Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 Gemeente Oisterwijk |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2017 | nieuwe regeling | 06-02-2017 | 20632 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
woonkosten: indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, verhoogd met de kosten van vastrecht van water, gas, elektriciteit en kabelaansluiting; indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerendezaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten. indien een woonwagen of woonschip wordt bewoond: stageld, liggeld of roerende zaakbelasting, in ieder geval niet zijnde energiekosten.
Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand
Het gaat bij de verstrekking van bijzondere bijstand om bijstand die wordt versterkt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet, die niet gedekt kunnen worden door een voorliggende voorziening en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.
Van het bepaalde in het derde lid kan, met de periode van een maand, worden afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is en er daarnaast geen twijfel bestaat over de noodzaak van de kosten en het inkomen op het moment dat de kosten werden gemaakt. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor eigen bijdrage advocaatkosten, eigen bijdrage met betrekking tot zorg en bewindvoeringskosten. Het is bij toepassing van dit lid niet relevant of de kosten al voldaan zijn.
HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHTBEPALINGEN
Artikel 6 Berekening van de draagkracht
Voor de bepaling van de inkomsten en het vermogen worden alle inkomsten en vermogen van de aanvrager en diens gezin bij elkaar opgeteld, voor zover die niet op grond van artikel 31,tweede lid van de wet buiten beschouwing worden gelaten. De langdurigheidstoeslag voor de berekening van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.
Voor de inkomensvaststelling wordt het inkomen:
verminderd met hoge woonkosten, te bepalen door van de feitelijke woonkosten, waaronder begrepen de huur dan wel netto hypotheeklasten, eigenaarsdeel onroerende zaakbelastingen servicekosten, behoudens voor zover deze betrekking hebben op energiekosten van de woning, de feitelijk ontvangen huurtoeslag en de normhuur zoals bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Huurtoeslag af te trekken,
Niet als vermogen wordt aangemerkt het saldo op de lopende rekening in verband met lopende uitgaven op het moment van indienen van de aanvraag Bijzondere Bijstand tot een bedrag van:
Alleenstaande ouder € 1.650,00
Alleenstaande van 23 jaar of ouder € 1.300,00
Alleenstaande van 22 jaar € 1.100,00
Alleenstaande van 21 jaar € 950,00
HOOFDSTUK 3 VORM VAN DE BIJSTAND
Betaling van de bijzondere bijstand vindt plaats na de toekenning hiervan. De verstrekte bijzondere bijstand moet worden uitgegeven aan het doel waartoe het verstrekt is. Op basis van de Participatiewet wordt er een bestedingsverplichting opgelegd. Indien het structurele kosten betreft kan het collegeverantwoording over een periode vragen.
Artikel 12 Intrekking en terugvordering
Indien uit onderzoek is gebleken dat de bijzondere bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt of niet is uitgegeven aan het doel waarvoor het verstrekt is wordt van de bevoegdheid tot herziening/intrekking en terugvordering gebruik gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in artikelen 58 tot en met 60c van de wet en het bepaalde in de beleidsregels terugvordering, invordering, verhaal, handhaving en heronderzoeksplan 2014 gemeente Oisterwijk.
HOOFDSTUK 4 KOSTEN IN VERBAND MET WONEN
Artikel 13 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
Indien de noodzaak als bedoeld in het derde lid aanwezig is, wordt de bijzondere bijstand voor zover het kosten van duurzame gebruiksgoederen betreft verleend in de vorm van een geldlening. Hiervan kan worden afgeweken indien dit op individuele omstandigheden vereist is. Bijzondere bijstand voor nieuwe vergunninghouders wordt in dit geval om niet verstrekt.
Woonkostentoeslag voor een huurwoning, woonwagen of woonschip:
Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Aan bijstandsverlening zoals beschreven in het derde lid wordt met toepassing van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
Artikel 16 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een zorginstelling
Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet voor de duur van maximaal zes maanden worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering.
Artikel 17 Gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis
Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan bijzondere bijstand voor de duur van maximaal zes maanden om niet worden verleend voor de persoonlijke uitgaven en de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten),het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering.
Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan. Hiervan kan worden afgeweken als er sprake is van individuele, bijzondere omstandigheden. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor bezoek van familieleden (eerste graad) verblijvend in een zorginrichting of penitentiaire inrichting in Nederland. Gebaseerd op een bezoekfrequentie van maximaal twee maal per week voor één persoon of maximaal één maal per week voor twee personen. Maximaal wordt vergoed het tarief van het openbaar vervoer, tweede klas, na overlegging van een bewijs van opname in de betreffende inrichting.
