Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eijsden-Margraten

Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg (ingevolge art. 2:12 APV)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEijsden-Margraten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Vergunningverlening Uitweg (ingevolge art. 2:12 APV)
CiteertitelBeleidsregels Vergunningverlening Uitweg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  2. artikel 2.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  3. Algemene plaatselijke verordening gemeente Eijsden-Margraten 2015
  4. artikel 147 van de Gemeentewet
  5. artikel 160 van de Gemeentewet
  6. artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  7. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  8. artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht
  9. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  10. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
  11. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-2022hoofdstuk 6, paragraaf 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5

13-09-2022

gmb-2022-434936

Z/22/163719 / 596594
18-12-201330-09-2022nieuwe regeling

29-10-2013

Nieuws uit gemeente Eijsden-Margraten, 17 december 2013

13IN000758

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg (ingevolge art. 2:12 APV)

Burgemeester en Wethouders van Eijsden-Margraten:

 

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen inzake de beoordeling van aanvragen voor een uitwegvergunning;

 

Dat in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

 

Dat in artikel 2.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)is bepaald dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening;

 

Dat in artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Eijsden-Margraten (APV) het kader is bepaald voor het maken en veranderen van een uitweg;

 

Dat in het belang van het waarborgen van de openbare veiligheid, bruikbaarheid van de weg, veilig en doelmatig gebruik van de weg, uiterlijk aanzien van de omgeving en de groenvoorziening in de gemeente, de regels omtrent het aanleggen van een uitweg in een beleidsregel worden opgenomen;

 

Dat artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is op wegen in beheer bij het Rijk of bij de Provincie;

 

Dat de gemeente Eijsden-Margraten bevoegd is een uitwegvergunning te verlenen met betrekking tot wegen waarvoor zij als wegbeheerder is aangewezen (A2 is bevoegdheid Rijk; N278 en N598 zijn bevoegdheid Provincie);

 

Dat voor verdere onderbouwing van de beleidsregels wordt verwezen naar de toelichting bij dit uitwegenbeleid;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

B e s l u i t e n:

 

Vast te stellen de “Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg”.

 

Inleiding

 

Om redenen van orde en veiligheid en de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente is het van belang dat regulerend wordt opgetreden bij voornemens tot veranderingen aan de weg.

 

Ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders vereist.

Artikel 2:12 lid 1 APV meldt dat het zonder vergunning verboden is:

  • -

    een uitweg te maken naar de weg:

  • -

    van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

  • -

    veranderingen aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

In de APV staan in artikel 2:12 lid 3 de criteria op basis waarvan een aanvraag voor het maken of veranderen van een uitweg naar de openbare weg beoordeeld dient te worden.

De vergunning (als bedoeld in het eerste lid) kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

Aangezien de weigeringsgronden in artikel 2:12 lid 3 zeer algemeen zijn geformuleerd, wordt in onderstaande Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg (BVU) uitgelegd, op welke wijze deze weigeringsgronden worden toegepast. Ze dienen ertoe duidelijkheid te scheppen met betrekking tot de invulling van deze in de APV genoemde criteria. In de navolgende hoofdstukken zal per criterium aangegeven worden wat hieronder verstaan wordt en hoe er invulling aan gegeven wordt; tevens worden er voorbeelden gegeven van situaties waarin een aanvraag al dan niet verleend zal kunnen worden. Hierbij is ook gekeken naar het beleid bij andere gemeenten in Nederland. Voldoet een aanvraag niet aan deze beleidsregels dan wordt de gevraagde vergunning in beginsel geweigerd. Een uitweg moet aan bepaalde richtlijnen voldoen. In het algemeen is maatwerk nodig. In bijzondere gevallen kan gemotiveerd afgeweken worden van het beleid. In de volksmond spreekt men ook wel van een ‘inritvergunning' in plaats van een uitwegvergunning. Met beide begrippen wordt hetzelfde bedoeld.

 

Voor de definities van de begrippen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangsweg wordt verwezen naar paragraaf 10.2.8 (pag. 602) van de ASVV 2012 (Aanbevelingen verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW).

