Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Flevoland

Beleidsregel Plaatsen borden Flevoland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFlevoland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel Plaatsen borden Flevoland
CiteertitelBeleidsregel Plaatsen borden Flevoland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Deze regeling vervangt de Beleidsregel bescherming landschap 2008 en de Beleidsregel toeristische bewegwijzering Flevoland.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

06-09-2022

prb-2022-10936

2994999

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Plaatsen borden Flevoland

Gedeputeerde Staten van Flevoland;

 

Overwegende dat de Omgevingswet en de Omgevingsverordening provincie Flevoland tegelijkertijd in werking treden;

 

Dat deze Omgevingsverordening even als haar voorgangers regels stelt over het plaatsen van diverse soorten borden binnen de provinciegrens;

 

Dat de Beleidsregel bescherming landschap 2008 voor het laatst gewijzigd is in 2014;

 

Dat de Beleidsregel toeristische bewegwijzering Flevoland dateert uit 2018;

 

Dat het noodzakelijk is technisch juridische en redactionele wijzigingen door te voeren in de deze beleidsregels, zodat wordt aangesloten bij de terminologie van de Omgevingswet;

 

Dat ervoor is gekozen deze beleidsregels te vervangen door één nieuwe beleidsregel voor het plaatsen van borden in Flevoland;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 8.3 en 9.23 van de Omgevingsverordening provincie Flevoland;

 

Gelezen het voorstel van 22 augustus 2022, nummer 2855346;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen de navolgende beleidsregel en de daarbij behorende bijlagen:

 

Beleidsregel Plaatsen borden Flevoland

 

Hoofdstuk I. Vergunningverlening plaatsen borden in het buitengebied van Flevoland en langs provinciale wegen

I.1. Inleiding

Gedeputeerde Staten kunnen, conform artikel 8.3 van de Omgevingsverordening provincie Flevoland (Omgevingsverordening), een omgevingsvergunning verlenen van het verbod om borden te plaatsen in het buitengebied en langs provinciale wegen. Het gaat daarbij om opschriften, aankondigingen, ver- of afbeeldingen, borden, vlaggen, spandoeken, bijbehorende constructies en kennelijk voor deze doeleinden gebezigde transportmiddelen en constructies, in welke vorm dan ook. In artikel 8.4 van de Omgevingsverordening staan een kleine twintig uitzonderingen op de vergunningplicht.

 

De onderhavige beleidsregel verschaft inzicht in het beleid dat door Gedeputeerde Staten wordt gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning in het kader van Hoofdstuk 8 (Bescherming landschap) van de Omgevingsverordening. In dat hoofdstuk staan, zowel in artikel 8.3 als in de toelichting, enkele voorschriften en richtlijnen voor het verlenen van omgevingsvergunningen, maar deze voorschriften verdienen nadere aanvulling en uitleg.

 

Deze beleidsregel biedt ten eerste een richtlijn voor het verlenen van omgevingsvergunningen, bijvoorbeeld welke soorten borden in aanmerking komen voor een vergunning. Ten tweede geeft de beleidsregel aan welke voorschriften (kunnen) worden gesteld aan de locatie/plaatsing van borden en welke voorschriften (kunnen) worden gesteld aan de borden, waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend.

 

I.2. Doel van deze beleidsregel

Met deze beleidsregel verschaffen Gedeputeerde Staten inzicht in het beleid dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning in het kader van Hoofdstuk 8 (Bescherming landschap) van de Omgevingsverordening.

 

I.3. Inhoud van de beleidsregel

Zoals al in de Toelichting van Hoofdstuk 8 (Bescherming landschap) van de Omgevingsverordening is aangegeven zal met het verlenen van omgevingsvergunningen terughoudend worden omgegaan. Alleen in bijzondere gevallen, waarvoor de Omgevingsverordening geen aanvaardbaar alternatief biedt in de vorm van de in artikel 8.4 genoemde uitzonderingen, zal door het bevoegd gezag eventueel een omgevingsvergunning worden verleend.

 

Hierbij gelden de volgende definitiebepalingen:

Bord: opschriften, aankondigingen, ver- of afbeeldingen, borden, vlaggen, spandoeken, bijbehorende constructies en kennelijk voor deze doeleinden gebezigde transportmiddelen en constructies, in welke vorm dan ook;

Gedeputeerde staten: Gedeputeerde Staten van Flevoland als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor (o.a.) de activiteit plaatsen van een bord of het bestuursorgaan voor het uitbrengen van advies met instemming over deze activiteit;

Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

Ideële reclame: reclame voor een maatschappelijk doel; Omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bord danwel advies met instemming over deze activiteit.

I.3.1 Omgevingsvergunning

Bevoegd gezag omgevingsvergunning en samenloop met andere vergunningsplichtige activiteiten

Daar waar in de beleidsregel gesproken wordt over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bord wordt ook bedoeld het geven van advies en instemming aan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning over dit onderdeel. Het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen is namelijk afhankelijk van de situatie:

  • Gedeputeerde Staten zijn het bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bord als alleen dit onderdeel wordt aangevraagd of samen met andere onderdelen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.

  • Als het onderdeel plaatsen van een bord wordt aangevraagd tegelijk met een andere gemeentelijke activiteit dan zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan bijvoorbeeld gaan om samenloop van de provinciale activiteit plaatsen van een bord met de bouwactiviteit of de omgevingsplanactiviteit handelsreclame. Gedeputeerde Staten hebben in zo’n situatie de beschikking over de bevoegdheid tot advies met instemming. Gedeputeerde Staten brengen dan aan burgemeester en wethouders advies uit over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bord en beslissen binnen 4 weken na het verzoek om instemming omtrent instemming met het voorgenomen besluit.

  • Een derde optie doet zich voor als er sprake is van een provinciale magneetactiviteit. Een magneetactiviteit trekt alle andere daarmee in combinatie aangevraagde activiteiten naar het bevoegd gezag voor de magneetactiviteit. Wanneer een vergunning wordt aangevraagd voor een provinciale magneetactiviteit -bijvoorbeeld een grote ontgronding of een complex bedrijf- in combinatie met een andere activiteit beslissen gedeputeerde staten altijd op de aanvraag.

Omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd

Een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd wordt mogelijk geacht bij borden die informatie of een bericht bevatten die bij een gebruiker de kennis over of het inzicht in deze specifieke locatie (of het gebruik ervan) vergroten over:

  • (cultuurhistorische) monumenten;

  • natuurterreinen;

  • een bepaald waardevol terrein, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur, natuur of recreatie.

Omgevingsvergunning voor bepaalde tijd

Een tijdelijke omgevingsvergunning wordt mogelijk geacht bij de volgende soorten tijdelijke borden:

  • commerciële, private werken in uitvoering;

  • ideële ‘reclame’;

  • toekomstige grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen.

Omgevingsvergunning voor handelsreclame

De provincie is terughoudend met het verlenen van een omgevingsvergunning voor borden die naar vorm, inhoud of strekking hoofdzakelijk handelsreclame bevatten. Alleen in bijzondere gevallen, waarvoor de Omgevingsverordening geen aanvaardbaar alternatief biedt in de vorm van de in artikel 8.4 genoemde uitzonderingen, zal door het bevoegd gezag eventueel een omgevingsvergunning worden verleend. Daarbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • a.

    het aantal en de afmetingen van de borden;

  • b.

    de hoogte van de borden, gemeten vanaf het maaiveld tot de onderkant;

  • c.

    de te gebruiken materialen, kleuren en verlichting;

  • d.

    de tekst van de handelsreclame; en

  • e.

    de vormgeving van het bord gelet op de landschappelijke kernkwaliteiten van de betreffende locatie.

