Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProbleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht
CiteertitelProbleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-2022nieuwe regeling

12-10-2020

gmb-2022-414653

Tekst van de regeling

Intitulé

Probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht

Risicomethodiek 2021-2024:

 

1 Inleiding

Conform het Besluit omgevingsrecht (art. 7.2) dient een uitvoeringsorganisatie als de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) te handelen op grond van een analyse van de problemen in de fysieke leefomgeving, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet-naleving, teneinde sturing te kunnen geven aan haar handhavingsinspanningen. Deze probleemanalyse is gebaseerd op een daarvoor geschikte methode die inzicht geeft in het naleefgedrag, de risico's en het bestuurlijke gewicht daarvan.

 

De analyse heeft betrekking op:

  • a.

    het feitelijk naleefgedrag;

  • b.

    de mogelijke effecten van potentiële en feitelijke overtredingen;

  • c.

    de kansen op overtredingen;

  • d.

    klachten en signalen;

  • e.

    landelijke prioriteiten

In onderliggend stuk is voor het vakgebied milieu de probleemanalyse en prioriteitenstelling weergegeven. Omdat de taken in de gehele regio worden uitgevoerd door de ODH is gekozen voor een regionale probleemanalyse en prioriteitenstelling. Zo kunnen zoveel mogelijk zaken regionaal hetzelfde (geharmoniseerd) aangepakt worden, hetgeen een level playing field ten goede komt. De probleemanalyse en prioriteitenstelling heeft tot doel een regionaal uitvoeringsniveau vast te leggen waarbij daarnaast ruimte is voor lokale en landelijke prioriteiten.

 

Het uitvoeren van een probleemanalyse is een cyclisch proces waarbij eens in de vier jaar een analyse dient plaats te vinden. Het Algemeen Bestuur (AB) van de ODH heeft op 1 juli 2015 ingestemd met de nota waarin een regionaal uitvoeringskader voor milieutoezicht wordt beschreven. In de maanden hierna hebben acht colleges van B&W het uitvoeringskader vastgesteld. Deze methodiek is in de periode 2016-2020 van kracht geweest voor de ODH. Voor de periode vanaf 2021 dient, gezien het cyclische proces, een nieuwe probleemanalyse te worden vastgesteld. In principe wordt daarbij wederom een werkingsduur van vier jaren voorgesteld, waarbij deze na afstemming met opdrachtgevers verlengd zou kunnen worden.

 

Leeswijzer

Na het inleidende hoofdstuk 1 worden in hoofdstuk 2 de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie van de ‘probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2016-2020’ geschetst. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een korte gebiedsomschrijving gegeven van Haaglanden alsook de afzonderlijke gemeenten. Hoofdstuk 4 legt zeer globaal uit hoe de toezichtcapaciteit naar aanleiding van de risicomethodiek toebedeling zich verhoudt met de inzet van toezicht producten in het totale werkplan van gemeenten. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoe de verschillende soorten activiteiten wel/niet geprioriteerd worden in een werkplan, met of zonder hulp van de risicomethodiek. Hoofdstuk 6 beschrijft de overgang van de branche-systematiek naar de activiteitgroep-systematiek. In hoofdstuk 7 wordt het voorstel gedaan voor de risicomethodiek 2021-2024, waarin de methodiek per stap wordt toegelicht en in hoofdstuk 8 wordt toegelicht hoe duurzaamheid ingebed is in deze nieuwe methodiek.

2 Evaluatie probleemanalyse en prioriteiten 2016-2020

Voordat begonnen is met het opstellen van de probleemanalyse en prioriteiten 2021-2024 is eerst de in de afgelopen jaren gehanteerde ‘probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2016-2020’ geëvalueerd. De evaluatiebevindingen zijn gehaald uit kwalitatieve analyses, een enquête en gesprekken met toezichthouders, gesprekken met de gemeentelijke accounthouders en andere betrokkenen en kwantitatieve analyses van de relevante beschikbare data uit het zaaksysteem. Alle bevindingen kunnen worden gevonden in het evaluatierapport (zie bijlage). Hieronder worden de conclusies en aanbevelingen op hoofdlijnen weergegeven.

 

2.1 Conclusies

Algemeen

Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er in de afgelopen 4 jaar conform de systematiek is gewerkt. Het type controles wat in een branche toegekend werd door de methodiek is gevolgd. De ODH volgt de landelijke handhavingsstrategie in haar werkproces waarmee wordt geborgd dat bedrijven binnen maar ook tussen de gemeenten gelijk worden behandeld.

 

Inzet project- en themacontroles

Projectcontroles waar alle bedrijven binnen een bepaalde branche worden bezocht hebben nauwelijks plaatsgevonden. Er is met name gekozen voor themacontroles, waarbij ingezet is op de controle van bepaalde aspecten. Deze themacontroles zorgen te beperkt voor efficiënt en doelmatig toezicht, een van de oorzaken daarvan is dat een grondige data-analyse voorafgaand aan het invullen van dit toezicht ontbreekt. Het naleefgedrag van branches die dit type toezicht ontvangen zou niet op dezelfde manier mee moeten wegen als het naleefgedrag bij reguliere controles. Er kunnen namelijk maar bij een beperkt aantal aspecten van de bedrijfsvoering overtredingen worden geconstateerd. Meestal geldt dat een branche die thematisch wordt gecontroleerd vaker positief naleefgedrag laat zien en daardoor in een lagere toezichtprioriteit terecht komt.

 

Activiteiten

Activiteiten beschreven in de risicomethodiek (bijv. puin breken) veranderen nauwelijks van type toezicht doordat het naleefgedrag niet ingrijpend veranderd. Hierdoor hebben de afgelopen jaren maar twee activiteiten een andere manier van toezicht gekregen, beide naar toezicht met een minder hoge prioriteit. Het toezicht met een lagere prioriteit bij activiteiten betekent thema- of projectcontroles. Maar het controleren van activiteiten middels thema- of projectcontroles is niet een logische toezichtmethode, aangezien activiteiten eigenlijk al een thema zijn.

 

Bijstelling op grond van het naleefgedrag

De jaarlijkse bijstelling o.b.v. het naleefgedrag vindt plaats in oktober en niet in december. Hierdoor wordt een flink aantal controles niet meegenomen bij de ophaal van het naleefgedrag van een branche. Het kan, bijvoorbeeld, voorkomen dat een bepaalde themacontrole in een branche pas aan het eind van het jaar wordt uitgevoerd. De resultaten hiervan worden dan dus niet meegenomen. Om toch een representatief naleefgedrag te kunnen bepalen worden soms de controle-uitkomsten van eerdere jaren meegenomen.

 

Initiële risicoscore

Er zit een aantal haken en ogen aan de systematiek die de uitvoering ervan verhinderen. Branches kunnen maar in een beperkt aantal prioriteiten vallen als gevolg van de initiële risicoscore die ze zijn toebedeeld. Sommige branches kunnen hierdoor nooit regulier toezicht, behalve als ze door goed naleefgedrag in de laagste prioriteit komen en steekproefsgewijs een representatieve selectie van de branche wordt gecontroleerd om het naleefgedrag te bepalen. Ook is het niet mogelijk om veel branches 100% te controleren aangezien deze branches te groot zijn en de toezichtcapaciteit beperkt.

 

Niet branche gerelateerde milieurelevante activiteiten

Als laatste betekent de branchegerichte aanpak dat niet automatisch onderwerpen als Zeer Zorgwekkende Stoffen en Externe Veiligheid naar boven komen als prioriteit.

 

2.2 Aanbevelingen voor nieuwe methodiek

Het verbeteren van de voorgaande methodiek zal moeten leiden tot meer doelmatig toezicht waarbij de volgende zaken kunnen worden meegenomen:

  • -

    de borging van bepaalde milieurelevante activiteiten (bijv. ZZS en EV);

  • -

    themacontroles niet/minder meenemen in het naleefgedrag van een branche;

  • -

    het dynamischer maken van de (initiële) risicoscore van een branche, onder meer door het bepalen van het naleefgedrag over meerdere jaren en het meenemen van gedrag van ondernemers in de uitvoering;

  • -

    Meer op kenmerk en/of categorie-niveau bedrijven te selecteren.

3 Gebiedsomschrijving Haaglanden

3.1 Inleiding

De regio Haaglanden bestaat uit negen gemeenten: Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. In de regio zijn ongeveer 115.000 vestigingen van bedrijven en instellingen, waarvan circa 32.000 inrichtingen. Opvallende branches binnen de regio zijn glastuinbouw, kantoren, detailhandel en horeca. Van ‘zware industrie’ is in de regio nauwelijks sprake. De regio heeft een hoog innovatief karakter, wat blijkt uit diverse onderzoeksinstellingen, laboratoria, de TU in Delft, fieldlabs en diverse hbo en mbo campussen.

 

Figuur 1: De regio Haaglanden

 

Cijfers (Bron: Bedrijvenbestand ODH en CBS; beschikbaar op 02-09-2020)

  • Oppervlakte: ± 40.500 hectare

  • Gemeenten: 9

  • Inwoners: 1.117.575

  • Vestigingen van bedrijven en instellingen: 115.180

  • Aantal inrichtingen: 32.041

3.2 Gebiedstypes

Met de komst van de omgevingswet en kunnen gemeenten kiezen voor een gebiedsgerichte benadering in de omgevingsplannen. Het grondgebied van de gemeente wordt ingedeeld in gebieden met elk hun eigen kenmerken, waarden en doelstellingen. Er wordt uitgegaan van het gebied; wat kan een gebied aan en wat heeft een gebied nodig? Per gebied kunnen dus verschillende normen gaan gelden. Hieronder worden voorbeelden van gebiedstypen omschreven waar aan gedacht kan worden bij het opstellen van een omgevingsplan.

3.2.1 Hoogstedelijk gebied

Het hoogstedelijk gebied kenmerkt zich door intensief en meervoudig ruimtegebruik in de nabijheid van treinstations. In het gebied komt veel hoogbouw voor en zijn diverse functies aanwezig zoals wonen, werken, winkelen, uitgaan / bezoeken (horeca, bioscoop, theater e.d.) , vervoeren van personen en goederen.

3.2.2 Stedelijk gebied

Het stedelijk gebied is een intensief gebruikt gebied met wonen, werken, horeca en winkels en goed openbaar vervoer. Het gebied grenst vaak aan hoogstedelijk gebied. Stedelijke gebieden omvatten historische stadscentra, winkelcentra, sporthallen en -velden.

3.2.3 Bedrijventerreinen

Karakteristiek voor bedrijventerreinen zijn productie, grootschalige detailhandel, op- en overslagbedrijven en transport- en distributiebedrijven. Op bedrijventerreinen zijn veel bedrijfsverzamelgebouwen te vinden en er komt incidenteel bewoning voor (bedrijfswoningen). Ook kunnen binnenhavens voorkomen.

3.2.4 Glastuinbouw

Glastuinbouwgebieden kenmerken zich door veel activiteiten. Naast kassen bevinden zich er ook andere (glastuinbouw gerelateerde) bedrijven. Haaglanden kent twee grote tuinbouwclusters van enkele duizenden hectares, namelijk de Greenport Oostland en Westland.

3.2.5 Suburbaan gebied

Suburbane woongebieden kennen vooral een woonfunctie, vaak woningen met tuinen. Het gebied is redelijk ontsloten door openbaar vervoer. Binnen het gebied zijn voorzieningen aanwezig (winkels, scholen, sociaal culturele voorzieningen en sport- en recreatieterreinen). Naast de woonfunctie komen in een suburbaan gebied ook kleinschalige kantoren en 'schone bedrijvigheid' voor. Werken van uit woningen neemt toe.

3.2.6 Villawijk

Villagebieden zijn ruim opgezet, er wordt voornamelijk gewoond, maar werken aan huis komt ook. Openbaar vervoer is een zeldzaamheid.

3.2.7 Stedelijk groen

Stedelijk groen betreft natuur met een parkachtig karakter in de stad of nabijheid daarvan dat zich kenmerkt door gevarieerde beplanting met wandelpaden, waterpartijen en grasvelden. Ook speeltuinen en kinderboerderijen komen in stedelijk groen voor. Verder kunnen er evenementen worden georganiseerd, voorbeelden zijn het Malieveld en het Zuiderpark.

3.2.8 Natuurgebied

Natuurgebieden bestaan in Haaglanden uit stranden en duinen, (landgoed)bossen en natuurkernen in het openweideveld. Natuur is de hoofdfunctie, daarnaast is er recreatief gebruik en komen er enkele woningen voor. In Haaglanden liggen drie natura 2000 gebieden: Westduinpark & Wapendal (Den Haag), Solleveld & Kapittelduinen (tussen Den Haag en ter Heijde) en Meijendel & Berkheide (Den Haag, Wassenaar en Katwijk). Het doel van Natura 2000 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit. Midden-Delfland is het eerste Bijzonder Provinciaal Landschap van Nederland. Deze status geeft het belang aan van het open en groen houden van het waardevolle agrarisch veenweidelandschap in de sterk verstedelijkte metropoolregio Rotterdam Den Haag. Ook zijn er in de regio Haaglanden enkele gebieden aangewezen als milieubeschermingsgebied.

 

Milieubeschermingsgebieden in Haaglanden

Den Haag/ Katwijk

Grondwater en stilte

Monster

Grondwater en stilte

Midden-Delfland

Stilte

3.2.9 Open weidegebied

Openweidegebieden worden gebruikt voor landbouw, recreatie, natuur en waterberging. Water, groen en stilte zijn belangrijke aspecten. Net als natuurgebieden bestaat het open veenweide gebied voor een groot deel uit stiltegebieden die door de provincie zijn aangewezen. Het in stand houden van het open agrarisch cultuur landschap met kenmerkende eigenschappen op het gebied van natuur/biodiversiteit, cultuurhistorie en water zijn belangrijke waarden.

