Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader kleine windturbines |
Citeertitel | Beleidskader kleine windturbines |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-06-2020 | nieuwe regeling | 11-06-2020 Gemeentenieuws, 17-06-2020 | 148928 |
We moeten met z’n allen werken aan een duurzaam Lingewaard, ook voor toekomstige generaties. Windenergie levert samen met zonne-energie, aquathermie, zonne-thermie en andere duurzame bronnen een bijdrage aan de verduurzaming van de energievoorziening. We hebben windenergie nodig om onze klimaatdoelstellingen te behalen en fossiele energiebronnen als kolen en aardgas te vervangen. De uitstoot van CO₂ zal hierdoor verlaagd worden.
Wat willen we bereiken met dit beleidskader?
Voor de energietransitie hebben we alle bronnen nodig. We willen inwoners en bedrijven binnen Lingewaard de mogelijkheid bieden om zelf energie op te wekken met kleine windturbines. We willen wel dat dit op een verantwoorde manier gebeurd. Communicatie met de omgeving en inpassing in de omgeving zijn hierbij essentieel.
We stellen duidelijke kaders waar we kleine windturbines toestaan, welke afmetingen de windturbines mogen hebben en op welke manier kleine windturbines landschappelijk worden ingepast. Dit beleidskader is de eerste stap voor het mogelijk maken van plaatsing van kleine windturbines. De volgende stap wordt het verankeren van de beleidskaders in het bestemmingsplan. Zodra de kleine windturbines zijn opgenomen in het bestemmingsplan kunnen initiatiefnemers een vergunning aanvragen voor het plaatsen van een kleine windturbine.
Kosten voor de plaatsing van kleine windturbines zullen worden gedragen door de initiatiefnemers.
Om klimaatverandering tegen te gaan, de CO₂ uitstoot te beperken en een duurzame energievoorziening voor de toekomst te garanderen, is er op dit moment een wereldwijde transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen gaande. Ook Nederland schakelt over op 100% duurzame energie. De opgave is groot en daarom moeten alle gemeenten een bijdrage leveren. Ook de gemeente Lingewaard heeft zich gecommitteerd aan het Gelderse Energie Akkoord (GEA) en hiermee aan het lokaal opwekken van duurzame energie en het uiteindelijk energieneutraal1 zijn in 2050.
Windenergie is op dit moment een belangrijke techniek voor de energietransitie. Vaak wordt bij windenergie gedacht aan grote windturbines, maar er zijn ook kleine windturbines of mini-windturbines beschikbaar. Dit beleidskader is van toepassing op zowel kleine als mini windturbines. Om verwarring te voorkomen zullen we in dit kader alleen spreken over kleine windturbines, maar bedoelen we beiden.
Het beleidskader omvat de volgende aspecten. In de eerste plaats wordt er een korte algemene toelichting op kleine windturbines gegeven. Vervolgens worden de huidige kaders (waar onder wet- en regelgeving) benoemt. In het laatste hoofdstuk worden de beleidskaders gesteld waar initiatieven in Lingewaard aan dienen te voldoen.
Voorliggend beleidskader zal een integraal onderdeel worden van het aanstaande Beleidskader Duurzaamheid, welke in 2020 vastgesteld wordt. (Technische) ontwikkelingen gaan snel, daarom wordt het beleidskader Duurzaamheid, inclusief voorliggend beleidskader, om de 2 jaar geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.
3 Algemene introductie kleine windturbines
Kleine windturbines kunnen door de relatief geringe afmetingen vrijwel overal geplaatst worden. Ze leveren een elektriciteitsproductie die aansluit bij de vraag van kleine tot middelgrote energiegebruikers. In basis geldt hoe groter (en hoger) de windturbine, des te hoger de elektriciteitsproductie. De meeste types kleine windturbines kunnen worden aangesloten op bestaande elektrische aansluitingen. Alleen voor de grootste types zal een grootverbruikersaansluiting nodig zijn. Kleine windturbines zijn qua elektriciteitsproductie en aansluiting op het elektriciteitsnet te vergelijken met zonnepanelen.
Figuur 1: Indicatie verschil in elektriciteitsproductie diverse duurzame bronnen
Grofweg bestaan er 2 types kleine windturbines: met een verticale as en met een horizontale as. Deze typen staan toegelicht in Bijlage A. In voorliggend beleidskader maken we geen onderscheid tussen de 2 types.
Beide types kunnen op daken en op masten worden geplaatst. Ook dit is verder toegelicht in Bijlage A.