Uitzondering voor handelsreclame op provinciale rotondes

Een omgevingsvergunning voor borden met handelsreclame wordt mogelijk geacht op de middeneilanden van provinciale rotondes mits de borden informatie bevatten waaruit blijkt dat het groenonderhoud van de middeneilanden wordt gesponsord.

I.3.2 Plaatsingsmogelijkheden

Met betrekking tot de plaatsingsmogelijkheden is in de Omgevingsverordening aangegeven dat een omgevingsvergunning alleen kan worden verleend indien de plaatsing of het aanbrengen van het bord niet in strijd is met het belang van de bescherming van het landschap en niet in strijd is met het belang van de verkeersveiligheid.

 

Hierbij worden de volgende aspecten in overweging genomen:

  • of de locatie van het bord in verhouding staat tot de aard en schaal van het object of gebied waarop dit bord van toepassing is;

  • of het bord qua omvang, aard en karakter passend is in het gebied en rekening houdt met (de kernkwaliteiten van) het landschap;

  • of er in de nabijheid bestaande tijdelijke dan wel definitieve borden zijn geplaatst of gepland;

  • of de locatie direct of indirect gevaar oplevert voor het verkeer.

I.3.3 Voorschriften en beperkingen

Er kunnen met het oog op bescherming van het landschap en de verkeersveiligheid vergunningvoorschriften worden gesteld aan de omgevingsvergunning. Uitgangspunt is ook hier dat de aard en schaal van het bord in verhouding moeten staan tot de aard en schaal van het object of gebied waarop dit bord van toepassing is. Afhankelijk van het bord, de gewenste locatie en van het object of gebied, waarop het bord betrekking heeft, kunnen de voorschriften onder meer betrekking hebben op:

  • maximum aantal borden per object of gebied;

  • leesbaarheid van de uiting op het bord;

  • maximum oppervlakte van het bord;

  • hoogte van het bord;

  • kleurstelling van het bord;

  • vorm(geving) van het bord;

  • tijdsduur van plaatsing van het bord;

  • verlichting van het bord of gebruik van fluorescerend of reflecterend materiaal;

  • noodzakelijke staat van onderhoud;

  • wijze van bevestiging en uitvoering;

  • vermelding sponsors.

Borden op provinciale rotondes

Voor de plaatsing van borden met handelsreclame op de middeneilanden van rotondes geldt in ieder geval:

  • dat ze passen bij de schaal van de rotonde, maar maximaal 50x70 cm;

  • dat ze zijn ingepast in het ontwerp van de rotonde;

  • dat per aansluiting/aanrijrichting maximaal een bord wordt geplaatst;

  • dat deze niet reflecteren en niet verlicht zijn uitgevoerd, en

  • dat deze niet in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden.

Hoofdstuk II. Toeristische en objectbewegwijzering Flevoland

II.1 Inleiding

De provincie Flevoland zet in op betere benutting van het recreatieve aanbod en het uitdragen van de unieke mogelijkheden in haar provincie voor toerisme en recreatie. Een goede bereikbaarheid is daarbij een essentieel onderdeel. Goede bewegwijzering naar de toeristisch-recreatieve en overige objecten draagt bij aan een goede bereikbaarheid van deze objecten. Als eigenaar van de provinciale wegen is het van belang dat de provincie een kader schept voor goede bewegwijzering. Deze beleidsregel biedt een kader voor de toeristische en objectbewegwijzering in Flevoland en verschaft duidelijkheid over welke verwijzingen wel of niet in aanmerking komen voor opname in de provinciale bewegwijzering.

 

II.2 Grondslag

De Omgevingsverordening provincie Flevoland kent in artikel 9.23 eerste lid een verbod om zonder omgevingsvergunning borden te plaatsen langs provinciale wegen. Dit artikel is de grondslag van deze beleidsregel. Het plaatsen van toeristische en objectbewegwijzering conform deze beleidsregel is in het tweede lid van dit artikel uitgezonderd van genoemd verbod.

 

II.3 Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is het scheppen van een kader om de huidige en veelal verouderde “ANWB”-strokenborden, die verwijzen naar toeristische-recreatieve en overige objecten langs de provinciale wegen, te vervangen door strokenborden overeenkomstig de nieuwe richtlijn van het CROW over bewegwijzering. Doel is de uniformiteit en de continuïteit van verwijzingen binnen de provinciale bewegwijzering volgens nieuwe richtlijnen te waarborgen en daarmee wildgroei te voorkomen. Een goede bewegwijzering kan ook een stimulans zijn voor de economie en informeert over de recreatieve mogelijkheden die de provincie Flevoland te bieden heeft.

 

II.4 Doel van toeristische en recreatieve objectbewegwijzering

Het doel van bewegwijzering is het zo goed mogelijk informeren van weggebruikers en het zo vlot en veilig mogelijk geleiden van weggebruikers naar hun bestemmingen. Met behulp van bewegwijzering kunnen weggebruikers hun wegen vinden op het wegennet en kunnen zij de plaats bepalen waar zij zich op dat moment bevinden. Bewegwijzering draagt bij aan een vlotte en veilige verkeersafhandeling. Bewegwijzering is vooral bedoeld voor die groep die de provincie incidenteel bezoekt en de weg niet kent. Bewegwijzering beperkt het zogenaamde “zoekverkeer” dat doorstroming belemmerend kan werken en verkeersonveilige situaties kan veroorzaken.

 

Het belang van een uniforme toeristische bewegwijzering in de provincie Flevoland is gelegen in de volgende argumenten;

  • Routing; bewust bezoekers een bepaalde route laten volgen;

  • Herkenbaarheid: eenheid in informatievoorziening;

  • Efficiëntie: voorkomen van wildgroei bebording;

  • Duurzaamheid; het aantal verreden kilometers wordt verminderd doordat bezoekers hun bestemming sneller weten te vinden;

  • Economie: het stimuleren van het gebruik van toeristische recreatieve voorzieningen;

  • Branding; een impuls geven aan het imago van de provincie Flevoland als toeristische recreatieve regio.

 

II.5 Toetsingscriteria

Om vast te stellen of een doel, gebied of object in aanmerking komt voor verwijzing wordt het verzoek beoordeeld op grond van onderstaande criteria:

  • 1.

    De voorziening moet grotendeels gericht zijn op toerisme en/of recreatie;

  • 2.

    Er moet in ieder geval sprake zijn van een algemeen maatschappelijk object;

  • 3.

    De voorziening is niet bereikbaar door het volgen van de reguliere bewegwijzering;

  • 4.

    Er moet sprake zijn van een bovenlokaal belang;

  • 5.

    Het doel, gebied of object moet minimaal vier maanden per jaar en twee dagen in de week geopend zijn;

  • 6.

    Het doel, gebied of object dient een eigen ingang en parkeerfaciliteit te hebben;

  • 7.

    Het object valt in ieder geval onder een van de volgende categorieën;

    • a.

      Verblijfsaccommodatie buiten de bebouwde kom;

    • b.

      Cultuur;

    • c.

      Dagrecreatie;

    • d.

      Horeca buiten de bebouwde kom;

    • e.

      Sportaccommodatie.