 

In bestemmingsplannen kunnen passages beschreven staan, die een relatie hebben tot een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitwegen' (bijvoorbeeld t.a.v. parkeren in de voortuin). De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitwegen' behoort daarom altijd getoetst te worden aan een geldend bestemmingsplan.

 

Criteria voor weigering van uitwegvergunningen

 

Hoofdstuk 1. T.a.v. de bruikbaarheid van de weg

 

  • 1.

    Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      door het maken of veranderen van een tweede uitweg bij een woning het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en er volgens de vigerende parkeernormen ingevolge de ASVV en CROW binnen een afstand van 100 meter aan weerszijden van de bedoelde uitweg onvoldoende openbare parkeerplaatsen voorhanden blijven.

    • b.

      de uitweg aansluit op een gebiedsontsluitingsweg en er binnen de bestaande wegenstructuur andere ontsluitingsmogelijkheden van het betreffende perceel mogelijk zijn.

    • c.

      door het maken van een uitweg of het veranderen van een bestaande uitweg de kabels en leidingen behorende tot het openbare netwerk zullen worden beschadigd of onbereikbaar dreigen te worden.

    • d.

      door het maken van een uitweg of het veranderen van een bestaande uitweg geen goede afwatering wordt behouden c.q. de afwatering wordt verstoord.

    • e.

      door het maken van een uitweg of het veranderen van een bestaande uitweg nadelige gevolgen optreden voor het functioneren van straatmeubilair, verkeersvoorzieningen of onderdelen van het gemeentelijk riool en de nutsvoorzieningen.

      • Indien mogelijk kan van weigering worden afgezien indien de aanvrager de kosten voor verplaatsing van deze voorzieningen wil dragen.

Toelichting:

 

Het criterium van ‘de bruikbaarheid van de weg' ziet op de rol die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg, en de gevolgen die een uitweg zal kunnen hebben op deze rol. Deze kan bijvoorbeeld nadelig beïnvloed worden door een uitweg indien hierdoor het verkeer (ernstig) geremd wordt, de doorstroming beperkt wordt, de vrije in-/uitrijruimte beperkt wordt, de weg niet meer of onvoldoende gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij bedoeld is.

Enkele voorbeelden ter toelichting:

Indien een uitweg gevraagd zal worden op een gebiedsontsluitingsweg, zal de bruikbaarheid van deze weg sterk negatief beïnvloed kunnen worden door een (extra) uitweg. Dit is reden om de gevraagde uitweg te weigeren. Het verloren gaan van openbare parkeerplaatsen zal doorgaans leiden tot weigering van de gevraagde vergunning, immers de bruikbaarheid van de weg, in dit geval ingericht als parkeerplaats, zal negatief beïnvloed worden door de gevraagde uitweg.

 

Artikel 4 van de Wegenwet bepaalt, wanneer een weg openbaar is. Openbaarheid in de zin van de Wegenwet is een rechtstoestand van de weg die o.a. inhoudt dat:

  • een ieder blijvend en in beginsel vrij gebruik van de weg mag maken ter uitoefening van het verkeer (beschikbaarheid);

  • er voor gezorgd moet worden dat de weg in een goede staat verkeert (begaanbaarheid);

  • eenieder er zich van dient te onthouden dat gebruik te beletten of te belemmeren (bruikbaarheid);

  • er een gedoogplicht is ten aanzien van openbare wegen;

  • er een onderhoudsplicht is ten aanzien van openbare wegen;

  • er registratie is van openbare wegen (wegenlegger);

  • er geen tolheffing op openbare wegen mag plaatsvinden.

Verder kan er ter plaatse sprake zijn van een verzamelpunt van afvalcontainers of een bushalte. Indien er geen goede alternatieve locatie in de nabijheid voorhanden is, zal ook deze omstandigheid kunnen leiden tot weigering van de vergunning.

Indien naar verwachting een aangevraagde uitweg primair voor de bruikbaarheid van de weg geen probleem zal opleveren, maar verwacht wordt dat dit in de toekomst wel het geval zal zijn, bijvoorbeeld door op handen zijnde wijziging van de omstandigheden ter plekke of precedentwerking, zal dit eveneens een reden voor weigering kunnen zijn.

