Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oisterwijk

Kadernota groen 2012 - 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOisterwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingKadernota groen 2012 - 2021
CiteertitelKadernota Groen 2012-2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-2022nieuwe regeling

05-04-2012

gmb-2022-410277

Tekst van de regeling

Intitulé

Kadernota groen 2012 - 2021

 

1. Inleiding

 

De groene uitstraling van de kernen en de relatie met het aantrekkelijke, gevarieerde buitengebied zijn voor de gemeente Oisterwijk zeer waardevol. In het coalitieakkoord en in de toekomstvisie van de gemeente heeft groen een prominente plek. In De kadernota Groen wordt concreet ingegaan op de kwaliteiten van het groen in de gemeente Oisterwijk en de kansen om de gemeentelijke groenstructuur verder te ontwikkelen. Deze nota biedt uiteindelijk kaders die enerzijds insteken op het behoud van belangrijke groenelementen. Anderzijds worden kaders aangegeven die gericht zijn op een duurzame ontwikkeling van de groenstructuur. Elke twee jaar, om te beginnen in 2014, wordt de Kadernota Groen 2012-2021 geëvalueerd. Zo nodig wordt er aan de hand van de evaluatie bijgestuurd.

 

Het groen draagt op uiteenlopende wijze bij aan de uitstraling van de gemeente en het realiseren van een prettige woon- en leefomgeving voor de inwoners, maar ook voor andere gebruikers zoals recreanten en bedrijven. Groen vervult hierbij de volgende functies:

  • Ruimtelijk: de groenstructuur zorgt voor samenhang en identiteit, wat de herkenbaarheid en oriëntatie in de kern ten goede komt (vergroot).

  • Recreatief: een groene leef- en werkomgeving biedt ruimte aan diverse recreatieve functies, zoals spelen, wandelen, rusten, fietsen en vissen. Naast het fysiek ruimte geven aan deze functies, maakt een groene omgeving deze functies ook aantrekkelijker.

  • Educatief: door natuurbeleving, avontuur en spel ontdekken we hoe de natuurlijke wereld in elkaar zit. De beleving van de seizoenen, het natuurbesef door bloei en besdracht en de aanwezigheid van diverse flora en fauna, typerend voor de streek, leveren hieraan een belangrijke bijdrage.

  • Esthetisch: Groen is belangrijk voor het imago van Oisterwijk. Het groene karakter is ook voor toeristen en bedrijven een belangrijke aantrekkingsfactor.

  • Economisch: groen draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving. Dat men dit waardeert is onder andere af te lezen aan de huizenprijzen die in een groene woonomgeving beduidend hoger zijn.

  • Cultuurhistorisch: historische elementen, zoals de Lind en het klooster in

  • Moergestel, worden door groen benadrukt en versterkt. Daarnaast kan groen zelf ook historisch zijn, zoals een oude boom of een laanstructuur. Cultuurhistorisch groen draagt hiermee bij aan het karakter en de identiteit van een dorp.

  • Natuur en milieu: groen biedt ruimte voor flora en fauna om zich te vestigen, te foerageren of zich door de kern te verplaatsen en draagt hiermee bij aan het versterken van de biodiversiteit. Daarnaast speelt groen ook een belangrijke functie in het verbeteren van de leefomgeving, zoals het opvangen van fijnstof en het bieden van schaduw.

Leeswijzer

 

Dit document is opgebouwd uit vier delen. Na de inleiding wordt direct gestart met de visie op de groene ruimte. Elke paragraaf wordt afgesloten met een kaderstelling die de visie concreet maakt en als handvat dient voor het college voor verdere planvorming. Daarna volgen de achtergronden voor de visievorming in hoofdstuk 3 en 4.

In hoofdstuk 3, de analyse, wordt ingegaan op de ontstaanshistorie van de gemeente, alsmede de landschappelijke en stedenbouwkundige vorming. In hoofdstuk 4 wordt beleid en wetgeving behandeld. Besluitvorming van hogere overheden en eerdere besluitvorming van de gemeente, zijn mede bepalend voor de visievorming en de kaderstelling met betrekking tot de groene ruimte.

 

Aanleiding

 

Als basis voor deze kadernota heeft de visie en het kaderstellend deel van het Groenstructuurplan uit 2001 gediend. Destijds zijn de plannen voor Oisterwijk, Heukelom en Moergestel samengevoegd. Doelstelling was deze plannen te evalueren en nieuwe ontwikkelingen op te nemen. Dit om te komen tot een samenhangende inrichting van de groene (openbare) ruimte en een afgewogen groenbeheer, rekening houdend met maatschappelijke aspecten en milieukwaliteit. Iedere kern diende hierbij zijn karakteristieken en sfeer te behouden. Het behouden en zo mogelijk versterken van de identiteit van de plek en het doorvoeren van ecologisch beheer op plekken waar dit gewenst is, waren eveneens onderliggende doelstellingen.

 

De kadernota Groen heeft geen juridische status, maar met het vaststellen van de inhoud van de nota legt het gemeentebestuur zijn visie en ambitie met betrekking tot de inrichting en het beheer van het (openbaar) groen in de gemeente voor een periode van 10 jaar vast. De nota vormt hiermee de doorlopende lijn in het werk, los van actuele gebeurtenissen (maatregelen, bezuinigingen). De kadernota Groen is daarmee één van de uitgangspunten in de discussie over het groen, bij het dagelijks werk in de gemeente en het stimuleren van particuliere ontwikkelingen, Alvorens daadwerkelijke maatregelen genomen worden dient altijd afstemming plaats te vinden ten aanzien van bijvoorbeeld verkeer en kabels en leidingen. Daarnaast biedt dit plan uitgangspunten voor het opstellen en toetsen van andere ruimtelijke plannen (bijv. bestemmingsplannen en nieuwbouw). De kadernota groen zal door het college verder uitgewerkt worden in een operationeel beleid- en uitvoeringsplan.