Bovengenoemde criteria zijn weergegeven in een stroomschema. Het stroomschema is als bijlage 1 opgenomen bij deze beleidsregel.

 

De provinciale wegen zijn onderverdeeld in stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Niet alle objecten en voorzieningen zijn zo belangrijk dat zij vanaf stroomwegen verwezen moeten worden. voor de indeling in categorie 1 of 2 is in grote lijn de indeling gevold zoals vastgesteld in de CROW Richtlijn Bewegwijzering 2014. In bijlage 2 staat per object vermeld onder welke categorie ze behoren.

  • Categorie 1: Objecten die verwezen mogen worden vanaf alle provinciale wegen

  • Categorie 2: Objecten die alleen verwezen mogen worden vanaf de gebiedsontsluitingswegen

Het bestaande bewegwijzeringssysteem wordt in Flevoland niet alleen gebruikt voor toeristisch recreatieve doelen maar ook voor verwijzing naar straten, individuele bedrijven, bedrijventerreinen, algemene objecten en voorzieningen. Hiervoor gelden de volgende criteria;

  • Bedrijventerreinen: Een verzameling van bedrijven komen voor verwijzing op de hoofdbewegwijzering in aanmerking met 1 verzamelnaam.

  • Vliegvelden: Vliegvelden die bestemd zijn voor lijn- en chartervluchten komen in aanmerking voor verwijzing op de hoofdbewegwijzering.

    Overige vliegvelden zoals zweef- en sportvliegvelden komen in aanmerking voor een verwijzing op de toeristisch-recreatieve bewegwijzering.

  • Ziekenhuizen: Ziekenhuizen met een spoedeisende hulp komen in aanmerking voor verwijzing op de hoofdbewegwijzering. Overige ziekenhuizen en huisartsenposten komen in aanmerking voor een verwijzing op de toeristisch-recreatieve bewegwijzering.

  • Voorzieningen: Voorzieningen zoals parkeerplaatsen en tankstations, die direct aan de weg gelegen zijn, kunnen worden verwezen met de standaard verkeersborden, serie BW101.

     

II.6 Procedure afhandeling verzoek

De provincie Flevoland sluit voor de uitvoering van de toeristisch-recreatieve en objectbewegwijzering langs de provinciale wegen een overeenkomst met een privaat bedrijf, in deze beleidsregel ‘uitvoerder’ genoemd. Dit bedrijf is verantwoordelijk voor het hele proces:

  • Beoordeling en afhandeling van het verzoek;

  • Leveren en plaatsen van de borden;

  • Beheer en onderhoud van het bewegwijzeringssysteem.

De provincie heeft hiertoe besloten om de uniformiteit te waarborgen en uit veiligheidsoverwegingen; de provincie is immers als wegbeheerder verantwoordelijk voor de activiteiten op en langs de provinciale wegen.

 

Voor de afhandeling van een verzoek wordt het volgende stappenplan gevolgd:

  • 1.

    Een ondernemer of organisatie (aanvrager) dient een verzoek in voor bewegwijzering bij de uitvoerder.

  • 2.

    De uitvoerder toetst het verzoek aan de criteria van deze beleidsregel. In geval van twijfel pleegt de uitvoerder overleg met de provincie Flevoland, afdeling Infrastructuur.

  • 3.

    Indien het verzoek voldoet aan de criteria dan stelt de uitvoerder een bewegwijzeringsplan op voor de bewegwijzering naar het object of de voorziening.

  • 4.

    De uitvoerder legt het opgestelde bewegwijzeringsplan ter goedkeuring voor aan de aanvrager.

  • 5.

    Na goedkeuring van dit bewegwijzeringplan door de aanvrager legt de uitvoerder dit voorstel voor aan de Provincie.

  • 6.

    Na goedkeuring door de Provincie sluit de uitvoerder een contract af met de aanvrager.

  • 7.

    De uitvoerder plaatst de borden en neemt deze in zijn beheer- en onderhoudsprogramma op.

De kosten voor het plaatsen en onderhouden van de borden zijn voor rekening van de aanvrager. Hiervoor krijgt de aanvrager ieder jaar van de uitvoerder een factuur. Door jaarlijks een factuur te sturen houdt de uitvoerder toezicht op het systeem. Door de factuur te betalen geeft de aanvrager aan dat hij de borden nog wenst. Het niet betalen van de factuur houdt doorgaans in dat de aanvrager financiële problemen heeft of zelfs niet meer bestaat. In dat geval worden de betreffende borden verwijderd en blijft het areaal actueel.

 

II.7 Afwijkingsbevoegdheid

Om redenen van onredelijkheid of onbillijkheid kunnen Gedeputeerde Staten van Flevoland van de richtlijnen afwijken mits het belang van de verkeersveiligheid daardoor niet onevenredig of onaanvaardbaar wordt geschaad.

Hoofdstuk III. Slotbepalingen

III.1. Intrekking

De Beleidsregel bescherming landschap 2008 en de Beleidsregel toeristische bewegwijzering Flevoland worden ingetrokken.

 

III.2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

 

III.3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Beleidsregel Plaatsen borden Flevoland".

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Flevoland op 6 september 2022.

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

de secretaris

de voorzitter

Bijlage 1

 

Bijlage 2

Overzicht toeristisch/recreatieve objectverwijzing

 

Soort object

Object/locatie

Categorie*

Voorwaarde/uitzondering

Horecavoorziening

• Partycentrum

1

Mits geschikt voor groepen > 250 mensen

• Restaurant

1

• Vergaderzalencomplex

2

Mits geschikt voor groepen > 250 mensen

Dagrecreatieve voorziening

• Bezoekerscentrum

1

• Camperplaats

2

• Dagcamping

2

• Dagrecreatieterrein

1

• Dierentuin

1

• Gedenkteken

2

• Kaasboerderij / streekproducten

2

Mits onderdeel recreatief concept

• Kasteel

2

Mits openbaar en toegankelijk

• Kinderboerderij

2

• Landschapskunstwerk

1

• Manege

2

Mits openbaar en toegankelijk en paarden in verhuur

• Molen

2

Mits openbaar en toegankelijk en van culturele of historisch belang

• Monument

2

Mits openbaar en toegankelijk en van culturele of historisch belang

• Museum

1

Mits openbaar en toegankelijk

• Natuurreservaat/-terrein

2

• Natuurtuin/bezoekerstuin

2

• Picknickplaats/pleisterplaats

2

• Pottenbakkerij

2

Mits onderdeel recreatief concept

• Pret of themapark

1

• Rondvaart/aanlegplaats

2

Mits toegankelijk voor autoverkeer

• Ruïne

2

Mits openbaar en toegankelijk

• Speeltuin (overdekt en open lucht)

2

Mits openbaar en toegankelijk

• Strand

2

Mits toegankelijk voor autoverkeer

• Surfplas/terrein

2

Mits toegankelijk voor autoverkeer

• Uitzichtpunt

2

• Vogelpark

2

Mits openbaar en toegankelijk

Sportvoorziening

• Boothelling

2

• Bowlingcentrum

2

Mits meer dan 10 banen aanwezig

• Circuit

2

• Golfbaan

2

• Midgetgolfbaan

2

• Outdoorterrein

2

Soort object

Object/Locatie

Categorie 1/2

Voorwaarde/uitzondering

• Sauna/wellness complex

2

Mits > 2500 bovenlokale bezoekers per jaar

• Sporthal

2

• Sportpark

2

• Sportvliegveld/zweefvliegveld

1

• Stadion

1

• Surf-/zeilschool

2

• Toeristisch overstappunt (TOP)

