Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Drenthe

Handhavingsbeleid hard- en softdrugs Gemeente Midden-Drenthe 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Drenthe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsbeleid hard- en softdrugs Gemeente Midden-Drenthe 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpHandhavingsbeleid hard- en softdrugs Gemeente Midden-Drenthe 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-09-2022Handhavingsbeleid hard- en softdrugs Gemeente Midden-Drenthe 2022

17-05-2022

gmb-2022-405739

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsbeleid hard- en softdrugs Gemeente Midden-Drenthe 2022

 

Zaaknummer: 2585697

Vastgesteld op: 17 mei 2022

Vastgesteld door: Burgemeester

 

lnhoud

 

Begripsbepalingen 3

lnleiding 4

Noodzaak van het vaststellen van handhavingsbeleid soft- en harddrugs 5

Juridische ontwikkelingen 5

Maatschappelijke ontwikkelingen 5

Toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld 5

RIEC 6

lnhoud handhavingsbeleid hard- en softdrugs 7

Toepassing artikel 13b Opiumwet 7

WKPB-register 7

Doelen van de maatregel 7

Beoordelingskader 8

Woningen en/of daarbij behorende erven 8

Waarschuwing 8

Ernstige gevallen bij woningen en/of bijbehorende erven 9

Sociale huurwoningen 9

Particuliere huurwoningen 9

Lokalen en/of daarbij behorende erven 10

Waarschuwing 10

Ernstige gevallen bij lokalen en/of bijbehorende erven 10

Samenloop 11

lntrekken vergunningen 11

Woningwet 11

Verzwarende omstandigheden 11

Afwijkingsmogelijkheid 12

Voornemen en zienswijze 12

Begunstigingstermijn 12

Toezichthouders 13

lnwerkingtreding 13

Bijlage 1: Bepalen hoogte last onder dwangsom 14

Richtlijn 14

Verlagende en verhogende factoren 14

Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiele voordeel dat een overtreder kan verwachten 14

 

 

Begripsbepalingen

Bevoegdheid burgemeester: bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet;

Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid hard- of softdrugs in een pand en/of daarbij behorende erven;

Handelshoeveelheid: een hoeveelheid drugs die de “geringe hoeveelheid voor eigen gebruik” (zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie) overtreft;

Harddrugs: alle middelen vermeld op lijst I bijbehorend bij de Opiumwet;

Hennep: elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep) waaraan de hars niet is onttrokken met uitzondering van de zaden. Een hennepstek wordt aangemerkt als een individuele hennepplant;

Lokaal: een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, of een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, schuur, magazijn of bedrijfsruimte;

Recreatiewoning: een recreatiewoning kan, als deze uitsluitend recreatief wordt gebruikt, als lokaal kwalificeren, maar onder omstandigheden – bijvoorbeeld als daarin permanent gewoond wordt – ook als woning. Caravans, (woon)boten en woonwagens worden ook op deze manier beschouwd;

Softdrugs: alle middelen vermeld op lijst II bijbehorend bij de Opiumwet;

Strafbare voorbereidingshandelingen: het in een pand voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet;

Voorwaardelijke sluiting: sluiting, die pas wordt uitgevoerd als de betrokkene zich niet aan bepaalde voorwaarden houdt. Als voorwaarde geldt altijd dat de betrokkene zich niet binnen de proeftijd opnieuw aan een aan de Opiumwet gerelateerd strafbaar feit schuldig mag maken. De proeftijd bedraagt twee jaar tenzij naar het oordeel van de burgemeester een kortere termijn redelijk is;

Woning: een voor bewoning bestemd gebouw. Onder dit begrip vallen ook woonwagens, woonschepen en woonketen. Er wordt minder gekeken naar de uiterlijke kenmerken van het bouwwerk, maar meer naar het gebruik van het gebouw om te kijken of er sprake is van een woning in de zin van de Opiumwet. Niet de planologische bestemming is doorslaggeven – deze kan wel ondersteunend zijn, net als een BAG-registratie – maar het feitelijke gebruik van de ruimte en de bedoeling van de gebruiker met die ruimte.

 

 

 

 

Inleiding

Het is belangrijk dat de overheid zichtbaar optreedt tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor vormen van ondermijnende criminaliteit zoals drugshandel. Naast strafrechtelijke sancties dienen ook bestuursrechtelijke maatregelen te worden ingezet zodat de drugshandel wordt beëindigd dan wel voorkomen. Artikel 13b Opiumwet is een belangrijk juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen illegale drugshandel. Tussen 2014 en 2022 is er in onze gemeente ongeveer 20 keer bestuursrechtelijk gehandhaafd op grond van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) door woningen tijdelijk, voor de duur van drie maanden, te sluiten. De politie heeft hierbij haar rol en taak vanuit de strafrechtelijke invalshoek van opsporing en vervolging vervuld en de burgemeester vervolgens geïnformeerd.

De burgemeester heeft een sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles). In beginsel volgt er bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet eerst een schriftelijke waarschuwing. Echter, bij ernstige gevallen en/of verzwarende omstandigheden kan de burgemeester meteen overgaan tot sluiting van de woning of het lokaal. Het handelingskader bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet wordt bij het beoordelingskader nader gespecificeerd.

In artikel 2:41 Algemene Plaatselijke Verordening is een verbod opgenomen op het binnentreden van een gesloten pand. Zonder een dergelijke verbodsbepaling kan namelijk niet worden opgetreden tegen personen die het verbod negeren.