Technieken niet benoemd in deze bijlage worden niet bij voorbaat uitgesloten.
Voorliggend beleidskader is niet bedoeld als een allesomvattende beschrijving van alle bestaande wet- en regelgeving en andere (financiële) randvoorwaarden. Het is de volledige verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor een haalbaar en uitvoerbaar plan. Sommige kaders willen we echter wel benoemen, omdat deze impact hebben op de omgeving en inwoners van Lingewaard.
4.1 Bestaande wet en regelgeving
4.1.1 Veiligheid en technische eisen
Kleine windturbines moeten voldoen aan een aantal internationale en nationale normen en richtlijnen. Deze worden regelmatig vernieuwd. Op dit moment worden de volgende normen gehanteerd:
De sterkte van het brongeluid van de windturbines moet zijn vastgesteld volgens de methode als opgenomen in de richtlijn voor Generatorsystemen voor windturbines - Deel 11: Meettechnieken voor akoestisch geluid (IEC 61400-11).
De normen voor geluid en slagschaduw zijn identiek voor alle soorten windturbines en staan benoemd in het Activiteitenbesluit (paragraaf 3.2.3).
Kleine windturbines met een dichte rotor (voor voorbeeld zie Figuur 4) veroorzaken geen slagschaduw.
In gebieden waar geen grote windturbines gerealiseerd kunnen worden vanwege wettelijke beperkingen of provinciaal beleid (laagvliegroutes, luchthavens en antenneparken) kunnen ook geen kleine windturbines gerealiseerd worden.
In het provinciaal ruimtelijk beleid onderscheiden we het Gelders Natuurnetwerk (GNN), Groene Ontwikkelingszone (GO) en Natura 2000. Van deze gebieden zijn wezenlijke kenmerken of waarden vastgesteld.
Voor het GNN geldt de 'nee tenzij-benadering’. Dit betekent dat geen nieuwe functies mogelijk zijn, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er een groot openbaar belang is (de zogenaamde ADC-toets). In dat geval zijn maatregelen nodig die ervoor zorgen dat:
Voor enkele delen van GNN geldt dat windturbines onder voorwaarden toegestaan zijn.
Kleinschalige nieuwe ontwikkelingen in de GO zijn alleen mogelijk als ze de kernkwaliteiten van het gebied substantieel versterken. Voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen gelden dezelfde eisen als in het GNN. Van een grootschalige ontwikkeling is sprake, als de nieuwe ontwikkeling van een zodanig aard en schaal is danwel qua effecten zodanig is, dat het karakter van het betreffende gebied verandert.
De Wet natuurbescherming beschermt Natura 2000-gebieden tegen ontwikkelingen die de instand– houdingsdoelstellingen kunnen aantasten. Om te beoordelen of windturbines toegestaan zijn, moeten de effecten op de aangewezen habitattypen, soorten en natuurlijke kenmerken in beeld worden gebracht. Wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, is een passende beoordeling verplicht. De passende beoordeling maakt inzichtelijk of de activiteit haalbaar is vanuit de Wet natuurbescherming.
Er is momenteel geen beleid met betrekking tot kleine windturbines. Bij de vaststelling van het beleidskader windenergie heeft de gemeenteraad van Lingewaard gevraagd om een beleidskader voor kleine windturbines. In het duurzaamheidsbeleid 2016-2020 is bij amendement d.d. 17 december 2015 vastgelegd dat er geen mini-windturbines mogelijk zijn op de bedrijventerreinen. Dit beleidskader voor kleine windturbines overschrijft dit amendement.
Het beleidskader kleine windturbines zal integraal onderdeel worden van het nieuwe duurzaamheidsbeleid.
5 Lingewaardse kaders kleine windturbines
Een hedendaags windenergie project dient aan vele voorwaarden te voldoen. Veel voorwaarden liggen verankerd in landelijke wet- en regelgeving, zoals een aantal zijn benoemd in hoofdstuk 4.
Er dient sprake te zijn van een haalbaar en uitvoerbaar plan, dat getuigt van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zetten we uiteen welke kaders Lingewaard in aanvulling op de landelijke en provinciale wet- en regelgeving stelt.
Onderstaande kaders zullen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Zodra de kleine windturbines zijn opgenomen in het bestemmingsplan kunnen initiatiefnemers eenvoudig een vergunning aanvragen voor het plaatsen van een kleine windturbine. De beslisregels hiervoor zijn opgenomen in Bijlage B en C.