1

• Visplek/steiger

2

Mits openbaar en toegankelijk

• Visvijver

2

Mits openbaar en toegankelijk

• IJsbaan (overdekt en open lucht)

2

• Zwembad (overdekt en open lucht)

2

Verblijfsaccommodatie

• Bed & Breakfast / vakantiewoning

2

Mits > 750 overnachtingen / jaar

• Bungalowpark

1

Mits >20 bungalows in bedrijfsmatige verhuur

• Camping

1

• Conferentieoord

2

Mits geschikt voor groepen > 250 mensen

• Groepsaccommodatie

2

Mits geschikt voor groepen > 20 mensen

• Hotel

1

• Hotel-restaurant

1

• Jachthaven

2

Mits toegankelijk voor autoverkeer

• Jeugdherberg

2

Mits geschikt voor groepen > 20 mensen

• Kampeerboerderij

2

Mits geschikt voor groepen > 20 mensen

• Kuuroord

2

• Minicamping / Kamperen bij de boer

2

Mits > 10 staanplaatsen

• Motel

1

• Pension

2

Mits > 750 overnachtingen / jaar

• Recreatiepark

1

Lokale voorziening

• Begraafplaats

2

• Begraafplaats/crematorium

2

• Bioscoop

2

• Expositieruimte

2

• Informatiepunt/VVV

2

• Theater/Schouwburg

2

*

Categorie 1: Objecten die verwezen mogen worden vanaf alle provinciale wegen

Categorie 2: Objecten die alleen verwezen mogen worden vanaf de gebiedsontsluitingswegen

 

Toelichting

Hoofdstuk I.Vergunningverlening plaatsen borden in het buitengebied van Flevoland en langs provinciale wegen

 

I.1. Algemeen

De Toelichting van Hoofdstuk 8 (Bescherming landschap) van de Omgevingsverordening provincie Flevoland stelt dat beoogd wordt om ongewenste (reclame-)borden in het landelijk gebied van Flevoland te reguleren. Het doel van de regeling is in de eerste plaats de bescherming van het landschapsschoon. Belangrijke kenmerken van het Flevolandse landschap zijn de grootschalige ruimten en het zicht op een uitgestrekt en relatief ongestoord, ‘leeg’ landschap (vergezichten). Deze open ruimten worden afgewisseld met bebossing en wateren wat een typerend contrast oplevert. Reclameborden ontsieren echter in toenemende mate het landschapsschoon en doen afbreuk aan de specifieke landschappelijke kwaliteiten van het gebied.

Verkeersveiligheid is een aspect dat ook speelt, met name op die plekken waar de borden kunnen leiden tot een onoverzichtelijke of complexe verkeerssituatie.

 

I.3.1 Situaties waarin het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk is

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin een omgevingsvergunning op grond van artikel 8.3 van de Omgevingsverordening mogelijk wordt geacht. Het is zinvol om een onderscheid te maken tussen borden met een omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd en borden met een omgevingsvergunning voor bepaalde tijd.

 

Bevoegd gezag omgevingsvergunning en samenloop met andere vergunningsplichtige activiteiten

Daar waar in de beleidsregel gesproken wordt over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bord wordt ook bedoeld het geven van advies en instemming aan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning over dit onderdeel. Het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen is namelijk afhankelijk van de situatie. Kort gezegd is de hoofdregel dat Burgemeester en Wethouders bevoegd gezag zijn voor de omgevingsvergunning als er sprake is van een meervoudige aanvraag (samenloop van aangevraagde activiteiten). Gedeputeerde Staten zijn dan adviseur voor de activiteit waarvoor zij bij een enkelvoudige aanvraag bevoegd gezag zouden zijn. Dat is het geval bij een vergunningaanvraag voor de activiteit plaatsen van een bord. Burgemeester en Wethouders verwerken het advies van GS in de vergunning en verlenen deze uiteindelijk. Gedeputeerde Staten beslissen tenslotte of ze kunnen instemmen met die vergunning.

Dit wordt hieronder toegelicht.

 

  • Gedeputeerde Staten zijn op grond van de artikelen 4.3, eerste lid en 4.6, eerste lid Omgevingsbesluit bevoegd gezag voor de enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer ‘provincie-activiteiten’. Dit geldt ook voor de activiteiten waarvoor in de omgevingsverordening de vergunningplicht wordt geïntroduceerd, zoals voor de activiteit plaatsen van een bord (‘omgevingsverordeningsactiviteit’ als bedoeld in artikel 4.6, lid 1 onderdeel f Omgevingsbesluit).

  • Als er sprake is van een meervoudige aanvraag met ook andere dan provincie-activiteiten geldt de hoofdregel van artikel 5.12, tweede lid, Omgevingswet dat burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om samenloop van de provinciale activiteit plaatsen van een bord met de bouwactiviteit of de omgevingsplanactiviteit handelsreclame. Gedeputeerde Staten hebben in zo’n situatie de beschikking over de bevoegdheid tot advies met instemming (afdeling 4.2 Omgevingsbesluit). Het gaat dan om het uitbrengen van advies aan burgemeester en wethouders over de aanvraag om omgevingsvergunning voor de betreffende ‘omgevingsverordeningsactiviteit’ (artikel 16.11 en 16.15 eerste en derde lid Omgevingswet en artikel 4.25 eerste lid onder f Omgevingsbesluit) en het binnen 4 weken na het verzoek om instemming (artikel 16.18 Omgevingswet) beslissen omtrent instemming met het voorgenomen besluit (artikel 16.16 Omgevingswet en artikel 4.25 derde lid Omgevingsbesluit). Artikel 16.17 Omgevingswet en artikel 4.38 Omgevingsbesluit bepalen dat de gronden voor het verlenen of onthouden van instemming gelijk zijn aan de beoordelingsregels.

  • Een uitzondering op deze hoofdregel doet zich voor als er sprake is van een provinciale magneetactiviteit (artikel 4.6 tweede lid Omgevingsbesluit). Een magneetactiviteit trekt alle andere daarmee in combinatie aangevraagde activiteiten naar het bevoegd gezag voor de magneetactiviteit. Wanneer een vergunning wordt aangevraagd voor een provinciale magneetactiviteit -bijvoorbeeld een grote ontgronding of een complex bedrijf- in combinatie met een andere activiteit beslissen gedeputeerde staten altijd op de aanvraag. De ‘omgevingsverordeningsactiviteit’ zelf is overigens niet aangemerkt als magneetactiviteit.

Omgevingsvergunning voor onbepaalde tijd

Bij definitieve borden gaat het met name om informatieve borden, die bijvoorbeeld informatie verschaffen over (cultuurhistorische) monumenten, natuurterreinen, of andere waardevolle gebieden.

 

Omgevingsvergunning voor bepaalde tijd

Bij tijdelijke borden gaat het bijvoorbeeld om borden waarop ideële reclame staat aangegeven of waarop toekomstige grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden aangekondigd. Ook werken in uitvoering, waarvoor niet van overheidswege opdracht is gegeven, komen in principe voor vergunningverlening in aanmerking, zodat het belang van het landschap expliciet tegen het private commerciële belang afgewogen kan worden.

