Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio Zeeland

Algemene rechtspositieregeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio Zeeland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingAlgemene rechtspositieregeling
CiteertitelAlgemene Rechtspositieregeling
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202401-01-2024artikel 3:24, 7:1, 7:5, 7:7, 7:8, 19:12, 19:25, 19:26, 19:27, 19:31

21-12-2023

bgr-2023-1508

01-01-2024artikel 2:9, 6:5, 9h:2, 9h:6, 9h:7, 9h:8, 9h:12, 9h:13

21-12-2023

bgr-2024-47

05-10-202201-01-2024nieuwe regeling

19-12-2013

bgr-2022-1071

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene rechtspositieregeling

Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland

 

besluit:

  • gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

  • gelet op de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland

  • gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan;

  • gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg;

tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland

 

Algemene rechtspositieregeling

 

De arbeidsvoorwaarden van de medewerkers van de Veiligheidsregio Zeeland worden geregeld conform de volgende regelingen:

 

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR);

De daarbij behorende uitwerkingsovereenkomst (UWO);

Aanvullende lokale regeling (-en).

 

Artikel 1  

Voor de toepassing van de CAR en de UWO bij Veiligheidsregio Zeeland moet gelezen worden

voor de Raad: het Algemeen Bestuur;

voor het College van Burgemeester en Wethouders: het Dagelijks Bestuur.

 

In de onderhavige regeling moet onder medewerker worden verstaan:

de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR.

Artikel 2  

De bepalingen van de UWO zijn op de medewerkers van toepassing, tenzij in lokale regelingen anders wordt bepaald.

Artikel 2:9 Tijdelijke Regeling voor Vervroegd Uittreden (RVU)

  • c.

    geen ambtenaar is als bedoeld in hoofdstuk 9b of 9f zoals dat luidde op 30 september 2023.

Artikel 3  

Wijzigingen in de UWO die door partijen in het LOGA worden overeengekomen, en die één van de bepalingen uit deze verordening raken, zijn niet van toepassing tenzij daarover in de commissie voor georganiseerd overleg overeenstemming is bereikt.

Artikel 3.24 Financiële compensatie bij overlijden als gevolg van een ongeval in en door de dienst

  • 1.

    Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de achterblijvende partner een financiële compensatie verstrekt. Indien de overledene geen partner nalaat, wordt de financiële compensatie verstrekt aan de minderjarige kinderen.

  • 2.

    De financiële compensatie is uitgewerkt in een regeling.

  • 3.

    Vervallen.

  • 4.

    Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het eerste lid dan wordt de financiële compensatie uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was.

Artikel 4  

Het in artikel 12:1:1 UWO, tweede lid genoemde minimum aantal medewerkers wordt vastgesteld op 5.

Artikel 5  

Lid 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 12:2:1 UWO wordt het zinsdeel "dan nadat de commissie haar gevoelen over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt" gelezen als "indien daarover geen overeenstemming bestaat met de commissie".

 

Lid 2

Van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd:

  • a.

    De onderwerpen waarin wordt voorzien door LOGA overleg van het college van arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van over-heidspersoneel;

  • b.

    Sociale beleidspunten met een bredere maatschappelijke draagwijdte dan voor bij de organisatie werkende medewerkers alleen;

  • c.

    De onderwerpen die het budgetrecht van het Algemeen Bestuur aantasten, met dien verstande dat binnen de door het Algemeen bestuur vastgestelde budgetten de mogelijkheid tot overeenstemming te komen wel aanwezig is.

Reiskostenvergoedingen

Artikel 6  

Lid 1

De vergoeding van reis- en verblijfkosten van reizen in het belang van de dienst wordt vastgesteld volgens het Reisbesluit en de Reisregeling binnenland.

 

Lid 2

De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis voorafgaande toestemming nodig van de leidinggevende.

 

Lid 3

De dienstreizen dienen in de regel met openbaar vervoer te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door de leidinggevende.

 

Lid 4

Indien de dienstreis naar het oordeel van de leidinggevende niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan de leidinggevende aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

 

Lid 5

Indien de dienstreis een bestemming heeft binnen Zeeland wordt aangenomen dat het gebruik van een openbaar middel van vervoer niet doelmatig is.

 

Lid 6

Reiskosten voor woon-/werkverkeer worden niet aangemerkt als dienstreis.

 

Lid 7

Verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten.

 

Lid 8

Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de meest optimale route te worden gemaakt.

Artikel 6:5 Betaald ouderschapsverlof (vanaf 1 januari 2024)

  • 6.

    Als uitgangspunt bij het bepalen van het percentage in het eerste lid geldt het salaris van een voltijddienstverband bij aanvang van de opname van het betaald ouderschapsverlof.

