Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Beleidsnotitie “knalapparaten in Lingewaard”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnotitie “knalapparaten in Lingewaard”
CiteertitelBeleidsnotitie “knalapparaten in Lingewaard”
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-05-2009nieuwe regeling

06-05-2009

Lokale (gemeente)krant, 13-05-2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnotitie “knalapparaten in Lingewaard”

Inleiding

Agrariërs gebruiken knalapparaten om gewasschade te voorkomen of te beperken door met luide knallen vogels te verjagen. In de gemeente Lingewaard worden de knalapparaten zowel in de fruitteelt als in de akkerbouw gebruikt. De knal die het knalapparaat voortbrengt is ver in de omtrek waar te nemen.

In deze notitie komt een aantal begrippen ter sprake en deze worden in bijlage 1 toegelicht.

 

Doel van de notitie

Doel van deze notitie is het formuleren van beleidsregels, die op een eenduidige manier een grens leggen tussen situaties waarin sprake is van toelaatbaar en ontoelaatbaar geachte hinder. De geformuleerde beleidsregels geven een toetsingskader bij aanvragen om een ontheffing voor het gebruik van knalapparaten (zie wettelijk kader). Hierdoor kan op objectieve wijze worden getoetst of het gebruik van een knalapparaat kan worden toegestaan. Daarnaast is het in het geval van een klacht eenvoudiger om uit te leggen of het gebruik van een knalapparaat op al dan niet correcte wijze plaats vindt.

 

Het karakter van het geluid van knalapparaten komt sterk overeen met dat van schietwapens. Vanwege deze overeenkomst wordt zodoende de Circulaire Schietlawaai ook voor de beoordeling van de geluidbelasting door knalapparaten toegepast.

 

Wettelijk kader

Een knalapparaat valt niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, tenzij het staat opgesteld binnen de grenzen van een inrichting (bijv. op het erf van een tuinbouwbedrijf). Daarnaast is het knalapparaat als zodanig niet aangewezen ais vergunningplichtig in het kader van de Wet milieubeheer en heeft het gebruik een betrekkelijk "tijdelijk" karakter.

Het gebruik van een knalapparaat valt onder de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) voor de gemeente Lingewaard 2009. In de APV is in artikel 4.1.5 en 4.1.5a het volgende bepaald:

Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 4.1.5a (Geluid)hinder in de openlucht

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:

    • -

      het maximale geluidsniveau;

    • -

      de situering van geluidsbronnen;

    • -

      de frequentie en tijden van gebruik.

    Het begrip "geluidhinder' is in dit artikel niet nader omschreven/gedefinieerd en wordt in deze notitie nog duidelijk gedefinieerd.

Knalapparaten versus hinder

Algemeen

Knalapparaten produceren een zeer hoog, impulsachtig, geluidniveau. Het bronvermogen van knalapparaten varieert en is afhankelijk van meerdere factoren. Door verschillende instanties zijn door middel van metingen verschillende bronvermogens vastgesteld.

 

De door de Geluidmeetdienst van het IOR, de Technisch Physische Dienst (N)-TH) en de Provinciale Waterstaat Limburg vastgestelde geluid vermogens liggen tussen de 147 en 156 dB(A, imp), gemeten recht voor de loop van het knalapparaat, en 139 en 146 dB(A, imp) gemeten loodrecht op de loop.

 

Op basis van uitgebreid literatuuronderzoek is in 1979 een methode ontwikkeld om de hinder in beeld te brengen die van schietgeluiden kan worden verwacht. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in het rapport "voorlopige evaluatie van geluidhinder van schietinrichtingen" (BGHR-10-01) en kan worden toegepast voor zowel lichte als zware vuurwapens en eveneens op supersone knallen.

 

De methodiek uit dit rapport is overgenomen in de Circulaire schietlawaai. De Circulaire acht voor het beoordelen van hinder, door het specifieke karakter van schietlawaai, twee waarden relevant:

  • a)

    het maximale geluidniveau van een enkelvoudige knal (Lknal);

  • b)

    het gemiddeld geluidniveau voor herhaalt hoorbare knallen in een bepaalde tijdperiode (Lr).