 

In tegenstelling tot handelsreclames hebben ideële reclames geen commercieel doel. Ideële reclame heeft een maatschappelijk doel. Ideële reclame gaat over maatschappelijke onderwerpen met als doel bewustwording te creëren en een gedragsverandering te bewerkstelligen in de maatschappij. Een voorbeeld van ideële reclame zijn de reclamecampagnes van Veilig Verkeer Nederland en van SIRE.

 

Omgevingsvergunning voor handelsreclame

Ten aanzien van borden die naar vorm, inhoud of strekking hoofdzakelijk handelsreclame bevatten, gaat het bevoegd gezag terughoudend om met het verlenen van een omgevingsvergunning. Alleen in bijzondere gevallen, waarvoor de Omgevingsverordening geen aanvaardbaar alternatief biedt in de vorm van de in artikel 8.4 genoemde uitzonderingen, zal door het bevoegd gezag eventueel een omgevingsvergunning worden verleend.

Een voorbeeld van een bijzondere geval kan de situatie zijn dat het bord ondersteunend is aan provinciaal beleid. Voorbeelden van vergunningsvrije gevallen als bedoeld in artikel 8.4 Omgevingsverordening zijn borden:

  • die betrekking hebben op enig beroep, enig bedrijf of enige dienst, en die borden zijn geplaatst of aangebracht op de bouwkavel waar dat beroep, bedrijf of die dienst wordt uitgeoefend of op of in de directe nabijheid van de inrit daarnaar toe (sub b);

  • die ofwel zijn geplaatst of aangebracht op een terrein waar een grootschalige publieke gebeurtenis, zoals een openbare wedstrijd, manifestatie, tentoonstelling of evenement, plaatsvindt, ofwel zijn geplaatst of aangebracht ter bekendmaking van of de bewegwijzering naar die gebeurtenis (sub e; onder voorwaarden);

  • die dienen ter aanduiding van gewassen, proefvelden, productinformatie of demonstratievelden, ter plaatse waar het product geteeld wordt, mits het bord geen merknaam bevat (sub o, onder voorwaarden);

  • die dienen ter bewegwijzering naar een verkooppunt van agrarische producten, naar een mini camping of naar een andere, aan het agrarisch bedrijf gerelateerde nevenactiviteit (sub p, onder voorwaarden).

Het bevoegd gezag zal het persoonlijke belang van het voeren van handelsreclame nadrukkelijk afwegen tegen het algemene belang van de bescherming van het landschapsschoon gelet op de landschappelijke kernkwaliteiten van de betreffende locatie.

 

Uitzondering voor handelsreclame op provinciale rotondes

De provincie heeft in het verleden de middeneilanden van provinciale rotondes laten onderhouden door een marktpartij. Indien in de toekomst blijkt dat de provincie het beheer en onderhoud van de middeneilanden van provinciale rotondes opnieuw wenst te laten uitvoeren door een marktpartij zal deze marktpartij het onderhoud van de rotondes (laten) uitvoeren en krijgt de marktpartij daarvoor als tegenpartij de mogelijkheid de rotondes van reclameborden (van derden) te voorzien. Alleen in dat geval kan een omgevingsvergunning worden verleend voor borden met handelsreclame op de middeneilanden van provinciale rotondes. Als eis geldt dat de borden informatie bevatten waaruit blijkt dat het groenonderhoud van de middeneilanden wordt gesponsord.

 

I.3.2 Plaatsingsmogelijkheden

Een omgevingsvergunning kan, conform artikel 8.7 van de Omgevingsverordening, alleen worden verleend indien de plaatsing of het aanbrengen van het bord niet in strijd is met het belang van de bescherming van het landschap en niet in strijd is met het belang van de verkeersveiligheid.

 

Verkeersveiligheid

Verkeersonveilige situaties ontstaan onder andere doordat te veel borden bij elkaar staan of het bord op een voor het verkeer gevaarlijke plaats staat. Bij de overweging dat de locatie van het bord in verhouding moet staan tot de aard en schaal van het object of gebied waarop dit bord van toepassing is, speelt geografisch bereik van object of gebied een rol. De locatie mag geen gevaar opleveren voor het verkeer. Een bord mag het uitzicht niet belemmeren en een bord mag niet leiden tot een onoverzichtelijke verkeerssituatie. Ook plaatsing van een bord of op nabij drukke of ingewikkelde weggedeelten (zoals een turborotonde of een kruising) is niet gewenst. Daarnaast worden ten aanzien van de minimale afstand van het bord tot de weg de CROW-aanbevelingen gehanteerd.

 

Landschap

Het provinciale beleid over landschap is opgenomen in het Programma Landschap van de Toekomst. Dit programma beschrijft o.a. de Handvatten voor Ruimtelijke Kwaliteit (HARK). HARK is een handzame matrix. De matrix koppelt de definitie van ruimtelijke kwaliteit voor Flevoland aan de verschillende waarden en belangen (economische, ecologische en sociaal-culturele belangen). Hiermee is ruimtelijke kwaliteit onderdeel van de integrale afweging van initiatieven

 

De Handvatten voor Ruimtelijke kwaliteit (HARK) omvat:

  • Herkomstwaarde:

    Hierin komen de kenmerken van het landschap, identiteit en de unieke kernkwaliteiten samen. Het is de basis van wat Flevoland tot Flevoland maakt.

  • Gebruikswaarde:

    Hierin komen doelmatigheid en functionele samenhang van het Flevolandse landschap bij elkaar.

  • Belevingswaarde:

    De eigenschappen en schoonheid van het landschap horen bij de belevingswaarde. Als het landschap mooier wordt, wordt de belevingswaarde over het algemeen hoger. Dat is ook zo, als er meer verschillende dier- en plansoorten leven.

  • Toekomstwaarde:

    Hoe duurzaam en beheersbaar het landschap en de landschapselementen zijn, bepaalt de toekomstwaarde. En daarnaast door hoe het landschap zich aan nieuwe omstandigheden kan aanpassen.

In ‘Programma Landschap van de Toekomst’ staat HARK nader toegelicht.

 

Bij de overweging of het bord qua omvang, aard en karakter passend is, is het van belang dat het bord geen aanzienlijke afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit op de desbetreffende locatie. De precieze plek van een initiatief in het landschap bepaalt de ruimtelijke kwaliteit. Het ‘Handboek kernkwaliteiten Flevoland’ behorend bij het Programma Landschap van de Toekomst geeft inzicht in de aanwezige kernkwaliteiten per locatie.

Daarnaast kan de aanwezigheid van eventuele andere borden worden meegenomen in de afweging.

 

I.3.3 Voorschriften en beperkingen

Gedeputeerde Staten kunnen voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning vanuit het oogpunt van landschapsschoon en verkeersveiligheid. Afhankelijk van het object of gebied waarvoor het bord wordt geplaatst, van het bord zelf en van de gewenste locatie(s) kunnen aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden.

 

Leesbaarheid

Ten aanzien van de leesbaarheid worden de ANWB-aanbevelingen met betrekking tot letterhoogte gehanteerd. De maximum oppervlakte van het bord mag niet groter, maar ook niet kleiner zijn dan noodzakelijk is voor de leesbaarheid. Bij de hoogte van het bord worden, naast het bord, ook meegerekend de achtergrond van het bord en de stellage.

 

Kleurstelling

De kleurstelling van het bord en de constructie moeten passend zijn in de omgeving.

