Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Nuloptie-beleid vestiging coffeeshops

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNuloptie-beleid vestiging coffeeshops
CiteertitelNuloptie-beleid vestiging coffeeshops
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-07-2002nieuwe regeling

26-06-2002

Lokale (gemeente)krant, 03-07-2002

Tekst van de regeling

Intitulé

Nuloptie-beleid vestiging coffeeshops

 

1. Inleiding

Volgens het Openbaar Ministerie dient onder coffeeshop te worden verstaan: "alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvinden".

 

Conform afspraken in het districtsoverleg van de politie gemaakt gold al enkele jaren in de voormalige gemeenten Bemmel, Gendt en Huissen de nuloptie, d.w.z. dat er geen coffeeshops worden gedoogd. Het is juridisch van belang dit ook vast te leggen voor de (nieuwe) gemeente Bemmel en dit te publiceren

2. Het landelijk beleid

In 1976 werd de Opiumwet zodanig gewijzigd dat er sprake is van een onderscheid tussen hard -en soft drugs. Harddrugs (o.a. cocaïne en heroïne) zijn drugs, met sterk verdovende werking, zodat men er gemakkelijk aan verslaafd raakt. Deze drugssoort wordt ook wel aangemerkt als een drug met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid. Softdrugs (o.a. marihuana en hasjiesj) daartegenover zijn drugs waaraan geen verslavende werking wordt toegeschreven. Dit onderscheid had vooral tot doel de hard- en softdrugsmarkt van elkaar gescheiden te houden. In de richtlijnen die in de Opiumwet zijn opgesteld wordt uitgegaan van de verkoop van softdrugs door een huisdealer. Eind jaren tachtig bleek de verkoop van softdrugs echter voornamelijk in zogenoemde coffeeshops plaats te vinden. Daarom besluit het Openbaar Ministerie in 1991 tot een landelijke invoering van de AHOJG-criteria. Al snel blijken deze criteria te ruim. Daarom werden in oktober 1994 de richtlijnen door de procureurs-generaal geformaliseerd.

 

In de in 1995 verschenen drugsnota "het Nederlands drugsbeleid; continuïteit en verandering" werd opgemerkt dat met name de bonafide coffeeshops hebben bewezen een bijdrage te leveren aan de afscherming van sofdrugsgebruikers tegen de wereld van de harddrugs. Er werden echter ook enkele kritische opmerkingen gemaakt over de toename van het aantal coffeeshops en over de overlast veroorzaakt door coffeeshops. In de nota wordt dan ook gepleit voor een sanering en betere beheersing van de coffeeshops.

 

In september 1996 zijn de Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet" door het Openbaar Ministerie aangepast en per 1 oktober 1996 in werking getreden. Dankzij deze richtlijnen is het voor gemeenten mogelijk een eigen coffeeshopbeleid op te stellen aan de hand van bestuursrechtelijke middelen. Het is echter niet mogelijk rechtstreeks op te treden tegen de verkoop van softdrugs. Coffeeshops kunnen alleen worden gesloten op basis van overlast.

 

Op 21 april 1999 werd de Opiumwet uitgebreid met artikel 13b, de zogenaamde Wet "Damocles". Dankzij dit artikel heeft de burgemeester de mogelijkheid een coffeeshop te sluiten wanneer de coffeeshop niet in het gemeentelijk beleid past of een dwangsom op te leggen wanneer de coffeeshop niet voldoet aan de door het Openbaar Ministerie opgestelde AHOJG-criteria of aan de criteria aangegeven in het gemeentelijk beleid, zonder dat er sprake hoeft te zijn van overlast.

 

De AHOJG-criteria luiden als volgt:

  • Geen Affichering bij verkoop van drugs:

    dit betekent geen reclame anders dan summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit

  • Geen Harddrugs:

    dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht mogen worden;

  • Geen Overlast:

    onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • Geen Jongeren beneden de 18 jaar softdrugs verkopen:

    dit betekent geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffee- shop, waarbij is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

  • Geen Groothandelsverkopen

    dit betekent geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie. De hoeveelheden mogen dus niet groter zijn dan geschikt voor eigen gebruik(=5 gram). Onder transactie wordt begrepen alle koop en verkoop in een coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper

Indien de gemeente een nuloptiebeleid heeft vastgesteld dan wordt de AHOJG-richtlijn niet gevolgd en zal gedogen niet aan de orde zijn.

3. De motivering van een nuloptiebeleid.

Gemeenten hebben een aantal middelen ter beschikking om het aantal coffeeshops binnen de gemeentegrenzen te kunnen reguleren. Enerzijds is er de beschikking over de Opiumwet- met daarin opgenomen de zogenoemde wet Damocles- en de door het Openbaar Ministerie opgestelde AHOJG—criteria. Anderzijds bestaat er de mogelijkheid een gemeentelijk coffeeshopbeleid op te stellen, waarin nader wordt gedefinieerd of coffeeshops worden toegelaten en waaraan deze zich dan moeten houden.

 

Ik ben van mening dat in de heringedeelde gemeente Bemmel het nuloptiebeleid gecontinueerd dient te worden. Dit beleid houdt in dat binnen de gemeente horecabedrijven volledig worden geweerd waarvan de exploitatie (mede) is gericht op de verkoop of handel in softdrugs. Om een bestuurlijk en uit juridisch draagvlak te creëren voor deze beleidscontinuering hecht ik aan consultatie van de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Algemene Zaken, alvorens over te gaan tot definitieve vaststelling van het beleid en de publicatie daarvan.