Zoals eerder opgemerkt, komt het karakter van het geluid van knalapparaten sterk overeen met dat van schietwapens, waardoor zodoende de Circulaire ook voor de beoordeling van de geluidbelasting door knalapparaten wordt toegepast. In de Circulaire is een verband gelegd tussen (Lknal), het achtergrondniveau (L95) van het geluid in de omgeving van de ontvanger (geluidgevoelig object) en het ontstaan van schrikreacties.

Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij schrikeffecten optreden, is afhankelijk van het achtergrondniveau van het geluid bij de ontvanger. Bij een achtergrondniveau van 35 dB(A) treden schrikeffecten op bij een Lknal van 67 dB(A, imp), terwijl bij een achtergrondniveau van 50 dB(A) schrikeffecten optreden bij een Lknal van 75 dB(A, imp).

 

Uit de Circulaire valt tevens op te maken dat, ongeacht de hoogte van het achtergrondniveau, altijd schrikeffecten zullen optreden wanneer het niveau van Lknal hoger is dan 75 dB(A, imp). De Circulaire adviseert er zorg voor te dragen dat deze waarden niet worden overschreden, zie tabel 1.

 

Tabel 1: Maxima van Lknal in reactie tot het omgevingsgeluid (L95) voor het voorkomen van schrikreacties bij omwonenden

 

Voorts stelt de Circulaire dat geen ernstige hinder zal optreden wanneer het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen (Lr) in een bepaalde tijdperiode het achtergrondniveau niet overschrijdt. Uit onderzoek1 blijkt tevens dat niveaus waarbij het achtergrondniveau wordt overschreden in het algemeen zal leiden tot hinder. Leidt een overschrijding van het achtergrondniveau met 5 dB(A) sporadisch tot klachten, een overschrijding met 10 dB(A) leidt alom tot hinder, zo concludeert het onderzoek.

Situatie in Lingewaard

In onze gemeente is een aantal agrariërs gevestigd dat gebruik maakt van knalapparatuur. De knalapparatuur wordt ingezet bij zowel zachtfruittelers (kersen e.d.) als bij hardfruittelers (appels, peren e.d.), maar ook in de akkerbouw (bijvoorbeeld wintertarwe).

 

In het verleden deed zich zeer incidenteel een klacht voor over geluidhinder veroorzaakt door knalapparaten. In 2008 nam het aantal klachten toe tot enkele. Geluidhinder is een subjectief begrip, waardoor het onduidelijk was hoe er met de klachten moest worden omgegaan. Veelal beperkte het optreden van de gemeente (en de politie) zich tot actie in de bemiddelende sfeer.

Om voor de toekomst helderheid te verschaffen, moet duidelijk zijn wat de spelregels met betrekking tot het gebruik van knalapparaten zijn. De in deze beleidsnotitie voorgestelde spelregels dienen, zoals eerder al werd omschreven, enerzijds te voorkomen dat er ontoelaatbare geluidhinder voor omwonenden optreedt door het gebruik van knalapparaten en anderzijds het gebruik daarvan onder voorwaarden mogelijk te maken.

 

In het Geluidsbeleid Lingewaard is de ambitie voor het gebiedstype 'buitengebied' de geluidsklasse vastgesteld op "rustig" tot "redelijk rustig". Deze ambitie impliceert voor het achtergrondniveau een etmaalwaarde van 45 dB(A) voor de geluidsklasse "rustig" en een etmaalwaarde van 50 dB(A) voor de geluidsklasse "redelijk rustig". Een etmaalwaarde van 50 dB(A) staat voor 50 dB(A) in de dag periode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode.

 

In het algemeen kan worden gesteld dat bij gebruik van knalapparaten in de dag periode beneden de 70 dB(A, imp) in Lingewaard geen schrikreacties verwacht hoeven te worden ten gevolge van een enkelvoudige knal. Dit zal ook nog wel gelden voor de uren direct volgend op de dagperiode, maar in de latere avonduren (21.00 - 23.00 uur) is het achtergrondniveau over het algemeen beduidend lager en zal een enkelvoudige knal van 70 dB(A, imp) mogelijk tot schrikreacties leiden.