 

3.3 Omgevingskenmerken

3.3.1 Bodem

In de regio Haaglanden komen zand-, veen- en kleigronden voor. De ondergrond bestaat voornamelijk uit kustafzettingen die ontstaan zijn door geologische processen. Door (vroegere) invloeden van de zee en de bemaling van de polders is een groot deel van het grondwater binnen de provincie brak of zout. Onder de duinen, het strandwallengebied, komen zoetwatervoorraden voor. Binnen Haaglanden zijn momenteel nog 50 spoedlocaties bodemsanering. Dat wil zeggen locaties waar de verontreiniging een risico vormt voor mens, plant of dier. Ook zijn er in Haaglanden 429 nazorglocaties; locaties waar nazorg nodig is na bodemsanering om het bereikte saneringsresultaat in stand te houden. Ook komen er per jaar honderden meldingen grondverzet binnen. De toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan de eisen die gelden op de locatie van toepassing. De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor het vastleggen van de eisen die gelden op de locatie van toepassing. Binnen Haaglanden beschikken bijna alle gemeenten over een bodemkwaliteitskaart en bodembeheernota. De gemeente Midden-Delfland heeft niet voor de gemeente bodemkwaliteitskaarten maar beschikt wel over een bodemfunctiekaart.

3.3.2 Externe veiligheid

Externe Veiligheid wordt gedefinieerd als het beheersen van risico’s voor de omgeving die ontstaan door het gebruik, opslag en transport over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen zoals LPG, ammoniak, vuurwerk en munitie. In de regio vinden op een relatief klein oppervlak veel activiteiten plaats. Verschillende transporten verplaatsen zich gelijktijdig over dezelfde weg. Er zijn relatief veel buisleidingen (o.a. aardgas) en de opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt vaak in de buurt van plaatsen waar mensen wonen en/of werken.

 

In de regio Haaglanden is één bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico's zware ongevallen valt (DSM-Delft). Daarnaast zijn er ongeveer 200 bedrijven/installaties waar externe veiligheid een rol speelt en daarom vermeld staan op de risicokaart. Het vermelden op de risicokaart is enerzijds geregeld in het BEVI en anderzijds in de Leidraad Risico Inventarisatie - deel Gevaarlijke Stoffen. Bij de bedrijven/installaties vinden jaarlijks controles plaats.

 

Externe veiligheid is ook van belang bij diverse duurzame ontwikkelingen, bijvoorbeeld als het gaat om waterstoftankstations, opslag van energie in batterijen en PV-panelen op parkeerterreinen. Deze kunnen een risico vormen als niet de juiste voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Ook voor het plaatsen van windturbines gelden wettelijke veiligheidszones.

 

 

3.3.3 Energie en grondstoffen

De provincie en alle gemeenten binnen de regio Haaglanden willen uiterlijk in 2050 CO2-neutraal zijn. Verder wordt in Zuid-Holland ingezet op een circulaire economie. Het gaat dan onder andere over verduurzaming van bedrijventerreinen, circulaire economie in vergunningen, circulariteit in de bouw en de toepassing van biomassa. Het zuinig gebruik van energie en grondstoffen wordt steeds belangrijker. Een van de technieken die hierbij gaat helpen is bodemenergie. Maar met een toename van systemen in de bodem neemt de druk in de ondergrond toe en raakt het “vol”. Het is dus belangrijk om de ruimte in de bodem zo doelmatig mogelijk in te zetten.

 

''Landbouw, bosbouw, en visserij'' omvat ook de glastuinbouw

 

Ook geldt voor alle bedrijven binnen Nederland die meer dan 50.000 kWh aan elektra en/of meer dan 25.000 m3 gas verbruiken sinds 1 juli 2019 een vierjaarlijkse informatieplicht. Zij zijn verplicht om periodiek aan te geven welke energiebesparingsmaatregelen zij hebben uitgevoerd.

 

3.3.4 Bedrijvigheid

Vestigingen van bedrijven in Haaglanden, totaal 115.180 (bron: CBS).

 

Figuur 2: Aantal vestigingen van bedrijven in Haaglanden. In totaal zijn dit er 115.180. Bron: CBS. “Landbouw, bosbouw en visserij” omvat ook de glastuinbouw.

 

Onder deze 115.180 bedrijfsvestigingen zijn er 32.0411 inrichtingen. Veel kleine winkels en eenmanszaken in de dienstverlening zijn geen inrichting in het kader van de Wet milieubeheer. De meest voorkomende bedrijfsbranches binnen de inrichtingen in Haaglanden zijn weergegeven in onderstaande figuur.

 

 

3.4 Bedrijvigheid per gemeente

3.4.1 Gemeente Delft

 

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 103.464

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 8.860

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 1.996

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Voor een overzicht en omschrijving van de Delftse werklocaties zie https://www.delft.nl/ondernemen/bedrijfstarten/bedrijfsterreinen

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

De Delftse economie wordt gekenmerkt door het relatief grote aantal bedrijven, kennisinstellingen en onderzoeksinstituten dat zich direct/indirect bezighoudt met technologie & innovatie. Zakelijke dienstverlening, onderwijs, zorg en (detail)handel vormen de grootste sectoren binnen de Delftse economie.

 

Circa 40% van de Delftse economie bestaat uit kennisbanen en de beroepsbevolking is hoogopgeleid. De concentratie aan kennisinstellingen is de dichtste van heel Nederland en de aanwezige kennisbedrijven zitten bijna zonder uitzondering aan de top in hun sector.

 

Delft telt ruim 25.000 studenten (kwart van totale aantal inwoners) die aan de TU Delft, de Haagse Hogeschool, Inholland of ROC Mondriaan studeren. Techniek is het DNA in de hele onderwijskolom in Delft, van primair onderwijs tot TU Delft, de grootste Technische Universiteit van het land. Door dit specifieke vestigingsklimaat en de aanwezigheid van deze complete technische onderwijskolom (enige in de randstad) is er sprake van een constante nieuw aanwas aan jonge startende innovatieve bedrijven.

 

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Schieoevers

Transitie van een bedrijventerrein naar een gemengd stedelijk gebied waar het hart van de Delftse innovatieve maakindustrie wordt versterkt met een woonprogramma en commerciële/maatschappelijke voorzieningen.

Nieuw Delft

Een nieuw, dynamisch stadsgebied naast de historische binnenstad en het nieuwe station met 800 nieuwe woningen en een mix aan bedrijvigheid, horeca, cultuur, stadspark en nieuwe gracht.

Delft Campus

Station Delft Campus (voorheen Delft Zuid) wordt het eerste energieneutrale treinstation van Nederland. In 2023 moet het station af zijn. De bouw van het station is het startschot voor de ontwikkeling van het omliggende stationsgebied voor wonen, werk en innovatie: Delft Campus.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

In het Bestuursprogramma 2018-2022 heeft het college van Delft vijf opgaven opgenomen:

Een stevige basis

We willen dat Delft een stad is waar mensen goed kunnen wonen, werken, leren en verblijven, met de voorzieningen die daarbij horen. Het is belangrijk samen te werken, meer kennis te delen en meer in te zetten op preventie.

Vanuit een stevig en robuust fundament kunnen we verder bouwen.

Sterke wijken

We werken aan een sterke stad met sterke wijken, sociaal en fysiek. Mensen moeten hier goed kunnen wonen, in een veilige omgeving. En ze moeten kunnen rekenen op betaalbare en kwalitatief goede zorg.

De (innovatieve) maakindustrie

We zien kansen voor meer werkgelegenheid in de (innovatieve) maakindustrie. Het is een opgave om ervoor te zorgen dat we jongeren voorbereiden voor de veranderende arbeidsmarkt.

De energietransitie

De energietransitie is ingezet. Ook Delft draagt bij aan duurzame energieopwekking en bereidt zich voor op het afscheid van aardgas.

De mobiliteitstransitie

Delft moet goed bereikbaar én leefbaar blijven. Het vraagt een mobiliteitstransitie om dit evenwicht te bewaren.

3.4.2 Gemeente Den Haag

 

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 545.845

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 62.080

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 16.351

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Binnen de gemeente Den Haag kunnen een negental bedrijventerreinen worden onderscheiden.

 

  • 1.

    ZKD ligt in het zuidwesten van Den Haag en bestaat uit de bedrijventerreinen Kerketuinen,

  • Zichtenburg en Dekkershoek. De belangrijkste sectoren zijn de industrie en de logistiek. Zichtenburg is een binnenstedelijk bedrijventerrein met vooral grootschalige bedrijven. Kerketuinen bestaat vooral uit industrie. Bij Dekkershoek bestaat de werkgelegenheid vooral uit de logistiek.

     

  • 2.

    Scheveningen-Haven dateert uit het begin van de vorige eeuw. Het is een uniek bedrijventerrein door de aanwezigheid van een zeehaven, bestaande uit drie aparte havens die in open verbinding staan met de zee. Het havengebied is gelegen tussen woongebieden en de zee en bevindt zich op enige afstand van snelwegen. Het bedrijventerrein is gericht op het cluster vis. Vooral de logistiek en visserij zijn goed vertegenwoordigd. Ook de horeca en detailhandel hebben een sterke positie.

  • 3.

    Uitenhagestraat is een kleinschalig binnenstedelijk bedrijventerrein gelegen in de wijk Transvaal aan de rand van het centrum van Den Haag. De werkgelegenheid bevindt zich vooral in de logistiek en bouw.

  • 4.

    Het bedrijventerrein Laakhaven (Centraal en West) ligt ten zuidwesten van het station Hollands Spoor. Op het terrein zijn de Haaglanden MegaStores gevestigd. Hierdoor is de detailhandel goed vertegenwoordigd. Op Laakhaven zijn ook kantoorhoudende sectoren aanwezig.

  • 5.

    De Fruitweg is een binnenstedelijk bedrijventerrein. De werkgelegenheid bestaat voor het grootste deel uit bedrijventerreinen gerelateerde sectoren.

  • 6.

    De Binckhorst ligt vlakbij het centrum van Den Haag en dicht bij het Rijkswegennet. Het is het grootste bedrijventerrein binnen de bebouwde kom van Den Haag. Het terrein is gemengd van opzet en is volop in (her)ontwikkeling. In de bedrijventerreinen gerelateerde sectoren zijn vooral de logistiek en de bouw goed vertegenwoordigd. Daarnaast is er ook veel kantoorhoudende werkgelegenheid.

  •  

  • 7.

    Westvlietweg. Dit gebied bestaat uit de bedrijventerreinen Westvlietweg II, III en IV. De werkgelegenheid is hier vooral gericht op de logistiek, maar ook op de bouw. Veruit de meeste banen zijn bedrijventerreinen gerelateerd.

  • 8.

    Forepark en Middenweg. Forepark is een modern bedrijventerrein dat direct is gelegen aan de A4 en de A12 in de oksel van het Prins Clausplein. Het terrein wordt doorsneden door een spoorlijn. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein was het creëren van een relatief modern hoogwaardig gemengd bedrijventerrein met een regionale functie. Ook ligt hier het stadion van ADO Den Haag. De logistiek is goed vertegenwoordigd, maar ook het aandeel werkgelegenheid in kantoorhoudende sectoren is relatief groot. Ook op de Middenweg is vooral de logistiek sterk vertegenwoordigd, maar kantoorhoudende sectoren zijn hier nauwelijks aanwezig. Het terrein bestaat voor het grootste deel uit bedrijfsruimten.

  • 9.

    Bedrijvenpark Ypenburg (Fokker). De werkgelegenheid op Ypenburg bestaat onder andere uit kantoorhoudende banen in het openbaar bestuur.

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

De sector ‘Overheid en belangenorganisaties’ is de grootste sector in Den Haag. Daarna komen de sectoren ‘Detailhandel en horeca’ en ‘Zorg’. De sectoren ‘Bouw’ en ‘ICT en creatief’ zijn sterk gegroeid.

 

Visueel kan dit als volgt worden weergegeven.

 

Structuur van de werkgelegenheid per gemeente

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Den Haag groeit. De gemeente werkt aan een gezonde, leefbare en duurzame stad. Ze doet dat samen met inwoners en bedrijven. De komende jaren komen er duizenden woningen bij. Ook de openbare ruimte wordt verbeterd. Lees meer over de bouwprojecten in de stad https://www.denhaag.nl/nl/in-de-stad/wonen-enbouwen/bouwprojecten.htm

 

Bestuurlijke Prioriteiten

In het coalitieakkoord 2019-2022 zijn de volgende speerpunten genoemd.

  • 1.

    Veilige stad

  • 2.

    Kansrijke stad

  • 3.

    Mooie en leefbare stad

  • 4.

    Duurzame stad

  • 5.

    Mobiele stad

  • 6.

    Groeiende stad

  • 7.

    Internationale stad

Veilige stad

Iedereen moet zich veilig kunnen voelen in Den Haag. We willen daarom Den Haag nog veiliger maken voor onze bewoners, ondernemers en bezoekers. Wijken maken we veiliger door een gerichte aanpak op buurten en straten. De vermenging van boven en onderwereld willen we voorkomen.

Veiligheid en leefbaarheid zijn voor ons onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Kansrijke stad

We willen dat alle mensen in Den Haag gelijke kansen krijgen. Kansenongelijkheid in het onderwijs gaan we tegen. We willen dat iedereen in Den Haag gezond en veilig kan opgroeien en gelijke toegang heeft tot zorg en werk. Mensen die het wat minder hebben, helpen we. In onze stad moet iedereen zichzelf kunnen zijn en volwaardig deel kunnen uitmaken van onze samenleving. Fundamentele vrijheden en democratische waarden zijn daarbij het uitgangspunt.

Mooie en leefbare stad

Den Haag is een mooie stad. In de stad wordt geleefd. We werken hard om de stad aantrekkelijk en mooi te houden. Om dat te behouden maken we de buitenruimte mooier en groener. We koesteren het sportieve karakter van Den Haag, door sportverenigingen te ondersteunen en in te zetten op meer sportmogelijkheden in de buitenruimte. We waarderen het cultuuraanbod als uiting van de veelzijdigheid van onze stad.

Duurzame stad

Den Haag is een groene, gezonde en leefbare stad. En dat willen we behouden, voor alle bewoners en voor de volgende generaties. Het Haags Klimaatpact vormt hiervoor het fundament. We streven naar een klimaatneutrale stad in 2030. We investeren fors in de energietransitie en de verduurzaming van de gebouwde omgeving. We maken de lucht gezonder. Den Haag maakt werk van de circulaire economie.

Duurzaamheid wordt een belangrijk onderdeel van ons economisch beleid. We vergroenen de stad door extra bomen te planten en we zorgen dat Den Haag bestand is tegen de gevolgen van de klimaatverandering.