 

Tijdelijkheid

Analoog aan hetgeen bepaald is in de Omgevingsverordening (artikel 8.3 sub h) mag het bord in geval van een tijdelijke omgevingsvergunning ten behoeve van een commercieel privaat werk in uitvoering niet langer aanwezig zijn dan de uitvoering van het werk duurt. Ten aanzien van de tijdsduur van plaatsing van een bord ten behoeve van de aankondiging of bekendmaking van toekomstige grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat het bord pas geplaatst kan worden als de ontwikkelingen in bijvoorbeeld een bestemmingsplan of structuurplan zijn vastgelegd.

 

Constructie

Aangaande de wijze van bevestiging wordt aangehouden dat de constructie deugdelijk moet zijn uitgevoerd en bevestigd. Ten aanzien van ‘botsvriendelijkheid’ worden de CROW-aanbevelingen gehanteerd. Vanuit landschappelijk oogpunt zijn borden op auto’s, vrachtwagens, aanhangers en karretjes onwenselijk.

 

Borden op provinciale rotondes

Voor borden met handelsreclame op de middeneilanden van de rotondes zijn in paragraaf I.3.3 van de beleidsregel een aantal specifieke voorschriften en beperkingen opgenomen.

 

Hoofdstuk II.Toeristische en objectbewegwijzering Flevoland

 

II.1 Inleiding

In 2016 heeft Provinciale Staten van provincie Flevoland zowel de Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 als het Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland vastgesteld. Beide beleidsnota zijn sinds maart 2019 onderdeel van het Omgevingsprogramma Flevoland.

 

Mobiliteitsvisie Flevoland 2030

In de Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 wordt aandacht gegeven aan het uitgangspunt; ‘Voor het goed kunnen functioneren van de samenleving is een goede bereikbaarheid een belangrijke voorwaarde’. Het gaat erom dat Flevoland een aantrekkelijke vestigingsplaats is om te wonen, werken en te recreëren. De centrale ligging in Nederland en de uitbreidingen van het infranetwerk (A6, N307, N50 en Hanzelijn) bieden in die zin kansen voor Flevoland. Tegelijk maakt dit de provincie aantrekkelijk om doorheen te rijden. De opgave die daaruit vloeit, is om Flevoland meer tot een bestemmingsprovincie te maken, wat een economische versterking kan betekenen.

 

Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland

Het beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland is gericht op het aantrekken van meer bezoekers en hen langer in de provincie vast te houden. De provincie Flevoland wil dit bereiken door in te zetten op een betere profilering van Flevoland. Uniforme toeristische en recreatieve objectbewijzering levert daar een belangrijke bijdrage aan.

In het licht van de Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 en het Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland bestaat behoefte om het huidige beleid, de toepassing en de uitvoering ervan te evalueren en eventueel te herijken. Daarnaast heeft de CROW in januari 2014 een nieuwe Richtlijn Bewegwijzering 2014 uitgebracht waarin alle relevante en actuele informatie over bewegwijzering samenkomt. Daarin is ook de in mei 2008 verschenen CROW-publicatie 262 ‘Richtlijn toeristische bewegwijzering’ opgenomen als aanvulling op publicatie 222. De aanvulling gaat in op het bewegwijzeren van toeristische doelen in wit op bruin. De drie genoemde documenten zijn de aanleiding geweest voor de Beleidsregel toeristische en recreatieve objectbewegwijzering in Flevoland.

 

Zoals al aangegeven in de inleiding biedt de beleidsregel een kader voor de toeristische, recreatieve objectbewegwijzering in Flevoland. Het gaat in deze beleidsregel alleen over bewegwijzering langs de provinciale wegen naar toeristische en overige objecten. Provinciale wegen zijn wegen die door de provincie worden beheerd. Het gaat om regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen die voornamelijk buiten de bebouwde kom zijn gelegen. Uniforme uitvoering van de bewegwijzering bevordert de herkenbaarheid van de wegcategorie. Hoe belangrijker de weg voor het doorgaand verkeer hoe sneller gereden mag worden hoe hoogwaardiger de bewegwijzering moet zijn. Dit komt tot uiting in het aantal en type wegwijzers.

 

II.2 Grondslag

De grondslag van deze beleidsregel is terug te vinden in de Omgevingsverordening provincie Flevoland. In artikel 9.23 eerste lid van deze Omgevingsverordening is een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning borden te plaatsen langs provinciale wegen. Het plaatsen van borden voor toeristische en recreatieve objectbewegwijzering conform deze beleidsregel is in het tweede lid uitgezonderd van genoemd verbod.

 

II.3Doel van de beleidsregel

Het doel van deze beleidsregel is het scheppen van een kader om de huidige en veelal verouderde “ANWB”-strokenborden, die verwijzen naar toeristische-recreatieve en overige objecten langs de provinciale wegen, te vervangen door strokenborden overeenkomstig de nieuwe richtlijn van het CROW over bewegwijzering. Doel is de uniformiteit en de continuïteit van verwijzingen binnen de provinciale bewegwijzering volgens nieuwe richtlijnen te waarborgen en daarmee wildgroei te voorkomen. Een goede bewegwijzering kan ook een stimulans zijn voor de economie en informeert over de recreatieve mogelijkheden die de provincie Flevoland te bieden heeft.

 

Het doel van deze beleidsregel is om de uniformiteit en de continuïteit van verwijzingen binnen de provinciale bewegwijzering volgens nieuwe richtlijnen te waarborgen en daarmee wildgroei te voorkomen.

 

II.4 Doel van bewegwijzering

Bewegwijzering werkt alleen als deze gemakkelijk herkenbaar is en als de aangeboden informatie overzichtelijk is. Er is een toenemende behoefte om te verwijzen naar toeristisch-recreatieve bestemmingen. Door vele soorten verwijzingen bij elkaar te voegen neemt de herkenbaarheid van de informatie echter af. Daarom geldt als richtlijn dat toeristisch-recreatieve objecten worden aangeduid volgens een eigen maar wel gestandaardiseerde bewegwijzeringssystematiek volgens Richtlijn Bewegwijzering 2014.

 

Een goede toeristische recreatieve bewegwijzering informeert weggebruikers adequaat over toeristisch-recreatieve accommodaties en gebieden. Daarnaast reguleert het de verkeersstromen en voorkomt het zoekgedrag van weggebruikers. Bewegwijzering duidt bestemmingen op een uniforme en herkenbare wijze aan en sluit daarbij aan bij internationaal geaccepteerde en toegepaste systemen. Tot slot voorkomt goede toeristische recreatieve bewegwijzering een wildgroei aan verwijzingen.

Van oudsher heeft bewegwijzering de verkeersdeelnemer geleid naar zijn doel. Door de opkomst van de navigatiesystemen is deze functie minder belangrijk geworden. Daarentegen is de tweede functie van bewegwijzering, het oriënteren, belangrijker geworden. In het onderbewuste geeft dit de weggebruiker een rustgevend gevoel wat de veiligheid op de weg ten goede komt.

 

Navigatiesystemen hebben hoofdzakelijk een geleidende functie, geen oriënterende. Zelfs als elke auto voorzien zal zijn van een navigatiesysteem, zal deze bij lange niet altijd gebruikt worden. Daarnaast zal bij het uitvallen van de navigatiesystemen de weggebruiker geïnformeerd moeten blijven. Bewegwijzering blijft vanuit deze optiek gezien wenselijk en ook nodig voor weggebruikers met routenavigatie.

 

II.5 Toetsingscriteria

Er zijn een aantal criteria opgenomen waaraan een aanvraag voor een verwijzing wordt getoetst.