 

Het visiedocument is voorgelegd aan de raadscommissie. Zowel tijdens de commissiebijeenkomst als nadien, door middel van schriftelijke reacties, hebben commissieleden hun standpunten kenbaar gemaakt. De visie is naar aanleiding van deze reacties aangescherpt en de opmerkingen zijn meegenomen bij de verdere uitwerking van de nota.

 

Belangengroepen en belangstellende zijn uitgenodigd voor een discussieavond. Na een inleidende presentatie is aan de hand van enkele stellingen en keuzemogelijkheden gediscussieerd over het groen in de gemeente Oisterwijk. Uiteenlopende onderwerpen en reacties zijn tijdens deze bijeenkomst naar voren gebracht en als input gebruikt voor de Kadernota Groen 2012-2021.

 

Wet- en regelgeving en provinciaal en gemeentelijk beleid veranderen voortdurend. In hoofdstuk 4 worden voor deze kadernota relevante aspecten uit regelgeving en beleid beschreven. Deze bieden input voor deze kadernota, zodat de nota hierop aansluit en voortbouwt.

 

Uitgangspunt van de Kadernota Groen 2012-2021 is, dat zolang er projecten lopen in het kader van Groen, Schoon en Heel, geen verdere begrotingsruimte wordt gevraagd voor verdere uitwerking en uitvoering van de kadernota. Dat betekent dat de raad tot en met 2014 niet gevraagd wordt om extra ruimte vrij te maken in de begroting voor projecten die uit de kadernota voortkomen.

 

Financieel kader

 

Voor projecten die voorkomen uit de kadernota Groen 2012-2021 geldt het volgende: Tot en met 2014 worden alleen projecten uitgevoerd binnen de bestaande begrotingsruimte.

2. Visie

 

De (groen)structuur van de gemeente Oisterwijk is continu in ontwikkeling. Om de ontwikkeling van de groenstructuur de komende jaren richting te geven is in dit hoofdstuk de gemeentelijke visie ten aanzien van het groen uitgewerkt en geconcentreerd. Na elke paragraaf worden in het grijze vak de concrete kaders benoemd.

 

2.1 Identiteit en herkenbaarheid dorp en landschappen

Het groen in de gemeente Oisterwijk is medebepalend voor de identiteit van de gemeente. De kwaliteiten van zowel buitengebied (bossen, vennen, beekdalen en agrarisch landschap) en bebouwde omgeving (cultuurhistorisch groen, voorzieningen) zijn van grote waarde voor de gemeente. De verweving tussen buitengebied en bebouwing vergroot de waarde van het groen en het gebruik door bewoners en recreanten. Bijvoorbeeld door korte ommetjes vanuit de kern direct het aangrenzende buitengebied in.

 

De gemeente Oisterwijk heeft een grote diversiteit aan landschappen met veel verschillende natuur- en cultuurwaarden. Mede hierdoor kan de gemeente zich profileren als Parel in 't groen en als één van de entrees van nationaal landschap Het Groene Woud. De groenstructuren aanwezig in de diverse landschapstypen versterken het karakter van deze gebieden. De toepassing van gemeentelijk groen in de vorm van laanbeplanting en landschapselementen wordt afgestemd op de identiteit van het gebied.

 

Groen maakt de eigen ontstaansgeschiedenis van een dorp of wijk herkenbaar. Het groen op De Lind versterkt bijvoorbeeld de historische uitstraling van dit oude stukje Oisterwijk. Op wijkniveau biedt groen mogelijkheden om de verschillen tussen de diverse wijken te benadrukken, bijvoorbeeld door de landschappelijke oorsprong van de wijk beleefbaar te maken. Groen in de kernen draagt op deze wijze sterk bij aan de aankleding van de bebouwde omgeving, waarbij iedere kern zijn eigen identiteit dient te behouden.

 

De dorpsranden vormen een belangrijke verbindende schakel tussen dorp en landschap. De groene overgangen hebben een belangrijke recreatieve functie. Daarnaast verzacht groen de overgang naar stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur buiten en aan de randen van de kernen. Daarom worden herkenbare randen gerealiseerd die aansluiten bij de karakteristiek van het aangrenzende landschap. Daarnaast worden de dorpsranden aangegrepen om de binding tussen dorp en landschap te versterken.

 

Kaders:

  • De aanwezige diversiteit aan landschappen in het buitengebied behouden en versterken. De gemeentelijke groenstructuren zijn hierbij ondersteunend.

  • De ontstaansgeschiedenis van de dorpen herkenbaar maken, met groen als identiteitsdrager van de kern.

  • De binding tussen dorp en landschap vergroten; ommetjes en uitzichtpunten creëren door middel van recreatieve structuren en/of grotere groene uitloopgebieden aan de rand van de kernen.

