Organisatie | Horst aan de Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Parttime Ondernemen gemeente Horst aan de Maas 2022 |
Citeertitel | Beleidsregel Parttime Ondernemen gemeente Horst aan de Maas 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel marginaal zelfstandigen gemeente Horst aan de Maas.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2022 | nieuwe regeling | 06-09-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;
gelet op artikel 9, 17, 19, 31, 32 en 55 Participatiewet en artikel 4:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht;
het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen voor de verlening van bijstand aan personen die een uitkering ontvangen en werkzaamheden hebben anders dan in loondienst of als zelfstandig ondernemer als bedoeld in Bbz 2004;
Beleidsregel Parttime Ondernemen gemeente Horst aan de Maas 2022
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
bescheidenschalers: dit zijn mensen die langdurig in de uitkering zitten en die naar verwachting van het college niet kunnen uitstromen. Redenen hiervoor kunnen in de persoon gelegen factoren zijn, waardoor ze geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en waar de afstand tot de arbeidsmarkt vooralsnog onoverbrugbaar lijkt te zijn.
parttime ondernemen (PTO): de uitkeringsgerechtigde die als zodanig door het college is beoordeeld en inkomsten genereert door zelfstandige, productieve activiteiten uit te voeren, voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 5 en niet kan worden aangemerkt als een zelfstandige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bbz 2004;
Artikel 2. Werken anders dan in loondienst
Het college staat onder voorwaarden toe om werkzaam te zijn als PTO-er binnen de Pw. Het moet dan gaan om de uitkeringsgerechtigde die op grond van individuele omstandigheden niet of niet binnen afzienbare tijd in staat is om voldoende eigen inkomsten te verwerven uit loondienst of zelfstandig ondernemerschap waardoor geen beroep op een uitkering hoeft te worden gedaan.
Artikel 3. Parttime ondernemers binnen toepassing van de wet
Aan toelating tot deze doelgroep is de voorwaarde verbonden dat de uitkeringsgerechtigde een ondersteuningstraject accepteert van het college voor het verkrijgen van arbeid in loondienst waarbij maximaal gestreefd wordt naar een situatie waarbij voor de kosten van levensonderhoud geen (aanvullende) beroep meer gedaan hoeft te worden op een uitkering.
Artikel 5. Voorwaarden en verplichtingen
De belanghebbende die werkzaamheden uit parttime ondernemen wil verrichten, moet voldoen aan de volgende regels:
er moet worden voldaan aan de wettelijk gestelde vestigingsvereisten. Dit betekent dat de zelfstandige activiteit ingeschreven moet staan in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel en men zal niet op enige wijze in strijd handelen met wet- en regelgeving (o.a. bestemmingsplan, vergunningsvereisten);
Het college kan de bepalingen van deze beleidsregel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan gelet op het belang van de aanvrager/belanghebbende leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 7 Onvoorziene situaties
In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregel niet voorzien neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties en met inachtneming van alle omstandigheden van belanghebbende.
Aldus besloten in de collegevergadering van 6 september 2022,
De burgemeester,
drs. R.F.I. Palmen
De secretaris,
mr. L.M.C. Beckers
Artikel 2. Werken anders dan in loondienst
Zowel het parttime ondernemerschap als ook de bescheidenschaal regeling worden alleen toegestaan als er een formeel besluit in de vorm van een beschikking is genomen en een daarbij behorend contract is afgesloten. Hierin zijn de wederzijdse rechten en plichten opgenomen.
Artikel 3. Parttime ondernemers binnen toepassing van de wet
Uitgangspunt is dat zij deze werkzaamheden gaan combineren met een loondienstverband. Dit is een verplichting. Het niet redelijkerwijs accepteren of afwijzen van een aanbod voor een gedeeltelijk loondienstverband, kan leiden tot een maatregel c.q. het vervallen van de regeling.
In de combinatie van ½ loondienstverband met de werkzaamheden en de status als ondernemer kunnen zij inkomensonafhankelijk worden en kunnen ze op termijn uitstromen uit de uitkering. De werkcoaches dienen aan deze categorie werkzoekenden extra aandacht te besteden.
Dit is een regeling van maximaal 3 jaar. In deze tijd dienen de werkzaamheden te groeien tot een niveau van inkomensonafhankelijkheid. Een duurzame inkomensgarantie wordt niet gegeven.
Artikel 4. Bescheidenschalers binnen toepassing van de wet
Ten einde hun werkzaamheden en contacten te activeren wordt het beperkt werken anders als in loondienstverband onder de voorwaarden van het uitvoeringsbeleid toegestaan. Bij deze categorie werkzaamheden is de combinatie met een loondienstverband niet noodzakelijk en is de verdiencapaciteit bijzaak. Grootschalige activiteiten, ter beoordeling aan de gemeente, is uitgesloten. Jaarlijks vindt er een herbeoordeling plaats.
Om de inkomsten uit parttime ondernemen te kunnen vaststellen, moet de belanghebbende een deugdelijke boekhouding voeren. De belastingdienst accepteert de boekhouding van deze categorie “zelfstandigen” wanneer uit deze boekhouding de inkomsten en uitgaven kunnen worden afgeleid. Een boekhouding opgesteld door een deskundige boekhouder is niet noodzakelijk. Uitgangspunt is dat vermelde bedragen controleerbaar zijn. Daarnaast moeten de opgevoerde onkosten in verhouding staan tot de te verwerven inkomsten. Bij een negatief bedrijfsresultaat kan geen aanvullende bijstand worden verstrekt.
Wat hoort bij een administratie?
In principe kan gesteld worden dat alle gegevens over de onderneming, die vastgelegd zijn op papier of elektronische vorm, behoren tot een administratie. Enkele, niet limitatieve, voorbeelden zijn:
Ook dient er een urenadministratie bijgehouden te worden van de uren die de ondernemer en zijn (fiscale) partner aan de onderneming besteden. Namelijk de zelfstandigenaftrek en de meewerkaftrek zijn afhankelijk van het aantal uren dat aan een onderneming wordt besteed. Op de fiscale aangifte(n) mag geen zelfstandigenaftrek voorkomen (fiscale regeling welke geldt voor een zelfstandige welke 1225 uren of meer per jaar als zelfstandige arbeid verricht). In dat geval merkt de belanghebbende fiscaal gezien zichzelf aan als ondernemer en heeft daarmee geen recht op bijstand, en is beoordeling Bbz van toepassing.
In de gesprekken die de belanghebbende met de consulent Werk en Inkomen en Bbz medewerker heeft, wordt met de belanghebbende afgesproken wat in elk geval in de boekhouding bijgehouden moet worden. Dit wordt ook in de beschikking, waarin toestemming wordt verleend, opgenomen.
In de beschikking waarin toestemming wordt verleend, dient altijd vermeld te worden dat de uitkering (gedeeltelijk) teruggevorderd zal worden als op basis van de uiteindelijke bedrijfsresultaten volgens het boekhoudverslag, het inkomen hoger is geweest dan waarmee rekening is gehouden. Maandelijks wordt een (voorlopige) inkomstenkorting toegepast gebaseerd op basis van een schriftelijke verklaring van de marginale ondernemer zelf. Voor de vaststelling van het netto-inkomen van de PTO-er worden de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen gesteld op 20% van het opgegeven maandelijkse inkomen (als er geen loonbelasting is geheven). Dit is dezelfde werkwijze als in het Bbz (artikel 6 Bbz).
Bij het vaststellen van het inkomen zal, hoewel dit niet altijd eenvoudig zal zijn, met name gekeken worden naar de bedrijfskosten.