Indien de bruikbaarheid van de weg naar verwachting negatief beïnvloed zal worden door een uitweg, zal toch een vergunning verleend kunnen worden indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die verstrekking kunnen rechtvaardigen (bijvoorbeeld indien er geen andere manier is om ontsluiting van het perceel mogelijk te maken).

Hoofdstuk 2. T.a.v. veilig en doelmatig gebruik van de weg

 

  • 2.

    Als het veilig en doelmatig gebruik van de weg in het geding komt wanneer een uitweg veranderd of aangelegd wordt, wordt de uitwegvergunning geweigerd indien de uitweg komt te liggen:

    • a.

      binnen een afstand van 5 meter van een bocht;

    • b.

      binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruispunt;

    • c.

      binnen een afstand van 50 meter tot kruispunten met verkeerslichten, of op kruispunten met hoofdwegenstructuren, of bij voorsorteervakken dan wel opstelstroken over een afstand van 50 meter tot de stopstreep;

    • d.

      op een plaats waar wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden op- of afgereden;

    • e.

      op een plaats waarbij de bestuurder van een personenauto bij het uitrijden van de uitweg geen zicht heeft of kan hebben op de weg, op trottoir, of op fiets- en/ of voetpad waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

    • f.

      op een plaats waar op het perceel waarvoor de uitweg wordt aangevraagd minder dan 5 meter (diepte) bij 2,5 meter (breedte) aanwezig is voor het plaatsen van een personenauto zoals gedefinieerd in de ASVV (Handboek aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom);

    • g.

      op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en dat pad in lengterichting moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken;

    • h.

      op de plaats van een voor de openbare verlichting aanwezige lantaarnpaal en/ of ander straatmeubilair en die lantaarnpaal wegens de verlichtingseisen en/of andere belemmeringen niet te verplaatsen is.

Toelichting:

 

Het criterium “veilig gebruik van de weg” is een zwaar wegend criterium. Indien een uitweg naar verwachting een negatief effect zal hebben op de veiligheid, zal deze steeds geweigerd kunnen worden. Bijvoorbeeld uitwegen vanaf een drukke en/of onoverzichtelijk weg, nabij of op een kruising van wegen of zebrapad, worden beoordeeld als een negatief effect hebbend op de veiligheid en zullen steeds geweigerd kunnen worden. Indien een uitweg gevraagd zal worden op een weg die deel uitmaakt van een gebiedsontsluitingsweg, zal de veiligheid van deze weg negatief beïnvloed kunnen worden door een (extra) uitweg. Dit kan een reden tot weigering zijn.

Bij “doelmatig gebruik van de weg” kan men denken aan bijvoorbeeld de doorstroming van het verkeer op hoofdwegen. Uitwegen die een negatief effect hebben op het veilig en doelmatig gebruik van de weg zullen steeds geweigerd kunnen worden.

Hoofdstuk 3. T.a.v. bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

 

  • 3.

    Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving in ieder geval geweigerd indien door het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      de gevraagde uitweg sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke belevingswaarde van het gebied waarin zij is gelegen. De bescherming van het uiterlijk aanzien heeft betrekking op de bestaande situatie die in zijn huidige verschijningsvorm dient te worden beschermd of verbeterd. Het uiterlijk van de omgeving is een stedenbouwkundig criterium ten behoeve van de ruimtelijke beleving. Deze ruimtelijke beleving heeft betrekking op de ruimte in een straat die van ‘gevel tot gevel' loopt en wordt soms binnen een bestemmingsplan verwoord in een beeldkwaliteitsplan. Zo'n beeldkwaliteitsplan stelt voorwaarden aan de mogelijkheden voor de invulling van de ruimte. Binnen bestemmingsplannen – en met name in het onderdeel beeldkwaliteitsplannen – wordt soms aangegeven of uitwegen wel of niet zijn toegestaan. Soms worden uitwegen gepland op gronden met een groenbestemming. Naast bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen kan ook een beschermd stads- of dorpsgezicht en een cultuur historisch waardevol gebied bepalend zijn voor het al dan niet toestaan van een uitweg.