Artikel 24 Maaltijdvoorziening
Belanghebbenden die door persoonlijke of medische omstandigheden:
gebruik kunnen maken van een maaltijdenvoorziening van de "Maaltijdenexpres" of een andere erkende instelling in het kader van flankerend ouderenbeleid, waaronder begrepen de zogenaamde "eetpunten"; kunnen voor de meerkosten verbonden aan een hoofdmaaltijdenvoorziening in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand wordt vanaf de aanvraagdatum voor de duur van drie jaar toegekend indien aannemelijk is dat de inkomens- en vermogenssituatie van de belanghebbende de komende drie jaar niet meer zal stijgen dan met de gebruikelijke prijsindex en op voorwaarde dat deze regeling gedurende deze drie jaar geldig is en blijft.
Artikel 25 Ouderbijdrage peuterspeelzaal
Voor de kosten van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal wordt bijzondere bijstand verstrekt indien uit onderzoek blijkt dat deelname van het kind aan de peuterspeelzaal noodzakelijk is om (dreigende) achterstanden op taal, sociaal of emotioneel gebied te voorkomen. Het gaat hier om een doelgroepkind.
Indien belanghebbende aanspraak kan maken op de compensatieregeling ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk voor zijn kosten van de ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal betekent dit dat het gaat om een doelgroepkind en kan, indien aan de overige voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan, voor het resterende bedrag aan ouderbijdrage ook bijzondere bijstand aangevraagd worden.
Artikel 26 Tegemoetkoming kinderopvangkosten bij sociaal medische indicatie
Belanghebbende kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang indien er sprake is van een sociaal medische indicatie en belanghebbende geen aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van een wet en belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand.
Artikel 27 Inkomensafhankelijke bijdrage rechtshulp
Het eerste lid geldt niet voor de inkomensafhankelijke bijdrage of (restant) eigen bijdrage voor kosten van rechtsbijstand indien belanghebbende de toevoegingsbeschikking van de Raad voor Rechtsbijstand een diagnosedocument van het Juridisch Loket overhandigt waaruit blijkt dat de gewenste rechtsbijstand noodzakelijk is.
Artikel 28 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet. Het college dient de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokken persoon.
Voor diverse uitvoeringsaspecten van de bijstandsverlening dient uit oogpunt van een eenduidige uitvoering specifieke beleidsregels opgesteld te worden. Met deze beleidsregels wordt op het uitvoeringstechnische vlak aangegeven hoe de te verlenen bijstand in concrete situaties wordt vastgesteld.
Deze beleidsregels inzake de bijzondere bijstandsverlening vallen onder titel 4.3 van de Algemene wetbestuursrecht (Awb). Dit betekent onder meer dat deze beleidsregels door het college dienen te worden vastgesteld en op een Awb conforme wijze moeten worden bekendgemaakt voordat ze werking verkrijgen.
De beleidsregels regelen de uitgangspunten, omdat gestreefd wordt naar een overzichtelijk en eenduidig beleid. Het voert te ver om elke mogelijke bijzondere situatie te beschrijven en daarop beleid te bepalen. Maatwerk is daarom uitgangspunt in individuele gevallen niet beschreven in deze beleidsregels.
Algemeen gebruikelijke kosten worden in mindering gebracht. Dit betekent dat alleen eventuele meerkosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen (het zogenaamde besparingsmotief). Dit is van toepassing voor bijvoorbeeld maaltijdenvoorziening, meerkosten voor een medisch noodzakelijke dieet, meerkosten van bewassing en slijtage kleding en beddengoed.
Voor het aanvragen van bijzondere bijstand dient een belanghebbende gebruik te maken van het beschikbaar gestelde aanvraagformulier. Dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 43, eerste lid van de PW. De belanghebbende dient gegevens en bewijsstukken te verstrekken die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand vast te kunnen stellen (artikel 53a van de PW en artikel 4:2, tweede lid van de Awb). Het moet dan wel gaan om gegevens en bewijsstukken waarover de belanghebbende redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB betreffende de toepassing van artikelen 43 en 44 van de PW geldt als hoofdregel dat in beginsel géén bijstand wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend en/of melding heeft plaatsgevonden, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen (zie bijv. uitspraak CRvB van 21-07-2009, LJN BJ4515, uitspraak CRvB 26-06-2007, LJN BB0554).