Kleine windturbines zijn een facilitaire voorziening. Dit betekent dat de kleine windturbines ten dienste moeten zijn van één of meerdere (geschakelde) bedrijven en/of andere “elektriciteitsvragers”. De jaarlijks opgewekte elektriciteit mag het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van de initiatiefnemer(s) met maximaal 25% overstijgen.
Kleine windturbines zijn een facilitaire voorziening. Dit betekent dat de kleine windturbines ten dienste moeten zijn van één of meerdere (geschakelde) bedrijven en/of andere “elektriciteitsvragers”. De jaarlijks opgewekte elektriciteit mag het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van de initiatiefnemer(s) met maximaal 25% overstijgen.
De afmetingen van de kleine windturbines moeten passen in het huidige landschappelijke beeld. Er moeten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarom stellen we maximale afmetingen aan de kleine windturbines. Voor een dakopstelling is de maximale totale hoogte 3m en voor grondopstelling is de maximale totale hoogte 25m. De totale hoogte wordt gemeten vanaf het montagepunt (maaiveld bij grondopstelling en dakoppervlak bij dakopstelling) tot aan de bovenkant van de rotor.
In Lingewaard zijn we positief over windenergie. Kleine windturbines kunnen vanuit een technisch perspectief bijna overal in Lingewaard worden toegepast. We vinden kleine turbines niet overal wenselijk.
De kaart in Bijlage B geeft grafisch weer waar kleine windturbines mogelijk zijn.
Kleine windturbines binnen het stedelijk gebied leiden tot verrommeling. Door de dichtheid van de bebouwing zullen kleine windturbines een knellend effect geven, wat leidt tot een negatief effect op de leefbaarheid van de openbare ruimte en in de kernen. Kleine windturbines kunnen daarnaast overlast veroorzaken door geluidshinder en slagschaduw. We sluiten daarom kleine windturbines binnen de bebouwde kom uit.
Kleine windturbines binnen het stedelijk gebied leiden tot verrommeling. Door de dichtheid van de bebouwing zullen kleine windturbines een knellend effect geven, wat leidt tot een negatief effect op de leefbaarheid van de openbare ruimte en in de kernen. Kleine windturbines kunnen daarnaast overlast veroorzaken door geluidshinder en slagschaduw. We sluiten daarom kleine windturbines binnen de bebouwde kom uit.
In het buitengebied zijn kleine windmolens mogelijk, gekoppeld aan bebouwing van (agrarische) bedrijven en glastuinbouwbedrijven. De windturbines dienen geplaatst te worden op het erf, de bedrijfslocatie, of het gebouw zelf.
Kleine windturbines bij woonbestemmingen in het buitengebied sluiten we uit.
Artikel 5.3.4 Natuurgebieden (Natura2000, GNN en GO)
Volgens beleid zijn er een mogelijkheden tot het plaatsen van kleine windturbines in natuurgebieden. Hiervoor moeten procedures voor worden doorlopen, inclusief uitgebreide (ecologische) onderzoeken. We verwachten dat de kosten van dergelijk onderzoek niet opwegen tegen de baten van een kleine windturbine. We zien daarom geen kans voor een haalbaar en uitvoerbaar initiatief voor kleine windturbines in natuurgebied. We sluiten daarom initiatieven voor kleine windturbines in natuurgebieden uit.
De kleine windturbines moeten ingepast worden in de bestaande omgeving. Er dient een ruimtelijke koppeling te zijn met de bestaande bebouwing, zodat een ruimtelijke eenheid wordt gevormd. Hierbij moet rekening gehouden te worden met de kleurstelling en het formaat van de windturbine in relatie tot de bestaande bebouwing en/of begroeiing. De voet van een grondgebonden windturbine kan eventueel ingepast worden met struweel.
Er dient daarnaast rekening gehouden te worden met zichtlijnen in het landschap vanaf huizen, wegen, paden en monumentale gebouwen. De grondgebonden kleine windturbines moeten gekoppeld zijn aan het erf, passend bij de landschappelijke structuur.
Kleine windturbines hebben impact op de directe omgeving. Het is daarom van belang om de omgeving in te lichten en te betrekken over/bij een initiatief en reacties uit de omgeving ter harte te nemen in de vergunningsaanvraag. We schrijven voor dat grond- en huiseigenaren binnen 250 meter (gebaseerd op 10x de totale hoogte van de kleine windturbine) en binnen het slagschaduwgebied worden geïnformeerd (per brief, maar bij voorkeur persoonlijk) over het initiatief uiterlijk 1 maand voor het indienen van de vergunningsaanvraag.