 

2.2 Structuren accentueren

De groenstructuur bestaat uit doorgaande structuren en groengebieden met uiteenlopende functies. De structuren hebben een belangrijke functie ten behoeve van herkenning en oriëntatie. In de gemeente zijn diverse verbindende structuren aanwezig die zowel de dorpen onderling verbinden als de gemeente Oisterwijk ontsluiten richting de aangrenzende (stedelijke) gebieden. Het betreft zowel infrastructuur (wegen, spoor) als landschappelijke structuren (beken). De groengebieden zijn van belang als gebruikszone voor bijvoorbeeld spelen en de hond uitlaten. Daarnaast hebben de groengebieden een belangrijke aankleding- en geledingsfunctie van de kern, als aangename ruimte in het bebouwde gebied.

 

Een duidelijke ontsluitingsstructuur begeleid door groen is het uitgangspunt. Door een herkenbare en aantrekkelijke (hoofd)wegenstructuur te realiseren wordt de oriëntatie vergemakkelijkt, wat de bereikbaarheid ten goede komt. Tevens wordt door een groene inrichting het gewenste groene beeld van de gemeente direct zichtbaar. Met name langs de toegangswegen en andere hoofdwegen is dit groen belangrijk als visitekaartje, omdat deze veel gebruikt worden.

 

De beken nemen in Oisterwijk, Moergestel en Heukelom een belangrijke plaats in omdat ze hier midden in de kern liggen of grenzen aan de kern. De beken zijn zowel recreatief als ecologisch zeer waardevol. Direct langs de beek heeft ecologie prioriteit. Het is daarom belangrijk voldoende ruimte hiervoor te reserveren. In de aangrenzende groengebieden worden beide functies gecombineerd, waarbij een geleidelijke overgang van een ecologische naar een meer parkachtige inrichting wenselijk is.

 

De groengebieden (parken en andere groenzones) in de gemeente vormen open ruimten tussen de gebouwde massa en geven de dorpen daarom een meer open structuur. De groene inrichting is een afwisseling op de stenige bebouwing en heeft een geledende en aankledende functie. In deze ruimte kan gespeeld, gewandeld en andere vormen van ontspanning ondernomen worden. De inrichting van deze parken en groenzones dient deze recreatieve functies te ondersteunen.

 

Specifieke plekken ontstaan daar waar structuren en vlakken elkaar kruisen, vanuit de geschiedenis of op locaties waar de functie vraagt om een bijzondere inrichting. De toegangswegen presenteren zich bijvoorbeeld als visitekaartje. In deze structuur vormen de entrees belangrijke accentpunten. De gemeente wil deze entrees meer profileren door afwijkend en opvallend groen op de rotondes te planten. Hierbij dient de inrichting wel aan te sluiten bij de landschappelijke kenmerken. Het groen dient een eenheid te vormen met de aanwezige welkomstkunst en andere beeldbepalende punten, zoals de molens.

 

Kaders

Ontsluitingsstructuren begeleiden door groen om het groene karakter van kernen onder de aandacht te brengen.

Ecologie leidend direct langs de beek, aan randen beekdal combinatie met recreatie. De recreatieve mogelijkheden van groen zijn van groot belang. Bij de inrichting van groengebieden binnen de kern dient dit, naast biodiversiteit, een belangrijke wegingsfactor te zijn.

Entrees zijn het visitekaartje. Daarom versterken met landschappelijke elementen, rotondes onderscheidend inrichten.

 

2.3 Ruimtelijke Ontwikkelingen, ontwikkeling groenstructuur

Het landschap en het bebouwde gebied veranderen voortdurend onder invloed van allerlei nieuwe ontwikkelingen, deels door de uitvoering van overheidsbeleid, deels door initiatieven van particulieren.

 

In De kadernota Groen wordt vooruit gekeken naar te verwachten ontwikkelingen, zodat groen een belangrijke rol kan spelen in de integrale afweging en niet achteraf nog wordt toegevoegd. Het groen dient gezien te worden als een waardevol gegeven wat de nieuwe ontwikkelingen meer kwaliteit geeft. Volwassen groen is aantrekkelijk voor de woonomgeving. Behoud van waardevol groen (bijvoorbeeld monumentale bomen en landschappelijke groenstructuren) en waardevolle structuren (beken ruimtelijk inpassen) zorgt voor een herinnering aan een verleden tijd en geeft de plek een diepere betekenis. Op deze manier levert het bestaande oude groen een waardevolle bijdrage aan de toekomstige groenstructuur, en geeft tevens invulling geeft aan de gewenste functies.

 

Bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn de ondergrond (bodem, water, gebruik), de aanwezige structuren (verkeer, groen) en de historie van de plek leidend. De karakteristiek van het huidige landschap of de huidige functie en uitstraling zijn bepalend voor de toekomstige inrichting. Landschappelijke karakteristieken worden ingepast in de wijk. Bij inbreidingen wordt de historie van de plek meegenomen, bijvoorbeeld bij het KVL-terrein. Op deze wijze wordt groen opgenomen in de integrale planvorming.

 

Bij de ontwikkeling van de groenstructuur gaat kwaliteit boven kwantiteit. Enkele bomen die volledig uit kunnen groeien zonder voor overlast te zorgen en daardoor beeldbepalend worden hebben de voorkeur op veel bomen die uiteindelijk een matige kwaliteit hebben. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt het groen daarom gebundeld, waardoor op één of enkele plekken in de wijk een fraaie groenzone gecreëerd kan worden.