In deze beleidsregel is, gezien vorenstaande, opgenomen dat een belanghebbende een aanvraag om bijzondere bijstand moet indienen vóórdat de kosten zijn gemaakt. Hieruit vloeit voort dat géén bijzondere bijstand wordt verleend met terugwerkende kracht, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het vierde lid van deze beleidsregel.
Artikel 6 Berekening van de draagkracht
Indien de eigen draagkracht hoger is dan de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. De belanghebbende moet in staat worden geacht om de kosten uit de eigen draagkracht te kunnen voldoen. Wel worden deze kosten van de draagkracht afgetrokken voor de duur die de draagkrachtperiode nog rest. Hierdoor is de draagkracht bij een volgende aanvraag afgenomen.
In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Mogelijke uitzonderingen hierop zijn wijzigingen in de gezinssituatie, zoals het verbreken van een gezamenlijke huishouding als gevolg waarvan er een wezenlijke wijziging optreedt in de persoonlijke en/of financiële situatie van de belanghebbende.
Artikel 9 Wijze van het verstrekken
De bijstand wordt in de vorm van een geldlening verstrekt in die gevallen als genoemd in artikel 48, tweede lid, sub a t/m d van de wet, namelijk:
Artikel 11 Aflossingsregels leningen
In deze beleidsregel is bepaald met welk bedrag een verstrekte geldlening moet worden afgelost. De gemeente is vrij om de aflossing te regelen mits deze aflossing niet in strijd komt met het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering omtrent de beslagvrije voet. Gedoeld wordt op de minimum inkomensgarantie die in de bepalingen aangaande beslaglegging is bepaald op90% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld en ophogingscomponenten (ziektekosten en woonkosten als bedoeld in artikel 475d).
Een belanghebbende moet dus altijd kunnen blijven beschikken over een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet (rekening houdend met de ophogingscomponenten komt dit ongeveer neer op 93%van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vt).
Aangezien het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 6% van de norm inclusief vakantietoeslag, betekent dit dat men blijft beschikken over 94% van de geldende bijstandsnorm/inkomensvoorzieningsnorm.
Bij het bepalen van de aflossingscapaciteit wordt rekening gehouden met:
lasten eigen woning (aflossing en rente hypotheek, premie risicoverzekering, opstalverzekering, ozb-belasting eigenaar deel, rioolbelasting, waterschapslasten) voor zover dit bedrag het in de norm begrepen bedrag voor woonkosten te boven gaat (= laagste tabelhuur minus de huursubsidie die bij een dergelijke huur wordt ontvangen).
Wanneer de belanghebbende gedurende een periode van drie jaar stipt aan zijn verplichting tot aflossing van een geldlening die verstrekt is voor duurzame gebruiksgoederen heeft voldaan, wordt het restant verstrekt als bijstand ‘om niet’. Deze bepaling wordt nadrukkelijk beperkt tot de geldlening verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Indien een geldlening is verstrekt in het kader van een schuldsanering of in situaties als bedoeld in artikel 48, tweede lid van de PW en het bepaalde in Artikel 10 van deze regeling, dan ligt het buiten invordering stellen na drie jaar aflossen immers niet voor de hand.
Artikel 12 Intrekking en terugvordering
In de beleidsregels terugvordering, invordering, verhaal, handhaving en heronderzoeksplan 2014 gemeente Oisterwijk is opgenomen in welke situaties van de bevoegdheid tot intrekking/herziening en/of terug- en invordering gebruik wordt gemaakt. Deze beleidsregels zijn opgenomen in het HandboekSchulinck; gemeentelijke bijlagen onder GB13.
Artikel 13 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
De kosten van verhuizen behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die een ieder in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen (waaronder een inkomen op bijstandsniveau) door hiervoor te reserveren of een lening af te sluiten.
Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken wanneer sprake is van een medische of sociale noodzaak.
De noodzaak om te verhuizen staat vast als:
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt ter vergoeding van (bijzondere) kosten in het individuele geval die naar het oordeel van het college niet betaald kunnen worden uit het inkomen (waaronder de algemene bijstand of vergelijkbaar inkomen) of de bij belanghebbende aanwezige draagkracht.
Daarnaast geldt dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaa nop een voorliggende voorziening (artikel 15, eerste lid van de wet). Ten aanzien van de extra woonkostenmoet de Wet op de huurtoeslag als voorliggende voorziening worden aangemerkt.