Een gemiddeld geluidniveau ter plaatse van een geluidgevoelig object veroorzaakt door herhaald hoorbare knallen (Lr) in de dagperiode lager dan 45 dB(A) zal in Lingewaard in het algemeen niet leiden tot hinder. Wanneer dit niveau 50 dB(A) zal bedragen zal dit sporadisch leiden tot klachten, terwijl verwacht mag worden dat een niveau van 55 dB(A) tot meer hinder zal leiden.

Gevolgen voor het gebruik

Om helderheid te verschaffen ten aanzien van de spelregels in het gebruik van knalapparaten, heeft dat consequenties voor de gebruiksmogelijkheden van een knalapparaat. Om te voorkomen dat het gemiddeld geluidniveau ter plaatse van een geluidgevoelig object veroorzaakt door herhaald hoorbare knallen (Lr) in de dagperiode hoger is dan 50 dB(A), is het bronvermogen van het knalapparaat en de afstand tot geluidgevoelige objecten bepalend. Ten behoeve van de "Beleidsnotitie geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen" van de gemeente Leudal zijn metingen uitgevoerd. Tijdens geluidsmetingen bij de geluidsgevoelige objecten op een afstand van 250 meter constateerden zij een bandbreedte van 66 dB(A, imp) tot 74 dB(A, imp) door enkelvoudige knal. Op basis hiervan volgt de conclusie dat een afstand tussen een geluidgevoelig object en een knalapparaat ten minste 250 meter dient te bedragen.

Relevante elementen

Hinder is een subjectief begrip. Er zijn een aantal factoren bepalend voor de mate van hinder. Eén daarvan is de mate van waardering die de gehinderde heeft voor de veroorzaker. Heeft de gehinderde een positief beeld van de oorzaak, dan zal de overlast minder gauw als hinderlijk worden ervaren.

In een vlugschrift (nr. 395, 1984) gaat het toenmalige Ministerie van Landbouw in op een 14-tal afweer-middelen, waarvan het bestrijden van vogels door middel van een knalapparaat er één is.

Bij andere afweermiddelen dan een knalapparaat kan gedacht worden aan vlaggen, poppen, het aanbieden van alternatief voedsel, geluid met radio, bespuit van het gewas met tabasco en het plaatsen van waterbakjes buiten het perceel. Agrariërs kunnen op deze alternatieve methode gewezen worden.

 

De knalfrequentie bepaalt in belangrijke mate de hoogte van het geluidniveau door herhaald hoorbare knallen. In genoemd vlugschrift wordt een maximale frequentie van 4 tot 6 knallen per uur geadviseerd. Bij hogere knalfrequenties treedt snel gewenning op bij de vogels. Het vermoeden wordt in het vlugschrift uitgesproken dat het werende effect zelfs omslaat in een aantrekkend effect: het knallen duidt op een hoog voedselaanbod.

Uitgangspunten

Akkerbouw en het telen van fruit vormt voor diverse ondernemers in Lingewaard een belangrijke bron van inkomsten. Inherent hieraan is het treffen van maatregelen ter beperking van opbrengstschade. Het gebruik van een knalapparaat ter beperking van vogelschade kan daarbij een hulpmiddel zijn.

 

De agrariërs staan echter ook andere hulpmiddelen ter beschikking, die deze vogelschade kunnen beperken. Vanuit het Faunafonds is er een verplichting om zowel akoestische als visuele verjagingsmethode toe te passen. Als de grondgebruiker dit niet doet, komt hij niet in aanmerking voor schadevergoeding. Voor zover in bepaalde situaties het gebruik van een knalapparaat noodzakelijk is, zou dit tenminste conform de adviezen van het voornoemde Ministerie moeten plaatsvinden.

 

Wanneer het voorkomen van iedere vorm van hinder door knalapparaten als uitgangspunt wordt genomen, is het gebruik van deze apparaten in Lingewaard vrijwel uitgesloten. Wonen in (het buitengebied van) Lingewaard c.q. aan de rand van de bebouwde kom betekent samenleven met een agrarische bedrijfstak als de akkerbouw en fruitteelt.

Deze bedrijvigheid heeft zijn lusten en zijn lasten. Dat laatste is niet onoverkomelijk, mits deze zijn begrenst. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van knalapparaten is in dit verband toelaatbaar, mits de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden beperkt is.