 

De karakteristiek van een plek is bepalend voor de inrichting van het groen bij aanleg en vervanging, zodat een aantrekkelijke groenstructuur gerealiseerd wordt. De beheerbaarheid van het nieuwe groen mag nooit uit het oog verloren worden. Accentplekken krijgen dan ook een meer uitgesproken inrichting en de een hogere beheerintensiteit is hier mogelijk. In de ontwerpfase moet al rekening gehouden worden met de eisen voor efficiënt groenbeheer en -onderhoud. Door ontwerpen te toetsen op toekomstig beheer en onderhoud kan bekeken worden of dit verantwoord uitgevoerd worden.

 

Kaders

  • Waardevol groen behouden op bijzondere plaatsen, bijvoorbeeld in gebieden met de status “ beschermd stads en dorpsgezicht" en hoofdgroenstructuren.

  • Groen integraal opnemen in ontwikkelingsplannen. Groen is geen Sluitpost.

  • Een karakteristieke en beheerbare groenstructuur zijn het uitgangspunt bij de ontwikkeling van bestaand en nieuw (openbaar) groen.

 

2.4 Biodiversiteit

Biodiversiteit staat voor de verscheidenheid van levensvormen in een ecosysteem, maar ook de gehele wereld. De mate van diversiteit is een indicatie voor de gezondheid van een ecosysteem en heeft invloed op bijvoorbeeld waterhuishouding en klimaat. De biodiversiteit loopt wereldwijd door uiteenlopende redenen terug. Ook op lokaal niveau kunnen we daar iets tegen doen. De gemeente Oisterwijk geeft daar mede invulling aan.

 

Belangrijk aspect in het kader van biodiversiteit is het verbinden van groengebieden. Door de groenstructuren op elkaar aan te laten sluiten, en dwarsverbanden te zoeken met de bestaande ecologische structuren, wordt flora en fauna kansen geboden zich te verspreiden of verplaatsen.

 

Voorbeelden van structuren door de kern zijn de Voorste en Achterste stroom en de Reusel. Maar ook de spoorzone en ecologische bermen op bedrijventerrein Laarakkers hebben en verbindende rol. Deze vormen robuuste verbindingen in en aan de randen van de kernen. Vanuit het buitengebied verbindt bijvoorbeeld de Heusdensebaan de Leemkuilen met de kern Oisterwijk. Door de diverse zones nog meer geschikt te maken voor specifieke doelsoorten en bepaalde knelpunten op te lossen ontstaat een ecologisch raamwerk waardoor biodiversiteit wordt vergroot.

 

Biodiversiteit speelt op alle niveaus bij het inrichten van de openbare ruimte een rol. Naast de doorgaande structuren zijn de andere groengebieden belangrijk voor de flora en fauna. Met name de groengebieden aan de dorpsranden hebben een directe verbinding met het buitengebied en kunnen daarmee een ecologische verbinding tussen de kern en het buitengebied tot stand brengen voor verschillende doelsoorten. Parken vormen stapstenen in het ecologisch raamwerk, maar ook kleinere groenelementen kunnen met oog voor biodiversiteit ingericht worden.

 

Door zoveel mogelijk gebruik te maken van gebiedseigen beplanting en het beheer van het groen meer af te stemmen op de ecologische waarden, wordt de biodiversiteit gestimuleerd. Naast het actief beïnvloeden van de ecologische waarden in het gemeentelijk groen, wil de gemeente de burgers stimuleren hun tuinen meer ecologisch in te richten. Diversiteit is bovendien positief met het oog op ziekten en plagen, educatieve waarde en beleving.

 

Kaders

  • Doorontwikkelen van het ecologisch raamwerk in de kern met doorgaande groenstructuren en parken als stapstenen. Dit dient als basis voor natuurlijk groen in de kernen.

  • Biodiversiteit verhogen in de kernen, Biodiversiteit mag echter niet ten koste gaan van functionaliteit of veiligheid.

  • In het buitengebied is biodiversiteit leidend bij de inrichting van groenelementen.

 

2.5 Functionaliteit

Bewoners en recreanten gebruiken de groene buitenruimte voor uiteenlopende doeleinden. Gespreid over de kern zijn groenvoorzieningen aanwezig die invulling kunnen geven aan deze doeleinden. Burgers vragen om voldoende hondenuitlaatplekken, een goede plek voor het houden van evenementen of een speelplek. Ondernemers geven de voorkeur aan een verzorgde openbare ruimte die aansluit op hun bedrijfsgebouw. De groene inrichting en aankleding spelen een belangrijke rol in de mogelijkheden invulling te geven aan deze functies, die niet altijd hand in hand gaan.

 

Groen heeft bijvoorbeeld een milieuwaarde. In de gemeente wordt openbaar groen nu al veel toegepast om water te bergen en te laten infiltreren. Ook ten aanzien van klimaat (schaduwwerking, verkoeling) en milieu (binden fijnstof) levert groen een belangrijke bijdrage. Door deze functies te combineren met gebruiksfuncties kan optimaal gebruik van de buitenruimte gemaakt worden. Plaats, hoogte en omvang van het groen zijn belangrijke aandachtspunten om sociale veiligheid te garanderen.

 

De centrumgebieden zijn bij uitstek plekken waar diverse functies samen komen, een maatwerkinrichting is vereist. De afstemming tussen verschillende kwaliteiten als historie en groen en de gebruiksfuncties is van groot belang. Groen dient hierbij sfeer- en beeldbepalend te zijn. Per kern vindt de afweging plaats hoe groen deze functie het best in kan vullen.

