvoorziening en dat bij een gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden. De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt indien:
Artikel 12. Eigen kracht en redelijke waardering van belangen
Het college verstrekt een PGB, indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de jeugdige en in staat is de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Zo nodig met hulp uit hun sociale netwerk, van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of een aanbieder van gesloten jeugdhulp.
Het college kan besluiten géén PGB te verstrekken als er een ernstig vermoeden is dat de jeugdige of zijn ouders of de door hen ingeschakelde derde problemen zullen hebben met het omgaan met een PGB. Het college toetst hierbij o.a. aan de landelijke toetsingskaders PGB van de rijksoverheid inzake pgb-vaardigheid. Om deze vaardigheden te kunnen toetsen dient elke budgetbeheerder zelfstandig een door de gemeente beschikbaar gestelde pgb-vaardigheidsscan in te vullen, tenzij alle overige omstandigheden wijzen op een goed, langdurig pgb beheer. Indien er sprake is van een professionele partij of wettelijke vertegenwoordiging kan hier gemotiveerd van worden afgeweken. De gemeente bepaalt waar deze pgb-vaardigheidsscan kan worden ingevuld. De uitkomst van de pgb-vaardigheidsscan kan worden meegewogen in de beoordeling van de PGB vaardigheden.
Een motivering dat het aanbod in ZIN niet passend is, als vermeld in artikel 12 van de Verordening, bevat in elk geval een onderbouwing waarom dit aanbod niet bijdraagt aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 2.3 van de wet om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
Naast de wettelijke kwaliteitseisen (hoofdstuk 4 Jeugdwet) worden aanvullende kwaliteitseisen gesteld. Deze eisen zijn van toepassing op de hulp en ondersteuning die in natura (inclusief een PGB) wordt ingekocht, maar is ook van toepassing op de hulp en ondersteuning die met een PGB wordt ingekocht. Deze kwaliteitseisen zijn deels opgenomen in de inkoopvoorwaarden voor de regionale inkoop van jeugdhulp.
Om te kunnen bepalen of de met een PGB in te kopen jeugdhulp kwalitatief verantwoord is, wordt voorafgaand aan de toekenning van het PGB beoordeeld of het zorgplan garanties biedt op een verantwoorde kwaliteit van de te leveren jeugdhulp. In het zorgplan komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:
Artikel 15a. Kwaliteit formele jeugdhulp
Bij formele jeugdhulp moet de PGB-uitvoerder minimaal voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:
Artikel 15b. Kwaliteit informele jeugdhulp
Bij informele ondersteuning acht het college de kwaliteit voldoende gewaarborgd:
wanneer degene die de informele hulp verleent voldoende professionele afstand heeft voor zover de inhoud van de jeugdhulp dit vereist. Het college kan besluiten dat er geen sprake is van voldoende professionele afstand wanneer een gezinslid of een familielid tot de tweede graad jeugdhulp verleent in de vorm van behandeling of opvoedondersteuning;
Artikel 16. Toepassing formeel of informeel tarief
Wanneer de PGB-uitvoerder, die voldoet aan de kwaliteitseisen van een formele PGB-uitvoerder een naaste is van de PGB-houder, is, voor de bepaling of een formeel of informeel PGB wordt toegekend, de familieband leidend en wordt in principe een informeel tarief toegekend.
Het college verricht de toets op onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking aan de hand van een periodiek gesprek met de PGB-beheerder waarin wordt bezien of de jeugdhulp wordt uitgevoerd conform het zorg- en budgetplan en conform de doelen en prestaties zoals beschreven in de beschikking en het ondersteuningsplan.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze nadere regels indien toepassing van de nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Bij deze Nadere regels hoort de Richtlijn gebruikelijke hulp aan jeugdigen Westerwolde 2022 als bijlage.
Artikel 22. Intrekking en inwerkingtreding
Met ingang van 1 oktober 2022 worden de uitvoeringsregels Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp 2018 gemeente Westerwolde en latere wijzigingen doorgevoerd in deze uitvoeringsregels ingetrokken.