Mobiele stad

We willen dat onze stad de komende decennia bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig blijft voor bewoners, ondernemers en bezoekers. Dat is ons uitgangspunt bij mobiliteit. Duurzaamheid en de menselijke maat zijn twee belangrijke criteria. Dus geven we ruim baan aan de fiets, maken we sprongen met het OV en geven we ruimte aan schoon vervoer en verbeteren we ook de doorstroom van het autoverkeer.

Groeiende stad

Den Haag is een prachtige stad om in te wonen. De komende jaren stijgt het aantal inwoners. Er zijn daarom meer (betaalbare) woningen en voorzieningen nodig. Die willen we realiseren op zo’n manier dat de stad er beter van wordt en de leefbaarheid niet onder druk komt te staan. We maken daarom duidelijke keuzes waar we bouwen en stellen hoge eisen aan kwaliteit en duurzaamheid. We versoberen de gemeentelijke inzet op het economisch beleid. We voeren de economische visie uit en versterken de structuur van de Haagse economie. Dat zorgt voor meer banen. Een sterke economie zorgt ook voor een levendige stad.

Internationale stad

Door aanwezigheid van de hoven en tribunalen en vele internationale organisaties, ngo’s en VN-organisaties staat Den Haag wereldwijd bekend als internationale stad van Vrede en Recht. In dit brede veld van internationale (mensen)rechten werken veel mensen en organisaties aan een betere, veilige en rechtvaardige wereld. Hiermee is deze sector ook economisch belangrijke waarde voor de stad. Dit zien we terug in drie sterke economische profielen van Den Haag: Legal & Policy Capital (rechtvaardige wereld), Impact City (betere wereld) en Security Delta (veilige wereld).

 

Binnen het taakveld milieu zijn de handhaving- en toezichttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Voor de activiteiten die onder de milieuregelgeving vallen wordt de prioritering bepaald op basis van de risico’s van de activiteit voor de omgeving. Jaarlijks worden speerpunten op het gebied van milieu verder uitgewerkt in een jaarwerkplan waaraan deze prioritering wordt gekoppeld.

3.4.3 Gemeente Leidschendam-Voorburg

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 76.451

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 6.460

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 1.687

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Voor een overzicht en beschrijvingen zie https://www.lv.nl/bedrijventerreinen

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

De gemeente Leidschendam-Voorburg kenmerkt zich economisch gezien door het verhoudingsgewijs grote aantal zzp’ers (22,7% van totaal aantal banen vs 11,4 % landelijk). Zakelijke dienstverlening, zorg en detailhandel zijn de sterkst vertegenwoordigde sectoren. Leidschendam-Voorburg heeft oa twee ziekenhuizen en het grootste moderne overdekte winkelcentrum van Nederland in aanbouw (The Mall of the Netherlands). Het landelijke gebied aan de rand de gemeente (Stompwijk) wordt gekenmerkt door agrarische bedrijven. In samenwerking met betrokken ondernemers, gebiedsgebruikers en de provincie Zuid-Holland wordt een verkenning opgesteld naar nieuwe mogelijkheden voor het vitaal houden van het landelijke gebied aangezien een deel van de huidige agrarische bedrijven onder druk staat door marktwerking en verstedelijking. Er zijn geen plannen om nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen in Leidschendam-Voorburg. De focus ligt op het verduurzamen van bestaande terreinen.

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Op verschillende locaties in de gemeente vindt verdichting, verduurzaming en vernieuwing plaats. Grootschalige voormalige kantorenlocaties worden herontwikkeld naar woningbouw en gemengd stedelijke gebieden. Voorbeelden hiervan zijn Overgoo (kantorenlocatie aan de A4 / Vlietzone), de voormalige CBS-locatie (voormalig hoofdkantoor CBS), Klein Plaspoelpolder (voormalige kantorenlocatie / betoncentrale / milieustraat) en Appelgaarde (kantoren en bedrijvenlocatie nabij station Mariahoeve). Qua detailhandel zijn er vier kerngebieden aangewezen waar gemeentelijk beleid en investeringen op gericht zijn, zie afbeelding hiernaast.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

Veiligheid

Een veilige gemeente, waarin iedereen zich veilig voelt. De gemeente werkt daarbij nauw samen met partners in veiligheid. De gemeente zet instrumenten in als preventie, vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Verkeer en vervoer

De gemeente streeft naar verbetering van verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Zo wordt ingezet op minder verkeersslachtoffers. Om beter bereikbaar te zijn implementeert de gemeente nieuw parkeerbeleid. Daarnaast wordt vanuit de regio ingezet op meer gebruik van fiets en openbaar vervoer. Voor fietsgebruik is het doel dit in de periode tot 2020 met 30% te laten groeien, en in de periode tot 2040 met 50%. En in lijn met het regionale beleid moet het aantal reizigers in het openbaar vervoer in de periode 2005-2030 met 50% groeien.

Economie

Gemeentelijk economisch beleid richt zich enerzijds op het creëren van een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven en ondernemers.

Anderzijds stellen gemeenten voorwaarden aan bedrijven, met oog op de effecten van bedrijvigheid op de omgeving. De gemeente zet met de uitvoering van de Economische Agenda in op economische voorzieningen die lokale ondernemers ondersteunen bij ontmoeting, innovatie en ondernemerschap. Dit draagt bij aan de vitaliteit en leefbaarheid van de gemeente.

Onderwijs

De Onderwijsvisie van Leidschendam-Voorburg vormt de basis voor de invulling van de gemeentelijke activiteiten binnen het programma Onderwijs. Speerpunten zijn onder andere gelijke kansen voor kinderen, het bereiken van het best passende opleidingsniveau, een betere aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp, jongeren goed voorbereiden op de arbeidsmarkt, brede ontwikkeling van kinderen (inclusief integrale kindcentra) en het voorkomen van uitval van leerlingen.

Sport, cultuur en recreatie

De gemeente heeft beleidsvisies voor sport, cultuur en recreatie valt onder de paraplu van de economische agenda. De speerpunten zijn: Meer inwoners hebben een gezonde leefstijl, Inwoners ontdekken en ontwikkelen hun talenten en vaardigheden en Goed beschermd en beleefbaar erfgoed.

Milieu

De gemeente richt zich op een gezond woon- en leefklimaat. Ze wil CO2 neutraal zijn in 2050. Hiervoor wil de gemeente de uitstoot verkleinen door energie te besparen en duurzaam energie op te wekken. Ingezet wordt op het verduurzamen van de gebouwde omgeving en de mobiliteit. Tevens is de gemeente in overleg met partners over duurzame opwek van warmte en elektriciteit. Ook wordt al enige tijd ingezet op een gezond woon- en leefklimaat ten behoeve van minder ziekte en overlast door luchtvervuiling. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Afvalscheiding en de wijze van inzameling zijn daarbij van wezenlijk belang.

Bouwen en wonen

Leidschendam-Voorburg staat bekend om de rust, het groen en de ruimte. Inwoners en bezoekers maken graag gebruik van de vele voorzieningen die er zijn. Binnen het geheel van de gemeente heeft elke kern zijn eigen karakter. Om een fijne woongemeente te blijven, zet de gemeente in op het versterken van de kracht en leefbaarheid van elke kern. Iedereen moet een passende woning kunnen vinden. Dat betekent meer levensloopbestendige woningen en woningen voor jongeren en jonge gezinnen. Naast voldoende woningen zet de gemeente ook in op voldoende ruimte voor bedrijvigheid en voorzieningen voor jong en oud, passend bij het karakter van Leidschendam, Voorburg en Stompwijk.

3.4.4 Gemeente Midden-Delfland

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 19.426

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 2.000

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 628

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

In Midden-Delfland liggen in totaal 5 bedrijventerreinen.

In Den Hoorn ligt langs de A4 het grootste bedrijventerrein van Midden-Delfland in de Harnaschpolder. Het bedrijventerrein is voor een deel al ingevuld met bedrijven. Een breed spectrum aan bedrijven kan zich hier vestigen. De Afvalwaterzuivering Harnaschpolder ligt in het noordelijke gedeelte van het terrein. De afvalwaterzuivering heeft een zuiveringscapaciteit van 1,3 miljoen vervuilingseenheden. De zuivering is daarmee de grootste van Nederland en een van de grootste in Europa.

 

In Schipluiden en Maasland zijn enkele kleine bedrijventerreinen aanwezig. Daar bevinden zich vooral lokale midden- en klein bedrijven. De gemeente kent relatief veel loon- en aannemingsbedrijven.

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

In Midden-Delfland bevinden zich in het buitengebied melkveehouderijen. Naast de normale werkzaamheden zetten zij zich ook in voor natuurbehoud. Bij enkele agrarische bedrijven is sprake van nevenactiviteiten als (kleinschalige) horeca, verkoop van streekproducten en / of een bed-and-breakfast. Daarnaast is in Midden-Delfland een sterke glastuinbouwsector aanwezig. Op het bedrijventerrein Harnaschpolder kunnen verschillende soorten bedrijven zich plaatsen. Verschillende bedrijven uit de transportsector zijn hier gevestigd. Verder zijn in Midden-Delfland veel midden- en kleinbedrijven aanwezig.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

In Midden-Delfland worden geen grootschalige woningbouwprojecten meer gerealiseerd. Toekomstige woningbouw wordt voornamelijk gezocht door bestaande locaties te verdichten of te herontwikkelen. Ook worden er geen nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld.

 

In Midden-Delfland worden nevenfuncties bij melkrundveehouderijen gefaciliteerd om het overleven van deze bedrijven te vergroten. Dat zorgt voor een gezonde agrarische sector die een bijdrage levert aan de mondiale klimaatdoelstellingen. Daarnaast zal de energietransitie een belangrijke factor binnen Midden-Delfland zijn. Vooral de transportleiding “Leiding door het Midden” dat restwarmte van de Rotterdamse industrie transporteert naar de regio Haaglanden zal de komende periode belangrijke gebiedsontwikkeling zijn. Ook worden diverse geothermieprojecten op en onder het grondgebied van Midden-Delfland ontwikkeld.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

 

De gemeente Midden-Delfland neemt deel aan het wereldwijde CItta Slow netwerk. Citta Slow is het internationale keurmerk voor gemeenten die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie, en behoud van identiteit tot de top behoren.

 

De gemeente Midden-Delfland zet in op het behoud, ontwikkeling van het open veenweidelandschap met de melkveehouderij als pijler waarbij de waarden van dat landschap, natuur, water, cultuurhistorie en stilte behouden blijft en zonodig versterkt.

 

Het gebied Midden-Delfland is op basis van de Wet natuurbescherming aangewezen als eerste Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) van Nederland. De gemeente ligt in het hart van dat gebeid dat, samen met het buitengebied van andere gemeenten het BPL vormt.

De gemeente pleegt hier veel inzet voor, samen met de andere betrokken partijen (gemeenten, hoogheemraadschap, natuurterrein beherende organisaties, de Midden-Delflandvereniging en LTO Noord Delflands Groen. In de Gebiedstafel voor het BPPL wordt gewerkt aan opgaven zoals Duurzame Landbouw, biodiversiteit, klimaat & water, energie, groen, recreatie en gebiedsmarketing.

 

Het gaat de gemeente niet alleen om een landschap met kwaliteit maar het moet ook beleefbaar zijn en bereikbaar, zonder dat dit ten koste gaat van het landschap. De versterking van de relatie tussen stad en land gebeurt niet alleen door recreatie maar ook door de marketing van duurzaam geteelde producten (PUUUR) in omliggend stedelijk gebied.

 

Vanuit de filosofie van Cittaslow en de regionaal vastgestelde Roadmap Next Economy stimuleert de gemeente duurzaamheid in de zin van de Brundtland-definitie (een optimaal evenwicht tussen sociale aspecten, economie en ecologie). De gemeente onderschrijft dan ook de internationale doelstelling van de Verenigde Naties, vastgelegd in de global goals (sustainable development goals)De energiebehoefte van inwoners en bedrijven wordt zoveel mogelijk verminderd en duurzaam opgewekt.

3.4.5 Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 55.328

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 4.885

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 1.590

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

In de gemeente Pijnacker-Nootdorp bevinden zich 4 bedrijventerreinen. De terreinen Heron en Ruyven, die zijn gelegen langs resp. de A12 en A13 richten zich op grotere bedrijven met een regionale of nationale uitstraling. Op de twee andere terreinen, de Boezem (in Pijnacker) en Oostambacht (in Nootdorp) zijn vooral lokale bedrijven in het MKB te vinden.

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

De meest opvallende en ook al van oudsher aanwezige branche is de tuinbouwsector. In deze branche zijn ook een aantal bedrijven die voorop lopen op het gebied van duurzaamheid (vooral qua energievoorziening). Voor het overige is er een gevarieerd aanbod qua branches, waarbij er geen branche is die er qua omvang (of aard) uit springt.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Bij bedrijventerrein de Boezem wordt komende jaren Boezem-Oost ontwikkeld, een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein met 22 ha. Ook bedrijventerrein Heron is nog niet uitontwikkeld. Hier zullen de komende jaren ook nog een aantal nieuwe bedrijven gaan vestigen.

 

Ten aanzien van woningbouw zullen de woningbouwlocaties Pijnacker-zuid en Ackerhof verder afgebouwd worden. Daarnaast zullen twee nieuwe locaties (Tuindershof en de Scheg) in ontwikkeling worden genomen en zijn er nog enkele locaties waar in toekomst woningbouw mogelijk zal worden. Naar verwachting zal het aantal inwoners daarmee tot 65.000 stijgen.

 

Bestuurlijke prioriteiten

Voor de raadsperiode 2018-2020 hebben de raadsfractie een Hoofdlijnenakkoord afgesproken. Het akkoord heeft als titel ‘Verder in verbinding’ en als thema ‘Iedereen doet mee en woont prettig in een duurzaam en veilig Pijnacker-Nootdorp’

 

Het akkoord telt drie inhoudelijke hoofdambities en twee randvoorwaarden.

 

De hoofdambities zijn: ‘

  • -

    Iedereen doet mee’ (met een toegankelijke en mensgerichte zorg en gerichtere inzet om mensen aan het werk te krijgen),

  • -

    Verduurzaming” (met concrete maatregelen voor het halen van de milieudoelstellingen, duurzame glastuinbouw en circulaire economie)

  • -

    Prettig en veilig wonen’ (met veel aandacht voor de woonbehoeften van jongeren en ouderen).