In een aantal situaties bestaat er geen recht op woonkostentoeslag:
Wanneer geen huurtoeslag wordt ontvangen omdat betrokkene niet beschikt over zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag (met name bij kamerhuur). Indien huurtoeslag wel mogelijk is maar betrokkene dit, verwijtbaar, niet heeft aangevraagd, of het hem te verwijtenis dat een lager bedrag is toegekend, dan dient de aanvraag om bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag, afhankelijk van de mate van betoond verantwoordelijkheidsbesef, te worden afgewezen (voorliggende voorziening), dan wel op grond van individualiserende omstandigheden, al dan niet afgestemd te worden.
Wanneer huurtoeslag wordt afgewezen omdat men een woning gaat bewonen met een hoge huurprijs terwijl men het gebruik had kunnen krijgen of behouden van een woning die beter past bij zijn economische en persoonlijke omstandigheden. Indien er geen andere passende mogelijkheid is, wordt toch tot huurtoeslag overgegaan zodat woonkostentoeslag afgewezen kan worden.
Personen met een eigen woning hebben geen recht op huurtoeslag. Indien er sprake is van een dusdanig laag inkomen dat de woonkosten niet (volledig) vanuit dit inkomen betaald kan worden, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden verleend. Ook voor eigenaren van een woning wordt dus uitgegaan van de basishuur (minimale normhuur vermeerderd met het bedrag als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag) die uit eigen middelen dient te worden voldaan.
Voor de beantwoording van de vraag of er recht bestaat op bijzondere bijstand zullen daarom telkens in het individuele geval de volgende vier vragen beantwoord moeten worden:
Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet? Belanghebbende wordt geacht uit zijn inkomen de woonkosten tot de basishuur te kunnen betalen. De basishuur is dat deel van de huur dat iemand, rekening houdend met de hoogte van zijn inkomen, zelf geacht wordt te kunnen betalen. Het betreft de minimale normhuur verhoogd met het bedrag als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag. De meerkosten die verbonden zijn aan een passende woonruimte komen in aanmerking voor bijstandsverlening.
Is er sprake van bijzondere omstandigheden? Indien belanghebbende een woning bewoont met hoge woonkosten maar op zoek is naar een woning waaraan woonkosten zijn verbonden die meer in overeenstemming met diens financiële situatie zijn, en hij het aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte nog niet gevonden heeft, is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten (zie CRvB 27-02-2001, nrs. 99/739 en 01/269 NABW).
Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets). Uit het derde lid blijkt dat ook voor woonkosten boven de maximale huurprijs bijzondere bijstand kan worden verstrekt. In het vierde lid is de verhuisplicht geregeld, welke plicht aan het recht op bijstand zal moeten worden verbonden. Zwaarwegende belangen kunnen bestaan uit het feit dat het niet wenselijk is om belanghebbende te dwingen om het huis met verlies te verkopen, waardoor belanghebbende geconfronteerd wordt met een schuld. Ook de duur van de bijstandsafhankelijkheid dient betrokken te worden bij de overweging of een verhuis- of verkoopplicht opgelegd dient te worden. In het vijfde lid zijn situaties beschreven waarbij in ieder geval geen verhuisplicht opgelegd dient te worden.
Indien na de opgelegde verhuisplicht na een jaar opnieuw om bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag wordt gevraagd, dient de noodzaak hiervoor stringent bezien te worden. Dat wil zeggen dat onderzocht moet worden welke inspanningen belanghebbende zich heeft getroost om goedkopere huisvesting te verkrijgen (door belanghebbende dient bewijs te worden geleverd dat er verkoopacties zijn ondernomen, of dat er contacten zijn geweest met verhuurders, makelaars).
Artikel 16 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een zorg instelling
Als een belanghebbende wordt opgenomen in een inrichting moet de bijstandsnorm hieraan worden aangepast. De bijstandsnorm voor personen in een inrichting is erg laag en uitsluitend bedoeld als zak-en kleedgeld. Het is voor een alleenstaande of alleenstaande ouder in beginsel niet mogelijk om hier ook de vaste lasten van zijn woning uit te voldoen. De CRvB heeft in de uitspraak van 1 februari 2005(LJN AT2929) geoordeeld dat ook kosten van een inboedelverzekering, de maandtermijn voor energie, een telefoonabonnement en een abonnement voor kabeltelevisie niet kunnen worden bestreden uit de norm, verblijvend in een inrichting. Sprake is dan van onontkoombare kosten.