    • b.

      de uitweg bij een woonhuis breder is dan 4,5 meter;

    • c.

      er meer dan een uitweg bij een woonhuis aanwezig is, tenzij dit perceel breder is dan 25 meter bij een erftoegangsweg of 50 m meter bij een gebiedsontsluitingsweg;

Toelichting:

 

Dit criterium betreft een stedenbouwkundig criterium. Er spelen hierbij een tweetal zaken op stedenbouwkundig gebied een rol:

  • -

    De directe gevolgen van de ingreep op de beeldkwaliteit en de beleving van openbare ruimte; een vergunningaanvraag voor een uitweg betreft een particulier initiatief dat in principe geen negatieve gevolgen mag hebben op de gewenste beleving van het openbaar gebied.

  • -

    De indirecte te verwachten gevolgen van de uitweg op het gebruik van de openbare ruimte. In principe dient dit geen negatieve gevolgen te hebben voor het gebruik van de openbare ruimte.

Bij directe gevolgen op de beeldkwaliteit kan men denken aan parkeren voor de voorgevelrooilijn, dus aan de voorkant van het huis; er dient zo min mogelijk geparkeerd te worden voor de voorgevelrooilijn. Bij indirecte gevolgen op het gebruik van de openbare ruimte kan men denken aan het moeten passeren van een parkeerstrook, trottoir of groenstrook om met de auto in de voortuin te komen. Indien de hierboven genoemde directe of indirecte gevolgen negatief zullen uitpakken voor de gebruikers van de openbare ruimte, zal de vergunning geweigerd kunnen worden.

Hoofdstuk 4. T.a.v. bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente

 

  • 4.

    Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de bestaande groenstructuur door de te realiseren uitweg onevenredig wordt aangetast;

    • b.

      het betreft het verwijderen of ernstig aantasten van landschapselementen of structuren met historische, natuurlijke dan wel cultuurwaarden, waarbij te denken valt aan kleinere lijnvormige elementen als steilranden, graften, struwelen, holle wegen, knotwilgen, -essen, hagen e.d.;

    • b.

      op de locatie van de aanvraag uitwegvergunning een boom en/of houtopstand staat waarbij van kappen geen sprake mag zijn omdat deze vallen onder de categorie monumentale boom of waardevolle boom;

    • c.

      de uitweg niet op minimaal 2,5 meter van de stamvoet van een waardevolle boom plaatsvindt;

    • d.

      de uitweg niet op minimaal 3,5 meter van de stamvoet van een monumentale boom plaatsvindt;

    • e.

      indien grondophoging dan wel grondverlaging van méér dan 10 centimeter dient plaats te vinden onder de kroonprojectie van een monumentale boom.

Toelichting:

 

Dit criterium sluit aan bij de beleidsregels en bepalingen in de APV die dienen ter bescherming van (openbaar) groen.

Indien een uitweg gevraagd wordt waarvan het gevolg zal zijn dat er één of meerdere bomen die op gemeentegrond staan gekapt moeten worden, zal de uitwegvergunning in beginsel geweigerd worden, ook indien ingevolge de geldende beleidsregels geen kapvergunning vereist zou zijn. De belangenafweging kan evenwel toch leiden tot het verstrekken van een uitwegvergunning indien er andere zwaarwegende argumenten zijn, bijvoorbeeld indien de uitweg op geen enkele ander wijze te realiseren valt en/of noodzakelijk is om het perceel te kunnen ontsluiten.

 

De artikelen 2.10 e.v. van de Wabo regelen de beoordelingskaders waaraan een aanvraag voor een activiteit moet worden getoetst. Ook ten aanzien van deze artikelen kunnen de toetsingsgronden uit bijzondere wetten afkomstig zijn of wordt verwezen naar gemeentelijke verordeningen (voor activiteiten die op grond van een gemeentelijke verordening vergunningsplichtig zijn).

