Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almere

Het kunnen volgen van onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHet kunnen volgen van onderwijs
CiteertitelHet kunnen volgen van onderwijs
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2022nieuwe beleidsregel

13-09-2022

gmb-2022-437203

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Het kunnen volgen van onderwijs

Het college van burgemeester en wethouders van Almere,

 

Besluit:

 

vast te stellen de navolgende beleidsregel ‘Het kunnen volgen van onderwijs’ onder intrekking van de op ’18 december 2014’ vastgestelde beleidsregel ‘Het kunnen volgen van onderwijs’.

 

Jongeren < 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen worden uitgesloten van het recht op bijstand (artikel 13 lid 2 sub c Participatiewet).

Er bestaat voor deze jongeren alleen recht op bijstand als financiële overbrugging naar de startdatum van de opleiding. Het is uit het oogpunt van de Participatiewet niet relevant of de jongere daadwerkelijk terug naar school gaat. De jongere is vrij om een andere keuze te maken om in zijn levensonderhoud te voorzien.

 

Uitgangspunten

Alle jongeren < 27 jaar gaan weer naar school tenzij de gemeente van mening is dat terugkeer naar school redelijkerwijs niet te verwachten is.

  • Jongeren zonder startkwalificatie* => Altijd weer terug naar school

  • Jongeren met startkwalificatie* of MBO-3 niveau terug naar school wanneer door het volgen van een vervolgstudie de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot.

  • Jongeren met afgeronde beroepsopleiding op MBO-4 niveau of hoger niet uitsluiten van bijstand, maar actief op zoek naar regulier werk (algemeen geaccepteerde arbeid)

* Er is sprake van een startkwalificatie wanneer een jongere minimaal een HAVO-, VWO-diploma of MBO-2 diploma heeft.

 

Specifieke groep jongeren

Alleenstaande ouders en scholingsverplichting

Voor alleenstaande ouders < 27 jaar is eveneens artikel 13 lid 2 sub c Participatiewet van toepassing. Zijn er gegronde redenen waarom een opleiding met studiefinanciering niet mogelijk is, dan geldt voor deze alleenstaande ouders het algemene artikel 9a Participatiewet als zij kinderen < 5 jaar hebben. Zij kunnen op grond van dit artikel ontheffing vragen van de arbeidsverplichting (artikel 9 lid 1 sub a Participatiewet). Deze alleenstaande ouder heeft dan wel een scholingsplicht, maar deze wordt afgestemd op de persoonlijke mogelijkheden en capaciteiten.

De ontheffing geldt zolang het jongste kind de leeftijd van 5 jaar nog niet heeft bereikt met een maximale periode van 5 jaar.

 

Uitzonderingen scholingsverplichting

Schulden:

  • Jongeren die vallen onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) hebben een sollicitatieplicht vanuit de WSNP en krijgen derhalve geen toestemming van de bewindvoerder en de rechter-commissaris om scholing met gebruik van studiefinanciering te volgen. Ook de jongeren die een schuldregeltraject gericht op een schuldenvrije toekomst bij een gemeentelijke schuldregelaar volgen (SDV Schulddienstverlening) mogen geen studieschuld opbouwen. Deze jongeren de plicht opleggen om een BBL-opleiding te gaan volgen, waarmee mogelijk recht op bijstand bestaat.

Er bestaat overigens de mogelijkheid om een schuldregeltraject om te zetten in een schuldstabiliseringstraject en in die gevallen kan men wel studeren.

 

Dringende redenen:

  • Woonachtig in een inrichting. Deze inrichting moet gericht zijn op het op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden of op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.

  • Cognitieve problematiek. Hiervan is sprake wanneer de school of RMC aangeeft dat verdere scholing op grond van cognitieve vaardigheden niet zinvol is. Voor deze gevallen zit er geen tijdslimiet aan de bijstand maar wordt er wel een aanbodversterkende voorziening aangeboden.

  • Psychische problematiek. Psychische belemmeringen kunnen zijn: persoonlijkheidsstoornis, scheiding met geweld, grote schulden waarbij de oplossing niet realiseerbaar is zonder professionele begeleiding. Deze klanten worden tijdelijk in de bijstand opgenomen met een verplichte oplossingsgericht traject. Dit traject dient periodiek te worden beoordeeld.

  • Sociale problematiek. De sociale situatie rondom de jongere is zo problematisch te zijn dat scholing niet zinvol is. Hierbij kan men denken aan huiselijk geweld, geen vaste woon- of verblijfplaats, randgroepjongere, e.d. Ook hier is sprake van tijdelijke bijstand gekoppeld aan een oplossingsgericht traject. Dit traject dient periodiek te worden beoordeeld.

  • Inburgeraars die niet beschikken over taalniveau A2 waardoor zij niet worden toegelaten tot regulier mbo onderwijs.

 

Inspanningsverplichting zoekperiode

De jongere moet na de zoektijd van 4 weken bij de aanvraag documenten te overleggen ter beoordeling of er nog mogelijkheden zijn om een opleiding te gaan volgen. Verder zal beoordeeld moeten worden of hij voldoende gesolliciteerd heeft als hij niet terug naar school kan of ter overbrugging naar de aanvang van de opleiding. De jongere kan dit aantonen door bewijsmateriaal te verzamelen van zijn inspanningen. Hierbij kan gedacht worden aan correspondentie met onderwijsinstellingen en/of het RMC en een overzicht van sollicitaties.

 

BBL of BOL

Jongeren die al een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) volgen, kunnen wel recht hebben op bijstand, maar het college kan dan geen ondersteuning meer bieden bij arbeidsinschakeling.

Mocht een overgang naar de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) tot de mogelijkheden en capaciteiten van de jongere behoren, dan moet de jongere kiezen voor BOL.

 

Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en WTOS

Het Vavo dient eveneens te worden aangemerkt als uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs. Hiervoor is geen beroep op studiefinanciering mogelijk, maar wel op WTOS.

 

WTOS

Een tegemoetkoming op grond van de WTOS wordt niet gezien als een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat de jongere onvoldoende middelen heeft om in zijn bestaan te kunnen voorzien. De jongere kan dan, met inachtneming van de bijstandsverplichtingen in aanmerking komen voor bijstand.

Dit doet zich regelmatig voor bij jongeren die VSO/praktijkonderwijs volgen. Het bedrag voor levensonderhoud in de WTOS kan dan worden aangevuld tot de jongerennorm. Een jongere met arbeidsvermogen en WTOS ook wijzen op het aanvragen van de Studietoeslag. Deze toeslag behoort niet tot de middelen. In deze gevallen geldt overigens geen zoekperiode van 4 weken, omdat men al en nog steeds op school zit en niet moet omzien naar werk.

 

BBZ

Jongere kunnen alleen een beroep doen op het Bijstandsbesluit Zelfstandigen (BBZ) wanneer men niet aan de scholingsverplichting kan of (tijdelijk) hoeft te voldoen. Huidige jongeren met een BBZ aanvraag mogen hun traject vervolgen.

 

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

 

Aldus vastgesteld, Almere, 13 september 2022

Burgemeester en wethouders van Almere,

namens hen,

de afdelingsmanager Werk en Inkomen

M. L. de Wilde