 

Zoals hiervoor opgemerkt, is het gebruik van knalapparaten in Lingewaard vrijwel uitgesloten wanneer het reguliere toetsingskader wordt gehanteerd.

Indien de regulier gebruikelijke geluidnormen worden verlaten moet het uitdrukkelijk gaan om een bedrijfsvoering in uitzonderlijke omstandigheden: het voorkomen c.q. beperken van ernstige vraatschade.

 

Deze uitzonderlijke omstandigheden beperkt zich in de regel tot de groeiperiode of in de periode waarin rijpend fruit wordt aangevreten. Dit beperkt zich over het algemeen tot de maanden half mei tot half juli en in de wintermaanden november tot maart. Hoewel vraat ook buiten de tijdperiode 06.00 tot 21.00 uur zal optreden, is afwijking van de reguliere geluidnormen buiten deze uren niet toelaatbaar.

 

De effecten die samenhangen met een overschrijding van het achtergrondniveau met meer dan 10 dB(A) door herhaald hoorbare knallen wordt eveneens ontoelaatbaar geacht. Hieruit volgt dat in de periode tussen 06.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan 50 dB(A) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden niet toelaatbaar is. Anderzijds is een niveau van 49 dB(A) ongewenst wanneer dit (mede) wordt veroorzaakt door een knalfrequentie groter dan 6 keer per uur omdat een dergelijke frequentie niet doelmatig wordt geacht.

 

Cumulatie van de geluidbelasting door meerdere tegelijkertijd functionerende knalapparaten is ongewenst. Wanneer een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat wordt geplaatst, dan neemt de geluidbelasting toe. Om die reden dient de minimale afstand tussen twee knalapparaten 50 meter te zijn. Een gewenste minimale afstand tot geluidgevoelige objecten van derden is 250 meter, omdat hiermee wordt voorkomen dat er ontoelaatbare geluidhinder ontstaat. Een bedrijfswoning wordt overigens niet beschouwd als een geluidsgevoelig object.

Door het beperken van de knalfrequentie tot maximaal 6 knallen per uur wordt voorkomen dat de vogels aan het geluidniveau van het knalapparaat wennen en op deze manier "immuniteit" voor de harde knal ontwikkelen. Hierdoor zou een situatie kunnen ontstaan dat de vogels niet meer te verjagen zijn, waardoor het gebruik van knalapparatuur geen effect meer zou hebben.

Handhaafbaarheid

Op grond van bovengenoemde uitgangspunten zijn onderstaande beleidsregels te formuleren. Deze zijn geformuleerd vanuit de gedachte dat niet in iedere situatie geluidmetingen verricht moeten worden om te beoordelen of voldaan wordt aan de hiervoor omschreven uitgangspunten. Wanneer wordt voldaan aan deze uitgangspunten en onderstaande beleidsregels, is er sprake van een situatie waarbij niet die mate van hinder wordt veroorzaakt als bedoeld in artikel 4.1.5 en 4.1.5a van de APV. Bij een aanvraag om ontheffing van het verbod als bedoeld in de artikelen 4.1.5 en 4,1.5a van de APV vindt toetsing plaats aan de opgestelde beleidsregels. De aanvraag om een ontheffing dient in elk geval te bevatten:

  • De naam van de gebruiker, adres, woonplaats;

  • (mobiel) telefoonnummer van de melder;

  • Locatie waar bedoelde apparatuur wordt ingezet, bij voorkeur aangevuld met een overzichtskaart.

De beleidsregels zijn mede ontleend aan een rekenmodel (bijlage 3). In het rekenmodel is geen rekening gehouden met de beleidsregel 5: loop van een knalapparaat dient van een geluidgevoelig object af gericht te zijn. Hierdoor geeft het model een 'worst-case-scenario' weer. Aangezien in werkelijkheid verschillen bestaan tussen knalapparaten is noodzakelijkerwijs een standaard knalapparaat gedefinieerd.