 

Bepalend voor de afweging of voor een gemeenteboom een kapvergunning aangevraagd wordt, is met name van belang of er sprake is van een laanstructuur en of de boom voor een kapvergunning in aanmerking zou komen, zoals bij een monumentale boom of een waardevolle boom. Anderzijds moet het verwijderen van een niet monumentale/waardevolle boom geen automatisme zijn en kan toch maatwerk noodzakelijk zijn, net zoals maatwerk eveneens noodzakelijk kan zijn voor het doorsnijden van een talud, of het verwijderen van een haag.

Voor de definities van de begrippen monumentale boom of waardevolle boom en houtopstand wordt verwezen naar de ‘kadernota bomenbeleid' van de gemeente.

Indien één of meerdere bomen gekapt moeten worden die eigendom zijn van de aanvrager, zal eveneens eerst beoordeeld moeten worden of een geoorloofde kap mogelijk is. De kapaanvraag zal beoordeeld worden op basis van de criteria aangegeven in de betreffende beleidsregels. Pas bij verkregen groen licht in dezen, zal een uitwegvergunning verleend kunnen worden.

 

Indien een uitweg gevraagd wordt waarvan het gevolg zal zijn dat bestaande groenstructuren of openbare groenvakken aangetast worden, zal dit een reden kunnen zijn de vergunning te weigeren. Per geval zal een belangenafweging gemaakt worden, waarbij primair beoordeeld zal worden of in dit geval het aantasten van het groenvlak een negatieve uitstraling zal hebben op het uiterlijk van de straat en of dat de aantasting van het groenvlak negatieve effecten zal hebben op overig aanwezig groen, bijvoorbeeld door aantasting van wortels. Wordt een uitwegvergunning verleend en dient een groenvlak verwijderd en/of aangepast te worden, of dienen (gemeente)bomen gekapt te worden, dan komen alle daarmee verband houdende kosten voor rekening van de aanvrager.

 

De gemeente Eijsden-Margraten onderschrijft de kernkwaliteiten, die hebben geleid tot de aanwijzing van het Heuvelland als Nationaal Landschap. De unieke kwaliteiten van het landschap in het Heuvelland die op basis van historische en culturele ontwikkeling zijn ontstaan, zijn dusdanig groot dat het Heuvelland is aangewezen als Nationaal Landschap. Het schaalcontrast van zeer open naar besloten, het groene karakter en het reliëf zijn belangrijke te behouden kwaliteiten. E.e.a. is bijvoorbeeld beschreven in het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente, maar ook in het opgestelde Landschapsontwikkelingsplan (LOP) worden de aanwezige kwaliteiten als richtinggevende visie verder uitgewerkt. Zo voorziet het LOP in o.a. het behoud van openheid ten behoeve van de door- en uitzichten over de plateau's en het stimuleren van landschappelijke inpassing in en rond de kernen.

Veel sporen uit het verleden zijn nog zichtbaar of herkenbaar in het landschap aanwezig en historische of culturele landschapselementen als holle wegen en graften worden in grote getale verspreid over het buitengebied aangetroffen. Vele landschapselementen, die geen deel uit maken van bestaand natuurgebied (beschermd via de bestemming natuur) of van de aankleding van ontsluitingswegen (zoals wegbermen, al dan niet met bijvoorbeeld bomenrijen) vragen eveneens om bescherming. Veel van de oorspronkelijk aanwezige landschapselementen zijn tengevolge van schaalvergroting in met name de landbouw of samenhang met uitgevoerde herverkavelingen verloren gegaan. Handhaving en bescherming van de nog resterende kleine landschapselementen is van wezenlijk belang voor de omgevingskwaliteit van het landschap van vooral de beekdalen en de hellingen, maar ook voor de landschappelijke inpassing in of rond de kernen.

Hoofdstuk 5. Overige relevante aspecten

5.1. Verplaatsing uitweg / andere (vergelijkbare) inritten / precedentwerking

 

Verplaatsen van een uitweg

Bij een aanvraag voor het verplaatsen van een bestaande uitweg gelden dezelfde voorwaarden als bij een aanvraag voor het verkrijgen van een eerste uitweg.

