Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRegionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022
CiteertitelBeleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 8, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  4. artikel 8, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  5. artikel 8, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  6. artikel 8, negende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-09-2022nieuwe regeling

18-05-2022

bgr-2022-1015

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022

Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI), in zijn vergadering van 15 juni 2022,

 

gelet op:

artikel 1:3, lid 4 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb),

artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet,

artikel 8, lid 2 en 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),

artikel 8,lid 3 en 9 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen(IOAZ),

 

besluit:

vast te stellen, de volgende beleidsregel:

 

BELEIDSREGEL INKOMSTENVRIJLATING RDWI 2022

De inkomstenvrijlating is een financiële stimulans voor uitkeringsgerechtigden om aan het werk te gaan of het aantal uren dat die persoon al werkt uit te breiden als dat mogelijk is. Deze inkomstenvrijlating is gekoppeld aan de inkomsten in een maand ongeacht het aantal uren dat wordt gewerkt. Hierbij wordt een deel van de bijverdiensten niet gekort op de uitkering. Deze beleidsregel gaat in op de toepassing van de twee tijdelijke inkomstenvrijlatingen: de algemene inkomstenvrijlating en de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      uitkering: de verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • b.

      inkomstenvrijlating: de algemene inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet, artikel 8, lid 2 van de lOAW en artikel 8, lid 3 van de lOAZ, en de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders als bedoeld in artikel 31, lid r van de Participatiewet, artikel 8 lid 5 van de IOAW en artikel 8 lid 3 van de IOAZ.

Artikel 2. Recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt het recht op inkomstenvrijlating ambtshalve vast.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating geldt voor alle inkomsten uit arbeid die zijn verkregen, voor zover de inkomsten na aftrek van het vrij te laten bedrag van de inkomstenvrijlating lager zijn dan de bijstandsnorm of grondslag.

  • 3.

    De inkomstenvrijlating wordt niet toegepast op inkomsten die niet door belanghebbende zijn gemeld in het kader van de inlichtingenplicht (artikel 17 lid 1 Participatiewet of artikel 13 lid 1 van de IOAW/IOAZ).

  • 4.

    Voor de periode van inkomstenvrijlating is niet vereist dat het een aaneengesloten periode betreft.

Artikel 3. Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling hiervan, beslist het Dagelijks Bestuur.

Artikel 4. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de ‘Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2016’ ingetrokken.

Artikel 5. Citeerartikel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022’.

Aldus besloten door het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI) in zijn vergadering van 18 mei 2022.

De directeur,

De voorzitter,

Toelichting Beleidsregel Inkomstenvrijlating RDWI 2022

Algemeen

 

De Participatiewet heeft een complementair karakter. Dat betekent dat een bijstandsuitkering wordt verstrekt als aanvulling op eventueel eigen inkomen en vermogen, voor zover dat nodig is. Als iemand bijvoorbeeld een klein inkomen heeft, vult de bijstandsuitkering dit inkomen aan tot de bijstandsnorm of grondslag die van toepassing is. Er zijn hierop een aantal uitzonderingen, zoals de inkomstenvrijlatingen. Zo hoeft in bepaalde gevallen een gedeelte van het inkomen uit arbeid niet in mindering gebracht te worden op de uitkering. Dit betekent dat de bijstandsgerechtigde een deel van het verdiende geld mag houden bovenop de bijstandsuitkering. Dit geeft een financiële stimulans voor uitkeringsgerechtigden om aan het werk te gaan of het aantal uren dat die persoon al werkt uit te breiden als dat mogelijk is. Iemand die gaat werken heeft dan een hoger totaalinkomen dan een bijstandsgerechtigde die niet werkt.

 

Algemene inkomstenvrijlating en de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders

 

Er zijn twee tijdelijke inkomstenvrijlatingen waar deze beleidsregel over gaat. Dit zijn:

 

  • De algemene inkomstenvrijlating. Deze is geregeld in artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet, artikel 8, lid 2 van de lOAW en artikel 8, lid 3 van de lOAZ.

  • De inkomstenvrijlating alleenstaande ouders. Deze is geregeld in artikel 31, lid r van de Participatiewet, artikel 8 lid 5 van de IOAW en artikel 8 lid 9 van de IOAZ.