Een van de randvoorwaarden is dat de raadsleden echt volksvertegenwoordigers zijn en ruimte scheppen voor lokaal-democratische vernieuwing. De tweede randvoorwaarde is een financieel gezond beleid, waarbij de ambitie is om de lokale lasten te verlagen.

3.4.6 Gemeente Rijswijk

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 54.795

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 5.155

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 1.561

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Rijswijk beschikt over verschillende bedrijventerreinen, hiervan is de Plaspoelpolder (een werklocatie waar ook kantoren gevestigd zijn) de grootste. Daarnaast beschikt Rijswijk nog over enkele kleinere terreinen. Hieronder een overzicht van de bedrijventerreinen en een omschrijving van de bedrijfsactiviteiten.

 

Zuidflank

hoogwaardig

Het complex aan de Patrijsweg is voornamelijk gevuld met kantoorfuncties. Daarnaast zien we in de onderste laag overige gebruiksfuncties, zoals: een showroom, bijeenkomstfuncties en bedrijfsfuncties. Grootste branche is hier dienstverlening en daarna handel.

Vervoerscentrum Vrijenban

distributiepark

Bedrijfsactiviteiten in de logistiek (opslag, overslag en distributie) en handel & reparatie.

Plaspoelpolder

gemengd

Locatie is gemengd (kantoorfuncties en bedrijfsfuncties).

Per deelgebied verschillende uitstraling. Naast kantoren zien we ook functies en

bestemmingen

terug behorende bij een regulier/functioneel bedrijventerrein, zoals MKB’ers in de sectoren groot- en detailhandel en (maak)industrie.

Heulweg

gemengd

Klein functioneel bedrijventerrein met beperkt aantal bedrijfsvestigingen. Grootste branche is hier dienstverlening en daarna industrie.

Delftweg (Rijswijk)

industrie

Klein functioneel bedrijventerrein met slechts enkele bedrijfsvestigingen. Grootste branche is hier dienstverlening en daarna industrie.

Broekpolder

hoogwaardig

Locatie is voornamelijk gevuld met kantoorfuncties, maar er zijn ook enkele bedrijfsfuncties aanwezig (groothandel in transportmaterieel of zorg).

Hoornwijck (Rijswijk)

hoogwaardig

Kantoorlocatie: Zakelijke en ICT dienstverlening

t Haantje

Gemengd

Nieuw opgeleverd terrein

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

In heel Rijswijk is zakelijke of collectieve dienstverlening de grootste branche. Daarnaast zijn er vijf buurtwinkelcentra en het winkelcentrum In de Bogaard. Het winkelcentrum Oud Rijswijk combineert de rustieke en ongedwongen sfeer van vroeger met de praktische eisen van nu. Rond de Oude Kerk in de Herenstraat zijn en ongeveer 120 winkels en horecazaken gevestigd. Vaak zijn het familiebedrijven, die hun intrek hebben genomen in monumentale panden.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

De gemeente Rijswijk heeft met het Rijk en andere overheden een Verstedelijkingsakkoord gesloten. De kernthema’s van het verstedelijkingsakkoord zijn verstedelijking (=wonen en werk en voorzieningen) en mobiliteit. In de Stadsvisie Rijswijk 2030 is afgesproken voldoende woningen te bouwen om de Rijswijkse bevolkingsgroei op te kunnen vangen met behoud van parken en de groene identiteit van Rijswijk. Woningbouw vindt daarom plaats in gebieden die al bebouwd of in ontwikkeling zijn. De Stadsas (In de

Bogaard, Stationsgebied en de Plaspoelpolder) wordt herontwikkeld tot modern stedelijk gebied. In

RijswijkBuiten is vanaf 2013 gestart met woningbouw. De wijk is inmiddels uitgegroeid tot één van de meest duurzame wijken van Nederland. Naast woningbouw is in RijswijkBuiten ook ruimte voorzien voor voorzieningen en een bedrijventerrein.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

In het coalitieakkoord 2019-2022 zijn de volgende speerpunten genoemd:

  • 1.

    We bouwen aan een gemeente waar iedereen die dat wil mee kan doen;

  • 2.

    We houden Rijswijk veilig en leefbaar, we zorgen voor een doortastend handhavingsbeleid;

  • 3.

    We ontwikkelen Rijswijk door, conform de stadsvisie 2030;

  • 4.

    We werken aan uitmuntende service vanuit het stadhuis en betrekken inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers;

  • 5.

    We houden de financiën op orde.

Deze speerpunten worden jaarlijks uitgewerkt in de uitvoeringsprogramma’s waaraan de prioritering wordt gekoppeld. Binnen het taakveld milieu zijn de handhaving en toezichttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Voor de activiteiten die onder de milieuregelgeving vallen wordt de prioritering bepaald op basis van de risico’s van de activiteit voor de omgeving. Het gaat hier vooral over de risico’s voor de (externe)veiligheid, luchtverontreiniging, bodem- en grondwaterverontreiniging. Daarnaast zijn ook de asbesttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanen. Door de toenemende vraag naar transformatie van oude kantoorgebouwen naar woningen zal er in de komende jaren een toename zijn van asbestsaneringen.

3.4.7 Gemeente Wassenaar

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 26.373

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 2.810

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 639

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Er zijn 2 bedrijfsterreinen, een klein bedrijfsterrein gelegen rond de van Hallstraat en een grootschaliger bedrijfsterrein op Maaldrift.

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

Het landgoed Duinrell is in gebruik als attractiepark. Ook renbaan Duindigt, de enige overgebleven grasrenbaan in Nederland, ligt in Wassenaar. Er zijn 3 inrichtingen op defensiegebied namelijk de Kmar-kazerne (Maaldrift), De Kom (Rijksdorp) en Beatrixkazerne die binnen Wassenaars grondgebied zijn gelegen. In het buitengebied vindt voornamelijk agrarische bedrijfsvoering bestaande uit tuinbouw, vee- en bollenteelt plaats. Ten slotte is de waterwinning in het duingebied (Dunea) een Wassenaarse aangelegenheid.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Het centrum en winkelgebied Stadhoudersplein moeten aantrekkelijk blijven. Er komt een plan om de winkelhaak van Wassenaar en het Stadhoudersplein te verbeteren. Hierbij werken wij nauw samen met de winkeliers. Bovendien komt er een openbaar toilet, een Free-Wifispot en worden de stallingsmogelijkheden voor de fiets uitgebreid.

 

De ontwikkeling van het Havengebied vindt in samenspraak met de eigenaren en bewoners plaats, een plek waar de combinatie van economische activiteiten met wonen prima past.

 

Het strand wordt samen met de ondernemers aangepakt en verbeterd. Het betreft een uitbreiding van de fietsenstalling, een mogelijke busverbinding en een verbetering van de uitstraling van het toegangsgebied.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

Verduurzaming, energiebesparing en het behoud van groen

  • Milieubewustzijn en verduurzaming maakt een integraal onderdeel uit van het doen en laten van de gemeente. Niet alleen binnen Wassenaar, maar ook in de samenwerking met buurgemeenten, regionale samenwerkingsverbanden en in aanbestedingen.

  • We werken aan een openbare ruimte die uitnodigt tot lopen, fietsen, buitenspelen, ontmoeten en ondernemen. Waar mogelijk integreren wij duurzaamheidmaatregelen of middelen voor de energietransitie in de infrastructuur, zoals bijvoorbeeld energieopwekkende fietspaden in het duingebied.

  • We zijn trots op onze groene ruimte, landgoederen en natuurgebieden. Ook hier zetten wij in op biodiversiteit en bescherming van flora en fauna.

  • Het Wassenaars groen wordt goed onderhouden, waar mogelijk samen met of door bewoners.

  • In het accommodatiebeleid geven wij uitvoering aan het verduurzamen van het zwembad, het omlaag brengen van de gemeentelijke energierekening en het inpassen van nieuwe energietechnieken. Met de schoolbesturen zoeken wij naar mogelijkheden om de schoolgebouwen versneld te verduurzamen.

  • Er komt een onderzoek naar de haalbaarheid, effectiviteit en kosten van laadpalen voor elektrische fietsen en elektrische auto’s.

  • Wij versnellen de introductie van LED-lampen.

  • We gaan van advisering en bewustwording naar doen! Daarom komt er een Klimaatuitvoerder (1 FTE) die met name scholen en maatschappelijke instellingen actief helpt bij het opzetten van een duurzaamheidnetwerk en het regelen van financiering voor verduurzamingsdoelen.

  • We onderzoeken de mogelijkheid van een additionele luchtkwaliteitsmeting met omwonenden, met name gericht op de ongezonde luchtkwaliteit van omwonenden aan de N44.

3.4.8 Gemeente Westland

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 110.722

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 13.415

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 5.163

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Groen zijn glastuinbouw- of glastuinbouw gerelateerde bedrijventerreinen.

Lierweg

Vlotlaan

Poortcamp

Bovendijk

Leehove

RoyalFlora Holland

Westlands Bedrijv. Centr.

Honderd Margen

ABC Westland

Planeten

Coldenhove

Transportcentrum

Woerd

Teylingen

Westerlee

Honsel

Wateringse Veld

Trade Parc Westland Jupiter,

Venus en Mars

Maasambacht

Zwethove

Honderdland

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

De meest opvallende branche in Westland is de glastuinbouw en daaraan gerelateerde bedrijven.

Agrologistiek cluster: groente, fruit, snijbloemen, potplanten.

Daarnaast zijn de bouwsector en de metaal cluster goed vertegenwoordigd.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

Circa 30 hectare grotendeels ten behoeve van logistiek.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

Volgens het huidige Westlands Akkoord krijgen de volgende opgaven prioriteit:

 

Meer betaalbare woningen

Ruimte voor bijzondere woonvormen en slimmer omgaan met de beschikbare ruimte

Aantrekkelijke dorpen

Groenere woonwijken, gezellige feestweken, levendige dorpscentra

Veilig samen

Inzet van particuliere beveiligingsbedrijven, optimaliseren van de inzet van boa's, gebruik van particuliere beveiligingscamera's voor opsporing

Ruimte voor ondernemen

Versnellen van de herstructurering van de glastuinbouw en de energietransitie en versterking van de winkelgebieden

Behoud van de menselijke maat in de participatiesamenleving

Bestrijden eenzaamheid en hulp aan vrijwilligers

Zorgvoorzieningen dichtbij

Innovatieve vormen van wonen en zorg en meer verpleeghuis- en revalidatieplekken

3.4.9 Gemeente Zoetermeer

Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)

  • Inwonertal: 125.171

  • Aantal bedrijfsvestigingen: 9.515

Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)

  • Aantal inrichtingen: 2.426

Aantal en omschrijving bedrijventerreinen

Om in de regio Den Haag aan de grote woonbehoefte te kunnen voldoen, is in 1962 besloten om het dorp Zoetermeer te laten groeien als regionale groeikern. Op basis van het Structuurplan Zoetermeer 1968 is de gemeente ontworpen en doorgegroeid naar een stad. Een stad dat zich momenteel kenmerkt door een sterke mate van functiescheiding van wonen, werken en recreatie, verbonden met een ruim netwerk van infrastructuur. Elke wijk heeft eigen voorzieningen.

 

Zoetermeer biedt, met een achttal, een gevarieerd aanbod aan bedrijventerreinen. De Noordelijke bedrijventerreinen: Rokkehage (1965, incl. bestaande Nutriciaterrein), Hoornerhage (1967) en Zoeterhage (1976) waren voorzien in het structuurplan en zijn gesitueerd aan de rand van de stad langs de oostelijke ontsluitingswegen ten noorden van de A12 en nabij de afslag Zoetermeer. De drie bedrijventerreinen lijken qua functionaliteit sterk op elkaar. Alle drie kunnen ze getypeerd worden als gemengde bedrijventerreinen (= een mix van bedrijfssectoren in verschillende milieucategorieën). Van oorsprong zijn de bedrijventerreinen hoofdzakelijk ontwikkeld voor de sectoren industrie, bouwnijverheid en handel. Dit type bedrijvigheid is ook nu nog het meest aanwezig. Op het bedrijventerrein Zoeterhage, en in mindere mate Hoornerhage, heeft zich in de loop der jaren ook een aantal niet-traditionele bedrijfsmatige gebruikers gevestigd (zoals een kerkgenootschap, een kartbaan, perifere detailhandelsvestigingen).

 

In de periode tussen 1985 en 2000 zijn de bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage (Dutch Innovation Park) en Dwarstocht gepland en voor een groot deel gerealiseerd. Deze terreinen liggen aan de oostzijde van Zoetermeer, ten zuiden van de Bleiswijkseweg. Ze kenmerken zich door een duidelijk functionele opbouw. De terreinen zijn vrijwel volledig benut door een scala aan bedrijvigheid (zowel vrijstaande gebouwen als bedrijfsverzamelgebouwen). De braakliggende kavels op Dwarstocht en Nutrihage komen in aanmerking voor een transformatie naar woningbouw.

 

De terreinen BusinessPark Oosterheem (2004) en Oosterhage (2009) zijn als laatste toegevoegd. BP Oosterheem (ook wel aangeduid met ‘T-strook’) was voorzien in de Vinexwijk Oosterheem. De ontwikkeling van de bedrijfsfunctie was gericht op kleinschalige kantoren en bedrijven, maar is grotendeels uitgebleven. Gronden langs de Hugo de Grootlaan en de Aletta Jacobslaan worden daarom getransformeerd naar hoofdzakelijk woningbouw. Bedrijventerrein Oosterhage aan de zuidoostzijde van Oosterheem vormt de oostelijke entree van Zoetermeer en een buffer tussen de woonwijk en de Australieweg. Hier zijn nog enkele kavels beschikbaar.

 

Kantorenlocaties

Het (regionale) kantorenbeleid stuurt op het kwalitatief versterken van bestaande voorraad en het onttrekken van incourant aanbod en plancapaciteit. De locaties Afrikaweg-Boerhaavelaan en Rokkeveen Campus zijn per auto en openbaar vervoer goed bereikbaar, door ligging nabij station Zoetermeer en snelweg A-12. De Afrikaweg-Boerhaavelaan is een gebied in transitie, dat al langer tijd te kampen had met een hoog leegstandspercentage. Rokkeveen Campus is een hoogwaardige kantorenlocatie met een mix van grootschalige maar ook wat kleinere kantoorgebouwen. Hier zal de komende jaren moeten worden ingezet op het versterken van de kwaliteit van het gebied. De komende jaren (tot aan 2028) komt een aantal bestaande kantoorlocaties (met name in en rondom het centrum van Zoetermeer) in aanmerking voor transformatie naar een andere functie (woonfunctie). Het centrale kantorenaanbod ligt langs de A12 corridor (Lus, Sawa en Campus) waar ingezet wordt op een kwaliteitsverbetering. Verder bevinden zich nog kleine concentratie van kantoren aan randen van bedrijventerreinen zoals bijvoorbeeld Rokkeveen-Oost.

 

Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten

Zoetermeer heeft tot aan de uitbraak van COVID-19 een gezonde economie met veel IT- georiënteerde en startende bedrijvigheid. Als gevolg van de corona-crisis zijn er sectoren die juist nu gaan uitbreiden, terwijl andere sectoren moeten overleven. Hoe groot en welke economische effecten er voor de middellange en lange termijn daadwerkelijk gaan spelen, zijn ten tijde van het opstellen van dit memo nog niet te overzien.

 

De stad kent vier sterke sectoren met ontwikkelmogelijkheden op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs op alle niveaus: Toegepaste IT & Diensten, Logistiek & Handel, Health en Bouw & Installatie. De verzorgende economie (detailhandel, vrije tijd etc.) vertegenwoordigt ook een groot aandeel van de economie en vormt een belangrijke vestigingsconditie voor Zoetermeer. De gemeente wil de vier sterke sectoren benutten en versterken door partners en bedrijven te verbinden en crossovers te initiëren vanuit de toegepaste innovatie tussen deze en andere sectoren. Ook is het beleid van de gemeente erop gericht ICT en andere hoogwaardige kennisgerelateerde werkgelegenheid aan te trekken. Zoetermeer heeft een goede technische infrastructuur en was een van de eerste steden in Nederland met een glasvezelnetwerk. Sinds een aantal jaar is hier de Haagse Hogeschool (HHS) - Faculteit voor IT & Design gehuisvest.

 

Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen

De gemeente heeft een groeiambitie (schaalsprong). Naast de woningbouwopgave van 10.000 met een zoekopgave tot 16.000 woningen vraagt dat ook om het op peil houden en verbeteren van het voorzieningenniveau, de bestaande woon-en werklocaties en de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad. Er is in Zoetermeer beperkt ruimte beschikbaar voor de afzonderlijke uitbreiding van functies (=meervoudige ruimteclaim). De woningbouwopgave wordt daarom binnenstedelijk gerealiseerd onder meer door inbreiding, herontwikkeling en transformatie van braakliggende en verouderde werklocaties. Een van de grootschaliger gebiedsontwikkelingen zal plaatsvinden in het gebied Boerhaavelaan-Bredewater.

 

Economische groei, innovaties en verstedelijking vragen om een duidelijke aanpak voor het behoud van werkgelegenheid, stimuleren van economische ontwikkeling en daarmee mede behoud van de leefbaarheid in de wijken van de stad. Dat betekent ruimte bieden voor werkgelegenheid op de bestaande werklocaties (door intensivering, beter benutten) en waar mogelijk ook daarbuiten (woonwijken) en in combinatie met andere functies (menggebieden). De gemeente werkt aan een strategie werklocaties voor een duidelijke aanpak en strategie voor het behoud van werkgelegenheid en economische ontwikkeling van de stad. De gemeente werkt aan de Visie Zoetermeer 2040 (= gemeentelijke omgevingsvisie). Deze wordt gebaseerd op een nog op te stellen toekomstperspectief voor de stad, gericht op sociale, economische en ruimtelijke (door)ontwikkeling. Vanwege het proces van downgrading op delen van de Noordelijke bedrijventerreinen en de meervoudige ruimteclaim als gevolg van de groei ambitie voor de stad wordt gedacht aan transformatie van delen van Zoeterhage.

 

Bestuurlijke Prioriteiten

Werkgelegenheid

Met de inzet op het Dutch Innovation Park (DIP) werkt de gemeente aan het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid van de toekomst en het aantrekken en behouden van hoogopgeleide jongeren in de stad. Het Dutch Innovation Park biedt een interessante mix van Onderwijs (mbo-hbo) en innovatieve bedrijvigheid. Hier zullen in de komende periode ook nog een aantal ontwikkelingen plaatsvinden t.b.v. uitbreiding van bedrijfshuisvesting en verduurzaming en kwaliteitsverbetering van een aantal bestaande bedrijfspanden.

Schaalsprong

 

Zoetermeer zet in op groei. Er komen nieuwe woningen en er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de bestaande stad.

Energietransitie

 

Zoetermeer zet verder in op verduurzaming van bestaande woningen en wil voor elke wijk een energietransitieplan.

4 Verdeling toezicht

Het risicogestuurde toezicht conform de Risicomethodiek maakt slechts een deel uit van de jaarlijkse werkplanuitvoering van T&H. De verdeling hiervan verschilt per werkplan, dus per jaar. Een indicatie van de verdeling tussen het toezicht dat binnen de risicomethodiek valt en wat niet, is in onderstaande grafiek weergegeven. Hier moet bij worden vermeld dat dit een indicatie is en dat dit per gemeente kan verschillen aangezien het bedrijvenbestand en de beschikbare middelen tussen gemeenten onderling kunnen verschillen.

Figuur 3: Een indicatie van de verdeling tussen het toezicht wat binnen en buiten de probleemanalyse en prioriteiten valt. Dit is gebaseerd op het werkplan van 2020. Met juridisch product worden de handhavingsbesluiten en last onder dwangsommen bedoelt. Onder de activiteiten vallen natte koeltorens, puinbreken, bodemsanering en grondverzet Bbk, afval- en grondtransport en WKO (gesloten). 

 

In 2020 werd een aanzienlijk deel van het werkplan, namelijk circa 16%, als incidenteel toezicht ingedeeld. Dit percentage van 16% is exclusief de uit de eerste controle eventueel voortvloeiende hercontroles, sanctiecontroles en handhavingszaken. Incidenteel toezicht bestaat voornamelijk uit controles die gedurende het jaar worden gepland naar aanleiding van signalen van accounthouders en handhavingspartners over individuele locaties, handhavingsdagen of projecten etc. Het aantal ‘signalen uit het veld’ bleek beperkter dan de beschikbare werkplancapaciteit. De afgelopen jaren is geconcludeerd dat het gewenst is om een deel van deze toezichtcapaciteit in te zetten om het bedrijvenbestand up-to-date te houden. Zonder een gerichte aanpak hiervan raakt een inrichtingenbestand zeer snel gedateerd. Met de beschikbare ruimte zorgde de ODH voor een adequate invulling van de geprognotiseerde controle-aantallen. Gezien deze ervaring wordt geadviseerd om een deel van de capaciteit voor incidenteel toezicht, mede op verzoek van accounthouders, in te zetten voor de controles/toezichtmiddelen die worden ingevuld naar aanleiding van de nieuwe risicomethodiek, zoals beschreven in hoofdstuk 8. Daarmee wordt getracht om het deel van de capaciteit voor incidenteel toezicht te reduceren tot circa 10%, wat naar verwachting nog voldoende capaciteit zal overlaten om te acteren op signalen etc.

5 Toezicht binnen de risicomethodiek met eigen prioriteringswijze

5.1 Inleiding

In de afgelopen jaren en met het opstellen van de methodiek 2016-2020 en 2021-2024 is duidelijk geworden dat sommige activiteiten zich niet lenen voor de reguliere wijze van toezichtplanning voorafgaand aan ieder werkplanjaar. Dit zijn dan veelal activiteiten/situaties die ad hoc voorkomen en onmiddellijke actie vereisen.

 

In dit hoofdstuk benoemen we deze activiteiten en beschrijven we op welke wijze de toezichtcapaciteit de komende jaren zal worden ingezet. In de tabel hieronder is per activiteit een risicoscore toebedeeld. De scores zijn reeds in 2014 toebedeeld en hebben naar aanleiding van brainstormsessies met accounthouders en toezichthouders enige aanpassing gehad. De betekenis van deze risicoscore en de bijbehorende prioriteit wordt verder toegelicht per activiteit in de subhoofdstukken hieronder. In de bijlage is toegelicht hoe deze scores zijn bepaald.

Hoofdactiviteiten

Veiligheid

Leefbaarheid (geluid,

geur, afval)

Fin.ec. Schade

Natuur -en milieuwaarden

Bestuurlijk imago

gem

 

kans

risico

Prioriteit

Natte Koeltoren

4

2

4

1

4

6,1

3

18,2

Zeer hoog

Behandelen klachten/meldingen

1

5

2

2

4

5,5

3

16,4

Zeer hoog

Afval- en grondtransport/ketentoezicht

1

2

3

4

3

4,6

3

13,9

Hoog

Grondverzet BBK

1

2

4

3

3

4,4

3

13,3

Hoog

WKO (gesloten)

1

2

4

5

4

5,4

2

10,9

Hoog

Bodemsanering WBB

1

2

4

5

4

5,4

2

10,8

Hoog

Bodemsanering (herstelplicht Wm)

1

3

4

4

3

5,4

2

10,9

Hoog

Puinbreken

1

3

3

3

2

4,6

2

9,2

Gemiddeld

 

Prioriteit

Risicoscore

Betekenis

Zeer hoog

>14

100% toezicht

Hoog

>10 en ≤14

Inzet op risicovolle handelingen

Gemiddeld

>6 en ≤10

Risico gestuurde controles

Laag

≤6

Steekproefsgewijze controles

 

Met de inzet op deze activiteiten wordt ook invulling gegeven aan de landelijke prioriteiten die voor de gemeenten als bevoegd gezag van belang zijn, nl.:

  • Bodem en grondstromen: ketenhandhaving bij bodemsanering en grondverzet.

  • Asbest: Ketentoezicht op bouw - en sloopafval.

Voor de het uitvoeren van de VTH-taken met betrekking tot asbest is een apart gemeentelijk uitvoeringsbeleid vastgesteld waarin het basis uitvoeringsniveau is vastgelegd.

 

De landelijke prioriteiten worden afgestemd in de strategische Milieukamer. Bij deze afstemming gaat het om de voor het straf- en bestuursrecht gemeenschappelijke prioriteiten. In de Strategische Milieukamer hebben zitting: het OM (Functioneel parket), de Inspecteurs-generaal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie en een vertegenwoordiging van de OD’s. Naast bodem en asbest zijn er nog een aantal landelijke prioriteiten, maar daar is de gemeente niet het bevoegd gezag, bijv. BRZO-bedrijven, het opsporen verboden consumentenvuurwerk en het handelen of houden van beschermde dieren en planten.

5.2 Natte koeltorens

Natte koeltorens vormen een risico voor de leefomgeving en de volksgezondheid. In de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de daarbij behorende Regeling staan daarom specifieke voorschriften voor het goed beheer van natte koeltorens. Met goed beheer wordt voorkomen dat legionellabacteriën zich in de koeltoren kunnen vermeerderen en naar de omgeving kunnen verspreiden en daar mensen kunnen besmetten. Degene die de inrichting drijft waar de koeltoren deel van uitmaakt, moet aan specifieke voorschriften voldoen. Vaak staan natte koeltorens bij inrichtingen die niet standaard jaarlijks worden gecontroleerd, bijv. kantoren. De frequente aanwezigheid van de koeltorens op woon- en verblijfsgebouwen (bijvoorbeeld zorginstellingen) vergroot de risico’s.

 

Daarom vinden jaarlijks controles plaats m.b.t. dit onderwerp. Iedere koeltorenlocatie wordt gecontroleerd. Deze controle focust vooral op het hebben van een up-to-date beheersplan (risicoanalyse), de correcte uitvoer daarvan, de bemonstering van de koeltoren en een correcte registratie in het logboek. Gezien de omvangrijke risico’s geldt een hoge prioritering voor dit type toezicht en blijven jaarlijkse controles van kracht.

5.3 Behandelen klachten/overlastmeldingen

Ten aanzien van overlastmeldingen van burgers of andere belanghebbenden geldt de insteek dat iedere overlastmelding, waarbij de ODH het bevoegd gezag vertegenwoordigt, in behandeling wordt genomen.. Een overlastsituatie leent zich niet voor het toepassen van een risicobeoordeling voordat een overlastmelding wordt beoordeeld. Indien eerst een prioritering van toezichtinzet zou plaatsvinden, waardoor een deel van de overlastsituaties in een later stadium of geheel niet wordt ‘opgepakt’, is de overlastsituatie wellicht al achterhaald terwijl toezicht en eventueel handhaven op zijn plaats was geweest. Daarom is ervoor gekozen om iedere overlastsituatie direct in behandeling te nemen. Dit betekent dat iedere overlastmelding wordt opgevolgd door een contactmoment met de overlastmelder waarbij onder meer de frequentie, de ernst, het moment en de duur van de overlast wordt geïnventariseerd en waarbij stappen worden afgesproken voor het verdere onderzoek van de situatie door de toezichthouder. Dit betekent niet dat in alle gevallen toezicht plaatsvindt. Deze insteek sluit aan bij de risicoanalyse van 2015 waarbij de maximaal geloofwaardige calamiteiten zijn beoordeeld en de activiteit ‘Behandelen klachten/meldingen’ een risicoscore van 16,4 heeft toebedeeld gekregen. Van alle branches en activiteiten was dit de hoogste score die werd gegeven, met name vanwege de hoge risicoscore ten aanzien van het bestuurlijke imago en de daadwerkelijke kans dat zich een calamiteit voordoet.

5.4 Afval- en grondtransport (i.c.m. ketentoezicht)

Traditioneel richt de aandacht van een overheid zich op de haar bekende activiteiten. Illegale activiteiten blijven vaak nog uit het zicht, zij komen slechts ad-hoc aan het licht en vragen op dat moment onmiddellijke aandacht. Vaak is het financieel gewin dat te behalen valt met het niet naleven van de regels erg groot. Voorbeelden zijn het toepassen van grond zonder dat dit is getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit of het opmengen, omkatten en verkeerde afvoer van gevaarlijke stoffen. Behalve ondermijning is er o.a. risico op bodemverontreiniging en effecten op de volksgezondheid.