Bijlage A: Technieken kleine windturbines
In deze bijlage zetten we kort en beknopt uiteen welke belangrijkste verschillende technieken er worden toegepast bij kleine windturbines. Het is niet bedoeld om allesomvattend te zijn, maar wel een helder beeld te geven over de verschillende technieken en de uiterlijke kenmerken. De techniek gaat hard en is aan verandering onderhevig. Technieken niet benoemd in deze bijlage worden niet bij voorbaat uitgesloten.
Horizontale as turbines (HAT types) maken gebruik van dezelfde techniek als grote windturbines. De as ligt evenwijdig aan de richting van de wind en de wieken staan loodrecht op de richting van de wind. Sommige HAT types maken gebruik van het zogenaamde venturi-effect. Door de toepassing van een ring rondom de rotor. Door de vernauwing in de ring ontstaat een verschil in luchtdruk en versnelt de luchtstroom door de ring waardoor de rotor sneller gaat draaien.
Figuur 2: Voorbeelden van horizontale as turbines
Bij verticale as turbines (VAT types) staat de as loodrecht op de richting van de wind en de wieken of schoepen evenwijdig aan de as. VAT typen draaien niet met de windrichting mee en vangen de wind die loodrecht op de wieken komt. VAT types maken gebruik van een savonius rotor of een darrieus rotor. Soms worden VAT types ook horizontaal gemonteerd. Daardoor zijn er veel verschillende vormen van VAT types.
VAT types met een Savonius rotor maken gebruik van “schoepen” die de lucht vangen en de as laten draaien. Het werkingsprincipe van een Savonius rotor staat schematisch afgebeeld in Figuur 3.
Figuur 3: Werkingsprincipe Savonius-rotor
Figuur 4: Voorbeelden van verticale as turbines met Savonius-rotor
VAT types met een Darrieus rotor maken gebruik van “vleugels” die door de wind gelift worden en de as laten draaien. Het werkingsprincipe van een Darrieus rotor staat schematisch afgebeeld in Figuur 5.
Figuur 5: Werkingsprincipe Darrieus-rotor
Figuur 6: Voorbeelden van verticale as turbines met Darrieus-rotor
Kleine windturbines worden, met behulp van een sokkel of mast, gemonteerd op de grond of op een gebouw. Voor de montage met behulp van een mast zijn meerdere opties beschikbaar, welke in dit hoofdstuk worden toegelicht. In dit beleidskader zijn kaders opgenomen die betrekking hebben op de totale hoogte van de windturbine. Dit betreft bij alle types en in alle gevallen de afmeting gemeten vanaf de montagebasis (maaiveld of dakoppervlak) tot de bovenkant van de rotor.
Figuur 7: Maatvoering van HAT en VAT-type turbines
Grondopstelling met vakwerkmast
Vakwerkmasten kennen we met name van hoogspanningsmasten. Maar ook windturbines maken gebruik van deze techniek. Een voorbeeld is weergegeven in Figuur 8.
Figuur 8: Voorbeeld van een HAT met een grondopstelling met vakwerkmast
Grondopstelling met zelfdragende mast
Onder een zelfdragende mast wordt een buisvormige mast verstaan, welke zelfdragend en vrijstaand is. Een voorbeeld is weergegeven in Figuur 9.
Figuur 9: Voorbeeld van een HAT met een grondopstelling met zelfdragende mast
Grondopstelling met getuide mast
Ook een getuide mast maakt gebruik van een buisvormige mast. De mast is niet zelfdragend, maar is verstevigd door tui-kabels. Een voorbeeld is weergegeven in Figuur 10.
Figuur 10: Voorbeeld van een HAT met een grondopstelling met getuide mast
Kleine windturbines kunnen op bestaande gebouwen en bouwwerken worden geplaats. In sommige gevallen wordt hierbij gebruik gemaakt van een sokkel, kleine mast of andere vorm van montage. Voorbeelden zijn weergegeven in Figuur 11.
Figuur 11: Voorbeelden van kleine windturbines met een dakopstelling
Bijlage C: Beslisregels grondgebonden kleine windturbines
Ten behoeve van inpassing in het bestemmingsplan en de welstandsnota, zijn onderstaande beslisregels opgesteld.
Voor het toetsen van initiatieven voor grondgebonden kleine windturbines gelden de onderstaande beslisregels:
Bijlage D: Beslisregels dakgebonden kleine windturbines
Ten behoeve van inpassing in het bestemmingsplan en de welstandsnota, zijn onderstaande beslisregels opgesteld.
Voor het toetsen van initiatieven voor grondgebonden kleine windturbines gelden de onderstaande beslisregels: