Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Notitie segmentering bedrijventerreinen gemeente Lingewaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie segmentering bedrijventerreinen gemeente Lingewaard
CiteertitelNotitie segmentering bedrijventerreinen gemeente Lingewaard
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-10-2006nieuwe regeling

14-09-2006

Lokale (gemeente)krant , 04-10-2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie segmentering bedrijventerreinen gemeente Lingewaard

HET JUISTE BEDRIJF OP DE JUISTE PLAATS

 

 

1. INLEIDING

De vraag naar bedrijfsgrond is recentelijk door de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling geactualiseerd. Dit om enerzijds de invloed van de economische recessie op de vraag naar bedrijfsgrond in beeld te brengen. Anderzijds om een nauwkeurigere registratie te krijgen van aard, type en schaal van de vraag naar bedrijfsgrond, rekening houdend met aspecten als onder meer verkeer, milieu en werkgelegenheid.

 

Een belangrijk onderdeel van het sociaal- en economische beleid van een gemeente is het bedrijventerreinenbeleid en afgeleid daarvan de werkgelegenheidsfunctie. Éen van de manieren om de ontwikkeling van de werkgelegenheid te bevorderen is het scheppen van voorwaarden m.b.t. de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, zodat deze zich kunnen blijven ontplooien.

 

Momenteel worden plannen gemaakt voor de uitbreiding van vier bedrijventerreinen. Hierdoor bestaat er enige schuifruimte en de unieke kans om maatwerk te verrichten en ieder bedrijf zich (binnen grenzen) op de juiste locatie te laten vestigen. De vraag of wij als gemeente niet over moeten gaan tot een vorm van segmentering en/of clustering/zonering op bedrijventerreinen of delen daarvan is in het kader van projectoverleg recentelijk enkele keren gesteld. Dit is de voornaamste aanleiding voor deze notitie geweest. In deze notitie wordt op segmentatie en clustering ingegaan. Een pleidooi wordt gehouden voor een strikte segmentatie van het veilingcomplex en het Agropark II. Verder voor een sterkere profilering van de overige bedrijventerreinen. Ook in de structuurvisieplus is hierop aangedrongen.

 

In het kader van de geplande uitbreidingen van de bedrijventerreinen Gendt-Bemmel, Houtakker, Pannenhuis en Agropark en onderzoek naar de mogelijkheid van revitalisering van het Pannenhuis I is de discussie naar segmentering/clustering zeer actueel geworden. Alvorens terreinen worden uitgegeven moeten bepaalde keuzes worden gemaakt. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op theoretische achtergronden. Verder wordt ingegaan op nut en noodzaak van deze oefening en de voor-en nadelen van segmentatie. In hoofdstuk 3 wordt een concreet voorstel gedaan. Voor de lezer die uitsluitend geïnteresseerd is in de voorgestelde segmentatie/clustering wordt naar paragraaf 3.1 verwezen.

 

In de bijlagen vind een verdere verdiepingsslag plaats. In bijlage 1 komen segmenteringvarianten aan de orde. In de overige bijlagen is aanvullende informatie toegevoegd.

 

Deze notitie kan beschouwd worden als een uitwerkingsnotitie van de structuurvisie (en onze visie op werken), alsmede van het segmenterings—en faseringsplan Kan 1997. Deze notitie vormt verder een onderlegger voor de nog op te stellen gemeentelijke economische beleidsvisie.

 

In het beleidsprogramma 2001-2006 van het college is als speerpunt van de economie benoemt het behoud en zo mogelijk versterking van de werkgelegenheid, zulks in samenwerking met de regio en het KAN, met het oog voor het midden en kleinbedrijf als service aan de lokale behoeften. Het college staat voorwaardenscheppend en serviceverlenend op de bres bij voorgenomen economische activiteiten. Deze notitie haakt hierop in en tracht tot strategische keuzes te komen. Namelijk door het aanbrengen van een kwalitatieve differentiatie van de bedrijventerreinen binnen de gemeente. Dit om als gemeente voldoende aanbod aan bedrijventerrein in onderscheiden segmenten aan de lokale markt te kunnen aanbieden.

 

2. SEGMENTERING VAN BEDRIJVENTERREINEN VERBETERT VESTIGINGSKLIMAAT BEDRIJVEN

Rapporten en nota’s staan tegenwoordig vol met termen als thematisering en differentiatie van bedrijventerreinen. Ook termen als clustering, bundeling van bedrijfsactiviteiten of segmentering vallen vaak. Zo duikt ook de term selectief vestigingsbeleid steeds vaker op in nota’s van verschillende overheden. Dit in veel gevallen zonder dat deze begrippen verklaard of gedefinieerd worden. Termen worden vaak door elkaar gebruikt. Nergens wordt bovendien uitgewerkt hoe dit beleid vorm kan worden gegeven. Goede en objectieve methodieken om tot segmentatie te komen lijken te ontbreken. Zo is het bijvoorbeeld niet goed mogelijk om de vraag naar specifiek woon-werklocaties goed in te schatten. Uitzondering op bovengenoemde regel vormt de gemeente Tilburg. Hier is selectief vestigingsbeleid vastgesteld met behulp van een set criteria, ontwikkelt door ETIN adviseurs. Dit betreft echter een zeer omvangrijke excercisie, waarbij veel achtergrondgegevens bekend moeten zijn. Ook het Segmenterings- en Faseringsplan (vastgesteld door de KAN raad mei 1997) geeft op regionaal niveau concreet aan welke segmentering wordt voorgestaan binnen het KAN gebied.

 

In het provinciale beleid wordt aangedrongen op differentiatie van vooral regionale bedrijventerreinen, maar ook het beleid van het juiste bedrijf op de juiste plaats. Het KAN beleid spreekt over het geven van herkenbare gezichten aan bedrijventerreinen en een differentiatie naar vestigingsmilieus. Segmentatie en clustering sluiten aan bij bovengenoemde beleidsvoornemens. Naar onze mening hebben alleen het Agropark en in mindere mate de Houtakker momenteel een eigen smoel met een herkenbare profilering. De overige terreinen vallen te kenschetsen als meer van hetzelfde. Dit is gezien de leeftijd en het gemengde karakter van deze terreinen overigens geen verrassing. Toch kan ook op deze terreinen sprake zijn van meer herkenbaarheid en daardoor een verbeterd vestigingsklimaat.

 

Door segmentering/clustering van bedrijventerreinen sluiten de eigenschappen van locaties voor bedrijven beter aan op de behoeften van ondernemers. De aantrekkelijkheid van het economische vestigingsmilieu neemt hierdoor toe. Bedrijven en werkgelegenheid (een van de belangrijkste indicatoren voor de economie van onze gemeente) blijven zo voor de gemeente of regio behouden en bedrijven van elders zijn eerder geneigd zich te vestigen. Voor onze gemeente is dit laatste aspect vooral van belang voor de agribusiness. Profilering en enige segmentering is overigens niet nieuw voor de gemeente en binnen het KAN. Ook op de huidige terreinen wordt in veel gevallen op grond van de bestemmingsplanvoorschriften slechts een selectie van bedrijven toegelaten. In de meeste bestemmingsplannen zijn milieu-invloeden van toe te laten bedrijvigheid bepalend. Denk daarbij aan stank, lawaai, gevaar, visuele hinder, verkeersaantrekking, etc.. Bedrijven worden op basis daarvan ingedeeld in categorieën. Vaak is aan het huidige bestemmingsplan ook een staat van inrichtingen toegevoegd: bedrijven die we wenselijk achten op een terrein. Het bedrijventerrein Looveer is bijvoorbeeld gezoneerd op basis van milieu-invloeden. Op de Houtakker I werden uitsluitend niet industriële bedrijven uit uitsluitend de kern Bemmel gevestigd. In veel bestemmingsplannen is echter om begrijpelijke redenen ook de mogelijkheid opgenomen om vrijstellingen te verlenen. Van deze mogelijkheid is ruim gebruik gemaakt. In sommige gevallen zelfs zo veel dat uitzonderingen langzaam de regel lijken te worden.

 

2.1 KWANTITEIT EN KWALITEIT

Voor een gezonde economische ontwikkeling van een stad of regio is allereerst een voldoende areaal aan beschikbare bedrijventerreinen gewenst (= kwantiteit). Daar wordt op dit moment in onze gemeente hard aan gewerkt. Daarnaast zijn ook de kwalitatieve aspecten van de locaties voor bedrijven van groot belang. Zeker omdat ondernemers zich steeds beter bewust zijn van de waarde van een optimale bedrijfshuisvesting. Over die kwaliteit gaat het bij segmentering/clustering. Aangezien de vestigingscriteria van ondernemers verschillen, is het begrip kwaliteit niet eenduidig. Zo is een zichtlocatie voor het ene bedrijf van groot belang, terwijl dit voor het andere bedrijf nauwelijks telt.

 

Dit betekent dat de aan te bieden bedrijfslocaties bij voorkeur die eigenschappen dienen te bezitten die optimaal aansluiten op de vestigingscriteria van de verschillende gebruikersgroepen. Dit kan bereikt worden door middel van segmentering van bedrijventerreinen of clustering van bedrijvigheid op deze terreinen.

 

Gemeenten, regio’s en provincies hebben hiermee een belangrijk instrument in handen om de regionale of gemeentelijke economie te stimuleren. Vooral nu sprake is van economische recessie, vindt zo een goede voorsortering op de toekomst plaats.

 

Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen regeerde in het verleden bij veel gemeenten de waan van de dag: bestuurders waren blij als vierkante meters (snel) werden verkocht aan bedrijven en bedrijven waren blij als ze goedkoop grond hadden kunnen bemachtigen. Zo zijn er talrijke gemengde bedrijventerreinen ontstaan waar je een autosloper of afvalverwerker naast een drukkerij of een procesindustrie naast een hoogwaardig dienstverlenend bedrijvig aantreft. Ruimtelijke kwaliteit is op veel van deze terreinen ver te zoeken. Een deel van deze (verouderde) bedrijventerreinen ziet er nu rommelig en verwaarloosd uit. De kwaliteit is laag tot matig op allerlei aspecten. Ze hebben geen eigen profiel, missen een smoel, een belangrijke toegevoegde waarde voor ondernemers en zullen (in de toekomst) gerevitaliseerd moeten worden. Nut en noodzaak van vroegtijdig aandacht besteden aan kwaliteit komen dan meteen aan de orde. Een selectief vestigingsbeleid is wenselijk met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik. Gemeenten moeten zorgvuldig grond uitgeven en daarmee selectief zijn. Dit om kwaliteit te realiseren en vast te houden. Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit zijn in toenemende mate punten van aandacht. Het waarborgen van een kwalitatief goed niveau is een vereiste om veroudering te voorkomen en daarmee herstructurering in de toekomst voor te blijven. Het gronduitgiftebeleid is onderdeel van een integraal bedrijventerreinenbeleid. Andere onderdelen zijn het opstellen van een behoefteraming. Het aanbod moet echter niet alleen op kwantitatief niveau op de vraag aansluiten, maar ook op kwalitatief niveau. Hiervoor moeten de wensen en eisen, die ondernemingen stellen aan kavels en bedrijventerreinen onderzocht worden. Tevens vormen de economische doelstellingen van de gemeente een belangrijk onderdeel van een integraal bedrijventerreinenbeleid.

 

Dat brengt ons bij de definities.

 

Het KAN hanteert de volgende definities:

  • -

    Differentiatie (=aanbodgerelateerd): bestemming van een deel van het bedrijventerrein voor een specifieke groep bedrijven (segment) en afstemming van de inrichting van het terrein op de geselecteerde doelgroep

  • -

    Segmentering (=vraaggerelateerd); definitie van de potentiële klantengroep voor een bedrijvenlocatie en inventarisatie van eisen en wensen van de gedefinieerde potentiële klantengroep, teneinde het te creëren aanbod zo goed mogelijk op de vraag af te stemmen.

Andere begrippen, die gehanteerd worden zijn:

  • Clustering: geheel van bedrijvigheid dat geconcentreerd is rond een bepaalde economische activiteit ((Oerlemans en Meeus, 1993) , waarbij verder verschillende dimensies een rol kunnen spelen (bijvoorbeeld geografisch= ruimtelijke clustering, horizontaal = klassieke sectorindeling, lateraal =relaties met verwante sectoren, netwerk= niet alleen nabijheid maar hoe samenwerking is.

  • Etikettering: bestemmen van terreinen voor bepaalde smalle bedrijvensegmenten of clusteren naar hoogwaardig, modern en traditioneel, waardoor een compacte, afgestemde en eenduidige structurering en verkaveling mogelijk wordt gemaakt

  • Zonering: vertaling van segmentatie in de markt naar zonering op een terrein maakt per zone een compacte en op het segment afgestemde eenduidige structurering en verkaveling mogelijk.

  • Thematisering: bedrijven worden gezoneerd of geclusterd rond een bepaald thema, bijvoorbeeld maritiem, luchthaven, etc..

Er kan verder een onderscheid gemaakt worden in een segmentatie tussen terreinen en segmentatie binnen terreinen. Bij het tweede is het wellicht beter te spreken over inrichting van het terrein of clustering.

 

Bedrijventerreinen kunnen op veel verschillende manieren gesegmenteerd of ingedeeld worden. Doorgaans vindt gelijktijdige toepassing plaats van meerdere segmenteringvarianten. Op zich is dit goed, zolang het maar doelmatig gebeurd. Dit is vaak niet het geval. Strikt genomen staan gesegmenteerde terreinen tegenover gemengde terreinen. Kenmerkend voor deze terreinen is dat meerdere typen bedrijven door elkaar gehuisvest zijn. De klanten- of doelgroepen van de meeste terreinen in onze gemeente zijn zeer divers. Van een strikte segmentering kan dan ook geen sprake zijn, m.n. op bestaande terreinen kan alleen sprake zijn van streefbeelden.

 

2.2 LOCATIEKEUZE BEDRIJVEN

De keuze voor een bepaalde bedrijfslocatie wordt niet uitsluitend bepaald door kenmerken van de locatie zelf. Bedrijven hechten belang aan factoren als de arbeidsmentaliteit en de houding van de overheid t.a.v. bedrijven. Daarnaast zijn er factoren die direct verband houden met de aard en ligging van de vestigingsplaats. Belangrijke factoren zijn:

 

  • Bereikbaarheid over de weg

  • Parkeergelegenheid personeel/bezoekers

  • Representativiteit van de locatie/het gebouw (de zakelijke dienstverlening vestigt zich bijvoorbeeld graag aan zichtlocaties op kantorenparken)

  • Uitbreidingsmogelijkheden op langere termijn (vooral industrie)

  • Een goede aansluiting op het nationale netwerk van autosnelwegen (bijvoorbeeld transport en logistieke bedrijven)

  • De beschikbaarheid van adequaat geschoold personeel van lager of middelbaar opleidingsniveau

  • Aanwezige telecommunicatievoorzieningen

  • Kale grondprijs (belangrijk voor de distributiesector, minder bij de zakelijke dienstverlening, in Westen belangrijker dan in onze regio)

  • De ligging t.o.v. afnemers.

(Buck Consultants International/Kolpron)

 

De belangrijkheid van deze factoren verschilt echter per type bedrijf zelfs binnen dezelfde sector.

Bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen is het belangrijk bedrijven bij elkaar te krijgen die iets voor elkaar betekenen en samenwerken. De bedrijventerreinen veranderen dan in complexen van elkaar toeleverende bedrijven, die profiteren van elkaars nabijheid. Denk hierbij aan het complex van de Veiling Oost Nederland. Bedrijven kruipen tegenwoordig bij elkaar niet alleen maar vanwege de ligging aan een snel c.q. invalsweg (transport/kantoren), maar vooral ook vanwege de uitstraling die ze nastreven of gebruik te maken van elkaars restwarmte (procesindustrie). Ook collectieve voorzieningen worden steeds belangrijker. De termen duurzame bedrijventerreinen, intensief ruimtegebruik, segmentering en selectiviteit komen dan aan de orde.

 

2.3 SEGMENTERING/CLUSTERING EN SELECTIVITEIT

Centrale doelstelling van het beleid is:

“Het kwalitatief verbeteren van het vestigingsklimaat voor lokale bedrijvigheid.”

 

De structuur van een bedrijventerrein wordt bepaald door het aantal vestigingen en het aantal werkzame personen naar sector en naar segment. Segmentering kan de structuur van een bedrijventerrein verbeteren, zowel in ruimtelijke als in functionele zin.

 

De definitie die wij graag willen hanteren is de volgende:

Bedrijventerreinen geheel of gedeeltelijk bestemmen voor bedrijven met min of meer dezelfde activiteiten, functie of kenmerken.

 

Segmentering en selectiviteit bij herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen zijn instrumenten om specifieke economische activiteiten te stimuleren. Selectiviteit bevordert een optimale benutting van de beschikbare ruimte voor het versterken van de economische structuur van een regio (of kern daarbinnen). Segmentering is veelal gekoppeld aan een bijzonder vestigingsmilieu. Het richt zich op het strategisch inzetten van locaties voor sterke bestaande of kansrijke economische sectoren (denk in het geval van Lingewaard aan de agribusiness). Voorwaarde voor het toepassen van selectiviteit en segmentering in een regio is dat er uitgegaan wordt van een duidelijk breed gedragen profiel. Daarnaast moet er binnen een regio veelal nauw samengewerkt worden bij de ontwikkeling en exploitatie van bedrijventerreinen.

De industrieschappen Bemmel-Huissen (sinds1982) en Bemmel-Gendt die wij in het verleden kenden vormen hiervan een voorbeeld. Het samenwerkingsverband tussen de gemeenten Nijmegen en Wijchen (distributiepark Bijsterhuizen) is hier ook een voorbeeld van.

 

In de grote steden is segmentatie van gespecialiseerde bedrijventerreinen al gebruikelijk. Biotechnologie treffen we aan in Wageningen, Leiden, Den Haag en Groningen, medische technologisch in Nijmegen, Maastricht en Heerlen, distributie in Rotterdam en Venlo, Agri-nutri in Wageningen, Milieu Energie en Afval (Leeuwarden), etc..Middelburg segmenteert naar verticale bedrijfskolommen: aquaproducten, landbouwproducten, pleziervaart, techno-nature, logistiek, recreatie. Soms ontlenen steden zelfs hun identiteit aan de lokale bedrijvigheid: Rotterdam havenstad, Tiel (Flipje: fruitteelt), Venlo transportstad, Eindhoven lichtstad (Philips). Clustering rondom technologische hoogwaardige ondernemingen is ook gebruikelijk: electronicacluster rond Philips, agro-industriële complex rond Unilever, Heineken en CSM, en petrochemische clusters rond AKZO, Shell, DSM en DOW. Maar ook op kleinere schaal zie we overal clustering voorkomen: de meubelboulevards, autoboulevards en milieustraten/ecostraten of groene bedrijventerreinen en de business parks.

 

In het KAN kennen we de science parken (KEMA Arnhem en Institutenzone Nijmegen), PDV –GDV locaties (Grootschalige en perifere detailhandelslocaties, zoals de meubelboulevards en autoboulevards), Kantoorparken (Ijsseloord II), Ecopark Koningspleij Noord (deels), Energiepark (EPON/Nijmegen, Roelofshoeve Duiven) en de distributieparken (Bijsterhuizen).

 

2.4 SEGMENTERINGSVARIANTEN

Voor een zorgvuldige segmentering is het noodzakelijk om een beeld te hebben van de verschillende varianten op basis waarvan een segmentering plaats kan vinden. Alleen zo kan het vestigingsmilieu van bedrijventerreinen optimaal afgestemd worden op de vestigingswensen van ondernemers.

 

Bedrijventerreinen kunnen onder meer gesegmenteerd/ingedeeld zijn op basis van milieuhindercategorie, bereikbaarheidsprofiel, bedrijfstak, representativiteit, bedrijfshuisvesting, afzetgebied, ketenmanagement en formatie. In de praktijk is het zinvol om bedrijventerreinen op basis van meerdere varianten te segmenteren. Voor een optimale bijdrage aan het vestigingsklimaat van bedrijven is het de kunst om de juiste combinatie aan segmenteringvarianten toe te passen. Aangezien de ruimtelijk-economische situatie in iedere stad of regio verschillend is, vraagt dit om specifiek onderzoek en maatwerk! De verschillende segmenteringvarianten worden vaak met elkaar gecombineerd. Zo is het tegenwoordig gebruikelijk dat elk bedrijventerrein is bestemd voor bepaalde milieuhindercategorieën en tevens een bereikbaarheidsprofiel heeft.

 

Een aantal bedrijventerreinen is daarbovenop gesegmenteerd op basis van bedrijfstak. Deze indeling gaat vaak weer (onbewust) samen met de segmenteringvarianten bedrijfshuisvesting en representativiteit. Een voorbeeld van het combineren van segmenteringvarianten zijn de brainparks. In feite zijn deze bedrijventerreinen gericht op kantoorhoudende bedrijven in de bedrijfstak zakelijke dienstverlening in een representatieve setting. Door de keuze van de kavelgroottes wordt daarbij automatisch gesegmenteerd op afzetgebied. In bijlage 1 wordt op bovengenoemde segmenteringvarianten uitgebreid ingegaan.

 

Segmentering/clustering biedt naast voordelen ook nadelen (zie paragraaf 2.5)

De voordelen zijn:

  • Vergelijkbare bedrijven komen bij elkaar terecht

  • Er kunnen delen aangewezen worden voor specifieke doeleinden bijvoorbeeld representatieve bedrijven

  • Er ontstaat een aantrekkelijk goed geordend bedrijventerrein

  • Betere profilering van terreinen

  • Economische structuurversterking

  • Zonering zorgt voor herkenbaarheid

  • Duidelijkheid bieden over de woonsituatie

  • Voorkomen van milieuhinderproblemen en conflicten tussen wonen en werken

  • Mogelijkheid tot bovenlokale afstemming en voorkomen van concurrentie tussen gemeenten.

Het beter organiseren van terreinen draagt bij aan een betere beleving. Om een goede segmentering/clustering op bestaande terreinen te krijgen is een langdurig en stroperig proces nodig (dat vaak veel weerstand vanuit gevestigde bedrijven oplevert en daarnaast ook nog eens kostbaar is: denk aan bedrijfsverplaatsingen, bodemasaneringen, etc..). Segmentering/clustering kan echter door uitwisselingen tussen bestaande terreinen en uitbreidingen daarvan in een stroomversnelling raken. De toegevoegde waarde ligt verder in het feit, dat de transparantie verhoogd wordt t.a.v. het uitgiftebeleid en de gemaakte keuzes daarbinnen beter onderbouwd kunnen worden. Segmentering kan verder duidelijkheid bieden over de woonfunctie op een bedrijventerrein. Een bedrijventerrein met woningen heeft andere eisen ten aanzien van de openbare ruimte en milieuzoneringen dan een bedrijventerrein zonder woningen. Door de toenemende milieu- en veiligheidsvoorschriften wordt functiemenging van bedrijfswoningen en bedrijvigheid steeds meer een probleem.

 

Zeker omdat ondernemers zich steeds beter bewust zijn van de waarde van een optimale bedrijfshuisvesting, levert een juiste segmentering van bedrijventerreinen een belangrijke bijdrage aan een gezonde economische ontwikkeling. Selectief beleid is niet alleen opportuun in geval van gebrek aan vestigingsmogelijkheden, maar ook vanuit de wens om kwaliteit van de economische structuur van de gemeente of op een bedrijventerrein te verhogen.

 

Het KAN gaat er van uit, dat clustering markttechnisch zinvol is als hier schaal-en kostenvoordelen voor bedrijven mee te halen zijn. Wij zijn van mening, dat ook gewenste ruimtelijke kwaliteiten een rol spelen en bedrijven op de juiste locatie gevestigd dienen te worden.

 

2.5 SEGMENTERING: KWESTIE VAN LANGE ADEM EN CONSEQUENT BELEID

Gemeenten concurreren vaak onderling om bedrijven en daarmee om werkgelegenheid. Als gemeente Lingewaard moeten we onze kansen benutten. Door segmentering, clustering en selectiviteit kunnen specifieke bedrijven worden toegelaten (selectief vestigingsbeleid). Als daarover in regionaal verband afspraken worden gemaakt neemt de herkenbaarheid van terreinen toe en de concurrentie af. Segmentering biedt mogelijkheden tot synergie maar kent ook nadelen zo als het ontstaan van (conjunctuurgevoelige) monoculturen en (kunstmatige) schaarste voor andere typen bedrijvigheid. Nieuwvestigers stellen over het algemeen hoge eisen aan de kenmerken van de grootte, de representativiteit, het toekomstige bedrijfspand en de bereikbaarheid van een locatie. Een te strikt concept kan ondernemers afschrikken. Indien een ondernemer in de toekomst wil verhuizen dient hij zijn pand te verkopen. Het pand is echter minder courant wanneer er zwaarwegende eisen aan de nieuwkomer worden gesteld. Strikte vestigingseisen kunnen door potentiële vestigers als een belemmering worden gezien in het toekomstige verkoopproces. Verder moet er ook rekening gehouden worden met schaalniveaus. De omvang van de lokale terreinen in onze gemeente is over het algemeen te gering om een strikte segmentering door te voeren.

 

Segmentering van bedrijventerreinen in onze gemeente is alleen zinvol als consequent wordt vastgehouden aan de gewenste segmentering. Dit vraagt soms om lange adem en in bepaalde gevallen een financiële aderlating. Zo kan het gebeuren, dat een bedrijventerrein of deel ervan, dat voor een bepaald segment wordt bestemd, zoals het Agropark slechts langzaam uitgegeven wordt. Dit terwijl er voldoende andere bedrijven zijn, die zich hier toch zouden willen vestigen. Vanuit de grondexploitatie wordt er momenteel vaak nog van uitgegaan, dat bedrijfsgronden geld moeten opbrengen en daarom worden ze snel uitgegeven. Bij een selectief beleid worden echter uitsluitend die bedrijven toegelaten die passen binnen het segment. Rekening moet o.a. worden gehouden met renteverlies doordat de grond minder snel dan gebruikelijk kan worden uitgegeven of extra kosten in verband met acquisitie en marketing. Een goed voorbeeld is het terrein Bijsterhuizen in Bijsterhuizen in Nijmegen/Wijchen. Dit modern terrein is specifiek bestemd voor het segment transport en logistiek. Om uiteenlopende redenen Dit probleem kan deels opgevangen, zoals in onze gemeente, door tegelijkertijd meerdere bedrijventerreinen op de markt te brengen. Maar dit is erg kostbaar.

 

Op verouderde terreinen is revitalisering vaak noodzakelijk. Door consequente zonering, clustering of segmentering kunnen (delen van) terreinen (vaak via een langdurig en moeizaam proces zoals boven aangegeven) van kleur verschieten en een eigen identiteit krijgen. De kwaliteit kan daarmee echter op termijn enorm verbeteren. Door segmentering wordt bovendien het uitgiftebeleid van de gemeente transparanter gemaakt. Ook binnen onze gemeente zijn voorbeelden te benoemen van hoe het eigenlijk niet moet. Het etiket van een gesegmenteerd terrein moet de lading dekken. Als er jam in je pindakaaspot zit kijk je ook raar op. Dat moet voorkomen worden.

 

2.6 UITSTRALING ALS SLEUTELFACTOR

VERMENGING VAN KANTOREN EN BEDRIJVEN

Het KAN is van mening, dat uitstraling als hoofduitgangspunt voor differentiatie kan dienen. Dit betekent, dat er naar gestreefd wordt bedrijven met een gelijksoortige uitstraling zoveel mogelijk bij elkaar te plaatsen. Daarbij wordt ingespeeld op een algemene trend in de bedrijfshuisvestingsmarkt: kantonisering. Als gevolg van de sterke groei van dienstverlening binnen de economie stellen steeds meer bedrijven met zeer uiteenlopende activiteiten hoge eisen aan de huisvesting: een moderne uitstraling is het motto. Dit is echter sectorgebonden. Transportbedrijven zullen altijd de hoogste prioriteit blijven leggen bij de externe bereikbaarheid per vrachtauto. Voor differentiatie van het aanbod is dit gegeven echter niet meer genoeg.

 

Bedrijventerreinen en kantorenlocaties beginnen in uitstraling dus steeds meer op elkaar te lijken. Steeds vaker voorzien productiebedrijven hun bedrijfshallen van een kantorendeel met een hoogwaardige uitstraling. Dit wordt vanuit de overheid ook actief gestimuleerd op grond van beeldkwaliteitplannen e.d.. Zo zal dit ook voor het Pannenhuis II een belangrijke rol gaan spelen. In het segment bedrijventerreinen bestaat reeds het type hoogwaardig. Op deze bedrijventerreinen wordt plaats geboden aan bedrijven met een hoog kantoorgehalte. Binnen de kantorenlocaties wordt verder het type stadsrandlocatie onderscheiden. Het onderscheid tussen de kantorenlocatie aan de stadsrand en het hoogwaardige bedrijventerreinen is miniem. Dit maakt dat bedrijventerreinensegmenten stadsrandlocaties, hoogwaardig en gemengd voor een bedrijf met ruimtebehoefte steeds meer in elkaar schuiven. De Kan segmenteringsnota onderscheid vijf typen van bedrijfspanden:

  • -

    kantoorachtige/showrooms

  • -

    kantoorachtigen/showrooms met bedrijfshal

  • -

    bedrijfshallen zonder open opslag

  • -

    bedrijfshallen met open opslag

  • -

    procesindustrie

Het kwaliteitsniveau van de inrichting wordt grotendeels bepaald door de uitstraling van de daar gevestigde bedrijven

 

2.7 KANTTEKENINGEN SEGMENTERING

Wij zijn van mening, dat een al te ver doorgevoerde segmentering/clustering van totale terreinen- behoudens voor het Agropark en het veilingcomplex- niet aan te bevelen is. Vanuit de markt bestaat hier geen aanwijsbare behoefte aan. Het merendeel van de bedrijven in Nederland en zo nemen wij aan ook in onze gemeente -heeft de voorkeur voor een gemengd terrein (Bron: CPB/IBIS). In 2002 kende Nederland de volgende verdeling qua terreintypen: gemengd (62%), zware industrie (8%), zeehaven (20%), hoogwaardig (5%), distributie (5%). Verder is er volgens ons onvoldoende draagvlak om specifieke type terreinen te ontwikkelen buiten de agribusiness. Dat past ook niet bij de schaal van de gemeente en zou regionaal grondbeleid vergen. Bij een strikte segmentering zou een rendabele exploitatie volgens ons in gevaar komen en daarvoor is volgens ons ook een regionale regie noodzakelijk. Bovendien ontbreken momenteel de goede methodieken om tot een gemotiveerde segmentering te komen (o.a. behoeftebepaling).

 

Door segmentering en selectiviteit bepaalt het aanbod in hoge mate de (aard van de ) vraag.

3.0 BEDRIJVENTERREINEN LINGEWAARD: OVERZICHT

3.1 Toekomst bestaande terreinen

Onze gemeente telt zeven bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen zijn traditioneel verbonden aan de drie voormalige hoofdkernen Bemmel, Gendt en Huissen. Het zijn overwegend terreinen met een lokale functie. D.w.z. de bedrijvigheid moet qua aard, schaal en type passen bij de omvang van de gemeente (gekeken wordt naar volume, kavelgrootte, productiemilieu, mobiliteitsprofiel en milieuregime). Ze hebben een opvangtaak voor lokale initiatieven en voor verplaatsing van en uitbreiding van in de gemeente aanwezige bedrijvigheid. Op de terreinen Pannenhuis en Agropark mogen zich ook bedrijven van buiten de gemeente vestigen die gelieerd zijn aan de veiling of beter gezegd de groene of agrobusiness sector. De terreinen Gendt-Bemmel, Agropark en Pannenhuis maakten deel uit van gemeenschappelijke regelingen. Binnen deze samenwerkingsverbanden zijn reeds afspraken gemaakt de toe te laten bedrijven op deze terreinen (is reeds een vorm van segmenteren). Behoudens het zware gezoneerde bedrijventerrein Looveer met een eigen geluidscontour, dat zowel via de weg-als via vaarwater bereikbaar is, zijn de overige terreinen gemengde terreinen. Deze terreinenen zijn uitsluitend per weg bereikbaar. Op gemengde terreinen is in beginsel in het verleden weinig rekening gehouden met de verschillende activiteiten. Hierdoor komt het vaak voor, dat een bedrijf dat hecht aan representativiteit is gelegen naast een bedrijf dat hier geen waarde aan hecht. Dit komt de algemene uitstraling van de meeste verouderde terreinen binnen onze gemeente niet ten goede. Kleinschalige gemengde terreinen hebben meer kans op een rommelige en onoverzichtelijke structuur.

 

De terreinen Looveer (ligging in de uiterwaarden), Lingewal (ligging in het open landschap) en Polseweg (ligging in woonomgeving) worden niet uitgebreid. Nieuwe ruimte moet zoveel mogelijk gezocht worden binnen de bestaande hoofdstructuur van stedelijk gebied c.q. bestaande infrastructuur. Daarom worden bij voorkeur De Houtakker, Pannenhuis en Agropark uitgebreid en worden deze terreinen ook gereserveerd voor die bedrijven die passen bij het profiel van het bedrijventerrein dan wel de nabijheid van de hoofdinfrastructuur nodig hebben. Het bedrijventerrein Gendt-Bemmel is bij uitstekt geschikt als verzamelpunt voor lokale bedrijvigheid die hoort bij de omliggende dorpen, maar juist daardoor ook weer niet geschikt voor bijvoorbeeld een strakke segmentering.

 

Tabel 1 geeft een overzicht van de bestaande terreinen en enkele kenmerken daarvan.

 

Tabel 1: Overzicht bedrijventerreinen en huidige bedrijven

 

Naam

Type terrein/

Bruto

 

Netto

Aantal vestigingen

Type bedrijven (SBI)

Grootte klassen

Gendt – Bemmel I

Gemengd lokaal

Jaren ‘60

31

29,3

68

1,2,3,4,5,6,7,9,

2,3,4,5,6,7 (1x),8 (2x)

Gendt – Bemmel II

Gemengd lokaal

2004

2

1,3

Nog onbekend

Nog onbekend

Nog onbekend

Houtakker I

Gemengd lokaal

1977/1981

6

5

34

2,4,5,6,7,9

2,3,4 en 5 (5x) en 6 (2x)

Houtakker II

Gemengd lokaal

Jaren ‘70

10

8

Nog onbekend

Nog onbekend

Nog onbekend

Lingewal

Gemengd lokaal

6

6

4

4,5,8

4,5

Agropark I

Gemengd lokaal

Eind jaren 90

11

8,5

13

2,3,4,5,7

1,2,3,4,5,6,7

Agropark II

Gemengd lokaal

11,5

10

Nog onbekend

Nog onbekend

Nog onbekend

Pannenhuis I

Bemmel Huissen

Gemengd lokaal, jaren ’70

Veiling

23

20

20

66

21

18

?

127

 

1,4,6,7,9,11

 

2,3,4,5,6

Pannenhuis II

Gemengd lokaal

19

 

Nog onbekend

Nog onbekend

Nog onbekend

Polseweg

Gemengd lokaal

3,6

3,4

8

1,2,4,5,6,7

3,4,5, en 8

Looveer

Zwaar

Jaren ‘70

24,5

22

11

1,2,3,5,6,7

2,,4,6,8

Totaal

 

143,6

132,5

365

 

 

Bronnen: IBIS/PWE, Provincie Gelderland 2003

 

Standaard Bedrijfsclassificatie SBI ‘93

  • 1=

    landbouw

  • 2=

    voeding

  • 3=

    Chemie

  • 4=

    Metaal en elektrotechniek

  • 5=

    Overige industrie

  • 6=

    Energie

  • 7=

    Bouw en onroerend goed

  • 8=

    Handel

  • 9=

    Transport en communicatie

  • 10=

    Bank en Verzekeringswezen

  • 11=

    Horeca, reparatie, zakelijke diensten

  • 12=

    Kwartaire diensten

  • 13=

    Overheid en onderwijs

  • 14=

    Overig

 

Aantal werkzame personen

 

Grootteklasse:

  • 01=

    01= 0 tm 0

  • 02=

    1 tm 1

  • 03=

    2 tm 4

  • 04=

    5 tm 9

  • 05=

    10 tm 19

  • 06=

    20 tm 49

  • 07=

    50 tm 99

  • 08=

    100 tm 199

  • 09=

    200 tm 499

  • 10=

    500 tm 799

  • 11=

    800 tm 999

  • 12=

     

 

Op de gemengde bedrijventerreinen is over het algemeen bedrijvigheid in de sectoren industrie, bouwnijverheid, handel, vervoer, opslag, communicatie, en zakelijke dienstverlening. De schaal is over het algemeen evenredig met de grootte van de terreinen.

 

Om tot een nadere segmentering te komen is gebruik gemaakt van gegevens van de Kamer van Koophandel en de provincie Gelderland (Provinciale Werkgelegenheid Enquete)..

Vier terreinen binnen onze gemeente zijn door de Kamer van Koophandel in 2002 onderzocht in het kader van een studie naar duurzame bedrijventerreinen. Het Looveer en Pannenhuis leenden zich volgens deze quick scan van de Kamer van Koophandel meer voor segmentatie, dan de Houtakker en Bemmel/Gendf.

 

Tabel 2: Segmenteringskansen studie KvK

 

Terrein

Aantal werknemers

Aantal vestigingen

Segmenterings Kansen

Aantal werknemers per ha

Looveer

545

6

+

25

Pannenhuis

1895

130

+

33

Houtakker

252

33

+/-

19

Bemmel/Gendt

858

63

+/-

45

 

 

 

 

 

 

Bron; Kamer van Koophandel, Quick scan duurzame bedrijventerreinen in het KAN (2002)

 

3.2. SEGMENTERINGSVOORSTEL.

In deze paragraaf wordt een segmenteringvoorstel gedaan. Onderscheid wordt enerzijds gemaakt tussen bestaande terreinen en anderzjds de uitbreidingen daarvan. Voor de bestaande terreinen kan segmentering/clustering uitsluitend als streefbeeld worden aangegeven. Bij de geplande uitbreidingen is segmentering/clustering eenvoudiger, omdat de grond nog uitgegeven moet worden. Hier kan vanaf het begin de doelgroep of doelgroepen vastgelegd worden en verankerd worden in het bestemmingsplan/uitgiftebeleid. Voorgesteld wordt om een strikte segmentering te hanteren voor het Agropark II en het veilingterrein op Pannenhuis I.

 

Clustering naar bedrijfstak is volgens ons kansrijk op diverse locaties:

Agropark II/veilingterrein: agribusiness. Onder agribusiness wordt dan in eerste instantie verstaan een bedrijf dat een functionele binding heeft met de tuinbouwbedrijven, zoals agrarisch- technische bedrijven en agrarische toeleveringsbedrijven, dan wel een bedrijf dat een functionele binding heeft met, dan wel in nauwe relatie staat tot het tuinbouwgebied. In tweede instantie komen andere bedrijven uit de agribusiness sector in aanmerking. Het streven is om hier tot agrocomplexvorming te komen met een cluster of ketenbenadering. Ook delen van het Pannenhuis II kunnen hiervoor gereserveerd worden.

 

Consument gerichte goederen of diensten: realiseren van een autoboulevard of autostraat op de Houtakker en agribusiness op het Agropark/delen van het Pannenhuis I en II. Voldoende autodealers hebben belangstelling getoond voor de Houtakker om een autoboulevard of straat te realiseren (zie ook bijgevoegd artikel over autoboulevards). Ook op het Pannenhuis II zien wij kansen om een milieustraat met afvalverwerkende bedrijvigheid of een transportstraat te zoneren.

 

Diensten: op het Pannenhuis II zou een milieustraat kunnen worden ingericht met afvalverwerkende bedrijvigheid (waaronder een autodemontagebedrijf) in de lagere milieucategorieën.

 

In tabel 3 wordt een overzicht gepresenteerd.

 

Tabel 3: Overzicht bedrijventerreinen en uitbreidingen

Naam

Type terrein

 

Segmentering

Clustering

Zonering

Represen

Tativiteit/

Type bedrijfspanden

Wonen

Toe

Gestaan

Milieu

Cat.

Bemmel –Gendt I

Gemengd lokaal

1960

 

Nee

Bedrijfshallen met en zonder opslag

 

Zichtlocaties Langstraat showroom/kantoren aan voorkant

Ja

1-4

hindercat. 5+ 6 met vrijstelling

Bemmel Gendt II

Gemengd lokaal

200?

Nee

 

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Nee

1-3

Houtakker I

Gemengd lokaal

1977/1981

Ja

(groot)Handel en dienstverlening

Geen industrie

Perifere detailhandel beperkt

 

Bedrijfshallen met en zonder opslag

V. Elkweg hoogwaardiger

 

Ja

1-3 a+b

Houtakker II

Gemengd lokaal

200?

Ja

Naar bedrijfstak:

  • -

    Autoboulevard op zichtlocaties

  • -

    Groothandel

  • -

    Handel en reparatie

  • -

    Zakelijke dienstverlening

Bedrijfshallen met en zonder opslag Op zichtlocties hoogwaardiger/showrooms/kantoorachtig in hoogbouw

Nee

1-3 a+b

Lingewal

Gemengd lokaal

Nee

Gemengd

 

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Kantoorachtig

Ja

1-3

Agropark I

Gemengd lokaal

Eind jaren 90

Nee zonering

Gemengd

Geen zelfstandige kantoren

Geen detailhandel *

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Kantoorachtig en showroom langs Karstraat

 

Ja, Aparte zone

1-3

Agropark II

Gemengd lokaal

Woonwerkzone met kleinschalige bedrijven cat, 1-3 aan Karbrugse Voetpad

Agribusiness

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Representatief langs hoofdontsluiting

Ja,

Aparte zone voor cat.. 1+ 2 bedrijven

1-3

Pannenhuis I

Gemengd lokaal, jaren ’70

 

Ja zonering

Perifere detailhandel Zone

Schone ambachtelijke en industriële bedrijven

Wonen werken Kamervoort

Naar formatie: Veiling; agribusiness

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Showrooms langs Karstraat

Ja

1-5 (500 m. van woning)

Pannenhuis II

Gemengd lokaal

200?

Ja zonering

Bedrijfstakken met extensiever ruimtegebruik: transport/bouw/milieu/afvalverwerking/agribusiness

Clustering van afvalverwerkende bedrijven in milieustraat?

Aan hoofdwegen representatieve voorkanten

 

Bedrijfshallen met en zonder opslag

Nee

 

Polseweg

Nee

Gemengd lokaal

80 er jaren

Nee

Accent transport en wegenbouw

Bedrijfshallen met en zonder opslag Streven bam transformatie naar wonen bij bedrijfsbeeindiging

Ja

1-3a

4 vrijstel.

Looveer

Ja

Zwaar:

Ontsloten door weg en vaarweg met private kade

Representatieve zone langs Looveerweg

Geen detailhandel

Geen zelfstandige kantoorvestigingen

Zone met procesindustrie panden

Aan Looveerweg representatieve zone

Ja, binnen centrale zone

 

Zone zwaar met cat. 4+5

Gezoneerd terrein met 4 zones

Vastgestelde geluidscontour

 

 

 

 

 

 

 

Segmentering representativiteit bedrijfspanden

Op alle bedrijventerreinen moet bij voorkeur een differentiatie plaatsvinden naar aard en representativiteit van de bebouwing Diverse bedrijventerreinen kennen zichtlocaties. De voornaamste daarvan zijn de zichtlocaties van de Houtakker II en Houtakker I aan de van Elkweg en A15. Verder de zichtlocaties aan de Karstraat (Agropark I en Pannenhuis I) en tenslotte aan de Langstraat (Gendt-Bemmel), in mindere mate de Looveerweg. Zichtlocaties zijn waardevolle locaties. Van belang is dat de kwaliteit van deze locaties gewaarborgd word door nadrukkelijk aandacht te besteden aan goede inrichting en beheer. Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit spelen hierbij een rol. In het bestemmingsplan Overklap Karstraat (= Agropark) is hier reeds nadrukkelijk rekening mee gehouden: de gewenste kwaliteit is vastgesteld in een beeldkwaliteitplan.

 

E.e.a. betekent de bouw van kantoorachtige activiteiten/showrooms op de hoogwaardige zichtlocaties langs de A15 en van Elkweg. Dit sluit aan op de behoefte aan een optimale bereikbaarheid over de weg van de regionaal georiënteerde zakelijke dienstverlening. Deze sector kan hiermee voor Lingewaard behouden blijven, in zoverre passend bij het lokale karakter van de gemeente. Langs de doorgaande (hoofd)wegen langs de bedrijventerreinen kunnen showrooms/kantoren van bedrijven een plaats vinden. Productiehallen en opslagfaciliteiten dienen bij voorkeur buiten de zichtlijnen een plaats te krijgen.

 

De overige terreinen zullen een gemengd karkater behouden waarbij het streven is om meerdere segmenteringvarianten te combineren:

  • -

    bestemmen naar milieuhindercategorie

  • -

    bereikbaarheidsprofiel

  • -

    bedrijfshuisvesting representativiteit

Voor het Pannenhuis I zal in het kader van het Masterplan clustering en zonering nader bestudeerd worden.

BIJLAGE 1: SEGMENTERINGSVARIANTEN

 

Voor het segmenteren van bedrijventerreinen bestaan veel varianten. In de praktijk is het gebruikelijk om meerdere varianten tegelijk toe te passen. Voor een zorgvuldige segmentering is het wel noodzakelijk de verschillende segmenteringvarianten afzonderlijk in beeld te hebben. Alleen op deze manier kan het vestigingsmilieu van bedrijventerreinen optimaal afgestemd worden op de wensen en eisen van ondernemers. Bedrijventerreinen kunnen onder meer gesegmenteerd zijn op basis van: milieuhindercategorie, bereikbaarheidsprofiel, bedrijfstak, representativiteit, bedrijfshuisvesting, afzetgebied, ketenmanagement en formatie. De onderstaande informatie is grotendeels overgenomen van twee artikelen van Drs. P.C.M. van der Heijde van het Bureau Stedelijke Planning i Vastgoedmarkt.

 

  • A.

    MILIEUHINDERCATEGORIE

    De scheiding die zich vanaf de laatste decennia van de 19e eeuw voordeed tussen kantorenlocaties in de binnenstad en productiebedrijven (met meer hinder) aan verkeersaders (spoorwegen, kanalen, rivieren) langs de stadsrand was onbedoeld de eerste aanzet voor een segmentering naar milieuhindercategorie. In de loop van de 20e eeuw is het onderscheid in (geluids)hinder in het kader van de Wet Milieubeheer geformaliseerd en zijn de verschillende soorten bedrijven ondergebracht in milieuhindercategorieën. Dit gebeurt door overlast van geluid, geur, stof, gevaar en visuele overlast te combineren. In het bestemmingsplan is vastgelegd welk type bedrijf zich op welk bestemmingsvlak mag vestigen. Op een bedrijventerrein kunnen meerdere soorten bestemmingsvlakken aanwezig zijn. Door een toename van de technische mogelijkheden om milieuhinder te beperken neemt de noodzaak om te segmenteren op basis van milieuhinder af. Met de aanpassing van de Wet Milieuhinder in 2002 komt de verantwoordelijkheid voor het geluidbeleid vrijwel volledig bij de gemeenten te liggen. De gemeenten krijgen hiermee meer ruimte om zelf een wenselijke indeling naar milieuhindercategorie te bepalen.

     

    In Lingewaard gebruiken wij deze vorm van segmentering reeds sinds lange tijd.

  • B.

    BEREIKBAARHEIDSPROFIEL

    Segmentering naar het bereikbaarheidsprofiel van bedrijven komt voort uit de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra. Hierin is ingezet op het veilig stellen van de bereikbaarheid door middel van geleiding van de mobiliteit. Het niet noodzakelijke autoverkeer in steden en stadsgewesten diende teruggedrongen te worden door middel van een te voeren locatiebeleid en het hanteren van een stringent parkeerbeleid. Hiertoe zijn bereikbaarheidsprofielen geïntroduceerd met A, B en C locaties.

     

    De bereikbaarheidsprofielen bepalen de toegestane aard van de activiteiten (zelfstandige kantoren, bedrijfshuisvesting of een mix van beiden) en het maximaal te realiseren aantal parkeerplaatsen per werknemer. Het locatiebeleid had tot gevolg dat bij de planning en bestemming van bedrijventerreinen voortaan verplicht rekening gehouden moest worden met de vervoersactiviteiten van de diverse soorten bedrijven. In de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zijn de rijksnormen voor de indeling van locaties en het gebruik daarvan vervallen. In het nieuwe rijksbeleid zijn gemeenten primair verantwoordelijk voor het ontwikkelen en gebruiken van locaties voor bedrijven. Op zo’n manier dat recht wordt gedaan aan de drie dimensies van stedelijke vitaliteit: economische dynamiek, bereikbaarheid en ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.

     

    In Lingewaard is het bedrijventerrein Looveer ontsloten via de weg en via een vaarweg. Het verdient dan ook aanbeveling om bedrijven die van beide modaliteiten gebruik maken op het terrein te vestigen of behouden.

  • C.

    BEDRIJFSHUISVESTING

    Een derde vorm van segmentering is het indelen van bedrijventerreinen naar aard van de bedrijfshuisvesting. Hierbij is vooral sprake van een differentiatie tussen kantorenlocaties en terreinen met productiehallen. Daarnaast zijn nog vele tussenvarianten en verfijningen mogelijk. In de loop van de 20e eeuw vond een scheiding plaats tussen kantorenlocaties in of nabij het stadscentrum en bedrijventerreinen aan de stadsrand. In de centra van steden ontstonden hierdoor vaak omvangrijke kantorenconcentraties. In de afgelopen decennia kwamen aan de stadsrand echter ook specifieke kantorenlocaties tot stand zoals bijvoorbeeld Rijnsweerd in Utrecht en Amsterdam Zuidoost, Ijsseloord in Nijmegen. Tussen segmentering naar bedrijfstak, representativiteit en bedrijfshuisvesting bestaat een sterke relatie.

  • D.

    REPRESENTATIVITEIT

    Ondernemers hebben steeds meer aandacht voor de kwaliteit van het bedrijfspand en de bedrijfsomgeving, maar in de ene sector is daar meer behoefte aan dan in de andere. Variatie in de mate van representativiteit van (delen van) bedrijventerreinen kan aan deze verschillende behoeften tegemoet komen en (visuele) overlast voorkomen. Voorbeelden van segmentering naar representativiteit zijn de brainparks en IJsseloord 2.

     

    Tussen segmentering naar bedrijfshuisvesting en segmentering naar representativiteit bestaat een sterke relatie. Zo richten bedrijventerreinen met een hoge representativiteit zich vaak op kantoren. Voor ondernemers is de uitstraling van het bedrijfspand en de bedrijfsomgeving in toenemende mate van belang. Dit blijkt onder meer uit een onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft plaatsgevonden. Dit toonde aan dat tussen 1992 en 1997 het belang dat ondernemers hechten aan de representativiteit van een gebouw met 10% toe was genomen, de representativiteit van de omgeving met 10% en de kwaliteit van de omgeving met 35%. Wel hangt de waarde die ondernemers aan deze locatiefactoren hechten sterk af van de bedrijfsactiviteit. Zo zal een verhuisbedrijf dat zijn bedrijfsruimte uitsluitend gebruikt voor opslag en stalling, veel minder behoefte hebben aan een representatief bedrijfspand dan een automatiseringsbedrijf dat regelmatig klanten ontvangt. Variatie in de mate van representativiteit tussen bedrijventerreinen kan aan deze verschillende behoeften tegemoet komen en (visuele) overlast voorkomen. Voorbeelden waarin specifiek is ingezet op segmentering naar (hoge) representativiteit zijn het kantorenpark de Pettelaar in Den Bosch en het bedrijvenpark IJsseloord 2 in Arnhem.

     

    Maar ook op bedrijventerreinen zelf kan sprake zijn van onderscheid in de mate van representativiteit van het terrein en de bedrijfshuisvesting. Hierbij zijn de locaties langs doorgaande wegen op en langs de bedrijventerreinen vooral geschikt voor kantoorachtige bedrijven en showrooms. Productiehallen en opslagfaciliteiten dienen bij voorkeur een plaats te krijgen op locaties buiten de zichtlijnen. Een dergelijke inrichting van bedrijventerreinen sluit ook optimaal aan bij de formatiegerichte segmentering, daar bij deze variant vele verschillende bedrijfstakken met uiteenlopende bedrijfshuisvesting een plaats dienen te krijgen.

     

    Om tegemoet te komen aan het toenemende belang dat ondernemers hechten aan hun bedrijfshuisvesting en –omgeving dient veel aandacht uit te gaan naar de stedenbouwkundige inrichting van de bedrijventerreinen en de architectuur van de bedrijfsbebouwing. Zeker op de zichtlocaties is dit van groot belang. De bedrijfsbebouwing die hier uiteindelijk tot stand komt is immers het visiteplaatje van een stad. Daarnaast verdient het aanbeveling om (met name de grote) bedrijventerreinen te voorzien van ondersteunende voorzieningen en parkbeheer. In gesprekken met vertegenwoordigers van ondernemersorganisaties is gebleken dat hier in toenemende mate behoefte aan is.

  • E.

    AFZETGEBIED

     

    Tussen de omvang van afzetgebieden van bedrijven bestaan grote verschillen. Deze kunnen lokaal, regionaal, nationaal of internationaal zijn. Vaak (maar niet altijd) bestaat er een relatie tussen de schaal van het afzetgebied en de omvang van het bedrijf. Kleine bedrijven hebben over het algemeen een kleiner afzetgebied dan grote bedrijven. De aard van het afzetgebied is bepalend voor de gewenste locatie. Zo zal een bedrijf met een nationale afzetmarkt graag nabij het rijkswegennet gevestigd zijn. Lokaal en/of regionaal georiënteerde bedrijven hebben meer aan een locatie met een goede bereikbaarheid binnen de stad of regio zelf. Een bedrijventerrein kan naar afzetgebied gesegmenteerd worden door de grootte van de kavels of bedrijfsunits hierop af te stemmen. Zo zal een klein bedrijf met vijf werknemers meestal niet internationaal georiënteerd zijn, en een groot bedrijf met 500 werknemers niet lokaal. De aard van het afzetgebied is bepalend voor de gewenste locatie. Binnenstedelijke bedrijventerreinen zijn vaak vooral geschikt voor kleinschalige bedrijven met een lokale of regionale afzetmarkt. De bedrijventerreinen aan de stadsrand zijn met name geschikt voor (middel)grote bedrijven met een (boven)regionale oriëntatie. Segmentering naar afzetmarkt is niet alleen voor de bedrijven van belang. Ook voor de stad levert het grote voordelen op, omdat op deze manier de mobiliteit zoveel mogelijk wordt beperkt. De ontlasting van het wegennet kan daarbij weer bijdragen aan een verbetering van de stedelijke economie.

  • F.

    KETENMANAGEMENT

     

    Voor een duurzame inrichting van bedrijventerreinen dient een analyse en optimale afstemming plaats te vinden van de energie-, water- en materiaalstromen die de bedrijven in- en uitgaan. Dit betreft integraal ketenbeheer. Hierbij is het streven om bedrijven deel uit te laten maken van een ecologisch netwerk. Zo kunnen ze gebruik maken van elkaars restwarmte, restwater of reststoffen. Als deze mogelijkheid zich voordoet is het van belang om dicht bij elkaar gevestigd te zijn. In ’s-Hertogenbosch is een deel van het bedrijventerrein De Rietvelden specifiek voor dit soort bedrijven bestemd. Deze opzet dient zowel het milieu te ontlasten als economisch voordeel op te leveren. De mogelijkheden voor ketenmanagement zijn sterk afhankelijk van de aard van de aanwezige of aan te trekken bedrijvigheid. Met name industriële bedrijven lenen zich voor een dergelijke aanpak.

  • G.

    FORMATIE

    Het gaat hier om de verzameling van activiteiten in het proces van grondstof tot eindproduct (de bedrijfskolom), en gerelateerde activiteiten zoals dienstverlening en toeleverantie. Voor bedrijven in een formatie is nabijheid een belangrijke vestigingsfactor. Met name door de afname van transportkosten van mensen en goederen kunnen aanzienlijke kostenbesparingen optreden. Zeker in het kader van inmiddels breed geïntroduceerde 'just in time delivery' is dit van groot belang. Ook ontstaan gemakkelijker contacten met andere bedrijven. Voor de economie van een gebied is de aanwezigheid van een of meerdere formaties van groot belang. Het uitgebreide economische netwerk dat hiermee samenhangt, heeft immers een zichzelf versterkend en aantrekkend effect (agglomeratievoordelen). Het is echter niet eenvoudig om een formatie te laten ontstaan. Er moet sprake zijn van een zekere kritische massa van één soort. Voorbeelden in deze zijn de formaties rond Philips in Eindhoven en Silicon Valley in California. Segmentatie naar formatie staat in feite loodrecht op segmentatie naar bedrijfstak. De invalshoek is hier juist gericht op de totstandkoming van een product zoals brood of auto's. Hierbij spelen verschillende bedrijfstakken een rol. Een op bedrijfstak gerichte segmentatie is gebaseerd op het soort activiteiten dat uitgeoefend wordt zoals transport of dienstverlening.

     

    De formatiegerichte segmentering dient bij voorkeur op een bedrijventerrein plaats te vinden dat optimaal aansluit op de vestigingswensen en eisen van de ondernemers binnen de cluster. In verband met de uitstraling en aantrekkingskracht is de nabijheid van een of meerdere sleutelorganisaties in de cluster gewenst. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het feit dat een formatie uit verschillende bedrijfstakken bestaat. Dit betekent dat een bedrijventerrein bij voorkeur voorzien dient te zijn van een aanzienlijke variatie aan bedrijfslocaties. Onder meer met betrekking tot de milieuhindercategorie, de representativiteit en de bedrijfshuisvesting.

  • H.

    BEDRIJFSTAK

    Vanaf de jaren tachtig ontstond de segmenteringvorm waarbij bedrijven in een zelfde bedrijfstak geclusterd werden op één bedrijventerrein. Gemeenten probeerden op deze manier een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven te creëren. Zo ontstonden de welbekende transport- en distributieparken en autoboulevards. Nog steeds komt deze manier van segmenteren veel voor. De achterliggende gedachte is dat de clustering van bedrijven in dezelfde bedrijfstak aantrekkelijk zou zijn voor de individuele bedrijven. Dit vanwege het onderlinge netwerk en het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een goede bereikbaarheid vanaf de rijksweg).

     

    Segmenteren naar bedrijfstak is echter niet altijd even zinvol. Zo is het contactennetwerk tussen bedrijven in dezelfde bedrijfstak lang niet zo intensief als wel eens wordt verondersteld. Op zich is dit niet verwonderlijk omdat er bij een cluster bedrijven in dezelfde bedrijfstak al snel sprake is van concurrentie (bijvoorbeeld cluster van transportbedrijven). Indien dit niet het geval is, dan liggen de bedrijfskolommen vaak zo ver uiteen dat er nauwelijks sprake is van raakvlak (bijvoorbeeld transporteur van huisraad en transporteur van vee). Ook dit komt het netwerk niet ten goede.

     

    Segmentering naar bedrijfstak is wel zinvol als er voor de betrokken bedrijven sprake is van economisch voordeel. Dit kan door de aanwezigheid of ontwikkeling van een gemeenschappelijke voorziening. Een goed voorbeeld in deze is de haven van Rotterdam of op kleinere schaal het voormalige plan voor Multimodaal Transport Centrum Valburg. Het economische voordeel van een dergelijke voorziening dient voor de betrokken bedrijven wel aanzienlijk te zijn. Zo geeft de aanwezigheid of ontwikkeling van een haven of een goederentreinstation voldoende basis om te segmenteren naar bedrijfstak, maar een gemeenschappelijke wasstraat voor vrachtauto's niet.

     

    Segmentatie naar bedrijfstak is ook zinvol als er sprake is van op de consument gerichte diensten of goederen. Een goed voorbeeld hiervan is de autoboulevard. Door de concentratie van soortgelijke goederen of diensten ontstaat een extra aantrekkingskracht op consumenten. Hierdoor ontstaat een meerwaarde die in principe aan alle betrokken bedrijven ten goede komt.