Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen op Zoom

Beleidskader cameratoezicht 2022 Gemeente Bergen op Zoom

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen op Zoom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader cameratoezicht 2022 Gemeente Bergen op Zoom
CiteertitelBeleidskader cameratoezicht 2022 Gemeente Bergen op Zoom
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 151c van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-09-2022nieuw beleid

30-08-2022

gmb-2022-423512

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader cameratoezicht 2022 Gemeente Bergen op Zoom

 

 

 

Datum

 

10 juni 2022

 

Afdeling

 

Veiligheid, Toezicht, Handhaving & Publieksdiensten

 

 

 

 

1. Cameratoezicht als instrument in onze veiligheidsaanpak

 

Iedere inwoner van onze gemeente heeft recht op een veilige leefomgeving en moet zich ook veilig kunnen voelen in de eigen buurt. We investeren daarom in de veiligheid van onze inwoners. In onze aanpak staat preventie voorop, waarbij we doorpakken daar waar het nodig is. Samen met inwoners en andere partners streven we naar een veilige en prettige omgeving om te wonen, werken en recreëren: waarin inwoners weerbaar zijn en zich beschermd weten en zich veilig voelen, waarin overlast en criminaliteit zo veel als mogelijk voorkomen worden, waarin aanwezige overlast en criminaliteit stevig aangepakt worden.

De gemeenteraad heeft in dat kader de burgemeester de bevoegdheid en financiële middelen toegekend om cameratoezicht in te kunnen stellen. Het instellen van cameratoezicht op een openbare plaats is door de wetgever aangemerkt als een ingrijpend instrument, dat slechts na zorgvuldige afweging, in aanvulling op andere maatregelen en met een tijdelijk karakter moet worden ingezet. Dit beleidskader geeft aan hoe de burgemeester deze bevoegdheid toepast. Het beleidskader is afgestemd met de politie en het Openbaar Ministerie.

 

1.1 Cameratoezicht extra ogen voor gerichte inzet handhaving en politie

Cameratoezicht is een instrument dat in een mix aan maatregelen bijdraagt aan vergroting van de veiligheid en de handhaving van de openbare orde in onze stad. Het speelt een belangrijke rol bij de overlast- en criminaliteitsbestrijding. De extra ‘ogen’ vergroten de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van politie en gemeentelijke handhavers en dragen bij aan preventie van openbare-ordeproblemen en strafbare feiten. Cameratoezicht helpt bijvoorbeeld om hen sneller op de plaats te krijgen waar hun inzet nodig is. Een dader wordt immers nooit door een camera gecorrigeerd of aangehouden, maar altijd door een handhaver of agent.

 

1.2 Instellen van cameratoezicht is maatwerk.

Niet alleen vergt de inzet een scherp oog voor de proportionaliteit en de subsidiariteit, ook de privacy en de inzet van financiële middelen vragen scherpe keuzes. Daarom is het noodzakelijk dat bij ieder cameraproject een heldere probleemanalyse en expliciete doelen zijn geformuleerd. Deze maken een eenduidige afweging en toetsing (evaluatie) mogelijk. Cameratoezicht vindt daarnaast alleen plaats op de locaties waar dat nodig is. Een centrale regie is daarbij nodig vanuit het oogpunt van doelmatigheid.

 

1.3 Opsporing strafbare feiten als bijvangst

Het cameratoezicht is een instrument voor het handhaven van de openbare orde, preventief en proactief om de handhavers gericht in te zetten. De camerabeelden kunnen, als ‘bijvangst’ van het cameratoezicht, een grote bijdrage leveren in opsporingsonderzoeken, die varieert van een betere informatiepositie van de politie tot daadwerkelijke aanhoudingen en veroordelingen.

 

1.4 Budget voor instellen en exploiteren van cameratoezicht

Binnen het programma 1 heeft de raad structureel € 30.000,- beschikbaar gesteld voor de exploitatie van cameratoezicht. Bij het instellen van nieuwe cameraprojecten of het verlengen moeten aanvullende middelen worden aangevraagd.

 

2 Cameratoezicht in lijn met wettelijk kader

 

Het Bergse Beleidskader Cameratoezicht 2022 richt zich op het cameratoezicht op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde en heeft als wettelijk kader artikel 151c van de Gemeentewet. Andere vormen van cameratoezicht of camerabewaking, zoals bijvoorbeeld op grond van artikel 3 Politiewet 2012, vallen niet onder dit beleidskader.