 

De voorziening moet grotendeels gericht zijn op toerisme en/of recreatie én er moet in ieder geval sprake zijn van een algemeen maatschappelijk object

Toeristische en recreatieve objecten zijn objecten die door de aard, omvang en wijze van beheer zijn ingesteld op het bezoek van recreanten en/of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie hebben. Voor de toeristisch-recreatieve objectbewegwijzering is primair de functie van de objecten van belang. Daarnaast wordt gekeken naar de toegankelijkheid en het algemeen nut van het doel, gebied of object.

 

De voorziening is niet bereikbaar door het volgen van de reguliere bewegwijzering

Als belangrijkste uitgangspunt voor verwijzing naar toeristisch-recreatieve objecten geldt dat er geen aparte verwijzing wordt geplaatst zolang op basis van de algemene geografische bewegwijzering gereden kan worden naar een geografische bestemming waar het object is gelegen of waarmee het object geassocieerd kan worden. Pas op het punt waar de route naar het object hiervan gaat afwijken start de toeristisch-recreatieve verwijzing. Uitzondering op dit uitgangspunt kan zijn als de verkeersveiligheid in het geding is of als het verkeer bewust volgens een bepaalde route geleid moet worden om bijvoorbeeld woonwijken te ontzien. Daarnaast wordt gekeken naar de meest logische aanrijroute. Het object wordt alleen vanaf deze aantoonbare logische aanrijroutes verwezen. De afstand tussen de ingang van het object en het verwijspunt op de provinciale weg is hierbij niet van belang.

 

Vanaf wegen buiten de kom wordt niet verwezen naar objecten die binnen de bebouwde kom zijn gelegen om onoverzichtelijke situaties te voorkomen (vanwege de concentratie van bestemmingen binnen de kom zou daarvoor een groot aantal verwijzingen nodig kunnen zijn).

 

In alle gevallen geldt dat de continuïteitsregel in acht genomen moet worden; een eenmaal verwezen object moet verwezen blijven worden totdat het object bereikt is of totdat de verwijzing niet meer noodzakelijk is. Als een object vanaf de Rijksweg verwezen wordt, dan moet het op de onderliggende wegen (provincie, gemeente) ook verwezen worden.

 

Deze regel kan ook toegepast worden in het geval van doorverwijzingen. Het is soms nodig om een extra doorverwijzing te plaatsen als de afstand tussen twee verwijzingen te groot wordt en bij de gebruiker twijfel kan ontstaan over het al dan niet gepasseerd zijn van het doel of object. Hierbij speelt een rol dat als de weggebruiker een afslag mist hij vaak een grote afstand moet afleggen voordat hij weer op de goede weg zit. Een doorverwijzing mag alleen geplaatst worden als er tussentijds afgeslagen kan worden en om de continuïteitsregel in stand te houden.

 

Er moet sprake zijn van een bovenlokaal belang

Toeristisch-recreatieve objecten en/of voorzieningen komen voor bewegwijzering in aanmerking indien zij (relatief) veel en onbekend verkeer aantrekken, meer dan alleen lokaal (= binnen de gemeentegrenzen). Bij de aanvraag moet het bovenlokale belang worden aangetoond.

 

Bovenlokale functie kan onder andere blijken uit:

  • de gegevens van de postcodes van de huidige bezoekers;

  • beschrijving van de bedrijfsactiviteiten uit het register van de Kamer van Koophandel;

  • het regelmatig adverteren in kranten of folders ook in andere dan alleen in de vestigingsgemeente;

  • de afhankelijkheid van passanten op de provinciale weg.

Of de objecten al dan niet commercieel worden geëxploiteerd is uit het oogpunt van de bewegwijzering niet van belang.

 

Het doel, gebied of object moet minimaal vier maanden per jaar en twee dagen in de week geopend zijn.

Het object moet een bepaalde mate van opening kennen. Vaak worden toeristisch recreatieve objecten maar een bepaald gedeelte van het jaar druk bezocht door vreemd verkeer, het zogenoemde toeristische seizoen. Bij de aanvraag moet blijken dat sprake is van een opening voor een aaneengesloten periode van minimaal vier maanden

Het object dient in die vier maanden minimaal twee dagen per week geopend te zijn om haar bezoekfunctie uit te oefenen en in aanmerking te komen voor permanente bewegwijzering.

De toeristische bewegwijzering is niet bedoeld voor tijdelijke bewegwijzering zoals bewegwijzering naar o.a. evenementen. Hiervoor dient een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.24 van de Omgevingsverordening provincie Flevoland te worden aangevraagd bij de provincie Flevoland.

 

Het doel, gebied of object dient een eigen ingang en parkeerfaciliteit te hebben

Objecten dienen een duidelijk waarneembaar begrensd gebied/locatie te hebben met een beperkt aantal ingangen of toegangen en een duidelijke parkeerfaciliteit. Er moet voorkomen worden dat zoekverkeer gecreëerd wordt door bezoekers naar een natuurgebied te gaan verwijzen zonder een specifiek einddoel. Als een object geen eigen parkeergelegenheid of in de directe nabijheid gelegen parkeergelegenheid heeft moet de vraag gesteld worden of het object wel is ingesteld op bezoek. Bovendien als de auto’s langs de weg geparkeerd moeten worden kan de verkeersveiligheid (in het bijzonder in relatie tot fietsers) in het geding komen.

 

Het object valt in ieder geval onder een van de volgende categorieën; verblijfsaccommodatie buiten de bebouwde kom, cultuur, dagrecreatie, horeca buiten de bebouwde kom of sportaccommodatie

Van de genoemde objecten wordt vanuit gegaan dat zij qua functie ingesteld zijn op het bezoek van recreanten en/of toeristen of een vergelijkbare publieksfunctie hebben.

 

In het kader van Duurzaam Veilig zijn de wegen in Nederland ingedeeld in drie wegcategorieën:

  • Stroomweg; Een stroomweg is een type weg die bestemd is om veel verkeer te verwerken en het verkeer door te laten stromen met zo min mogelijk oponthoud. In deze categorie vallen de autosnelwegen (met een maximumsnelheid van 130 km/h) en regionale stroomwegen (met een maximumsnelheid van 100 km/h). Stroomwegen hebben geen erfaansluitingen, gebiedsontsluitingswegen wel.

  • Gebiedsontsluitingsweg: Een gebiedsontsluitingsweg is een weg die ontworpen of aangewezen is om een gebied aan te sluiten op wegen van hogere orde. De gebiedsontsluitingsweg vormt de verbindende schakel tussen stroomwegen en erftoegangswegen. Binnen de bebouwde kom mag 50 km/h of 70 km/h worden gereden, erbuiten 80 km/h.

  • Erftoegangsweg: Een erftoegangsweg is een weg die bedoeld is om verkeer uit te wisselen, zowel op wegvakken als op kruispunten. Binnen de bebouwde kom mag er 30 of 50 km/h worden gereden, erbuiten 60 km/h.

Uniforme uitvoering van de bewegwijzering bevordert de herkenbaarheid van de wegcategorie. Hoe belangrijker de weg voor het doorgaand verkeer hoe sneller gereden mag worden en hoe hoogwaardiger de bewegwijzering moet zijn. Dit komt tot uiting in het aantal en type wegwijzers. Voor de provinciale wegen is onderscheid gemaakt in twee categorieën. Categorie 1 zijn objecten die verwezen mogen worden vanaf alle provinciale wegen. Categorie 2 zijn objecten die alleen verwezen mogen worden vanaf de gebiedsontsluitingswegen. Het onderscheid is verder uitgewerkt in bijlage 2.