Vergoedingen bij overwerk

Artikel 7  

 

Lid 1

Indien de dagelijkse werktijd van de medewerker op de dag waarop overwerk moet worden verricht met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van de werkgever dientengevolge niet toelaat dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de in de volgende leden vermelde regels.

 

Lid 2

Aan de medewerker wordt zo mogelijk een maaltijd door de werkgever verstrekt, met dien verstande, dat indien hij hiervoor heeft moeten betalen, hem de gemaakte kosten worden vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid.

 

Lid 3

Indien een voorziening als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is ontvangt de medewerker, indien vast staat dat hij een maaltijd in de daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan de maaltijdvergoeding bij dienstreizen ingevolge het Reisbesluit binnenland.

 

Lid 4

Indien de medewerker geen maaltijd als vorenbedoeld heeft gebruikt, maar in verband met het overwerk niettemin kosten heeft moeten maken doordat hij zijn maaltijd niet op de voor hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, worden hem deze kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid.

 

Artikel 7:1  

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

    • b.

      werkzaamheden in het kader van de reïntegratie: loonvormende arbeid, die specifiek gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, derde lid;

    • c.

      scholing in het kader van de reïntegratie: scholing die gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, derde lid;

    • d.

      arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate verband houdt met de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze moesten worden verricht tenzij de arbeidsongeschiktheid aan de schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten;

    • e.

      dienstongeval: een ongeval dat in overwegende mate verband houdt met de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze moesten worden verricht tenzij het ongeval aan de schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten;

    • f.

      restverdiencapaciteit: het door UWV vast te stellen inkomen dat de ambtenaar met zijn vaardigheden en bekwaamheden, gelet op zijn beperkingen, nog kan verdienen;

    • g.

      arbodienst: een dienst als bedoeld in artikel 14a, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

    • h.

      inactieve: de oud-ambtenaar met een WW-uitkering, aanvullende uitkering, nawettelijke uitkering, WAO-uitkering, WIA-uitkering of wachtgelduitkering, die direct voorafgaand aan de uitkering in dienst was van een veiligheidsregio;

    • i.

      postactieve: de oud-ambtenaar met een uitkering functioneel leeftijdsontslag, ouderdomspensioen van het ABP of ABP keuzepensioen, die direct voorafgaand aan deze uitkering of dit pensioen in dienst was van een veiligheidsregio of inactieve was;

Artikel 7:5  

  • 5.

    De aanvullende uitkering wordt niet in mindering gebracht op de financiële compensatie die de gewezen ambtenaar heeft op grond van een regeling die compensatie biedt voor blijvende lichamelijke invaliditeit/arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio.

  • 6.

    De ambtenaar die tevens zelfstandig ondernemer is maakt aanspraak op financiele compensatie voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio zoals uitgewerkt in een regeling.

Artikel 7:7  

  • 1.

    Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede bij blijvende lichamelijke invaliditeit/arbeidsongeschiktheid of overlijden ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio komt de ambtenaar in aanmerking voor vergoeding van noodzakelijk gemaakte medische kosten, die hieruit ontstaan en voor zijn rekening blijven.

  • 2.

    De aanspraken voortvloeiend uit het eerste lid zijn uitgewerkt in een regeling.

Artikel 7:8  

Het bestuur kan nadere regels stellen met uitzondering van het bepaalde in artikel 7:5 vijfde en zesde lid en artikel 7:7.

Verlof

Artikel 8  

De duur van het vakantieverlof als bedoeld in artikel 6:2 CAR en 6:2:1, eerste lid, UWO wordt vastgesteld op 165,6 uur.

Artikel 9  

Het in artikel 8 aangegeven basisverlof wordt verhoogd met 2, 3, 4, 5 of 6 maal 7,2 uur over het kalenderjaar waarin de medewerker de leeftijd van respectievelijk 40, 45, 50, 55 of 60 jaar bereikt, alsmede over de daaropvolgende kalenderjaren.

 

Artikel 9h:6 Netto FLO-spaartegoed-algemeen

  • d.

    vermeerderd met de ontvangen werkgeversbijdragen Netto FLO-spaartegoed, bedoeld in artikel 9h:7 zoals dat luidde op 31 december 2023, in het afgelopen kalenderjaar.

Artikel 9h:13 Afkoop en tegemoetkoming

  • 1.

    De ambtenaar die komt te overlijden of waarvan de werkzaamheden in de bezwarende functie worden beëindigd heeft recht op een afkoopbedrag tenzij het ontslag plaatsvindt op grond van artikel 8:13.

  • 2.

    Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt vóór de leeftijd van 55 jaar bedraagt de hoogte van het afkoopbedrag het verschil tussen 225% van twaalf maal het nettoresultaat berekend op de datum van het ontslag of het overlijden en het saldo netto FLO-spaartegoed berekend op die datum.