Nadere voorwaarden hierbij zijn:

  • -

    De te vervallen uitweg moet worden verwijderd en de vrij gekomen ruimte moet worden hersteld naar de omgevingssituatie.

  • -

    De kosten voor dit herstel zijn voor rekening van de aanvrager.

Andere uitwegen, eerder verworven rechten en precedentwerking

Door anderen in het verleden verworven rechten op het maken/hebben van een (vergelijkbare) uitweg in de directe omgeving, kunnen niet leiden tot een andere conclusie dan die op grond van de hiervoor omschreven criteria is getrokken. De criteria zoals opgenomen in deze beleidsnotitie zijn toetsingscriteria.

 

Burgemeester en Wethouders hebben te allen tijde de mogelijkheid een vergunningsaanvraag te weigeren, ook indien er sprake lijkt van een precedent. In uitzonderingsgevallen is het college bevoegd, gemotiveerd van de toetsingscriteria af te wijken. De juridische grondslag voor deze afwijking van vastgestelde beleidsregels is te vinden in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. (Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen).

 

Indien de vergunning voor een uitweg, die vergelijkbaar lijkt met de aangevraagde vergunning, dateert van voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels, zal afwijzing van het beroep op het gelijkheidsbeginsel plaats kunnen vinden onder verwijzing naar gewijzigd beleid.

Indien de (schijnbaar) vergelijkbare vergunning dateert van na inwerkingtreding van deze beleidsregels zal bij motivatie van een weigering aandacht besteed moeten worden aan de kennelijke gelijkheid. Daarbij zal afwijzing van de vergunning plaats kunnen vinden op grond van het negatieve effect op de doelmatigheid/veiligheid van de weg, waarbij cumulatie van uitwegen een argument kan zijn om de uitweg te weigeren.

 

5.2. Vergunningverstrekking/weigering

 

Procedure aanvraag uitwegvergunning

De procedure aanvraag uitwegvergunning is geregeld in de Wabo; hiervan mag niet worden afgeweken.

De Wabo brengt alle verschillende procedures van voorheen terug tot twee procedures: de reguliere en de uitgebreide procedure (afdeling 3.2 en 3.3 Wabo). Welke procedure moet worden gevolgd, is bepaald in artikel 3.7 en 3.10 van de Wabo. In artikel 3.10 is voor de uitgebreide procedure specifiek bepaald in welke gevallen deze procedure moet worden gevolgd. Voor de gevallen die daar niet genoemd staan, bepaalt artikel 3.7 Wabo dat daar de reguliere procedure op van toepassing is, hetgeen meestal het geval zal zijn.

Bij de juridische toets zal worden gekeken naar zaken zoals de weigeringsgronden genoemd in de APV en zoals nader uitgewerkt in deze beleidsregels.

Bij de technische toets zal worden gekeken naar civieltechnische en andere relevante aspecten (kabels/leidingen/afwatering/veiligheid/groen e.d.). De technische toets wordt uitgevoerd door Openbare Werken.

 

Procedure nieuwbouwlocaties

Een uitwegvergunning is altijd vereist, tenzij bij nieuwbouwlocaties het bouw- en woonrijp maken geschiedt door de gemeente in eigen regie, dan wel dit in een overeenkomst met de ontwikkelaar is geregeld. Er kan dan gedacht worden aan verdere uitwerkingen via een civieltechnisch plan in combinatie met een bestemmingsplan (een daaraan gerelateerd beeldkwaliteitsplan), inrichtingseisen, een inrichtingsschets van het plan of iets van dien aard. Bij dergelijke situaties hoeft een eerste uitweg dan niet via een vergunning te worden aangevraagd. De uitweg (inclusief leges) per nieuw aan te leggen uitweg zijn dan reeds verrekend in de grondprijs/via het project.

Bij particuliere nieuwbouwprojecten, blijft een vergunningaanvraag wel noodzakelijk.