 

2.1 Bevoegdheid burgemeester in artikel 2:77 Apv geregeld

De Bergse gemeenteraad heeft in overeenstemming met artikel 151c Gemeentewet (zie bijlage 1)

bij artikel 2.77 van de APV (zie bijlage 2) de burgemeester de bevoegdheid verleend tot het inzetten van cameratoezicht. Op grond van dit artikel kan de burgemeester besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad wordt over deze plaatsingsbesluiten geïnformeerd.

 

2.2 Cameratoezicht alleen op een openbare plaats conform artikel 1 van de Wom

Het begrip openbare plaats is ontleend aan artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (WOM), die

hieronder verstaat een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Dat een plaats openstaat voor het publiek houdt in dat in principe iedereen vrij is om daar te komen, te verblijven en te gaan, zonder dat het verblijf door de rechthebbende aan een bepaald doel is gebonden, of dat voor het betreden van de plaats beperkingen gelden in de vorm van een meldingsplicht, een voorafgaand verlof of een toegangsbewijs. Openbare plaatsen zijn in de eerste plaats de weg en de plaatsen die een daarmee vergelijkbare functie vervullen, zoals plantsoenen, parken en de voor iedereen vrij toegankelijke gedeelten van overdekte passages en winkelgalerijen.

Stadions, warenhuizen, kerken en gemeentehuizen zijn daarentegen geen openbare plaatsen in de zin van de WOM.

 

Bepaalde openbare plaatsen zijn in particulier eigendom. Bijvoorbeeld de vrijelijk voor publiek toegankelijke gedeelten van stationsterreinen en stationshallen. Als de gemeente in het desbetreffende gebied toezichtcamera’s wil plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde, dan zal de gemeente in overleg moeten treden met de eigenaren. In Bergen op Zoom heeft de NS camera’s in stationshallen geplaatst, omdat ze een eigen publiekrechtelijke verantwoordelijkheid hebben voor de veiligheid en de orde in het kader van het op de Spoorwegwet gebaseerde Algemeen Reglement Vervoer (ARV).

 

Bij verordening kunnen ook andere dan openbare plaatsen, mits zij voor een ieder toegankelijk zijn, worden aangewezen voor het uitoefenen van cameratoezicht. In Bergen op Zoom zijn de openbare parkeerplaatsen ook aangewezen.

 

2.3 Cameratoezicht in principe als instrument ter handhaving openbare orde

Het cameratoezicht is bedoeld ter handhaving van de openbare orde op een openbare plaats. Onder handhaving van de openbare orde wordt begrepen het voorkomen van (onrechtmatige) gedragingen in de publieke ruimte die hinder of gevaar voor één of meerdere personen of goederen veroorzaakt en het voorkomen van strafbare feiten die nadelige invloed hebben op de orde en rust in de samenleving. Opsporing van strafbare feiten is geen doel, maar de camerabeelden mogen en kunnen daarvoor wel gebruikt worden.

2.4 Cameratoezicht is tijdelijk

De inzet van cameratoezicht heeft een tijdelijke karakter. Dit betekent dat bij elk besluit tot cameratoezicht een einddatum moet worden opgenomen.

 

 

3 Doelstellingen gemeentelijk cameratoezicht

 

In algemene termen geldt dat het hoofddoel van cameratoezicht is het waarborgen van de veiligheid in de openbare ruimte, oftewel het handhaven van de openbare orde. Meer specifiek beoogt cameratoezicht:

  • 1.

    het verhogen van de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van politie en handhavers door het signaleren van situaties waar hun optreden gewenst is (handhaven openbare orde);

  • 2.

    het voorkomen van openbare-ordeproblemen en strafbare feiten in een gebied (preventie);

  • 3.

    het verhogen van het veiligheidsgevoel bij burgers en ondernemers (veiligheidsbeleving).