Deze nadere regels worden aangehaald als : Nadere regels 2022 Jeugdhulp gemeente Westerwolde.
Deze Nadere regels 2022 Jeugdhulp gemeente Westerwolde treden in werking op 1 oktober 2022.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde in zijn vergadering van 27 september 2022.
Het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde,
De secretaris,
de burgemeester,
Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke hulp Jeugd gemeente Westerwolde 2022
In de Verordening Jeugd gemeente Westerwolde wordt gebruikelijke hulp als volgt gedefinieerd: ‘hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers’. Het college is vrij om eigen beleid over gebruikelijke hulp vast te stellen. Het college hoeft geen voorziening voor jeugdhulp toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn.
Dit volgt uit artikel 2.3 van de Jeugdwet en de jurisprudentie.
Dat wordt ook wel eigen kracht genoemd. Terwijl de eigen kracht ziet op het hele gezinssysteem, gaat het bij gebruikelijke hulp om de hulp die ouders aan hun kind kunnen bieden. Uit de jurisprudentie volgt ook dat bovengebruikelijke hulp onder omstandigheden van ouders mag worden verwacht.
Deze richtlijn is een uitwerking van artikel 2b van de Nadere regels Jeugd gemeente Westerwolde 2022 en biedt een objectief afwegingskader om te beoordelen of, en zo ja, in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp.
2. Hoofdlijnen gebruikelijke hulp
Bij toekenning van jeugdhulp wordt gekeken naar de gemiddelde tijdsbesteding die bij die activiteit bij een jeugdige met een normale ontwikkeling van dezelfde leeftijd gebruikelijk is.
Voor de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hun kind zijn ouder(s) verantwoordelijk voor:
Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse zorg, hulp en ondersteuning bieden die past bij de levensfase van het kind. Het kan ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle jeugdigen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp en zorg van ouders aan kinderen kunnen worden gezien. Bij jeugdigen met een chronische aandoening, ziekte, stoornis of beperking is het gebruikelijk dat ouders zo veel mogelijk de dagelijkse zorg leveren, ook als dat meer is dan gemiddeld bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Dit is een belangrijk uitgangspunt. Immers, ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van de dagelijkse zorg van kind tot kind. Het ene kind ontwikkelt zich nu eenmaal anders dan het andere kind en heeft meer of minder begeleiding en zorg nodig.
Permanent toezicht is onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor men op tijd kan ingrijpen als dat nodig is. Na het derde levensjaar is permanent toezicht geen gebruikelijke hulp meer (zie tabel).
Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan worden afgeleid dat bovengebruikelijke hulp onder bepaalde omstandigheden ook van ouders kan worden verwacht en dus onder 'eigen kracht' kan vallen. Om dat vast te stellen moet college goed onderzoeken of sprake is van voldoende eigen kracht van ouders. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat de volgende factoren in ieder geval van belang zijn:
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de ouder(s) de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan de gemeente concluderen dat sprake is van voldoende eigen kracht. Voor de vraag of dat zo is, moeten de volgende vragen worden onderzocht:
Als alle relevante factoren en belangen gewogen zijn en dit tot de conclusie leidt dat ouders de noodzakelijke hulp kunnen bieden, is sprake van voldoende eigen kracht en hoeft geen jeugdhulp toegewezen te worden3. Indien noodzakelijk kunnen ouders een beroep doen op inkomensregelingen van de gemeente. Ook wordt een redelijkheidstoets gedaan: wat mag in redelijkheid verwacht worden van de ouders en hun netwerk in de betreffende situatie. Dit gaat verder dan de vraag of de geboden ondersteuning als normaal of gangbaar gezien kan worden. Dit is ter afweging aan de consulent in overleg met de aanvrager.