Bezien moet worden of het aanhouden van de eigen woning noodzakelijk is. Als richtlijn geldt daarom een periode van zes maanden. Reden om van een langere periode uit te gaan, dan wel de vaste lasten door te betalen, kan bijvoorbeeld zijn dat de belanghebbende al dan niet na verloop van tijd (bijvoorbeeld op therapeutische basis) de weekenden buiten de inrichting doorbrengt. Indien de huur wordt doorbetaald, dan wordt de eventueel verstrekte woonkostentoeslag beëindigd. De volledige huur die wordt doorbetaald moet als bijzondere bijstand worden verstrekt.
Is doorbetaling van de woonlasten niet aan de orde, dan kan, als de bijzondere omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven, voor de opslagkosten van de inboedel, afzonderlijke bijzondere bijstand worden verstrekt.
Artikel 17 Gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis
Zie hiervoor ook de toelichting, behorend bij artikel 16.
Artikel 18 Doorbetaling vaste lasten verblijf penitentiaire inrichting
Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, heeft, behalve indien hij tot bepaalde groepen behoort, geen recht op bijstand (artikel 13, eerste lid, sub a van de PW). Voor de kosten van het aanhouden van woonruimte in de periode dat belanghebbende rechtens zijn vrijheid is ontnomen, kan in de regel dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende om daarvoor een afdoende regeling te treffen (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p.43-45).
Indien het wenselijk is dat de gedetineerde tijdens zijn detentie zijn woning aanhoudt, dan zullen de reclassering en de bureaus sociale dienstverlening binnen het gevangeniswezen in overleg met de gedetineerde, de gemeente, de betreffende energieleverancier en de woningverhuurder naar oplossingen moeten zoeken voor die situatie. Voorbeelden:
De staatssecretaris van SoZaWe heeft in zijn schrijven van 9 juni 2005 aan de Tweede Kamer nogmaals benadrukt dat gemeenten niet de bevoegdheid hebben om in die situatie bijstand te verstrekken.
In acute noodsituaties waarin het voor de gedetineerde niet mogelijk is om zelf een afdoende regeling te treffen, zou het college in afwijking van de hoofdregel ex artikel 13, eerste lid, sub a van de PW met toepassing van artikel 16 van de PW bijzondere bijstand kunnen verstrekken voor woonkosten.
Toepassing van artikel 16 van de PW kan op grond van vaste jurisprudentie van de CRvB slechts wanneer sprake is van zeer dringende redenen waar in het algemeen slechts sprake van kan zijn in geval vaneen acute noodsituatie, te weten een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
Toepassing van artikel 16 van de PW kan dus niet als algehele ontsnappingsclausule dienen voor de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 13 van de PW. Een (dreigend) verlies van woonruimte tijdens de detentie is onvoldoende om te kunnen spreken van een acute noodsituatie (zie CRvB 07-06-2005,nr. 04/1383 NABW en CRvB 18- 10-2005, nr. 04/6224 NABW).
Artikel 29 Collectieve Zorgverzekering voor Minima en collectiviteitskorting
Behandelingen en kosten die door de wetgever als noodzakelijk zijn aangemerkt, worden vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (de basisverzekering). Voor kosten die door de wetgever als niet noodzakelijk zijn aangemerkt of waarvoor (deels) een eigen bijdrage is verschuldigd, kunnen vanuit een aanvullende ziektekostenverzekering of aanvullende tandheelkundige verzekering worden vergoed.
De gemeente Oisterwijk biedt alle inwoners met een inkomen tot 120% van het minimuminkomen demogelijkheid tot deelname aan de CZM. Als extra ten opzichte van een aanvullende ziektekostenverzekering is daarin een uitgebreid gemeentepakket opgenomen.
De CZM geeft aldus een ruime dekking voor onder meer:
Voor alle kosten die op grond van de CZM worden vergoed, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Deelname aan de CZM is echter geen verplichting. Een ieder is vrij om zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren en om al dan niet een aanvullende zorg- of tandheelkundige verzekering af te sluiten. Het niet deelnemen aan de CZM heeft dan wel tot gevolg dat geen bijzondere bijstand wordt verstrekt. Ook indien men niet (aanvullend) verzekerd is wordt voor gevraagde kosten die wel op grond van de CZM zouden zijn vergoed geen bijzondere bijstand verstrekt.
In geval van zeer dringende redenen in het individuele geval kan –in afwijking van het bepaalde in deze beleidsregels- bijzondere bijstand worden verstrekt met toepassing van artikel 4:84 van de Awb, wanneer strikte toepassing van deze beleidsregels voor de belanghebbende tot onevenredige gevolgen zou leiden.