 

De wijze waarop groen door de verschillende doelgroepen wordt gebruikt is divers. Deze kadernota geeft op hoofdlijnen aan hoe de inrichting van groengebieden daarop afgestemd kan worden. Voor bepaalde groenstructuren en -gebieden worden specifieke uitspraken gedaan. Hierbij wordt de relatie tussen de diverse groengebieden nadrukkelijk meegewogen, zodat functies over de kern gespreid worden. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijke leefomgeving waarin groen uiteenlopende mogelijkheden biedt.

 

Doelgroepen die bij de inrichting van het openbaar groen specifieke aandacht vragen zijn ouderen en kinderen. Door vergrijzing neemt het aantal ouderen toe. Zij stellen specifieke eisen aan de buitenruimte. Toegankelijkheid van trottoirs en paden en recreatieve voorzieningen zijn belangrijke aspecten. Een aantrekkelijke en diverse groenstructuur ondersteunt dit. Ook jongeren hebben behoefte aan een diverse groenstructuur, waarbij de diverse leeftijdscategorieën een eigen invulling vragen. Met name voor kinderen kan groen uiteenlopende mogelijkheden bieden als speelomgeving en -aanleiding.

 

Kaders

  • Functies combineren om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte. Hiermee rekening houdend met de kaders inde voorgaande paragrafen.

  • Maatwerkinrichting centrumgebieden zodat gebruik en beleving gecombineerd kunnen worden,

  • Groenstructuur afstemmen op gebruik door verschillende doelgroepen met uiteenlopende behoeften.

  • Functionaliteit in kernen voorop,

 

2.6 Betrokkenheid bij het groen

Het groen in de woon-, werk- en leefomgeving is er voor de gebruikers. Zij weten waaraan behoefte is, welke inrichting de voorkeur heeft. Gebruikers betrekken bij de inrichting en het beheer van het openbaar groen en draagvlak creëren voor ontwikkeling en onderhoud zijn voor de gemeente van groot belang.

 

Deze kadernota biedt kaders voor de ontwikkeling van de groenstructuur. Daarnaast worden door de gemeente per situatie vanuit vakkennis en techniek randvoorwaarden gesteld aan ontwikkelingen. Aan de hand van deze uitgangspunten vindt overleg plaats en worden plannen voorgelegd. Hierdoor ontstaat binnen de gestelde kaders een uitvoerbaar plan dat gedragen wordt door alle betrokken partijen zich.

 

Naast het betrekken van belanghebbende bij ontwikkelingen en het onderhoud is het van belang hen in algemene zin te informeren over de waarde van groen en de bijdrage die dit levert aan een aantrekkelijke leefomgeving. De gemeente Oisterwijk heeft een aantrekkelijke groenstructuur en wil de waarden graag uitdragen aan bewoners en bezoekers.

 

Kaders

  • Met bewoners en bedrijven in overleg treden bij de inrichting van hun directe woon-, werk- en leefomgeving.

  • Grijp kansen aan als bewoners of bedrijven bij de uitvoering van aanleg; beheer en onderhoud betrokken willen worden.

  • Hiervoor zijn concessies ten opzichte van het nader op te stellen uitvoeringsprogramma mogelijk. Met andere woorden, de inbreng van bewoners mag leiden tot een ander plan.

 

3. Analyse

 

Het huidige landschap van de gemeente Oisterwijk is in de loop der eeuwen ontstaan en hangt sterk samen met de eigenschappen van de ondergrond. Dit is nog duidelijk te zien op de historische kaart van rond 1900. Hier was het grondgebruik nog sterk afhankelijk van de mogelijkheden die de ondergrond bood, waardoor een aantal verschillende landschapstypen zijn ontstaan. Deze landschapstypen zijn tegenwoordig nog steeds aanwezig.

 

Beekdalen

In het gebied zijn zandruggen te vinden met beekdalen daartussen. De dorpen zijn als nederzettingen ontstaan op de meest gunstige locatie: op de overgang van de natte beekdalen naar de drogere zandgronden. De zandgronden dicht bij het dorp werden gebruikt voor akkerbouw, terwijl de vochtige beekdalbodems als wei- en hooilanden werden gebruikt. Karakteristiek voor het beekdallandschap zijn de langwerpige percelen, ook wel slagenverkaveling genoemd. Het centrum van Oisterwijk ligt dicht tegen het beekdal van de Voorste stroom aan en heeft hierdoor haar karakteristieke lintvorm gekregen. In het huidige bebouwingspatroon in het zuiden van Oisterwijk is de slagenverkaveling nog te herkennen.

 

Oude akkercomplexen: Esdorpenlandschap

Onder invloed van het poststalsysteem zijn op de zandgronden verschillende bodems ontstaan met verschillende landschapstypen. In dit systeem werd het vee 's nachts in de stallen gehouden. De mest werd vermengd met een strooisel laag uit de bossen en op de landbouwgronden rondom de boerderij verspreid. Hierdoor ontstond een vruchtbare bodem waarop men akkerbouwgewassen kon telen. Deze vruchtbare laag werd steeds dikker en vruchtbaarder. Deze akkercomplexen werden gezamenlijk ontgonnen en vanuit de boerderijen in het dorp bewerkt. Hierdoor zijn rond de meeste dorpen in zandgebieden essen ontstaan die nog steeds herkenbaar zijn als grotere open gebieden. De essen van Oisterwijk lagen aan de noordzijde van het centrum en bij Moergestel ten westen, maar zijn verdwenen door de bebouwing.

 

Oude akkercomplexen: Kampen- of hoevenlandschap

Toen de behoefte aan grondareaal groeide, werden ook de verder weg gelegen gronden ontgonnen. Dit werd niet meer gezamenlijk vanuit het dorp gedaan, maar individueel. De grond werd vanuit één of enkele boerderijen ontgonnen, waarbij iedere perceel omgeven werd met beplanting. Hierdoor is een kleinschalig landschap ontstaan met verspreide boerderijen en veel perceelbeplanting, zoals houtwallen en hagen. Dit kampenlandschap is aan de noordzijde van Oisterwijk zichtbaar tussen de bebouwing en de N65 en rondom de kern van Moergestel. In de wijken ten noorden van het centrum van Oisterwijk zijn nog enkele hoeven terug te vinden als historische elementen uit het verleden.

 

Bos- en heideontginningen

De verder weg gelegen drogere zandgronden werden door het potstalsysteem nog droger en minder vruchtbaar omdat hier de strooisel laag werd verwijderd. Ook werden deze gebieden vaak intensief begraasd. Hier zijn uitgestrekte heidevelden en stuifzanden ontstaan. De stuifzandgebieden zijn te herkennen aan de hoogteverschillen in het terrein die door de stuifduinen zijn ontstaan. Ook ontstonden laagtes waar het zand uitgestoven werd tot op een leemhoudende laag. Hier zijn de vennen ontstaan die karakteristiek zijn voor de bossen van Oisterwijk. Een groot deel van de heide- en stuifzandgebieden zijn later weer bebost om de verdere verschraling en verstuiving van de grond tegen te gaan.

 

Jong ontginningslandschap

Na 1950 was het met behulp van de nieuwe landbouwtechnieken en kunstmest mogelijk geworden om ook de meest natte en droge, schrale gronden te ontginnen. Een deel van de heide- en bosontginningen werden in cultuur gebracht. Deze jonge ontginningen zijn herkenbaar aan de grootschalige rechthoekige verkaveling met nieuwe en grote boerderijen langs rechte ontginningswegen. Deze zijn met name in het zuidwesten van het buitengebied van de gemeente te vinden.

 

3.2 Stedenbouwkundige opbouw

Omdat Oisterwijk op een oude handelsroute tussen Frankrijk en 's-Hertogenbosch ligt is de kern economisch tot bloei gekomen. Ook lagen er enkele andere belangrijke handelsroutes: de Kerkhovensebaan als handelsroute tussen Breda en 's-Hertogenbosch en de Voorste Stroom was een belangrijke vaarweg. Daarnaast is de aanleg van de spoorlijn tussen Tilburg en Eindhoven in 1863-1866 een belangrijke ontwikkeling geweest. Door deze economische bloei is de kern fors uitgebreid. In eerste instantie is dit gebeurd door middel van lintbebouwing langs de doorgaande routes. Pas na de oorlog is grootschalige nieuwbouw toegepast en zijn wijken ontstaan als Scheepersdijk, Westend, Waterhoef en later Pannenschuur.

 

Naast deze handelsroutes zijn de andere structuren die bepalend zijn geweest voor de opbouw van de kern: de Voorste stroom, de spoorlijn en de bosgebieden. Het dorp is als lintbebouwing parallel aan de Voorste Stroom gegroeid. De Voorste Stroom is nu nog aanwezig als een langgerekt groengebied binnen de kern. Gelukkig heeft men al vroeg de waarde van het groen langs de Voorste stroom onderkend. Dit gebied is beschermd als 'Groene Long' van Oisterwijk. De Groene Long vormt een waardevol verbindend element tussen het centrum, verschillende wijken en het buitengebied. De spoorlijn heeft lang de noordgrens van de kern gevormd (met uitzondering van lintbebouwing langs de Pannenschuurlaan) en pas in de zeventiger jaren is met de aanleg van Pannenschuur 1 en industrieterrein Kerkhoven deze grens overschreden. Aan de zuidkant van de kern wordt de grens gevormd door de Oisterwijkse bossen en vennen. Hoewel ook aan dit groengebied is 'geknabbeld' met de aanleg van bebouwing rond Klompven en Eikenven in de twintiger jaren. Met name in het zuidelijk deel van Oisterwijk is het groene karakter van de wijken bepaald door de aanplant van een grote hoeveelheid (straat)bomen.

 

De ontstaanswijze van Moergestel is in grote lijnen vergelijkbaar met die van Oisterwijk. Omdat Moergestel echter niet aan een grote handelsroute ligt is de economische bloei minder op gang gekomen en is het een kleinschalig Kempisch dorp gebleven. Door deze beperkte economische groei is er nauwelijks sprake van vooroorlogse uitbreidingen. De groei van het dorp is in eerste instantie min of meer 'organisch' tot stand gekomen door middel van lintbebouwing langs radiale ontsluitingswegen. Daarnaast wordt de opbouw bepaald door de Reusel en de Rijksweg A58. Pas in de tachtiger jaren werd de Reusel overgestoken met de aanleg van de wijk Oistelvoortjes. De ligging van A58 is aanleiding geweest voor de aanleg van. het bedrijventerrein Sonman.

 

Heukelom is in tegenstelling tot Oisterwijk en Moergestel een kleine dorpsgemeenschap gebleven met enkel verspreid liggende boerderijen. Dit dorp is vooral agrarisch gericht en heeft geen dorpskern en uitbreidingen. Karakteristiek zijn de clusters van boerderijen.