  • 3.

    Het afkoopbedrag behoort niet tot

    • a.

      vervallen per 1 januari 2024;

    • b.

      het salaris, bedoeld in artikel 3:2;

    • c.

      de berekeningsgrondslag bedoeld in 9f:2.

  • 4.

    Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt vanaf de leeftijd van 55 jaar bedraagt de hoogte van het afkoopbedrag het verschil tussen het doelsaldo Netto FLOspaartegoed en het saldo netto FLO-spaartegoed berekend op de datum van ontslag of het overlijden.

  • 5.

    Indien het ontslag of overlijden plaatsvindt na de start van de periode van volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in artikel 9i:3 wordt het afkoopbedrag zoals bedoeld in lid 4 verlaagd. Het bedrag van de verlaging is het doelsaldo Netto FLO-spaartegoed gedeeld door het aantal maanden aanspraak volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3 vermenigvuldigd met het aantal maanden genoten volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3.

  • 6.

    Indien het ontslag plaatsvindt op grond van artikel 8:13 bestaat recht op een tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming betreft het bedrag dat de medewerker in december 2023 ontving op grond van artikel 9h:7 lid 1 zoals dat luidde op 31 december 2023 vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen 1 januari 2024 en het moment van ontslag tot aan maximaal de eerste van de maand waarin de ambtenaar de leeftijd van 54 jaar 6 maanden bereikt.

  • 7.

    Indien het ontslag op grond van artikel 8:13 plaatsvindt na de start van de periode van volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in artikel 9i:3 wordt de tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 6 verlaagd. Het bedrag van de verlaging is het doelsaldo Netto FLO-spaartegoed gedeeld door het aantal maanden aanspraak volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3 vermenigvuldigd met het aantal maanden genoten volledig buitengewoon verlof zoals bedoeld in 9i:3.

Artikel 10  

Naast de uren als bedoeld in artikel 4a:1 CAR kan de medewerker de werkgever ook verzoeken de hem op basis van artikel 9 toegekende verlofuren uit te betalen, met een maximum van 21,6 uren per jaar bij een volledige betrekking. Het bepaalde in artikel 4a:1 CAR, lid 4 en lid 5, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11  

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013 en kan worden aangehaald als de 'Algemene Rechtspositieregeling'.

Artikel 19:12  

  • 1.

    De vrijwilliger bericht zijn hoofdwerkgever zo spoedig mogelijk na indiensttreding dat

    • a.

      hij aangesteld is als vrijwilliger bij de brandweer;

    • b.

      hij tijdens werktijd ingezet kan worden voor brandweerwerkzaamheden;

    • c.

      de Arbeidstijdenwet van toepassing is op zijn werkzaamheden voor de brandweer en dat bij de vaststelling van zijn werktijden hier rekening mee gehouden moet worden;

    • d.

      de veiligheidsregio hem een vergoeding verstrekt voor brandweeractivi-teiten tijdens werktijd;

    • e.

      ingeval van ziekte als gevolg van een dienstongeval bij de brandweer, de hoofdwerkgever recht heeft op een vergoeding.

  • 2.

    Indien het bestuur conform artikel 19:11 is geïnformeerd, informeert het bestuur de hoofdwerkgever over de aanspraken in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid als gevolg van een dienstongeval van de vrijwilliger.

Artikel 19:25 Financiële compensatie bij dienstongeval

  • 1.

    Vervallen.

  • 2.

    Het bestuur biedt een financiële compensatie aan de vrijwilliger voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede voor blijvende lichamelijke invaliditeit/arbeidsongeschiktheid of overlijden ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio.

  • 3.

    Vervallen.

  • 4.

    Vervallen.

  • 5.

    Vervallen.

Artikel 19:26  

  • 1.

    Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede bij blijvende lichamelijk invaliditeit/arbeidsongeschiktheid of overlijden ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio komt de vrijwilliger in aanmerking voor vergoeding van noodzakelijk gemaakte medische kosten, die hieruit ontstaan en voor zijn rekening blijven.

  • 2.

    De aanspraken voortvloeiend uit het eerste lid zijn uitgewerkt in een regeling.

Artikel 19:27 Financiële compensatie zelfstandige ondernemers

  • 1.

    Het bestuur biedt financiële compensatie aan de vrijwilliger die zelfstandig ondernemer is voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een dienstongeval bij de veiligheidsregio.

  • 2.

    Vervallen.

Artikel 19:31  

  • 1.

    De vrijwilliger dient zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich te gedragen als een goed vrijwilliger.

  • 2.

    De vrijwilliger is verplicht zo spoedig mogelijk melding te doen van persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van zijn functie.

Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland vastgesteld op 19 december 2013

voorzitter

secretaris