In artikel 4:84 van de Awb is het volgende bepaald:
“Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen”.
In het individuele geval zou afstemming plaats kunnen vinden met toepassing van artikel 10 van de PW en een maatregel als bedoeld in onze Verzamelverordening PW, Ioaw, Ioaz en Bbz 2013. In de Verzamelverordening is opgenomen dat een maatregel tot uitdrukking kan worden gebracht in het “tijdelijk geheel of gedeeltelijk weigeren” van de bijstand of “de vorm van de bijstand”. Zeker wanneer de belanghebbende “bewust” niet aanvullend verzekerd is en sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, zou de bijzondere bijstand in die situatie verstrekt kunnen worden in de vorm van een geldlening (zie beleidsregel 4 van deze regeling). Voor wat betreft de hoogte van de bijzondere bijstand dient dan aangesloten te worden bij de vergoeding die voor de betreffende kosten door CZ of VGZ (meest gunstige) verstrekt zou zijn. Aandachtspunt is wel de situatie waarbij een belanghebbende nog niet collectief aanvullend verzekerd kan zijn. Men kan in beginsel eerst per 1 januari van ieder kalenderjaar deelnemen aan de CZM. De vergoedingenoverzichten van VGZ en CZ zijn eenvoudig te raadplegen op: www.gezondverzekerd.nl
Artikel 20 (Para)medische kosten
Diverse vormen van paramedische zorg worden deels of geheel vanuit de Zorgverzekeringswet (de basisverzekering) vergoed. Paramedische zorg omvat volgens het bepaalde in de Zorgverzekeringsweten het Besluit zorgverzekering: fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, ergotherapie en dieetadvisering. Behandelingen/zorgkosten of eigen bijdragen die niet of niet volledig uit de basisverzekering worden vergoed, worden veelal deels of geheel via de aanvullende verzekering van de CZM vergoed.
Ook zijn de navolgende specifieke zorgkosten vanaf januari 2009 aftrekbaar (Belastingdienst, zie belastingdienst.nl);
In deze beleidsregel zijn een aantal kostensoorten beschreven waarvoor op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand zou kunnen worden verstrekt en indien er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.
de meerkosten van bewassing en slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte;
Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage zijn er geen specifieke (landelijke) voorzieningen.
Wel bestaat er, ter voorkoming van extra bewassing, op grond van de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde regelgeving (artikel 2.15 van het Besluit zorgverzekering en artikel 2.6 van de Regeling zorgverzekering) aanspraak op incontinentie-absorptiemiddelen.
Omdat bewassing en kleding behoren tot de algemene kosten van het bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet, zullen alleen de meerkosten voor bijstandsverlening in aanmerking behoren te komen. Voor het bedrag dat aan bewassing in de norm begrepen is kan aansluiting worden gezocht bij de Nibud prijzengids.
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt ter vergoeding van (bijzondere) meerkosten in het individuele geval die naar het oordeel van het college niet betaald kunnen worden uit de algemene bijstand (of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen) of de bij belanghebbende aanwezige draagkracht. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor vervanging/aanschaf kleding:
als gevolg van afwijkende lichaamsbouw (maatkleding);
als gevolg van een gevolgd dieet;
In verband met een seksetransformatie (transseksuelen).
De ziekte of het gebrek, de ernst ervan, de gebruikte hulpmiddelen en de leeftijd bepalen mede de het bedrag van de meerkosten. Er moet altijd een medisch advies worden ingewonnen. De hoogte van de bijstand kan worden afgeleid uit de Nibud prijzengids.
de meerkosten van verwarming (stookkosten) als gevolg van een handicap of langdurige ziekte.
Omdat stookkosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet, kan alleen bijzondere bijstand verstrekt worden voor meerkosten. Bijstandsverlening kan gerechtvaardigd zijn, als sprake is van bijzondere individueel bepaalde omstandigheden, die resulteren in extra kosten. Er kan dus uitsluitend bijzondere bijstand worden verleend voor deze extra kosten(meerkosten). Voorbeelden van deze bijzondere omstandigheden zijn:
Er dient een medische indicatie te zijn voor het maken van deze kosten. Een medisch advies dient dus te worden ingewonnen. Uit het medisch advies moet duidelijk blijken welke kamertemperatuur voor aanvrager, gelet op diens lichamelijke gesteldheid, noodzakelijk is te achten.