 

5.3. Aanlevering gegevens

 

Bij de aanvraag voor een vergunning dient de aanvrager op tekening aan te geven waar op het perceel de gewenste uitweg gerealiseerd zou moeten worden. Iedere vergunningsaanvraag zal getoetst worden aan deze beleidsregels en op locatie beoordeeld worden op de civieltechnische en andere relevante consequenties door een medewerker van de gemeente. Een vergunning kan alleen aangevraagd worden door de juridisch tot het betreffende perceel gerechtigde. Een vergunning is persoonsgebonden doch tevens verbonden aan een specifiek adres.

Indien een vergunning wordt geweigerd, zal het besluit gemotiveerd worden onder verwijzing naar de beleidsnota “Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg” (BVU). Een vergunning zal worden geweigerd indien dat een logisch gevolg is van hetgeen is neergelegd in deze beleidsregels en tevens niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat in het specifieke geval van deze beleidsregels kan worden afgeweken. Dergelijke bijzondere omstandigheden zullen in beginsel door aanvrager zelf aangetoond en onderbouwd dienen te worden.

 

5.4. Aanleg

 

Na verkregen vergunning wordt deze gepubliceerd, waarbij belanghebbenden op de mogelijkheden van bezwaar en voorlopige voorziening gewezen worden.

Aanleg mag niet eerder plaatsvinden dan dat de vergunning is verleend. De uitweg wordt aangelegd door of in opdracht van de gemeente. De uitweg mag niet worden aangelegd door de aanvrager zelf.

 

5.5. Financiële aspecten

 

Alle met de aanleg samenhangende kosten (waaronder ook bijv. kosten verband houdend met verplaatsing straatmeubilair, lantaarnpalen, kap van bomen, aanpassing groen en/of leidingwerk) alsmede de leges voor behandeling van de vergunningaanvraag komen voor rekening van aanvrager en dienen voldaan te zijn voor met de aanleg door de gemeente gestart wordt.

 

5.6. Geldigheid vergunning

 

Een Wabo vergunning is geen tijdelijke vergunning. Intrekking kan alleen bij besluit.

 

5.7. Inwerkingtreding beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking nadat ze zijn bekendgemaakt en treden daarmee in de plaats van voorgaande beleidsregels.

 

5.8. Aanhalen beleidsregels

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg”.

Hoofdstuk 6. Uitwegstructuur Mariadorp Eijsden

 

Dit hoofdstuk ziet op de volgende straten in Mariadorp:

Eikenlaan;

Beukenlaan;

Esdoornlaan;

Rode Kastanjelaan;

Lindenlaan;

Witte Kastanjelaan;

Platanenlaan.

 

6.1. Aanleiding

 

In Mariadorp is een toenemende vraag naar de realisatie van uitwegen. De realisatie van deze uitwegen heeft effect op de openbare ruimte. De architectuur en verkaveling geeft aanleiding om aan te nemen dat op termijn alle woningen een uitweg wensen. Weigeren van de uitwegen is mogelijk, maar komt ten nadele aan de leefbaarheid in het dorp. Het individueel vergunnen van uitwegen komt ook ten nadele van de leefbaarheid, omdat de groenstructuren worden aangetast en openbare parkeerplaatsen verdwijnen. Het is beter om de uitwegen gestructureerd te positioneren, met behoud van de bomenstructuur en parkeermogelijkheden. Een integrale benadering leidt in dit geval tot een beter woon- en leefklimaat dan een individuele. Met deze aanvulling op de bestaande uitwegbeleidsregels wordt de balans gewaarborgd tussen de uitwegen en de omgeving.

 

6.2. Kenschets Mariadorp

 

Mariadorp is in 1913 gesticht en opgebouwd tijdens de Eerste Wereldoorlog als arbeiderswijk bij de Maastrichtsche Zinkwit Maatschappij, wat nog steeds te zien is aan de typische bouwstijl. Het dorp bestaat uit zeven korte zijstraten aan de voormalige provinciale weg 592 met witgeschilderde arbeiderswoningen.

 

In 1960 werd de Maria Tenhemelopnemingkerk gebouwd naar een ontwerp van architect Eugène Hoen met eigen parochie aan de overzijde van de oude rijksweg, waardoor de wijk zich sindsdien een 'dorp' noemt.