 

Voor de inzet van cameratoezicht moet worden aangetoond dat camera’s noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Er moet sprake zijn van een gebied waar zich over enige tijd onveilige situaties of met enige regelmaat wanordelijkheden voordoen. Ook moet worden bezien of er alternatieve maatregelen mogelijk zijn. Daarnaast dient aan de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit te worden voldaan:

  • proportionaliteit: de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd gezien de omvang van de geconstateerde criminaliteit, overlast en/of de (on)veiligheid.

  • subsidiariteit: de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd omdat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen wordt bereikt. Dit geldt ook voor het cameratoezicht zelf (aantal camera’s, in beeld brengen van bepaalde plaatsen en personen, wel of niet continu cameratoezicht).

 

3.1 Proportionaliteit en subsidiariteit toegepast in de praktijk

  • Er moet sprake zijn van een openbaar orde probleem omschreven in een probleemanalyse.

    Er moet sprake zijn van een openbaar orde probleem, het cameratoezicht moet aantoonbaar noodzakelijk zijn bij de handhaving van de openbare orde. Voor ieder cameraproject moet er een probleemanalyse zijn opgesteld.

  • Andere maatregelen hebben onvoldoende effect.

  • Andere maatregelen van zowel burgers en ondernemers als de overheid hebben niet volstaan. In

  • het cameratoezichtgebied moeten al extra maatregelen zijn ingezet naast het reguliere politietoezicht en gemeentelijke handhavers, zoals het aanpassen van de openbare ruimte (verlichting, groenvoorziening). Bewoners en ondernemers zijn op hun rol in de veiligheidsketen gewezen, zij kunnen een bijdrage leveren zoals het melden van incidenten, het doen van aangifte en het zelf maken van beelden met bijvoorbeeld mobiele telefoons. Daarnaast kunnen ondernemers een bijdrage leveren door inzet van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) en bestaat er de mogelijkheid voor ondernemers om beveiligingscamera’s te plaatsen ter beveiliging van de eigen onderneming.

  • Cameratoezicht is maatwerk en moet vanuit expliciete doelen worden ingezet.

  • Op basis van de probleemanalyse worden er expliciete doelen, cameraposities en uitkijktijden vastgesteld. De doelen, cameraposities en uitkijktijden worden regelmatig gemonitord. De expliciete doelen geven aan wat er met het cameratoezicht bereikt moet worden, gericht op de specifieke problemen in het gebied en zijn meetbaar geformuleerd.

  • Voor elk cameraproject dient een Plan Van Aanpak(PVA) te zijn opgesteld door de gemeente in samenwerking met de politie van het cameratoezichtgebied.

    Voor het PVA is een format opgesteld, zie bijlage 3.

  • Alle cameraprojecten worden regelmatig gelijktijdig en volgens dezelfde methode geëvalueerd

  • Zo ontstaat een eenduidige en transparante beoordeling van cameraprojecten met een eenduidig afwegingskader. Over de inzet van camera’s wordt dan op vergelijkbare grondslagen besloten. Bij het afwegingskader gaat het om factoren als de omvang en aard van het probleem, de ontwikkeling van het probleem, het gebruik van de beelden voor de aanpak van het probleem en de beoordeling van veiligheidsrisico’s als camera’s worden weggehaald.

  •  

3.2 Beelden ook inzetten bij aanpakken leefbaarheidsovertredingen

Cameratoezicht dat in een gebied is ingezet met als doel de bestrijding van overlast- en criminaliteitproblemen mag worden gebruikt bij leefbaarheidsproblemen, dit wordt gezien als ‘bijvangst’ van het cameratoezicht. Cameratoezicht kan echter ook alleen op grond van leefbaarheidsproblemen worden ingezet. Het cameratoezicht heeft dan tot doel verslonzing en verloedering tegen te gaan. Er moet voldaan worden aan bovengenoemde voorwaarden voor de inzet van cameratoezicht.

 

Het moet derhalve om zeer ernstige leefbaarheidsproblemen gaan, waar andere maatregelen niet het gewenste effect opleveren. De verstoring van de openbare orde betreft dan bijvoorbeeld overtredingen van de APV en/of artikel 16 van de Afvalstoffen-verordening (verbod om buiten door

college bestemde plaatsen een afvalstof te storten).