Naast de bewegwijzering voor toeristisch recreatieve voorzieningen wordt het bewegwijzeringssysteem in Flevoland ook gebruikt voor andere verwijzingen. Gedacht kan worden aan straten, bedrijven en algemene objecten en voorzieningen. Onder overige voorzieningen en objecten moet bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, gedacht worden aan parkeerplaatsen en tankstations die direct aan de weg gelegen zijn. In dit geval geldt dat deze borden kunnen worden verwezen met de standaard verkeersborden, serie BW101. Maar gedacht moet ook worden aan de “Welkom in Flevoland” borden of de gemeentegrensborden. Deze borden worden conform figuur 8.11 van de Richtlijn Bewegwijzering 2014 uitgevoerd en op de provinciegrens geplaatst.

Individuele bedrijven worden alleen verwezen als zij buiten de bebouwde kom zijn gelegen en van internationaal karakter zijn en veel onbekend internationaal verkeer aantrekken. Om zoekgedrag te voorkomen en een vlotte verkeersafwikkeling te waarborgen en daarmee de verkeersveiligheid te dienen, kan door de provincie toestemming gegeven worden een dergelijk bedrijf te verwijzen op de provinciale bewegwijzering.

 

Een aantal provinciale wegen lopen door de bebouwde kom van de steden/dorpen. Voor de verwijzing van objecten in de bebouwde kom vanaf de provinciale weg gelden de criteria, die door de desbetreffende gemeente zijn opgesteld voor verwijzing van toeristisch-recreatieve en lokale objecten. Op deze wijze wordt de uniformiteit en herkenbaarheid binnen de bebouwde kom gewaarborgd. Als de betreffende gemeente geen beleid c.q. criteria heeft, dan gelden de criteria zoals vastgelegd in deze beleidsregel.

 

II.6Procedure afhandeling verzoek

Indien een aanvraag voldoet aan de gestelde toetsingscriteria, wordt de aanvraag verder in behandeling genomen door de uitvoerder.

 

Bij het opstellen van een bewegwijzeringsplan moeten met de volgende twee punten rekening gehouden worden;

  • De ideale route is niet altijd de kortste of snelste route. Bij de bewegwijzering van een object of voorziening dient rekening gehouden te worden met de verkeersveiligheid en woon- en leefsituatie.

  • Het aantal wegwijzers per locatie en/of richting dient zo veel mogelijk te worden geminimaliseerd. De bewegwijzering dient functioneel te zijn en dat houdt in dat bij een te groot aantal verwijzingen het aanbod aan informatie voor de weggebruiker niet meer op te nemen is en de bewegwijzering zijn waarde verliest en ook de verkeersveiligheid onder druk komt te staan.

Ook aan de bewegwijzering zelf worden eisen gesteld. Volgens de CROW Richtlijn Bewegwijzering 2014 moet bewegwijzering voldoen aan vier hoofdeisen;

  • 1.

    Uniformiteit: uniformiteit wordt bewerkstelligd door herkenbaarheid van wegwijzers. De borden dienen uniform te zijn qua vormgeving, afmetingen en kleurstelling. Dit verhoogt de herkenbaarheid en zorgt voor een rustiger straatbeeld.

  • 2.

    Continuïteit; continuïteit houdt in dat een eenmaal in de bewegwijzering opgenomen bestemming continu moet worden aangegeven op de route tot het doel is bereikt of totdat de aanduiding niet meer noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    Leesbaarheid; leesbaarheid wordt bepaald door de letterhoogte en het contrast tussen de opschriften en de ondergrond en dat de borden ook bij duisternis opvallen.

  • 4.

    Begrijpelijkheid; begrijpelijkheid wordt bewerkstelligd door de officiële namen te gebruiken en bij lokale of toeristische objecten symbolen of pictogrammen toe te voegen. Hierbij is de voorkeur voor korte, krachtige en dus snel leesbare benamingen.

Aangezien verwijzingen naar objecten nogal eens aan wijzigingen onderhevig zijn, is gekozen voor een wegwijzer met uitwisselbare elementen, de zogenaamde strokenborden. Hierbij wordt elk object of voorziening met het bijbehorende symbool en richtingspijl vermeld op een afzonderlijke strook. De uiteindelijke wegwijzer wordt samengesteld door een reeks strokenborden te stapelen.

 

Daarbij worden de strokenborden gegroepeerd naar categorie en richting:

  • Eerst de straatnaamverwijzing indien te plaatsen.

  • Vervolgens de lokale objecten.

  • Daaronder de toeristisch-recreatieve objecten.

  • Wat de richting betreft wordt per groep eerst de doorgaande richting vermeld, vervolgens de links afslaande en als laatste de rechts afslaande.

Gelet op de perceptieve beperkingen van de weggebruiker moet uit het oogpunt van de verkeersveiligheid het aantal strokenborden per dwarsdoorsnede van de weg tot maximaal acht strokenborden worden gelimiteerd. Meer informatie kan de weggebruiker door zijn perceptieve beperkingen tijdens het rijden niet tot zich nemen. Als het noodzakelijk is om naar meer dan acht doelen/objecten te verwijzen, dan moet in eerste instantie gekeken worden of een aantal doelen/objecten gegroepeerd en onder één gezamenlijke noemer vermeld kunnen worden. Deze verzamelnaam voor het (recreatie)gebied moet een streek- of locatie-gebonden naam zijn.

 

Is het niet mogelijk om de doelen/objecten te groeperen, dan dienen de borden per richting te worden opgesplitst en op een onderlinge afstand van 25 meter van elkaar geplaatst te worden.

 

Voorbeelden uitvoering strokenborden

 

Voor de kleurstelling geldt het volgende;

  • Lokale objecten worden uitgevoerd in blauwe strokenborden met een wit vlak met zwarte tekst eventueel voorzien van een pictogram.

  • De toeristisch-recreatieve objecten en voorzieningen worden vermeld op strokenborden met witte opschriften op een bruin veld. Aan de naam van een object kan een pictogram worden toegevoegd ter verduidelijking van de activiteit. Het pictogram wordt geplaatst voor de naam van het object. De afstand tot de objecten / voorzieningen wordt niet op de strokenborden vermeld.

  • Individuele bedrijven, die verwezen mogen worden op de borden langs de provinciale wegen, worden uitgevoerd met witte strokenborden met zwarte tekst.

Ten aanzien van pictogrammen en symbolen geldt het volgende. Per strokenbord wordt bij voorkeur één symbool toegevoegd. Vermelding van twee symbolen per strook is acceptabel en tevens het maximale aantal per strook. De twee symbolen moeten achter elkaar geplaatst worden. Wanneer geen symbool beschikbaar is, wordt de uitvoerder verzocht om een symbool te maken of wordt volstaan met de naam van het object.

 

Hoofdstuk III.Slotbepalingen

 

III.1. Intrekking

Met dit onderdeel worden de Beleidsregel bescherming landschap 2008 en de Beleidsregel toeristische bewegwijzering Flevoland ingetrokken.

 

III.2. Ingangsdatum

Dit onderdeel regelt dat de regeling gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt.

 

III.3. Inwerkingtreding

In dit onderdeel is de citeertitel van de regeling opgenomen.