Voor het bedrag dat aan gasverbruik/energie in de norm begrepen is kan aansluiting worden gezocht bij de Nibud prijzengids, die een gemiddelde kostprijs per maand hanteert.
Géén bijzondere omstandigheden:
Onverantwoord energieverbruik: tijdens het onderzoek zal er ook gelet moeten of er sprake is van een verantwoord energieverbruik. Hierbij valt te denken aan het stookgedrag, ventilatie van de woning, aanwezigheid van energieverslindende apparaten (bijv. vaatwasmachine, (elektrische) kachels, grote aquaria met verwarming, diepvriezer, wasdroger e.d.). De extra kosten als gevolg van onverantwoord energieverbruik kunnen ook een grond zijn waarop de gevraagde bijzondere bijstand kan worden geweigerd.
In de basisverzekering zit een vergoeding opgenomen voor ziekenvervoer. In de specifieke gevallen die hiervoor in aanmerking komen, blijft er echter ook altijd een eigen bijdrage over (€95,- voor 2013).Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Wanneer een persoon redelijkerwijs goed verzekerd is, maar de zorgverzekering is niet passend en toereikend, kan worden besloten om bijzondere bijstand te verstrekken voor vergoeding van (para)medische kosten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij kosten met betrekking tot chronische ziekte of doorgrote stapeling van kosten.
Voor kinderen jonger dan 18 jaar moeten de ouders voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding. Ook zijn ouders wettelijk ook verplicht om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt (artikel 1:395a BW).
Er kan echter niet zonder meer van worden uitgegaan dat de jongeren altijd voor hun bestaanskosten volledig een beroep op de ouders kunnen doen. Voor zover dit beroep niet mogelijk is, wordt voorzien in een recht op bijzondere bijstand (artikel 12 van de wet). Als aanvullende bijzondere bijstand wordt verleend omdat de jongere niet in staat is de ouderlijke onderhoudsplicht te effectueren, heeft het college de bevoegdheid om dit op de ouders te verhalen. Daarmee kan worden voorkomen dat de beslissingt ot bijstandverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht.
Verlening van bijzondere bijstand is mogelijk wanneer de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat:
Hierbij moet gedacht worden aan ouders die onvindbaar of niet bereikbaar zijn of aan de situatie waarin de relatie tussen ouders en kind ernstig verstoord is.
Voorbeelden waarin toepassing kan worden gegeven aan artikel 12 PW zijn:
Uiteraard zijn er ook nog andere situaties denkbaar waarin toepassing van artikel 12 PW aan de orde kan zijn. Het is niet mogelijk om in dit verband in de vorm van beleid een limitatieve opsomming te geven.
Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de noodzakelijke bestaanskosten voor een jongere, rust op het college de plicht om zich een zo goed mogelijk beeld te vormen over de hoogte van de noodzakelijke bestaanskosten van de aanvrager.
Daarbij zullen zij onder andere in aanmerking kunnen nemen of voor de aanvrager zelfstandige huisvesting wel of niet noodzakelijk is. Er is dus een gericht onderzoek naar alle van belang zijnde omstandigheden van de aanvrager nodig.
De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand wordt individualiserend vastgesteld.
Daarbij geldt dat de hoogte van de totale uitkering (bijstandsnorm + toeslag + aanvullende bijzondere bijstand) nooit meer kan bedragen dan:
Artikel 22 Kosten bewindvoering /beschermingsbewind/curatele
Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB (zie uitspraak CRvB 01-07-2009, LJN BJ2971 en uitspraak CRvB 10-06-2008, LJN BD4040) , dient, indien door de rechtbank bij vonnis is vastgesteld dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor toelating tot de schuldsaneringsregeling, de noodzaak van de schuldsaneringsregeling voor de toepassing van de PW dan uitgangspunt dient te zijn. De noodzaak tot bewindvoering staat dus vast zodra het bewind door de (kanton)rechter is ingesteld. Het college heeft dan niet meer de vrijheid om zich een zelfstandig oordeel te vormen over de noodzakelijkheid van de bewindvoering.
Daarmee staat dan ook tevens vast dat de salariskosten van de door de rechtbank benoemde bewindvoerder moeten worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid van de PW. Zie tevens richtlijn B076 in Schulink.
Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke uit de bijstandsnormkunnen worden voldaan. De twee uitzonderingen hierop genoemd in deze beleidsregel behoeven geen verdere toelichting. Naast deze twee uitzonderingen kan op grond van onze Verzamelverordening PW,Ioaw, Ioaz en Bbz 2013 ook een vergoeding in de reiskosten verstrekt worden indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor participatie.