Dit standaard knalapparaat is gebaseerd op de resultaten van geluidmetingen aan gaskanonnen door de eerder in deze notitie genoemde instanties. Op basis van deze gegevens is het bronvermogen van een standaard knalapparaat bepaald op 143 dB(A, imp), loodrecht op de loop. Het spectrum van het standaard knalapparaat is het gemiddelde van de door de hiervoor genoemde instanties gemeten spectra.

 

Beleidsregels (nadere uitleg voorschriften artikel 4.1.5a, lid 4 APV):

 

  • 1.

    Een knalapparaat dient doelmatig te worden gebruikt.

  • 2.

    Een knalapparaat is niet in werking vóór 06.00 uur en na 21.00 uur.

  • 3.

    De kortste afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object van derden bedraagt ten minste 250 meter. Een bedrijfswoning in het buitengebied wordt niet gezien als een geluidgevoelig object van derden.

  • 4.

    De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt ten minste 50 meter.

  • 5.

    De loop van een knalapparaat staat van geluidgevoelige objecten af gericht.

  • 6.

    De knalfrequentie bedraagt maximaal 6 knallen per uur.

  • 7.

    Binnen 50 meter van een knalapparaat mag geen ander knalapparaat staan opgesteld.

  • 8.

    Het tijdstip van ingebruikneming van een knalapparaat en de locatie waar dit wordt opgesteld dienen tenminste 24 uur tevoren te worden gemeld bij de gemeente (Afdeling Bouwen, Wonen en Milieu, 026-03260111).

Tenslotte

Deze beleidsnotitie vormt een toetsingskader bij aanvragen om een ontheffing op de APV ten behoeve van het gebruik van knalapparaten. Tevens vormt deze beleidsnotitie een toetsingskader om, ingeval van klachten over gebruik van knalapparatuur, te beoordelen of sprake is van toelaatbare of ontoelaatbare geluidsbelasting. Het college heeft de bevoegdheid om gemotiveerd (art. 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht) van geformuleerde beleidsregels af te wijken.

Overigens kan het bestuursorgaan op grond van artikel 1.3 18 lid van de APV 2009 besluiten de aanvraag niet te behandelen, als een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft.

 

In gevallen waarin niet wordt voldaan aan deze beleidsnotitie is het gebruik van knalapparaten verboden.

Bijlage 1 Begrippen

 

In deze notitie komt een aantal begrippen ter sprake en hebben in het kader van deze notitie de volgende betekenis

  • dB(A, imp): eenheid voor het geluidniveau, uitgedrukt in decibel. De toevoeging (A, imp) duidt erop dat het resultaat A-gewogen (hoorbaar geluid voor het menselijk oor) is en dat gemeten is in de meterstand impuls. Bij impulsachtig geluid komen in het geluidsbeeld geluidsstoten voor die minder dan 1 seconde duren en een zekere repetitie kennen.

  • . Geluidgevoelig object: objecten als bedoeld in de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder. Voorbeelden van geluidgevoelige objecten zijn onder andere de woning, schoolgebouwen en zorginrichtingen. Bij toetsing wordt uitgegaan van de gevelbelasting van het pand. Dit betekent dat een persoon in een tuin niet beschermd wordt in het kader van de Wet geluidhinder.

  • , Het maximale geluidniveau van een enkelvoudige knal (Lknal,): het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls.

  • Het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode (Lr): de 'Rating sound level' (Lr) wordt bepaald door het aantal schoten dat per uur wordt geproduceerd en de geluidniveaus van de afzonderlijke knallen gemeten met de A-weging en de

  • impulskarakteristiek, de zogenaamde Lknal. Het geluidniveau wordt berekend met de formule: Lr = Lknal + 10 Ig n — 33 dB(A), waarin n het aantal is.

De gemeente Lingewaard kiest er in haar Geluidsbeleid voor om voor bedrijven in het buitengebied aan te sluiten bij de etmaalindeling zoals die is opgenomen in het Besluit landbouw milieubeheer. In deze beleidsnotitie aangesloten op deze beleidsuitspraak.

  • in het buitengebied begint de dagperiode om 06.00 uur en eindigt om 19.00 uur;

  • de avondperiode duurt van 19.00 tot 22,00 uur;

  • de nachtperiode van 22.00 tot 06.00 uur.


1

ISO R 1996, Assessment of noise with respect tot community response, 1971.