 

De ODH voert ketenprojecten uit om meer zicht te krijgen op deze illegaliteit. De afgelopen jaren zijn daarin de eerste stappen gezet. Zo is er samen met de Omgevingsdiensten West- en Midden-Holland een project grondstromen en een project garagebedrijven uitgevoerd. Maar ook de komende jaren zijn nog de nodige inspanningen vereist om de doeltreffendheid van de regionale aanpak van de ketenproblematiek verder te verbeteren. Met name door in te zetten op diepgaand administratief toezicht, vrije-veld toezicht, digitaal rechercheren en het inzetten van transportcontroles. Ook worden de binnengekomen meldingen van grondtransport beoordeeld en afgehandeld.

5.5 Bodemsanering (herstelplicht Wm en Wbb) en grondverzet Bbk

Sinds 2019 wordt gewerkt met het ‘Toezichtplan bodem 2019-2022’. Het toezichtplan betreft een nadere uitwerking van de prioritering zoals aangegeven in de “Probleemanalyse en prioritering Milieutoezicht 2016-

2020” en de nota VTH 2018-2022 van de provincie Zuid-Holland. Het toezichtplan richt zich op de bodemtaken waarvoor de gemeenten en de provincie Zuid-Holland binnen de regio Haaglanden bevoegd gezag zijn. In het plan wordt de werkwijze weergegeven voor toezicht in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer, voor zover het inrichtingen betreft voor de opslag van grond en/of bagger. Er worden gerichte keuzes gemaakt ten aanzien van de in te zetten capaciteit en de inzet van toezicht is vrijwel altijd risicogestuurd.

5.6 Gesloten WKO

Gesloten bodemenergiesystemen zijn systemen die onder meer gebouwen, woningen en kleine bedrijven op een duurzame manier verwarmen en/of koelen. Door gesloten leidingen (bodemlussen) wordt (met behulp van een warmtepomp) vloeistof door de bodem geleid om aan de bodem warmte of koude te onttrekken. Hierbij wordt echter geen grondwater verpompt zoals bij een open bodemenergiesysteem, ook de vloeistof in de lussen komt niet in contact met het grondwater.

 

In een persbericht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T) medio 2018 werd geconcludeerd dat bij 11 van de 13 gecontroleerde bedrijven in den lande flinke gebreken zijn geconstateerd bij de afdichting van de scheidende watervoerende pakketten, hetgeen kan leiden tot verminderde kwaliteit van het grondwater, verstoring van grondwater stroming met als mogelijk gevolg verzoeting dan wel verzilting in verschillende grondlagen en bodemverontreiniging door lekkage van bodemvreemde stoffen. Het IL&T concludeerde dat het toezicht anders en krachtiger moet. Ook moet worden voorkomen dat de systemen negatieve interferenties hebben op elkaar met verminderd rendement als gevolg.

 

Tot en met 2020 zijn er steekproefsgewijze controles uitgevoerd op basis van de lokale kennis vanuit toezicht (uitvoerder, systeemkennis etc.). Het spontane naleefgedrag blijkt beperkt. Aangezien er steeds meer WKO’s worden geplaatst (met bovenvermelde risico’s) en de geldende regels niet spontaan worden nageleefd, is een verhoging van de risicoscore aan de orde. De boorfase is het meest risicovol, hier wordt bij het toezicht dan ook de meeste aandacht aan besteed. Wanneer onvolledige meldingen of onvolledige aanvragen voor een beperkte omgevingsvergunning (de zogenaamde OBM) worden ontvangen, wordt toezicht gehouden op de eventuele illegale plaatsing. Verder is wettelijk vastgesteld dat grotere systemen (>70 kWh) jaarlijks een monitoringsrapportage moeten indienen. Het streven is om altijd aanwezig te zijn bij de boringen.

5.7 Puinbreken

Puinbrekers worden ingezet om de steenachtige fractie van bouw- en sloopafval te breken tot puingranulaat. Het puingranulaat kan worden toegepast als bouwstof in beton of in de wegenbouw. Het puin op de slooplocatie wordt met een mobiele installatie gebroken. Het grootste risico bij puinbreken is dat met gevaarlijke stoffen vervuild puin wordt gebroken en het stof in de lucht en de bodem wordt verspreid. Ook kan er stof en geluid overlast ontstaan.

 

In principe heeft de ODH de afgelopen jaren iedere puinbreker, waarvan de start van de werkzaamheden werd gemeld, gecontroleerd. Naar aanleiding van het toezicht van de afgelopen jaren kan geconstateerd worden dat het naleefgedrag goed is. De laatste jaren zijn er nauwelijks overtredingen vastgesteld. Op basis van de meest recente risicokwalificering kan volstaan worden met steekproefsgewijze controles. Daarbij zal o.b.v. een risico-inschatting van de binnenkomende meldingen (en startmeldingen) beoordeeld worden of een controle ter plaatse opportuun is. Op deze manier zal worden bekeken of het spontane naleefgedrag op pijl blijft.

6 Van branches naar activiteitgroepen

Mede om voor te sorteren op de Omgevingswet is ervoor gekozen om te kijken naar de activiteiten opgenomen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal). Het Bal bevat, algemene regels waaraan burgers, bedrijven en overheden zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. De genoemde activiteiten uit het Bal zijn gegroepeerd in activiteitgroepen. De nieuwe risicomethodiek zal 14 activiteitgroepen hanteren, die zijn opgebouwd uit de activiteiten waarvan de Omgevingswet uitgaat aangevuld met activiteiten uit de bruidsschat2 . In de oude methodiek werden 47 branches gehanteerd. Het hanteren van grotere groepen heeft meer voordelen, zo bleek uit de evaluatie. De toebedeling van controles kan vaker worden gepland bij bedrijven die lang niet gecontroleerd zijn. Ook wordt bij de overgang naar activiteitgroepen voldaan aan het advies uit het evaluatierapport om te zorgen dat branches genoeg bedrijven bevatten om een inschatting van het naleefgedrag te kunnen maken zonder dat (bijna) de gehele branche wordt gecontroleerd.

 

In onderstaande tabel zijn alle activiteiten van het BAL gerangschikt per geselecteerde activiteitgroep. Bij sommige activiteitgroepen zijn ook activiteiten uit de bruidsschat genoemd (zoals geluid en geur maar ook recreatieve visvijvers en opslaan van vaste mest). Ook activiteiten die (mogelijk) niet in ons beheersgebied voorkomen zijn genoemd, als deze zich wel vestigen in onze regio kunnen ze gemakkelijk mee worden genomen in de methodiek.

 

 

Agrarisch

Agrarisch loonwerkbedrijf

Bedrijf voor mestbehandeling Bedrijf voor telen en kweken van waterplanten of -dieren

Telen van gewassen in de openlucht

Telen van gewassen in een gebouw

Onderhoud van de openbare ruimte

Veehouderij

Op of in de bodem brengen van meststoffen

Opslaan van kuilvoer en vaste bijvoedermiddelen Opslaan van vaste mest

Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen

Akkerbouw

Dieren (Dierentuinen/ kinderboerderijen)

Dieren (Manege’s)

Dieren (Overige dierverblijven) Dieren (Veehouderijen/ pluimveehouderijen)

Loonbedrijf/hoveniersbedrijf

Bouw-, metaal, installatie- en dienstverleningsbedrijven

Bouwbedrijf

Installatiebedrijf

Schildersbedrijf

Wegbouwbedrijf en waterbouwbedrijf

Grondbouwbedrijf

Uitwassen van beton

Lozen bij maken van betonmortel

Bouw- en houtbedrijf

Metaalbewerking

Grond weg- en waterbouw

Detail- en groothandel

Geluid

Geur

Niet-industriële voedselbereiding

Afvalwaterbeheer

Opslag- en transportbedrijf, groothandel en containerterminal

Detailhandel en ambachtsbedrijven

Bouwmarkten en tuincentra Supermarkten/groothandel voedingsmiddelen

 

Garages, autoberging en onderhoudswerkplaatsen

Autobergingsbedrijf en pechhulp Garage, autoschadeherstelbedrijf, autowasstraat, carrosseriebouw

Motorrevisiebedrijf

Onderhoudswerkplaats voor autobus,

trein, tram of metro

Onderhoudswerkplaats voor vliegtuigen

Repareren en verhuren van gemotoriseerde werktuigen Landbouwmechanisatiebedrijf

Scheepswerven

Auto- en schadeherstelinrichting Jachthaven/scheepswerf

Glastuinbouw

Glastuinbouw

Glastuinbouw

Horeca

Geluid

Geur

Niet-industriële voedselbereiding

Afvalwaterbeheer

Horeca (rest/cafe/disco) Horeca (strandpaviljoens)

Industrie

Chemische productenindustrie

Drukkerijen

Grafische industrie

Maken van materialen, eindproducten

of halffabrikaten

Metaalproductenindustrie

Metaalrecyclingbedrijven

Minerale producten industrie

Papier-, hout-, textiel- en leerindustrie

Rubber- en kunststofindustrie

Voedingsmiddelenindustrie

Chemische wasserij

Beton- en asfaltcentrale

Drukkerijen

Kunststofverwerkende industrie

Voedingsmiddelen industrie

Chemische wasserij

Medisch

Laboratorium

Tandartspraktijk

Laboratoria

Tandartspraktijk Ziekenhuis

Milieustraten, recycling en afvalverwerkers

Kringloopbedrijf en bedrijf voor reparatie van gebruikte producten

Milieustraten

Recyclingbedrijven voor papier, karton, textiel, glas, hout of puin Reinigen van opslagtanks, verpakkingen, voertuigen of containers voor gevaarlijke stoffen Rubber- en

kunststofrecyclingbedrijven

Verwerken van bedrijfsafvalstoffen of

gevaarlijke afvalstoffen Autodemontage- en tweewielerdemontagebedrijven

Afvalverwerking/bewerking (incl afvalwater) Autodemontagebedrijf

Opslag en transportbedrijven en spoorwegemplacementen

Opslag- en transportbedrijf, groothandel en containerterminal Grondbank en grondreinigingsbedrijf

Voorziening voor brandoefening

Opslag en transportbedrijven

Opslagbedrijven gevaarlijke stoffen >10 ton

Koel- en vrieshuizen/veilingen

Grondhandel/gronddepot/baggerdepot

Sport, recreatie, sociaal en cultureel

Autosport en motorsport, zoals crossterrein, racebaan of kartbaan

Jachthaven

Pretparken

Pretparken/ijsbanen

Schietinrichtingen/munitieopslag

Sociaal cultureel

Sport en recreatie

Sauna's

Schietbaan

Sneeuw- en ijsbaan

Sociaal cultureel

Sport en recreatie

Zwembad

Recreatieve visvijvers

Traditioneel schieten

Zwembaden/sauna’s

Jachthaven/scheepswerf

Tankstations

Brandstoffenhandel en tankopslagbedrijven Tankplaats voor schepen

Tankstation

Tankstation (excl. LPG) Tankstation (incl. LPG)

Woon- en verblijfsgebouwen

Crematorium

Basisscholen/kinderdagverblijven

Crematorium

Kantoor (groot)/overheidsgebouwen

Voortgezet onderwijs (incl. MBO, HBO,

WO)

Woon- en verblijfsgebouw

Zorginstelling + Gevangenissen

(Zuiverings)Technische werken en nutsbedrijven

Behandelen, regelen en meten van aardgas Buisleidingen

Datacentrum

Drinkwaterbedrijf

Windturbine

Zendmast

Zuiveringtechnische werken Zuiveringsvoorziening voor ingezameld of afgegeven afvalwater

Drinkwaterproductie

Voorzieningen en installaties

 

De bovenstaande tabel is een opsomming van de activiteiten uit het BAL, deze kan indien nodig, bijvoorbeeld door veranderingen in het BAL, zonder het opnieuw vaststellen van de risicomethodiek gewijzigd worden.

7 Opbouw methodiek

Om tot een goede verdeling van het risicogestuurd toezicht te komen behelst de nieuwe methodiek een vijftal stappen. In de hoofdstukken 8.1 t/m 8.5 wordt deze trapsgewijze inzet toegelicht. De verdeling van de stappen m.b.t. het toezicht wat in deze stap verdeeld kan worden, is te zien in het rechterdeel van de grafiek hieronder.

 

Figuur 4: Indicatie van de inzet van hoofdstuk 8 als onderdeel van de probleemanalyse en prioriteiten 2021-2024. Het linkerdeel van deze grafiek is hetzelfde als het rechterdeel van figuur 3 in hoofdstuk 5. De inzet van de reguliere- en themacontroles en projecten (grijze vlak) bedraagt ongeveer 27% van het totale werkplan van T&H (hiervoor is het werkplan 2020 als uitgangspunt genomen). Per gemeente en per jaar kan het percentage wat beschikbaar is voor de probleemanalyse en prioriteiten en de verschillende onderdelen hiervan wijzigen. 

 

7.1 Complexe bedrijven

In de activiteiten van het BAL is ook de groep ‘complexe bedrijven’ benoemd. Deze bedrijven zijn vergelijkbaar met de categorie 4 bedrijven die in de jaren 2016 t/m 2020 (bijna) elk jaar zijn bezocht. In Haaglanden is een groep bedrijven die bijzondere aandacht verdient, soms ongeacht het type activiteit die wordt uitgevoerd. Het meenemen van deze bedrijven in de algehele methodiek wat betreft risicoscore, naleefgedrag, typering overtrederschap en keuze in toezicht instrument voor de gehele groep kan ertoe leiden dat deze individuele complexe bedrijven te weinig frequent of te weinig intensief toezicht krijgen. Om deze reden is ervoor gekozen om een lijst met complexe bedrijven op te stellen, die elk jaar kan worden aangepast door bedrijven toe te voegen of te verwijderen. Het gaat om een lijst van circa 200 bedrijven3. Bij het opstellen van de lijst is zowel interne als gemeentelijke inbreng gewenst.