 

3.3 Uitkijkruimte bij politie voor uitkijken van de beelden

De uitkijkruimte voor de Bergse camera’s is geplaatst bij het basisteam Bergen op Zoom. Hier kijken politiefunctionarissen aan de hand van de inzet die in het PvA staat, en afhankelijk van de capaciteit, naar de camera’s. In het PvA dienen heldere uitkijktijden geformuleerd te worden en moet het doel van de plaatsing duidelijk zijn voor diegene die de camera uitkijkt. Basisteam Bergen op Zoom beschikt over 4 schermen waarbij elk scherm weer 4 camera’s kan bekijken. De Operationeel Commandant van basisteam Bergen op Zoom kan deze ruimte ook gebruiken om zowel beeld(camera’s) als geluid(portofoon verkeer) te krijgen bij een (mogelijk) escalerende situatie.

De politie kan meldingen voor verstoringen van de openbare orde doorzetten naar politiefunctionarissen op straat. Als er via camerabeelden gezien wordt dat er overtredingen zijn in het leefbaarheid spectrum kunnen BOA’s opgeroepen worden middels het C2000 netwerk.

Tevens worden in deze uitkijkruimte de camera’s bekeken van de gemeentes Woensdrecht, Tholen en Steenbergen, die tezamen met Bergen op Zoom het basisteam Bergen op Zoom vormen.

 

4 Instellen, verlengen, wijzigen en beëindigen cameraproject

 

Bij de besluitvorming over cameratoezicht wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • a.

    starten van een cameraproject

  • b.

    verlengen van een cameraproject

  • c.

    wijzigen van een cameraproject

  • d.

    stoppen van een cameraproject

 

4.1 Starten van een cameraproject.

  • De burgemeester wijst de plekken aan waar camera’s opgehangen worden en bepaald de duur hiervan.

  • Basisteam Bergen op Zoom en de cluster VHT&P nemen het initiatief tot cameratoezicht. Beide organisaties bereiden een document voor met een verzoek aan de burgemeester om over te gaan tot cameratoezicht. Dit document is het PvA (zie bijlage 3).

  • Dit plan van aanpak wordt voorgelegd in het lokale driehoeksoverleg voor advies. De burgemeester neemt, na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en gehoord het advies in de lokale driehoek, het besluit om cameratoezicht in te stellen.

  • De burgemeester neemt het besluit na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt

voldaan. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

 

Duur van de plaatsing

De burgemeester bepaalt de duur van de plaatsing. Daarbij wordt het volgende

onderscheid gemaakt:

  • a.

    Langdurig cameratoezicht: Bij cameratoezicht dat wordt ingezet in gebieden die door

  • hun functie een grote aantrekkingskracht op het publiek hebben, zoals grote winkel- of

  • uitgaansgebieden, wordt het cameratoezicht langdurig voor twee of vier (kalender)jaar

  • ingezet. De burgemeester kan te allen tijde, bijvoorbeeld bij een andere ruimtelijke

  • ordening van het gebied, de duur wijzigen.

  • b.

    Kortstondig cameratoezicht: Bij cameratoezicht dat wordt ingezet in een gebied met

  • een zich verplaatsende overlastproblematiek wordt het cameratoezicht voor een aantal

  • maanden ingezet.

  •  

4.2 Verlengen van een cameraproject

  • Twee maanden voor het verlopen van de plaatsingsduur van het cameraproject bespreekt de burgemeester in de lokale driehoek om de duur van het cameraproject te verlengen.

  • Het verzoek wordt gedaan op basis van een evaluatierapport (zie evaluatiekader).

  • De burgemeester neemt na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en gehoord het advies in de lokale driehoek het besluit om cameratoezicht te verlengen.

  • Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

 

4.3 Wijzigen van een cameraproject

De volgende wijzigingen zijn te onderscheiden:

a) Wijziging van het gebied

Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester aangewezen plaats. Het PVA moet worden aangepast. De besluitvormingsprocedure is gelijk aan die van ‘starten van een cameraproject’.

b) Wijziging van de duur

Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur. Bij het verlengen van de duur zie ‘verlengen van een cameraproject’. Bij het verkorten van de duur zie ‘stoppen van een cameraproject’.

c) Wijziging van de doelstellingen, het aantal camera’s en/of de cameraposities

Er is dan sprake van wijziging van het PVA. Team Veiligheid van het cluster VTH&P adviseert de burgemeester de wijzigingen wel/niet voor te leggen aan de lokale driehoek. Dit dient in ieder geval te gebeuren bij relevante wijziging van de doelstellingen.