 

3.3 Infrastructuur

De gemeente Oisterwijk is goed aangesloten op de landelijke infrastructuur. De spoorweg Tilburg-Eindhoven doorsnijdt de gemeente aan de noordzijde. Ook de snelweg A58 doorsnijdt de gemeente, maar danwel het zuidelijk deel. De provinciale weg N65 ligt aan de rand van de gemeente. Het lokale wegennet van de gemeente sluit aan op de hoofdstructuren.

 

Binnen de kernen is een duidelijke hoofdontsluiting aanwezig. Deze bestaat voornamelijk uit "nieuwe" wegen die als hoofdontsluiting fungeren. In Moergestel betreft dit de Akkerweg, in Oisterwijk de Pannenschuurlaan, Bedrijfsweg - Sprendlingenstraat - Laarakkerweg, Ambachtstraat, Scheepersdijk - Burgemeester Vogelslaan en Groenstraat Burgemeester Canterslaan. De wegen Moergestelseweg, Gemullehoekenweg en Tilburgseweg - Heukelomseweg in Oisterwijk en Rootven, Schoolstraat en Raadhuisstraat in Moergestel behoren tot de historische wegen die ook tot de hoofdontsluiting behoren.

 

De diverse wijken worden ontsloten door zowel historische structuren als nieuwe wijkontsluitingsstructuren. Deze wegen liggen verweven in de wijken.

4. Wet- en regelgeving

 

Diverse wetten en regels zijn van invloed op de ontwikkeling en het beheer van het (openbaar) groen in de gemeente Oisterwijk.

 

4.1 Landelijke wetgeving

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (Stb. 1998,402) richt zich op de bescherming van inheemse planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Uitgangspunt is het 'nee, tenzij beginsel'. De Flora- en faunawet heeft onder andere gevolgen voor het beheer van groenvoorzieningen, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en het gebruik van terreinen, Bij al deze activiteiten moet altijd gekeken worden naar de huidige natuurwaarden en de schadelijke gevolgen die soorten ondervinden bij de uitvoering van de activiteiten.

 

Voor uitvoering van activiteiten die in strijd zijn met de Flora- en faunawet kan ontheffing worden aangevraagd. Uitgezonderd zijn algemeen beschermde soorten, zoals de meeste muizen. Voor deze soorten geldt veelal een vrijstelling van de verbodsbepalingen. Hiervoor is wel de algemene zorgplicht van toepassing. Verschillende organisaties hebben in het kader van de Flora- en faunawet gedragscodes opgesteld of hebben deze in voorbereiding. De gemeente kan bijvoorbeeld gebruik maken van de gedragscodes voor Beheer groenvoorzieningen, Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting en de gedragscode Bestendig gebruik.

 

De gemeente gaat de gedragscode Beheer groenvoorzieningen implementeren in de organisatie. Op deze manier hoeft niet voor alle reguliere onderhoudswerkzaamheden, gebruikersactiviteiten en ontwikkelingen (die geen gevolgen hebben voor de duurzame instandhouding van soorten) een aparte ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

 

Boswet

Met de Boswet wil de overheid het areaal aan bos in Nederland in stand houden. De Boswet is alleen van toepassing op houtopstanden buiten de bebouwde komgrenzen van gemeentes. Deze grenzen worden door de gemeente bepaald. Eigenaren van houtopstanden buiten de komgrenzen zijn, buiten enkele specifieke houtopstanden die in de boswet worden omschreven, verplicht hun voornemen tot kap te melden bij het ministerie van EL&I. De boswet geldt voor houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20. Tevens is de eigenaar verplicht volgens vastgestelde regels de houtopstanden te herplanten.

 

Omgevingsvergunning

In deze vergunning regelt de gemeente groot aantal zaken ten aanzien van wonen, ruimte en milieu. Het betreft onder andere de aanlegvergunning in het kader van het bestemmingsplan en de vergunning voor het rooien van houtopstanden.

 

Keur waterschap

De keur is een verordening met de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Ontwikkelingen in de buitenruimte stemt de gemeente hierop af (bijv. maatregelen in relatie tot de Voorste en Achterste Stroom en de Reusel).

 

4.2 Provinciale regelgeving

Zowel provinciaal als gemeentelijk (ruimtelijk) beleid geven mede richting aan deze kadernota .

 

Provinciale Verordening ruimte (2011)

In de verordening ruimte heeft de provincie het ruimtelijk beleid vastgelegd. Gemeenten dienen hun ontwikkelingen in en bestemmingsplannen voor met name het buitengebied hier op af te stemmen. In de verordening zijn onder andere de contouren van het Groene Woud, de ecologische hoofdstructuur en de groenblauwe mantel vastgelegd. De belangrijkste beleidskaders voor de gemeente Oisterwijk worden in deze kadernota overgenomen, zodat de ontwikkeling van nieuw gemeentelijk beleid hierop afgestemd kan worden.

 

De ruimtelijke visie op het landschap is nader uitgewerkt in gebiedspaspoorten. Hierin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. De gemeente Oisterwijk valt geheel in het gebiedspaspoort van de Meierij. De ambities voor thema's als recreatie, cultuurhistorie en natuurontwikkeling worden voor dit gebiedspaspoort op hoofdlijnen benoemd.

 

4.3 Gemeentelijk beleid

Visie op Oisterwijk in 2030 (2011)

In het voorjaar van 2011 heeft de gemeenteraad deze notitie opgesteld. Groen is een belangrijk speerpunt in deze visie. De volgende speerpunten van de visie hebben betrekking op groen:

  • Duurzaam groen: het rijke verleden, de diversiteit aan landschappen, natuur- en cultuurwaarden worden gewaarborgd voor de toekomst;

  • Behoud van de eigen identiteit van de drie kernen, onder ander met bijzondere aandacht voor een aantrekkelijke leefomgeving;

  • Met oog op bedrijvigheid is hoge ruimtelijke kwaliteit van belang.