 

Wanneer Complex? De kwalificatie als complex bedrijf kan meerdere redenen hebben:

  • -

    De specifieke bedrijfsactiviteiten van het bedrijf zijn buitengewoon milieubezwarend/risicovol (wanneer deze niet geheel conform de milieuregels plaatsvinden), zoals categorie-4-bedrijven, EVbedrijven en werkzaamheden met ZZS;

  • -

    De locatie/omgeving van het bedrijf maakt dat de bedrijfsactiviteiten eerder buitengewoon milieubezwarend/risicovol zijn;

  • -

    Er is een handhavingshistorie opgebouwd waardoor een maatwerk-aanpak gepast is;

  • -

    Vanwege maatschappelijke of bestuurlijke prioritering is een maatwerk-aanpak gepast.

Bij de planning van toezicht in het betreffende jaar zullen bedrijven die als complex bedrijf worden aangemerkt sowieso integraal toezicht toegewezen krijgen. In het laatste kwartaal van het kalenderjaar zal een aanbeveling aan de gemeentelijke opdrachtgevers worden gedaan voor de lijst voor het volgende jaar, mede gebaseerd op de toezichtbevindingen van het huidige jaar. Om de complexe bedrijvenlijst werkbaar te houden is het belangrijk om de groep op de lijst beperkt te houden om de maatwerk-aanpak te blijven garanderen. Hiervoor moet dus ook aandacht zijn.

 

Indien wordt geconstateerd dat een bedrijf op de lijst (meerjaarlijks) goed naleefgedrag vertoont, kan dit reden zijn om het betreffende bedrijf (ook categorie 4) van de lijst te verwijderen.

 

7.2 Basisniveau integraal toezicht

Om per activiteitgroep na te kunnen gaan wat het spontane naleefgedrag is , is het nodig dat in elke activiteitgroep een basaal aantal controles worden uitgevoerd. Zo wordt ook voorkomen dat sommige activiteitgroepen gedurende een aantal jaren disproportioneel veel en andere disproportioneel weinig worden gecontroleerd. Hiermee wordt een level playing field gecreëerd en voorkomen we dat een bepaalde activiteitgroep verslapt qua spontaan naleefgedrag omdat er geen prikkel komt vanuit toezicht.

 

25% van de beschikbare capaciteit (zie figuur 4) wordt gelijkelijk ingezet over de activiteitgroepen op deze wijze. Dit zorgt voor een vaste, altijd beschikbare bron van data die jaarlijks kan worden gebruikt ten behoeve van het meten van naleefgedrag, de typering van het gedrag van de overtreders in een groep en het type overtredingen die worden aangetroffen.

 

Uitgangspunten van deze controles zijn:

  • -

    Dit is een steekproef, er worden dus bedrijven geselecteerd die al lange tijd geen controle hebben gehad. Ook wordt er een goede doorsnede van de bedrijven in de activiteitgroep bezocht.

  • -

    Alleen categorie 2 en 3 bedrijven

  • -

    Van deze controles (samen met die van het integrale toezicht door de prioritering) wordt elke twee jaar het spontane naleefgedrag bepaald en op grond daarvan worden de risicoscores aangepast.

 

7.3 Integraal toezicht door prioritering

Het bepalen van een risicoscore heeft meerdere componenten. In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen uiteengezet die leiden tot de toebedeling van een risicoscore per activiteitgroep.

7.3.1 Via de worst case score

In 2014 is met de opdrachtgevers een scoretabel opgesteld waarin voor elke branche een risicoscore is bepaald op basis van een worst case benadering. Deze tabel is van brancheaanpak omgezet naar de voorgesteld activiteitgroep-aanpak. Vervolgens hebben opdrachtgevers (op enkele hoofdlijnen) en toezichthouders deze bijgesteld naar de huidige bevindingen. De manier van scoren is daarbij hetzelfde gebleven, zie bijlage.

 

De voorheen gehanteerde 47 branches zijn omgezet naar 14 activiteitgroepen. Om de worst case indeling van 2014 recht te doen hebben we per activiteitgroep 3 potentiële calamiteiten gedefinieerd en deze scores gemiddeld naar 1 groepsrisico.

 

Deze risicoscore wordt vervolgens bijgesteld met de naleving (hoofdstuk 8.3.2).

 

Activiteitgroepen

Veiligheid

Leefbaarheid geluid, geur, afval

Fin.ec. Schade

natuur- en milieuwaarden

 

Bestuurlijk imago

gem

 

kans

risico

Agrarisch

5,0

Uitbraak zoönose

11

5,46

4

2

4

5,31

1

5,3

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

3

6

1

3,83

1

3,8

Illegale lozingen afvalwater

7,4

8,19

3

8

2

5,72

1

5,7

Bouw-, metaal, installatie- en dienstverleningsbedrijven

6,0

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

15

10,92

5

4

4

7,74

1

7,7

Emissie naar de lucht

3,7

8,19

3

4

3

4,38

1

4,4

Bodem- en waterverontreiniging

7,4

5,46

3

4

1

4,17

1

4,2

Detailhandel

6,7

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

15

10,92

5

6

4

8,14

1

8,1

Geluidsbelasting door laden en lossen

3,7

8,19

2

4

1

3,78

2

7,6

Emissie koudemiddel

7,4

2,73

2

8

2

4,43

1

4,4

Garages, autoberging en onderhoudswerkplaatsen

6,9

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

11

8,19

5

6

3

6,66

1

6,7

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

3

8

1

4,23

2

8,5

Luchtverontreiniging

7,4

10,92

2

6

2

5,66

1

5,7

Glastuinbouw

5,8

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

11

8,19

5

6

3

6,66

1

6,7

Brand stookruimte

11

8,19

5

6

3

6,66

1

6,7

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

3

8

1

4,23

2

8,5

Horeca

6,5

Brand waarbij gasflessen zijn betrokken (m.n. bij strandpaviloens)

11

5,46

5

4

3

5,71

1

5,7

Geurbelasting vanuit de inrichting

3,7

10,92

3

4

1

4,52

2

9,0

Geluidsbelasting vanuit de inrichting

3,7

10,92

3

4

2

4,72

1

4,7

Industrie

8,7

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

19

10,92

5

8

4

9,28

1

9,3

Emissie naar de lucht van gevaarlijke stoffen (bijv. PER/ oplosmiddelen)

11

8,19

3

8

4

6,86

1

6,9

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

8,19

3

8

2

4,98

2

10,0

Medisch

6,5

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

19

8,19

5

6

5

8,54

1

8,5

Bodem- en waterverontreiniging

7,4

5,46

3

4

2

4,37

1

4,4

Emissie koudemiddel

7,4

2,73

2

8

2

4,43

1

4,4

Milieustraten, recycling en afvalverwerkers

8,0

Brand in opslag/overslag afvalstoffen

15

10,92

4

6

4

7,94

2

15,9

Emissies naar de lucht / geurhinder

3,7

8,19

1

4

2

3,78

1

3,8

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

3

8

2

4,43

1

4,4

Opslag- en transportbedrijven en spoorwegwegemplacementen

6,8

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

15

8,19

4

6

3

7,20

1

7,2

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

2

6

2

3,83

1

3,8

Ammoniaklekkage koeling

19

10,92

5

8

4

9,28

1

9,3

Sport, recreatie en culturele instellingen

6,0

Chloorwolk

15

8,19

3

4

3

6,60

1

6,6

Emissies naar de lucht (bijv koudemiddel, Nox, ammoniak)

15

8,19

3

4

3

6,60

1

6,6

Geluidsbelasting vanuit de inrichting

3,7

10,92

3

4

3

4,92

1

4,9

Tankstations

9,0

Explosie bij lossen LPG (CNG, LNG, waterstof)

19

13,65

5

6

4

9,43

1

9,4

Emissies naar de lucht

11

8,19

2

4

2

5,46

1

5,5

Bodem- en waterverontreiniging

11

5,46

4

8

2

6,11

2

12,2

Woon- en verblijfsgebouwen

5,8

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken

11

8,19

4

6

3

6,46

1

6,5

Emissies naar de lucht (bijv verbrandingsoven, slecht afgestelde cv ketel)

3,7

8,19

2

4

1

3,78

2

7,6

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

2,73

3

6

2

3,49

1

3,5

(Zuiverings)technische werken en drinkwaterbedrijven

6,4

Bodem- en waterverontreiniging

3,7

5,46

4

6

3

4,43

1

4,4

Brand waarbij (gevaarlijke) stoffen zijn betrokken (o.a. propaantank)

15

8,19

4

6

3

7,20

1

7,2

Geurbelasting vanuit de inrichting

3,7

8,19

2

4

1

3,78

2

7,6

7.3.2 Via het naleefgedrag van de afgelopen jaren

Het naleefgedrag van een activiteitgroep heeft dezelfde effecten op de risicoscore als in de vorige methodiek:

Waarde

Naleefgedrag

+4

Het naleefgedrag is zeer laag < 25%

+2

Het naleefgedrag is laag < 50%

0

Het naleefgedrag is gemiddeld tussen de 50 en 70 %

-2

Het naleefgedrag is hoog > 70%

-4

Het naleefgedrag is zeer hoog > 90%

 

Voorafgaand aan de planning van 2021 is gekeken naar het naleefgedrag dat werd opgehaald bij de integrale controles in 2016 t/m 2019 (periodiek wm-regulier, periodiek gestapeld en incidenteel inventariserend toezicht). Deze analyse bepaalde de startstand van het naleefgedrag per activiteitgroep. In onderstaande tabel staat de bijstelling die in de jaren 2021 en 2022 per activiteitgroep zal gelden.

 

Activiteitgroepen

Naleefgedrag

Glastuinbouw

4

Tankstations

2

Milieustraten, recycling en afvalverwerkers

2

Garages, autoberging en onderhoudswerkplaatsen

2

Opslag- en transportbedrijven en spoorwegwegemplacementen

2

Agrarisch

2

Industrie

0

Medisch

0

Sport, recreatie en culturele instellingen

0

Bouw-, metaal, installatie- en dienstverleningsbedrijven

0

Woon- en verblijfsgebouwen

0

Detailhandel

-2

Horeca

-2

(Zuiverings)technische werken en drinkwaterbedrijven

-2

 

Voor de jaren 2023 en 2024 zal het naleefgedrag opnieuw worden opgehaald en geanalyseerd. Hiervoor zullen de uitkomsten van de integrale controles, in 2021 en 2022 worden gebruikt.

7.3.3 Bepaling toezicht per activiteitgroep n.a.v. uiteindelijke risicoscore

Na elke twee jaar wordt de risicobepaling per activiteitgroep (zie tabel in hoofdstuk 8.3.1) aangevuld met de scores van het naleefgedrag. Hoe hoger een risicoscore hoe meer kans op een groter aantal reguliere controles bovenop degene die worden uitgevoerd t.b.v. de steekproef. In onderstaande tabel staat aangegeven bij welke risicoscore er welke prioriteit aan een activiteitgroep wordt gegeven. In de figuur daaronder wordt de betekenis van de prioriteit in de verdeling van capaciteit weergegeven.

 

Risicoscore

Prioriteit

>9

Zeer hoog

> 7 en ≤ 9

Hoog

> 5 en ≤ 7

Gemiddeld

≤ 5

Laag

 

Figuur 5: Indicatie van de inzet van de prioritering als onderdeel van de opbouw van de methodiek. Het linkerdeel van deze grafiek is hetzelfde als het rechterdeel van figuur 4. De inzet van het integraal toezicht door prioritering (donker groene vlak) bedraagt ongeveer 10% van het totale werkplan van T&H (hiervoor is het werkplan 2020 als uitgangspunt genomen). Per gemeente en per jaar kan het percentage wat beschikbaar is voor de probleemanalyse en prioriteiten en de verschillende onderdelen hiervan wijzigen.

 

Voor de jaren 2021 en 2022 wordt uitgekomen op de volgende prioriteit per activiteitgroep:

 

Activiteitgroepen

risico

Naleefgedrag

risicoscore

voorgestelde

prioriteit

Tankstations

9,0

2

11,0

Zeer hoog

Milieustraten, recycling en afvalverwerkers

8,0

2

10,0

Zeer hoog

Glastuinbouw

5,8

4

9,8

Zeer hoog

Garages, autoberging en onderhoudswerkplaatsen

6,9

2

8,9

Hoog

Opslag- en transportbedrijven en spoorwegwegemplacementen

6,8

2

8,8

Hoog

Industrie

8,7

0

8,7

Hoog

Agrarisch

5,0

2

7,0

Gemiddeld

Medisch

6,5

0

6,5

Gemiddeld

Sport, recreatie en culturele instellingen

6,0

0

6,0

Gemiddeld

Bouw-, metaal, installatie- en dienstverleningsbedrijven

6,0

0

6,0

Gemiddeld

Woon- en verblijfsgebouwen

5,8

0

5,8

Gemiddeld

Detailhandel

6,7

-2

4,7

Laag

Horeca

6,5

-2

4,5

Laag

(Zuiverings)technische werken en drinkwaterbedrijven

6,4

-2

4,4

Laag

7.3.4 Prioriteitstelling risicoscore

Er kunnen zich redenen voordoen om de risicoscore bijstelling n.a.v. het naleefgedrag anders in te zetten. Als een activiteitgroep n.a.v. de bijstelling van het naleefgedrag veranderd van prioriteit maar de achterliggende redenen hiervoor reden geven kan de capaciteit anders worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    Als er wordt opgemerkt dat bij een activiteitgroep slecht naleefgedrag (<50%) wordt veroorzaakt door minder milieu relevante overtredingen bijvoorbeeld het niet op tijd aanleveren van administratieve verplichtingen, kan dat reden zijn om de risicoscore van een activiteitgroep niet te verhogen.

  • -

    Als er slecht naleefgedrag wordt geconstateerd bij een activiteitgroep maar er bij veel (dezelfde) overtredingen goedwillend of proactief gedrag wordt waargenomen, zou het echter disproportioneel en niet doeltreffend zijn om een groot deel van de groep integraal te controleren. Dit kan een reden zijn om een preventie project op te starten zoals ook in hoofdstuk 8.4 wordt beschreven. Als de activiteitgroep door dit slechte naleefgedrag in een hogere prioriteit komt kan dat reden zijn om de extra capaciteit in te zetten voor het project i.p.v. integraal toezicht door de prioritering.