Artikel 24 Maaltijdvoorziening
Voeding behoort tot de algemene kosten van het bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet. Alleen de meerkosten kunnen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking behoren te komen. In deze beleidsregel is bepaald dat de meerkosten die verbonden zijn aan een maaltijdvoorziening voor de aangewezen burgers die door persoonlijke of medische omstandigheden niet in staat zijn een eigen maaltijd te bereiden middels bijzondere bijstand kunnen worden vergoed. Dit betreft de belanghebbenden die gebruik maken van maaltijdvoorziening van de "Maaltijdenexpres" of een andere erkende instelling in het kader van flankerend ouderenbeleid waaronder begrepen de zogenaamde “eetpunten”. Met een maaltijd wordt een hoofdgerecht bedoeld.
Bij de beoordeling van de noodzaak dient ook gekeken te worden naar gebruikelijke zorg door partner of inwonende kinderen. Op de toe te kennen bijzondere bijstand wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht. Deze prijzen staan voor een maaltijd en de kosten van inkoop als men zelf kookt.
Artikel 25 Ouderbijdrage peuterspeelzaal
Kinderen met leerachterstanden hebben baat bij vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) (peuterspeelzaal en kleuterschool). Het verbetert de startpositie in het basisonderwijs. Voor een aantal kinderen is deelname aan een peuterspeelzaal en het in contact komen met andere kinderen dan ook van belang om zo een ontwikkelingsachterstand te voorkomen. Kinderen met een achterstand (of een verhoogd risico op achterstand) hebben veelal ouders met een laag opleidingsniveau en/of een andere taalachtergrond dan de Nederlandse taal. Voor deelname aan een peuterspeelzaal dienen ouders een ouderbijdrage te betalen. In bepaalde gevallen is het mogelijk om bijzondere bijstand in de kosten van ouderbijdrage peuterspeelzalen aan belanghebbenden te verstrekken.
Ter voorkoming van (dreigende) achterstanden op taal, sociaal of emotioneel gebied kan ten behoeve van het kind bijzondere bijstand voor de ouderbijdrage van de peuterspeelzaal worden verstrekt. De noodzaak is vastgesteld als blijkt dat het gaat om een doelgroepkind en belanghebbende aanspraak kan maken op de compensatieregeling ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk.
Artikel 26 Tegemoetkoming kinderopvangkosten bij sociaal medische indicatie
Sinds 1 januari 2013 is de uitbetaling van de vergoeding voor kinderopvang voor doelgroepouders volledig overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen. Uitzondering hierop vormt de bevoegdheid van het college een tegemoetkoming te verstrekken aan KOA doelgroepen ('het KOA-kopje'). Het college is bevoegd een tegemoetkoming te verstrekken - in aanvulling op de kinderopvangtoeslag - voor drie KOA-doelgroepen (artikel 1.13 Wko):
Het college is bevoegd, maar niet verplicht, een tegemoetkoming te verstrekken aan de KOA doelgroepen. Het college mag bovendien zelf de hoogte van de tegemoetkoming bepalen, voor zover het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang. Het college van de gemeente Oisterwijk heeft besloten geen tegemoetkoming in de beleidsregels op te nemen voor deze KOA doelgroepen. Het gaat hier om erg kleine bedragen en een minimaal aantal te verwachte aanvragen op jaarbasis.
De ouder kan mogelijk wel buiten de Wko om aanspraak maken op een tegemoetkoming van de gemeente. Gemeenten kunnen immers bepaalde ‘eigen doelgroepen’ aanwijzen die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente. Tot de eigen buitenwettelijke doelgroepen behoort ook de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’. Denk hierbij aan personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken. Ook kan het ouders betreffen met een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.
Voor ondersteuning van deze doelgroep zijn algemene middelen toegevoegd aan het gemeentefonds. Het rijk heeft geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijkbeleid voor de doelgroep ‘sociaal-medisch indicatie’. Dit betekent dat deze doelgroep op verschillende manieren kan worden afgebakend.
Het college van de gemeente Oisterwijk heeft ervoor gekozen om voor deze groep bijzondere bijstand te verstrekken indien zij, wat betreft hun kosten voor kinderopvang, geen aanspraak kunnen maken opeen andere wet en voldoen aan de overige voorwaarden voor bijzondere bijstand. De hoogte van de tegemoetkoming wordt verleend op basis van de kosten van de noodzakelijk geachte omvang van de kinderopvang.