Deze uitgangpunten komen terug in de visie van deze kadernota en zijn vervolgens concreet nader uitgewerkt.

 

Coalitieakkoord 2010-2014 Samen meer met minder

Groen als kwaliteit van de gemeente Oisterwijk is een belangrijk aandachtpunt in het coalitieakkoord. Groen dient ook in de toekomst een speerpunt te zijn in de parel. In het coalitieakkoord is onder andere opgenomen:

  • Verbetering van het onderhoud van groen, wegen, paden en pleinen wat leidt tot een betere uitstraling van het groen en het wegwerken van achterstallig onderhoud. Door dit te doen in samenspraak met burgers wordt de betrokkenheid vergroot.

  • Natuur koesteren, behouden en waar mogelijk verbeteren. Samen met andere ruimtelijke ontwikkelingen deze verbeteringen vorm geven.

Deze speerpunten zijn, samen met het raadsdocument "Visie op Oisterwijk in 2030" als uitgangspunt gebruikt bij het opstellen van de kadernota.

 

Structuurvisie gemeente Oisterwijk (2005)

In de structuurvisie Plus geeft de gemeente op hoofdlijnen richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen in de kern. Deze ontwikkelingen hebben een nauwe relatie met de groenstructuur. Onderstaand zijn de belangrijkste aandachtpunten uit de structuurvisie weergegeven die van invloed zijn op de Kadernota Groen 2012-2021.

 

Buitengebied:

  • Beekdalen ecologisch inrichten;

  • Landschapszone tussen Tilburg-N65 en Oisterwijk: verdichten met boomteelt- en laanbeplanting;

  • Dorpsranden: vormgeven van duurzame dorpsrand aan noord en westzijde Oisterwijk;

  • Groene recreatieve poorten inrichten om recreatieve druk van natuurgebieden af te leiden;

  • Reusel meer als identiteit drager van Moergestel laten functioneren;

  • Landschappelijke inpassing (nieuwe) bedrijven LOG gebieden.

Kernen

  • Versterken ruimtelijke structuur en identiteit kernen;

  • Inbreidingen en herstructureringsprojecten, waaronder KVL terrein;

  • Overgangen tussen kern en buitengebied;

  • Spoorzone als visitekaartje van Oisterwijk;

  • Noord-zuid verbindingen;

  • Relatie spoor-dorpslint-waterlint verbeteren;

  • Verbetering aantrekkelijkheid route Pannenschuurlaan - centrum;

  • Dorpsranden en overgang nieuwe bedrijventerreinen (Laarakkers en Sonman);

  • Herinrichting centrumplein Moergestel;

  • Kwaliteitsverbetering bedrijventerrein Stokeind;

  • Relatie Moergestel met beek, dorpsrand langs beek.

Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) (2009)

Het GVVP behandelt uiteenlopende onderwerpen ten aanzien van verkeer en vervoer waarop de gemeente invloed kan uitoefenen. Hierbij staan vier thema's centraal: gedrag, parkeren, ontsluiting kernen en duurzaamheid. De relatie tussen het GVVP en deze kadernota is divers. Het onderscheid in wegcategorieën komt ook terug in het onderscheid in type groenstructuur langs de betreffende weg. Groen heeft veel raakvlakken met het verkeersbeleid, met name als het gaat om begeleiden van parkeren, ontsluiting en duurzaamheid.

 

Wegenplan

Het wegenplan besteedt onder andere aandacht aan de toegankelijkheid van trottoirs (beloopbaarheid), fietspaden en wegen. In het groenstructuurplan komt in de kaderstelling terug dat groen afgestemd moet zijn op het gebruik. Het wegenplan biedt samen met de kaderstelling vanuit het groenstructuurplan een aanleiding voor een gerichte aanpak op het gebied van toegankelijkheid.

 

Bomenbeleidsplan (2006)

In dit plan wordt de visie op het duurzaam ontwerpen, aanleggen, onderhouden en beschermen ten aanzien van bomen beschreven. In het bomenbeleidsplan wordt met name ingegaan op het beleidsuitgangspunten voor het behouden van bomen. Onderdelen in het bomenbeleidsplan die ingaan op de structuur worden in dit plan meegenomen en in de uitwerking, indien nodig, heroverwogen.

 

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2010)

De voorzieningen voor stedelijk afvalwater, regen en grondwater zijn van belang voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Onderdeel van het gemeentelijk beleid is onder andere het op een aantrekkelijke en natuurvriendelijke wijze inrichten en onderhouden van waterpartijen, zodat de belevingswaarde gelijk blijft of toeneemt.

 

Groenbeheerplan (2005)

Deze nota geeft inzicht in en richting aan het groenbeleid van de gemeente Oisterwijk. Het groenbeleid wordt vertaald in groenbeheer in de vorm van een aantal acties, inspanningen en beheermaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn uit te voeren projecten, renovatiewerkzaamheden, aanpassingen in onderhoudsniveau en wijzigingen in onderhoudsmaatregelen. Naar aanleiding van deze kadernota wordt bekeken welke maatregelen kunnen worden uitgezet en welke destijds voorgenomen acties nu nog kansen bieden.