Op deze wijze wordt gehoor gegeven aan de wens van de gemeenten om het gedrag van de overtreders mee te nemen bij de bepaling van de risicoscore en daarmee de prioriteitstelling. De veranderingen m.b.t. de inzet in het werkplan door zulke constateringen zullen worden voorgelegd aan de gemeenten.

 

7.4 Thematisch en projectgericht toezicht o.b.v. data-analyse

Circa 25% van de capaciteit (zie figuur 4) wordt benut om slim in te kunnen spelen op opvallende toezichtresultaten, waaronder het gedrag van overtreders in een activiteitgroep. De ODH maakt ieder jaar een voorstel over waar het volgende jaar op grond van de data-analyse inzet wordt gepleegd. Deze inzet wordt aan de opdrachtgevers voorgelegd voorafgaand aan ieder werkplanjaar.

 

Waarom is voor deze aanpak gekozen? Tijdens de evaluatie van de vorige methodiek werd geconcludeerd dat het noodzaak was om beter te analyseren en te plannen welke thema’s bij welke branches zouden worden toegepast. Daarnaast zou voortaan moeten worden bekeken of het doelmatig is om bij veel branches thematisch of projectmatig toezicht uit te voeren. Verder gaven de stakeholders aan dat het belangrijk is om meer te kijken naar de volgende onderwerpen:

  • -

    Analyse van het geregistreerde gedrag van overtreders

  • -

    Analyse van het type overtredingen dat veelvuldig is aangetroffen

  • -

    Analyse van delen van activiteitgroepen waar veel overtredingen geconstateerd worden

  • -

    Analyse van veel voorkomende kenmerken (in een activiteitgroep) met verhoogd risico

  • -

    Inspelen op veranderende wetgeving

  • -

    Aanbevelingen toezichthouders op basis van bevindingen in het veld

Door de resultaten en behoeften expliciet op te halen en te analyseren, is de verwachting dat er effectiever toezicht wordt uitgevoerd dat beter aansluit op de maatschappelijke omgeving waarin we ons bevinden. De analyse zal allereerst moeten uitwijzen waar de capaciteit het beste kan worden ingezet. Dit kan nadrukkelijk ook bij categorie 1 bedrijven plaatsvinden aangezien deze bijvoorbeeld op vlakken zoals duurzaamheid ook een grote rol spelen. Vervolgens moet bepaald worden op welke wijze deze inzet zal plaatsvinden. Op deze manier wordt het ook mogelijk om middelen in te zetten die gehoor geven aan de preventiestrategie, zoals opgenomen in de bestuurlijk afgestemde gemeentelijke VTH-nota.

 

Aan het einde van ieder toezicht jaar wordt data m.b.t. gedrag en type overtredingen en kenmerken opnieuw opgehaald en geanalyseerd. Ook wordt er gekeken naar (de impact van) veranderde regelgeving en eventuele aanbevelingen van toezichthouders. Hierbij worden in ieder geval de volgende vragen behandeld:

 

Vraagstelling 1: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. het gedrag van overtreders in een groep?

 

Bij elke toezichtzaak waarin een overtreding wordt geconstateerd vult de toezichthouder de zogenaamde sanctiematrix in. Dit is een uitgangspunt van de Landelijke Handhavingsstrategie en de Wabo sanctiestrategie.

 

De toezichthouder kiest uit 4 typeringen:

  • A.

    goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen; of

  • B.

    onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud; of

  • C.

    is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerenden, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of

  • D.

    bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

Veruit de meeste overtreders worden als ‘onverschillig/reactief’ aangeduid. De eerste vraag uit de dataanalyse haalt op of er in bepaalde activiteitgroepen een groter deel van de overtreders als goedwillend, proactief of juist opportunistisch/calculerend of bewust en structureel is aangemerkt. Vervolgens kan ook worden bekeken of dat gedrag bij een specifieke overtreding of deel van de activiteitgroep plaatsvindt. Vervolgacties zouden dan themacontroles of een informatiebijeenkomst kunnen zijn.

 

Vraagstelling 2: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. het type overtredingen?

 

Als er in de afgeronde controles van het huidige jaar veel dezelfde overtredingen worden geconstateerd kan dat reden zijn om in het daaropvolgende jaar een project op te starten. Dit kan zijn bij een specifieke activiteitgroep, bij een specifieke activiteit of kenmerk (zoals een propaantank) of bij een algemeen voorschrift in de gehele regio. Het type projecten (met toezichtsmiddel) dat hiervoor kan worden ingezet is afhankelijk van de constatering. Voorbeelden zijn themacontroles op specifieke bedrijven met een bepaald kenmerk/onderwerp binnen een activiteitgroep, het versturen van brieven met meer informatie over wettelijke plichten of een informatiebijeenkomst voor een specifieke branche.

 

Vraagstelling 3: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. de delen van activiteitgroepen waar veel overtredingen geconstateerd worden?

 

Als het naleefgedrag van een deel van een activiteitgroep erg slecht is (en dit niet per definitie ligt aan een type overtreding) kan ervoor worden gekozen om het aantal integrale controles vanuit de prioritering (zie hoofdstuk 8.3) voornamelijk in dat deel in te zetten.

 

Vraagstelling 4: Zijn er verhoogde risico’s aan te wijzen op basis van de kenmerkenregistratie van bedrijven in de activiteitgroepen?

 

Als er in een activiteitgroep veel bedrijven voorkomen met een of meerdere risicovolle kenmerken (bijv. EV en ZZS) kan ervoor worden gekozen om daar aandacht aan te besteden via themacontroles of preventie instrumenten zoals informatieverstrekking over de opslag van gevaarlijke stoffen.

 

Vraagstelling 5: Wordt er een nieuwe wettelijke eis geïmplementeerd waar via preventief toezicht extra aandacht aan moet worden besteed?

 

Door in te spelen op veranderende wetgeving kunnen overtredingen en mogelijk milieu calamiteiten worden voorkomen. Er kunnen verschillende acties in gang worden gezet afhankelijk van of de regelgeving van toepassing is op een specifieke groep, binnen een activiteitgroep of branche of juist activiteitgroep overstijgend is. Er kan gedacht worden aan het sturen van informerende brieven of het houden van informatiebijeenkomsten.

 

Vraagstelling 6: Worden er tendensen gesignaleerd door toezichthouders in het veld waarop moet worden ingespeeld?

 

Als toezichthouders opvallende trends of ontwikkelingen waarnemen in het veld, wordt daar gepast op gereageerd. Dit gaat niet over enkele bedrijven waar tijdens signalering misstanden worden ontdekt, hiervoor worden inventarisatie controles ingezet.

 

7.5 Bestuurlijke en maatschappelijke prioriteiten

Als laatste wordt er capaciteit vrijgehouden voor (thema) projecten die expliciet inspelen op politieke speerpunten van de opdrachtgever of bepaalde gebiedsveranderingen die hebben plaatsgevonden in een gemeente. Zo’n onderwerp kan relevant zijn in een bepaald jaar, maar kan zich ook (meer)jaarlijks voordoen. Enkele voorbeelden daarvan zijn de realisatie van een nieuw bedrijventerrein waar voorlichting en controles moeten plaatsvinden of de vaststelling van een collegeprogramma waarin een hoog ambitieniveau van ondermijning of duurzaamheid is geformuleerd.

 

Aan het einde van het kalenderjaar zullen deze wensen geïnventariseerd worden voor het komende toezichtjaar en zal de ODH een voorstel doen voor de inzet, zowel qua type als verdeling van de inzet.

 

Voor de (bestuurlijke en maatschappelijke) behoeften gedurende het werkplanjaar bestaat het incidentele toezicht; dat voldoende ruimte biedt om signalen van accounthouders en handhavingspartners over individuele locaties, handhavingsdagen of projecten etc. op te pakken. Met deze capaciteitsvraag hoeft dus geen rekening te worden gehouden in deze risicomethodiek.

8 Duurzaamheid

Bij duurzame ontwikkeling is sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. Centraal staat het bevorderen van economische vooruitgang met behoud van kwaliteit van leven en ecologische draagkracht, hier en nu, elders en later. De ambities in de regio Haaglanden op het gebied van duurzaamheid zijn hoog. Iedere gemeente in Haaglanden streeft ernaar uiterlijk in 2050 CO2 neutraal te zijn, Den Haag zelfs al in 2030.

 

Gemeenten richten zich daarbij voornamelijk op besparing en de overgang naar schone energie, een aantrekkelijke leefomgeving, schone mobiliteit en het hergebruik van grondstoffen. Er wordt door verschillende gemeenten verschillende inzet gepleegd, o.a. op:

 

  • Betaalbare en betrouwbare en duurzame energie voor iedereen

  • Leefbare wijken met veilig verkeer, schone lucht en goede sociale voorzieningen

  • Verduurzamen van consumptie- en productiepatronen

  • Bestrijden van klimaatverandering en de effecten ervan

  • Bescherming, herstel en duurzaam gebruik van ecosystemen

  • Biodiversiteit versterken

  • Faciliteren van duurzame initiatieven

  • Circulaire grondstoffenstromen

  • Verbeteren Openbaar Vervoer

  • Bevorderen toepassing aardwarmte

  • Verduurzamen gemeentelijk vastgoed en schoolgebouwen

  • Laadpalen voor elektrische auto’s en fietsen

Het thema duurzaamheid laat zich niet vangen in een risicomodel waar uitgegaan wordt van potentiële calamiteiten die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. De risicoscore wordt op grond van duurzaamheidaspecten daarom niet verhoogd of verlaagd.

 

Duurzaamheid wordt op de volgende manieren meegenomen in de nieuwe methodiek:

  • a.

    Doordat er meer integrale controles worden uitgevoerd in alle activiteitgroepen en bij die controles is er (nagenoeg) altijd toezicht op informatieplicht en energiebesparingsplicht;

  • b.

    Via het thematisch en projectgericht toezicht o.b.v. data-analyse kan specifiek worden ingespeeld op de voortgang van de informatie- en energiebesparingsplicht maar ook op lokale wensen/problematiek/kansen op het gebied van duurzaamheid;

  • c.

    De 5% ruimte voor bestuurlijke en maatschappelijke prioriteiten.

Ad a.

Dit betekent onder andere dat de informatie- en energiebesparingsplicht (artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit) altijd wordt meegenomen bij controles van complexe bedrijven en bij basisniveau integraal toezicht en integraal toezicht door prioritering vanuit de probleemanalyse en prioriteiten (tenzij de bedrijven hiervoor uitgesloten zijn, bijv. Type C bedrijven). Omdat het aantal bedrijven wat hieraan moet voldoen erg groot is, is in 2020 een risicogestuurd toezichtplan ontwikkeld.

 

Ad b.

Daarnaast is binnen deze risicomethodiek ook ruimte voor thematisch en projectgericht toezicht middels data-analyse. Aanleiding voor het opstarten van projecten is het gemelde en geregistreerde gedrag van overtreders of type overtredingen in bepaalde activiteitgroepen of branches, veel voorkomende kenmerken met verhoogd risico, het inspelen op veranderde wetgeving en wensen vanuit de opdrachtgevers. Door dataanalyse krijgt de ODH beter inzicht in welke (type) inrichtingen achter lopen bij het treffen van (bepaal)de vastgestelde energiebesparingsmaatregelen.

 

Ad c.

Als laatste is binnen de probleemanalyse ook ruimte voor bestuurlijke en maatschappelijke prioriteiten. Daar kunnen (thema) projecten worden uitgevoerd die expliciet inspelen op politieke speerpunten van de opdrachtgever of bepaalde gebiedsveranderingen die hebben plaatsgevonden in een gemeente. Een voorbeeld hiervan zou de vaststelling van een collegeprogramma met een hoog ambitieniveau omtrent duurzaamheid kunnen zijn. Er zijn veel verschillende onderdelen van duurzaamheid waar actie op vereist is. Vaak wordt in het kader van de uitvoering van de VTH taken alleen gedacht aan energiebesparing maar ook het inzichtelijk maken van grondstoffen- en afvalstromen en goed vervoersmanagement bij bedrijven draagt bij aan de realisatie van de duurzaamheidsdoelen. Namelijk minder kilometers en minder afval. In het Duurzaamheidsprogramma van de Omgevingsdienst Haaglanden4 zijn projecten opgenomen die aan deze en andere duurzaamheidsambities van de gemeenten kunnen bijdragen.

9 Bijlage

Per activiteitgroep zijn 3 calamiteiten benoemd die op kunnen treden bij het niet naleven van de milieuregels (zie pag.36). Per thema (veiligheid, leefbaarheid, natuur- en milieuwaarden, fínancieel/economische schade en bestuurlíjk imago) is een inschatting gemaakt van de ernst.

 

 

Per thema worden de scores van 1 t/m 5 gegeven als indicatie van het effect als het maximaal geloofwaardige calamiteit voorkomt bij het niet naleven van de milieuregels. De betekenis hiervan staat in onderstaande tabellen:

 

 

 

 

 

De thema’s veiligheid (x3,7), leefbaarheid (x2,7) en natuur- en milieuwaarden (x2) wegen vervolgens zwaarder bij het berekenen van de gemiddelde risicoscore. Ook de kans dat een maximaal geloofwaardige calamiteit gebeurt wordt meegenomen:

De gemiddelde score van de 5 thema’s van een maximaal geloofwaardig waarde wordt vermenigvuldigd met de waarde die aan de kans is toegekend.

 

Voor de activiteitgroepen geldt verder dat er drie maximaal geloofwaardige calamiteiten zijn geselecteerd en deze gemiddeld worden om de uiteindelijke risicoscore te bepalen.


1

Onder deze 115.180 bedrijfsvestigingen zijn er 32.041 inrichtingen.

2

Onder de Omgevingswet verhuist een aantal regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. Het Rijk zorgt er met het Invoeringsbesluit voor dat deze regels automatisch in het omgevingsplan of de waterschapsverordening komen. Dit heet ook wel de 'bruidsschat'.

3

Het aantal gemeentelijke categorie 4 bedrijven bedraagt 173 (bedrijvenbestand ODH; 02-09-2020).

4

Het Programma Duurzaamheid Haaglanden is een verzameling van projecten, activiteiten en producten die er op gericht zijn om deelnemende gemeenten en de provincie te ondersteunen bij het realiseren van de duurzaamheidsambities.