De beoordeling of hulp gebruikelijk is, hangt mede af van de leeftijd van het kind. De meeste kinderen vanaf 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Ook bij andere ADL-activiteiten heeft het ene kind meer en/of langer sturing en begeleiding nodig dan het andere. Als een kind van 10 jaar nog toezicht nodig heeft bij het tandenpoetsen, is het gebruikelijk dat de ouder dit toezicht biedt.
Voorbeelden van gebruikelijke hulp
Van ouders kan worden verwacht dat zij hun kind:
vervoeren naar de locatie waar jeugdhulp geboden wordt. Als de jeugdige is aangewezen op speciaal vervoer, valt dit wel onder de Jeugdwet. Als de jeugdige niet in staat is om zelfstandig te reizen, vanwege een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid en ouders zijn daarbij niet in staat de jeugdige te zelf vervoeren of te laten vervoeren met het openbaar vervoer, dan valt dit ook onder de Jeugdwet.
3. Uitval of overbelasting van een ouder
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de jeugdige over. Hiervoor moet de ouder, als dat mogelijk is, aanspraak maken op zorgverlof. Is dit niet mogelijk, dan wordt gekeken naar andere voorliggende voorzieningen (kinderopvang, opvang op school, naschoolse opvang). Daarbij wordt gekeken naar wat in redelijkheid met mantelzorg (sociaal netwerk van het gezin) kan worden opgevangen. Zijn deze mogelijkheden maximaal benut of afwezig, dan is toewijzing van een individuele voorziening vanuit de jeugdhulp mogelijk. Hetzelfde geldt voor de uitval van de ouder in een éénoudergezin. Is geen hulp vanuit het eigen netwerk mogelijk, dan kan jeugdhulp worden ingezet, tenzij er alternatieven zijn in de vorm van een algemene voorziening (zoals maatjes, inzet vrijwilligers, etc.).
Wanneer de uitval van de ouder naar verwachting langer gaat duren en een langduriger oplossing nodig is, wordt naar een alternatieve en meer blijvende oplossing gezocht. Hierbij wordt ook de aanwezigheid van mantelzorg betrokken. Sommige hulp kan vanuit de ZvW of de WLZ worden ingezet, zeker als het kind ernstig en langdurig gehandicapt is.
De zorg voor een jeugdige kan zo zwaar worden, dat overbelasting bij de ouder(s) ontstaat. Om voor jeugdhulp in aanmerking te komen, moet de overbelasting van de ouder veroorzaakt worden door de hulp aan de jeugdige. Bij overbelasting door een drukke baan en/of nevenactiviteiten, ligt de verantwoordelijkheid voor een oplossing hier in eerste instantie bij de ouders zelf. Bijvoorbeeld in aanpassingen in de leefsituatie, op het werk en/of in de nevenactiviteiten. Bij de eventuele toewijzing van jeugdhulp wordt hier eerst naar gekeken.
Wanneer een nieuwe/ herhaalde zorgtoewijzing wordt aangevraagd, wordt gekeken of en welke (aantoonbare) inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen. Ook hier wordt bij de zorgtoewijzing rekening mee gehouden.
Het kan zijn dat er sprake is van andere factoren waardoor ouders geen of niet voldoende gebruikelijke hulp kunnen leveren, zoals bij jeugdigen met ernstige verslavingsproblematiek en/of psychiatrische problematiek, of wanneer de ouders zelf met een licht verstandelijke beperking hebben. In alle gevallen zal eerst naar de eigen mogelijkheden en een voorliggend aanbod gekeken worden voor jeugdhulp aangevraagd kan worden.
4. Richtlijnen voor gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie
Hier volgen algemene richtlijnen voor gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel per leeftijdscategorie. Deze kunnen worden gebruikt voor het beoordelen of jeugdhulp nodig is.
Jeugdigen van 0 tot en met 2 jaar
Jeugdigen van 5 tot en met 11 jaar
Jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar
Bij een normaal ontwikkelingsprofiel worden jeugdigen vanaf het 18e levensjaar in staat geacht zelfstandig te kunnen wonen, al dan niet met begeleiding en een steunend netwerk.