 

De woningen kenmerken zich door kleine (arbeiders)woningen op relatief grote kavels die doorlopen tot aan de achterliggende straat. De woningen hebben een gedeelde uitweg aan de voorzijde, die te smal is voor het parkeren van een auto. Ten tijde van het ontwerp was het ondenkbaar dat ieder gezin een auto had. Daarbij voldeed destijds voor het woon- werkverkeer een fiets of benenwagen. De relatief grote tuin was ingericht als moestuin.

 

In de jaren 70 is de snelweg langs Mariadorp aangelegd.

 

Nu, ruim 100 jaar later, is te zien dat nagenoeg alle eigenaren één of twee auto’s hebben. De woningen waren in veel gevallen te klein en zijn uitgebreid. Meer dan eens is de woning vaker dan één keer uitgebreid waardoor de kavels zich kenmerken door een hoofdgebouw met daaraan bijgebouwen. De laatste jaren is een trend ontstaan waarbij aan de achterzijde van het perceel garages zijn gebouwd en uitwegen gerealiseerd.

 

6.3. Relatie tot Beleidsregels Vergunningverlening Uitweg

 

In de beleidsnota zijn een aantal voorwaarden opgenomen wanneer een vergunning voor een uitweg geweigerd kan worden. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

 

  • a.

    de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

Met name sub a. en d. zijn relevant voor de situatie in Mariadorp. Het aantal parkeerplaatsen in de straten is beperkt en veelal in gebruik door de inwoners zelf. De woningen zijn namelijk niet voorzien van een parkeermogelijkheid.

 

In de straten is een beperkte groenvoorziening aanwezig. De realisatie van één extra parkeerplaats zal geen onevenredige aantasting opleveren van de groenvoorzieningen. Echter op het moment dat alle woningen een uitweg realiseren, zal nog maar weinig van de groenvoorziening over zijn.

 

6.4. Conceptontwerp Uitwegstructuur Mariadorp

 

Het voorgaande leidt ertoe dat een uitwegstructuur is opgesteld voor Mariadorp. Met de uitwegstructuur is getracht de functies zoveel mogelijk te concentreren, om versnippering van uitwegen te voorkomen. De uitwegen worden gekoppeld en zijn maximaal drie meter breed. De resterende ruimte krijgt een groene invulling en biedt eveneens ruimte aan de bestaande bomen. Bestaande bomen worden zo veel mogelijk behouden. De erfgrens is als haag uitgevoerd om een rustiger straatbeeld te creëren.

 

Iedere woning krijgt de mogelijkheid om een uitweg aan te vragen voor één privé-parkeerplek aan de achterzijde van het perceel. Deze komt bij de openbare parkeerplek aan de voorzijde van de woning. Op deze manier heeft iedere woning twee parkeerplekken. De straat “Achter het Haasken” biedt voldoende extra openbare parkeerplaatsen. Dit is de straat die evenwijdig loopt aan de eerder genoemde straten en waar dus geen uitwegen hoeven te worden aangelegd.

 

De uitwegstructuur wordt zo veel mogelijk nagestreefd. Aangezien een bestaande situatie juridisch nauwelijks kan worden veranderd, zullen in sommige gevallen concessies moeten worden gedaan. Het ontwerp fungeert daarom enkel als streefsituatie:

 

 

6.5. Regels Vergunningverlening uitweg Mariadorp

 

Het voorgaande leidt ertoe dat voor de straten als genoemd in dit hoofdstuk de volgende voorschriften gelden: 

 

Artikel 1 – Uitwegvergunning Mariadorp

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2:12 Apv wordt verleend in Mariadorp, als de uitweg:

 

  • 1.

    niet breder is dan drie meter;

  • 2.

    wordt gekoppeld met de bestaande of mogelijk toekomstige uitweg van de direct naastgelegen percelen, en

  • 3.

    geen onevenredige aantasting van de groenstructuur tot gevolg heeft, zoals het verwijderen van een boom.

Margraten, 29 oktober 2013

Burgemeester en Wethouders van Eijsden-Margraten,

De Secretaris,

Drs. H.J.M van Dijk

De Burgemeester,

D.A.M. Akkermans