Bij beide vrijlatingen moeten de inkomsten bijdragen aan ‘arbeidsinschakeling’. Dit betekent dat het werk bijdraagt aan de kans om uit te stromen naar betaald werk. Wij gaan er van uit dat al het werk bijdraagt aan arbeidsinschakeling. De inkomstenvrijlating is van toepassing op alle vormen van algemeen geaccepteerde arbeid. De aard en de duur van het werk maken niet uit, en ook niet of het gaat om bijvoorbeeld uitzendwerk of seizoensarbeid. De inkomstenvrijlating geldt ook voor de eventuele loondoorbetaling bij ziekte.

 

Verder is de duur van de vrijlatingen wettelijk beperkt (maximum 6 en 30 maanden) en is er een maximum bedrag en percentage dat niet in mindering wordt gebracht op de uitkering. Ook gelden deze inkomstenvrijlatingen alleen voor personen vanaf 27 jaar en ouder.

 

De vrijlating voor alleenstaande ouders kan worden toegepast als de werkende alleenstaande uitkeringsgerechtigde de volledige zorg heeft voor een kind jonger dan 12 jaar. Er kan pas aanspraak gemaakt worden op de inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders als de algemene inkomstenvrijlating volledig is gebruikt.

 

Toepassing inkomstenvrijlating

 

De inkomstenvrijlating geldt alleen als iemand al algemene bijstand ontvangt. Deze is dus niet van toepassing op iemand die nog geen algemene bijstand ontvangt en daarvoor een aanvraag indient (zie TK 1995-1996, 24 772, nr. 3, p. 10).

 

Als er recht is op inkomstenvrijlating wordt deze zo snel mogelijk toegepast op het moment dat er sprake is van inkomsten naast de uitkering. Deze inkomstenvrijlating geldt ook als er bij aanvang van de uitkeringsperiode al sprake is van inkomsten. Dit gebeurt ambtshalve en de uitkeringsgerechtigde hoeft hiervoor geen aanvraag in te dienen.

 

In overleg met de uitkeringsgerechtigde kan bepaald worden op welke maanden de vrijlating wel of niet wordt toegepast. Het uitgangspunt is hierbij dat er maatwerk wordt toegepast en dat dit zo veel mogelijk in het voordeel van de inwoner is. Als deze bijvoorbeeld aangeeft op termijn meer inkomsten te kunnen generen en daardoor meer inkomstenvrijlating kan krijgen, dan kan in overleg afgesproken worden om de vrijlating op een later, gunstiger, moment toe te passen.

 

Bij de inwoner die bijstand toegekend heeft gekregen en al inkomsten heeft wordt gevraagd of deze de vrijlating gelijk toegepast wil zien of op een later moment. Hierbij geldt ook dat de maximale periode van vrijlating maar een keer kan worden toegepast.

 

Alleen inkomsten die gemeld worden komen voor vrijlating in aanmerking. Blijkt achteraf dat bijvoorbeeld meer inkomsten werden genoten dan gemeld, dan kan over die meerdere inkomsten niet alsnog de vrijlating worden berekend. De niet gemelde inkomsten kunnen dan volledig gekort en eventueel teruggevorderd worden.

 

Tijdens de gehele bijstandsperiode kan er maar één keer gebruik worden gemaakt van de tijdelijke inkomstenvrijlatingen van 6 en 30 maanden. Dit hoeft niet voor een aaneengesloten periode te zijn. In overleg met de bijstandsgerechtigde wordt bepaald voor welke periode(s) de vrijlating wordt toegepast, en het recht hierop blijft zolang het maximaal aantal maanden vrijlating per bijstandsperiode nog niet is gebruikt.

 

Inkomstenvrijlating voor personen die medisch urenbeperkt zijn

 

Naast de tijdelijke inkomstenvrijlating is er de structurele inkomstenvrijlating voor medisch uren beperkten. Deze is geregeld in artikel 31 lid 2 onderdeel y Participatiewet, artikel 4b van de lOAW en artikel 4b van de IOAZ. Ook deze is pas van toepassing als overige inkomstenvrijlatingen volledig zijn gebruikt, en kan in geen geval tegelijkertijd van toepassing zijn. Op deze inkomstenvrijlating wordt verder niet ingegaan omdat deze buiten de werkingssfeer van deze beleidsregel valt.