 

4.4 Stoppen van een cameraproject

De volgende mogelijkheden zijn te onderscheiden:

a) Een cameraproject stopt van rechtswege als de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur is verlopen. Het cameraproject moet wel worden afgebouwd: burgers en ondernemers dienen te worden geïnformeerd en de camera’s dienen te worden verwijderd. De afbouw moet tijdig worden gestart.

b) Een cameraproject dient te worden beëindigd als er niet meer wordt voldaan aan

de voorwaarden. Team Veiligheid van het cluster VTH&P adviseert de burgemeester om het cameraproject te beëindigen. Het advies en het evaluatierapport worden besproken in de lokale driehoek. De burgemeester neemt na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt

Voldaan en gehoord het advies in de lokale driehoek het besluit om cameratoezicht in te beëindigen. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

 

5 Rolverdeling betrokken partijen

5.1 Rol Burgemeester

  • De burgemeester wijst de plaatsen aan waar cameratoezicht wordt uitgeoefend en bepaalt de plaatsingsduur.

  • De burgemeester informeert de gemeenteraad over zijn besluiten.

 

5.2 Rol Openbaar Ministerie

  • In artikel 151c lid 2 Gemeentewet is voorgeschreven dat de burgemeester na overleg met de officier van justitie in het lokale driehoeksoverleg de periode vaststelt waarin de geplaatste camera’s zullen worden gebruikt en de beelden live worden bekeken.

  • Aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit worden de uitkijktijden voor het live uitkijken bepaald. Er wordt uitgekeken op kritische momenten, hierdoor heeft ieder cameraproject specifieke uitkijktijden. De uitkijktijden van een cameraproject zijn opgenomen in het PVA .

 

5.3 Rol Politie

  • Cameratoezicht wordt ingezet ten behoeve van het handhaven van de openbare orde. Het handhaven van de openbare orde is een politietaak, daarom heeft de politie de operationele regie (ofwel de regie op de uitvoering) van cameratoezicht (zie lid 3 artikel 151c Gemeentewet).

  • De politie ondersteunt de burgemeester bij het onderbouwen van de veiligheidsanalyse van een gebied waar cameratoezicht wordt overwegen. Hierbij gebruikt/levert de politie politiegegevens om te ondersteunen bij het opstellen van het PvA.

  • Het feit dat de politie de operationele regie heeft, betekent niet dat de beelden uitsluitend door politiefunctionarissen mogen worden uitgekeken. Het is toegestaan dat andere cameraobservanten de beelden uitkijken onder regie van de politie.

  • De politie beslist bij een waargenomen incident over de inzet van politiepersoneel. Daartoe worden die beelden ter beoordeling doorgeschakeld naar de zogenaamde meekijkstations van de politie.

  • Daarnaast is op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) de politie verantwoordelijk voor het verwerken van de beelden. Alle camerabeelden worden opgeslagen. De camerabeelden mogen in overeenstemming met artikel 151c Gemeentewet gedurende ten hoogste vier weken worden bewaard.

 

5.4 Rol team veiligheid (cluster VHT&P)

Team Veiligheid van het cluster VHT&P van de Gemeente Bergen op Zoom heeft de volgende rollen:

  • 1.

    Opstellen van het plan van aanpak voor een cameraproject

  • 2.

    Regelen van de benodigde financiering voor het instellen en exploiteren van een cameraproject

  • 3.

    Regelen eventueel benodigde vergunningen in de openbare ruimte (ism team RO)

  • 4.

    Inbrengen PVA in lokale driehoek en zorgdragen voor het advies en besluitvormingsproces

  • 5.

    Adviseren van de burgemeester over het cameratoezicht

  • 6.

    Communicatie organiseren met bewoners/ondernemers (ism team communicatie)

  • 7.

    Informeren raad over cameraprojecten.

 

6 Evaluatie cameratoezichtproject

6.1 Onderwerpen

In overeenstemming met de belangrijkste doelstellingen van cameratoezicht komen bij de

evaluatie in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:

• de organisatie van het cameratoezicht

o volledig plan van aanpak;

o formulering van expliciete (meetbare) doelen;

o betrokken partijen en taakverdeling;

o techniek;

o kosten.