 

Aan het voeren van een nuloptiebeleid liggen voor mij de volgende motieven ten grondslag:

  • 1.

    het voorkomen dat jongeren in de gemeente Bemmel zichtbaar de gelegenheid wordt geboden met softdrugs in aanraking te komen;

  • 2.

    de bescherming van het woon- en leefklimaat binnen de gemeente Bemmel in het algemeen;

  • 3.

    het tegengaan van de criminaliteit, overlast en ontoelaatbare inbreuk op de rust en orde binnen de gemeente als gevolg van de handel in en het gebruik van verdovende middelen in het bijzonder;

  • 4.

    het voorkomen van een aanzuigende werking op personen, ook van buiten de gemeente, die softdrugs willen verkrijgen, alsmede van de daarmee gepaard gaande overlast;

  • 5.

    het voorkomen dat het eigen karakter van onze kernen door de komst van een coffeeshop zal worden verstoord.

4. Gemeentelijke instrumenten

De vaststelling van een nuloptiebeleid geldt ter ondersteuning van de wettelijke instrumenten die reeds voor het bevoegd gezag in de Gemeentewet en de APV zijn vastgelegd.

 

De invalshoek van de landelijke wetgever voor de aanpak van drugs via de Opiumwet is de volksgezondheid. De invalshoek van de instrumenten voor het gemeentebestuur, waaronder de burgemeester, is een andere, te weten de openbare orde. De verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde, waaronder ook de bescherming van het woon- en leef- klimaat is te brengen, berust ingevolge artikel 172 van de Gemeentewet bij de burgemeester.

 

De burgemeester is ingevolge artikel 174 Gemeentewet tevens belast met toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

 

Artikel 174a geeft de burgemeester de bevoegdheid een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij een woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen aldaar de openbare orde wordt verstoord.

 

Artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles) geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in coffeeshops, cafés of andere voor publiek toegankelijke lokalen soft- of harddrugs worden verhandeld. Deal-panden die in gebruik zijn als woning of anderszins een besloten karakter hebben vallen buiten het toepassingsbereik van de Damocles-regeling. Tegen overlast uit deze laatste panden kan worden opgetreden op grond van het hiervoor genoemde artikel 174a Gemeentewet. Juist omdat toepassing van bestuursdwang ingrijpende gevolgen heeft voor de betrokkenen, worden aan de motivering van deze beslissing hoge eisen gesteld. Dit betekent dat het noodzakelijk blijft om beleid te formuleren, waarin wordt aangegeven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.

 

De gemeenteraad heeft in de APV bepalingen opgenomen die bij het tegengaan van coffee- shops en de handel in softdrugs gehanteerd kunnen worden. Zo geldt onder andere een exploitatievergunningplicht voor een horecabedrijf met de burgemeester als vergunning- verlener (artikel 2.3.1.2). Coffeeshops vallen onder de term horecabedrijf. Een vergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van de burgemeester het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf (Uitspraak inzake coffeeshop Naaldwijk, RvS 22-05-97). In die uitspraak is overwogen dat de burgemeester in beginsel de vrijheid toekomt om, ter bescherming van het woon- en leefmilieu danwel de openbare orde, het beleid te voeren om geen enkele coffeeshop toe te staan. De burgemeester moet dan wel deugdelijk kunnen motiveren waarom hij dit beleid in de gegeven, plaatselijke, omstandigheden redelijk en wenselijk acht. Een exploitatie die binnen het landelijk gedoogbeleid (de richtlijnen Opiumwet) geschiedt, betekent dus niet automatisch dat een burgemeester gehouden zou zijn om ook vergunningen voor coffeeshops te verlenen; hij kan dit afhankelijk van de plaatselijke situatie nader invullen.

 

In voornoemde uitspraak wordt verder overwogen, dat, uitgaande van de aanvaardbaarheid van het nuloptie-beleid, van de burgemeester niet verlangd kan worden dat hij in ieder concreet geval op grondslag van een daarop toegespitst onderzoek, nog eens afzonderlijk motiveert waarom in dat geval sprake zal zijn van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Op een aanvraag kan, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking rechtvaardigen, afwijzend worden beslist onder verwijzing naar het nuloptie-beleid.

 

Ook andere instrumenten zijn denkbaar om in voorkomende gevallen coffeeshops tegen te gaan. Te denken valt aan de Woningwet, Wet op de Ruimtelijke Ordening, Drank- en Horecawet, Wet Milieubeheer. Nadrukkelijk geldt hierbij dan wel een ander motief dan de openbare orde en moet voorkomen worden dat de wettelijke regeling voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor deze gegeven is.

 

Zo zijn er verschillende bestuursrechtelijke instrumenten aanwezig welke het nuloptiebeleid ondersteunen bij de uitvoering of waarbij het nuloptiebeleid ondersteunend werkt. Primair is echter de APV het meest effectieve instrument om beleid in deze te voeren.

 

Dit nuloptie-beleid is aan de orde gesteld in de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Algemene Zaken d.d. 18 juni 2002. De commissie, behoudens de fractie D66 (tegen dit beleid) en de fractie PvdA (kan geen advies geven over dit beleid), kan met voorliggend beleid instemmen.

5. Besluit

Op grond van het bovenstaande stel ik het nuloptie-beleid vestiging coffeeshops voor de gemeente Bemmel definitief vast.

Bemmel, 26 juni 2002

De burgemeester van de gemeente Bemmel,

Drs. R.J. Persoon