• het gebruik van camerabeelden door politie en handhavers(voor zover data beschikbaar)

o aantal waargenomen incidenten (totaal, per maand, per camera, per type incident);

o aantal waargenomen incidenten die met prioriteit in het plan van aanpak zijn benoemd (totaal, per maand, per camera, per type incident);

o aantal incidenten die door uitkijkers aan de politie en andere handhavers zijn doorgemeld (totaal, per maand, per camera, per type incident);

o aantal keren dat politie en andere handhavers op basis van camerabeelden ter plaatse zijn gegaan (totaal, per maand, per type incident);

o aantal keer dat camerabeelden door de politie zijn opgevraagd (totaal, per maand);

o aantal keer dat camerabeelden door de politie zijn veiliggesteld;

o indien mogelijk: aantal keren dat camerabeelden als bewijsvoering in processen-verbaal worden vermeld.

• de ontwikkeling van de objectieve veiligheid

o trends in incidenten waarop camera’s invloed kunnen hebben;

o trends in incidenten die met prioriteit in het plan van aanpak zijn benoemd;

o volgens politiecijfers en indien mogelijk volgens slachtofferenquêtes.

 

6.2 Evaluatie van kortlopende en langlopende cameraprojecten

Bij de evaluatie van (flexibele) cameraprojecten met een korte looptijd (drie tot zes maanden) ligt de nadruk op de eerste twee onderwerpen, de organisatie van het cameratoezicht en het gebruik van de beelden door politie en andere handhavers. Effecten op de veiligheid en functionele veranderingen spelen hierbij een secundaire rol, omdat veranderingen over een korte periode in het algemeen niet betrouwbaar gemeten kunnen worden.

 

Bij de evaluatie van projecten met een langere looptijd (langer dan een jaar) worden gegevens over alle vijf onderwerpen verzameld. Voor een goede evaluatie is het nodig dat het cameraproject minstens zes maanden operationeel is na een voorbereidingsfase, waarin de beleidsregie en de operationele regie zijn uitgewerkt en geïmplementeerd.

 

6.3 Normen voor resultaten

Bij de start van projecten worden in het plan van aanpak expliciete (meetbare) doelen geformuleerd. Deze doelen zijn een belangrijk uitgangspunt voor de evaluatie: ze maken het mogelijk om niet alleen vast te stellen of een project goed wordt uitgevoerd, maar ook of aan de verwachtingen wordt voldaan. De meetbare doelen uit het plan van aanpak zijn dus tevens normen voor de evaluatie: gemeten wordt in hoeverre trends in (on)veiligheid en het gebruik van de beelden zich naar de doelen toe bewegen. De doelen kunnen per cameragebied verschillen. Op basis van eerdere evaluaties zullen kengetallen voor het aantal waarnemingen per camera per tijdseenheid en het aantal acties per camera per tijdseenheid worden vastgesteld, die als hulpmiddel kunnen dienen voor het kiezen van doelen in plannen van aanpak.

 

6.4 Advies over voortzetting

De uitkomsten worden op systematische wijze beoordeeld met behulp van een beslisinstrument voor de continuering van cameratoezicht. Op basis van trends in de objectieve veiligheid, de subjectieve veiligheid, eventuele functieveranderingen in het gebied en het feitelijk gebruik van camerabeelden door politie en handhavers leidt het beslisinstrument tot een advies over het al dan niet continueren van cameratoezicht.

 

Naarmate meer factoren op hoge (maar wel afnemende) onveiligheid bij een actief gebruik van de camera’s duiden, zal het advies eerder voortzetting of intensivering zijn. Naarmate meer factoren op afnemende en lage onveiligheid en op een gering gebruik van de camera’s wijzen, zal het advies eerder stopzetting of aanpassing zijn. Op deze wijze wordt een bestuurlijke beslissing over het voortzetten, aanpassen of beëindigen van het cameratoezicht voorbereid. Het beslisinstrument is in de bijlage opgenomen.

 

6.5 Betrokken partijen

Bij de evaluatie van cameraprojecten is de medewerking vereist van gemeente, politie en het Openbaar Ministerie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1 Artikel 151c Gemeentewet en artikel 2:77 Apv

 

Artikel 151c Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

  • a.

    binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

  • b.

    voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

  • a.

    de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

  • b.

    de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

  • c.

    de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

 

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur voor het toezicht op een openbare plaats en ten aanzien van alle voor het publiek toegankelijke parkeerterreinen.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens bij andere aan te wijzen plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn.

Bijlage 2 Format plan van Aanpak cameratoezichtproject

Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, start het traject om te komen tot een cameratoezichtproject met het opstellen van een plan van aanpak. Dit plan van aanpak kent standaard de volgende indeling:

1. Inleiding

2. Gebied: beschrijving en probleemanalyse

a. Ontwikkeling veiligheidssituatie

3. Noodzaak van cameratoezicht

a. Proportionaliteit en subsidiariteit

4. Doel van cameratoezicht

5. Bevoegdheid instellen cameratoezicht

6. Opzet en omvang van cameratoezichtgebied

a. Cameraplan

b. Live uitkijken en opvolging

c. Opslaan en bewaren beelden

7. Duur van het project & evaluatiedatum

8. Capaciteit, kosten en dekking

9. Communicatie

a. Bekendmaken instellen cameratoezicht (omwonenden, ondernemers, raad

b. Kenbaar maken aanwezigheid cameratoezicht

10. Planning realisatie en uitvoering

Bijlage 3 Beslisinstrument continueren cameratoezicht

Bestaande cameraprojecten worden volgens een vaste systematiek beoordeeld. De afweging wordt in twee fasen gemaakt. In de eerste fase van de afweging wordt het cameraproject op de volgende indicatoren gescoord:

1. De ontwikkeling van de veiligheid in het cameragebied.

2. Het gebruik van camera’s en camerabeelden.

Zijn er nog steeds veel incidenten en wordt daar een adequaat gebruik van cameratoezicht tegenover gezet (twee keer het lichte blok), dan staat de proportionaliteit van cameratoezicht vast. Is dat niet het geval, dan worden in de tweede fase van de afweging nog twee indicatoren betrokken:

3. De verwachte ontwikkeling van de veiligheid in het cameragebied.

4. De ontwikkeling van veiligheidsgevoelens in het cameragebied.

 

Op grond van deze methodiek volgt een afgewogen advies over het al dan niet continueren van een cameraproject.

 

Fase 1) Wat is het huidige niveau van objectieve veiligheid?

 

1

 

Er zijn nog steeds veel incidenten

 

Er zijn weinig of minder incidenten

 

 

2) Hoe wordt cameratoezicht door politie en justitie toegepast en gebruikt?

 

1

 

Waargenomen incidenten zijn veel opgevolgd

 

Waargenomen incidenten zijn weinig tot niet opgevolgd

 

 

  • 3) Welke waarde heeft cameratoezicht in de beleving?

 

2

 

Effect op subjectieve veiligheid is aanwezig

 

Effect op de subjectieve veiligheid is beperkt

 

  •  

  • 4) Wordt verslechtering verwacht bij verwijdering cameratoezicht?

 

2

 

Ja, waarom wordt er verslechtering verwacht

 

Nee, waarom wordt er geen verslechtering verwacht

 

  •  

Bijlage 4 Format evaluatieformulier cameratoezichtproject

Zoals in hoofdstuk 7 is beschreven, dient een cameratoezichtproject na verloop van tijd te worden geëvalueerd. Deze evaluatie kent standaard de volgende indeling:

 

1. inleiding

2. Gebied: beschrijving en probleemanalyse

a. Ontwikkeling veiligheidssituatie

3. Noodzaak van cameratoezicht afgenomen?

a. Proportionaliteit en subsidiariteit

4. Doel van cameratoezicht behaald?

a. Continueren of stoppen?

b. Indien stoppen; waarom? Indien continueren; volg rest van schema

5. Opzet en omvang van cameratoezichtgebied

a. Cameraplan

b. Live uitkijken en opvolging

c. Opslaan en bewaren beelden

6. Duur van het project

7. Capaciteit, kosten en dekking

8. Communicatie

a. Bekendmaken instellen cameratoezicht (omwonenden, ondernemers, raad

b. Kenbaar maken aanwezigheid cameratoezicht

9. Planning realisatie en uitvoering