Bij het sluiten van woningen moet altijd rekening worden gehouden met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit artikel 8 EVRM volgt dat de toepassing van de bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet niet er toe mag leiden dat het recht op respect voor het privé leven, het familie- en gezinsleven en de woning onevenredig wordt aangetast.

 

 

Noodzaak van het vaststellen van handhavingsbeleid soft- en harddrugs

Juridische ontwikkelingen

In 2014 heeft de gemeente Midden-Drenthe handhavingsbeleid voor soft- en harddrugs vastgesteld. Door nieuwe ontwikkelingen in de wet- en regelgeving is dit beleid niet meer actueel. Op 11 december 2018 heeft de Eerste Kamer besloten tot verruiming van de sluitingsbevoegdheid genoemd in artikel 13b van de Opiumwet. Op 1 januari 2019 is de verruiming in werking getreden. De nieuwe formulering van artikel 13 b Opiumwet luidt als volgt:

De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Kort gezegd betekent dit dat een woning of lokaal voortaan kan worden gesloten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen waarvan het ernstige vermoeden bestaat dat zij bestemd zijn voor het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van drugs. Tevens is bij de wijziging meegenomen dat middelen die, vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij ministeriële regeling, ook onder de sluitingsbevoegdheid vallen. De oude sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet gold niet voor stoffen en voorwerpen die worden gebruikt voor productie en distributie, maar geen drugs zijn in de zin van de Opiumwet. Voorheen kon een pand waarin illegale stroomaansluitingen, plantenbakken, afzuiginstallatie etc. werden aangetroffen, niet worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet. De verruiming van artikel 13b van de Opiumwet is een belangrijke stap in de aanpak van drugscriminaliteit.

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

Toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld

De productie van softdrugs (hennepteelt) is grootschalig geworden en heeft een sterke professionalisering doorgemaakt. Net als de harddrugsproductie vindt ook de hennepteelt tegenwoordig vaak in georganiseerd verband plaats. De geproduceerde hoeveelheden zijn zo omvangrijk dat vanuit Nederland steeds meer softdrugs worden geëxporteerd. Hennepteelt levert brandgevaar op door illegaal aftappen van elektriciteit, tevens wordt stank- en wateroverlast veroorzaakt. Daarnaast is er een toename te zien in het drugsgebruik onder jongeren, met name de jeugd onder de 18. Een en ander vormt reden om de georganiseerde drugscriminaliteit krachtig samen met partners in een ketenaanpak te bestrijden. Speciaal met het oog op de aanpak van hennepteelt in woningen en bedrijfspanden in de gemeenten Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Westerveld en De Wolden is het Hennepconvenant Zuidwest Drenthe afgesloten.

 

RIEC

Op basis van het door het ministerie van BZK opgestelde programma 'Bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad' zijn regionale informatie en expertisecentra tot stand gekomen. De RIEC's hebben een structuur met landelijke dekking. De noordelijke regio (Groningen, Friesland en Drenthe) werkt samen in het RIEC Noord. Het RIEC Noord ondersteunt de gemeenten bij het inzetten van het bestuurlijk instrumentarium om de georganiseerde misdaad te bestrijden en faciliteert het samenwerkingsverband van de gemeenten, de politieregio's, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst - Economische Controledienst (FIOD-ECD), de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en het Regionaal Coordinatiepunt Fraudebestrijding (RCF). Doelen zijn het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het bevorderen van zinvolle afwegingen voor een bestuurlijke, strafrechtelijke of fiscale aanpak (of een combinatie van interventies).

 

 

Inhoud handhavingsbeleid hard- en softdrugs

Als uitgangspunt geldt dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet niet tot sluiting van de woning wordt overgegaan. Er wordt in eerste instantie een waarschuwing gegeven. Op het moment dat er sprake is van een ‘ernstig geval’ en/of ‘verzwarende omstandigheden’ wordt er opgetreden door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een (tijdelijke) sluiting. In het beoordelingskader zal nader worden toegelicht wanneer sprake is van een ernstig geval.

 

Toepassing artikel 13b Opiumwet

De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen, indien sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Dit houdt in dat een woning of lokaal kan worden gesloten als er verdovende middelen worden aangetroffen, maar ook in gevallen waarin geen daadwerkelijke verdovende middelen, maar wel stoffen, materialen, voorwerpen en dergelijke worden aangetroffen die bedoeld zijn voor de productie en/of handel van verdovende middelen kan de burgemeester overgaan tot sluiting. Hierbij valt de denken aan versnijdingsmiddelen, afzuiginstallaties of chemicaliën (bijvoorbeeld voor een hennepkwekerij of drugslaboratorium). Daarnaast kunnen door de wijziging in de Opiumwet middelen die, vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij ministeriële regeling ook onder de sluitingsbevoegdheid vallen.

Er is sprake van een handelsvoorraad bij de aanwezigheid van meer dan 5 hennepplanten of meer dan 5 gram hennep, dan wel bij de aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs. Bij mindere hoeveelheden mag ervan worden uitgegaan dat deze bestemd zijn voor eigen gebruik.1 Indien meer dan 5 gram hennep wordt aangetroffen en deze bestemd is voor eigen gebruik als medicatie, dan is dat alleen toegestaan als het is voorgeschreven door een arts en is afgeleverd door een apotheek. Eigen teelt voor medicinaal gebruik is niet toegestaan.2

WKPB-register

De tijdelijke sluitingen van woningen en lokalen worden geregistreerd in het WKPB-register zoals dat is voorgeschreven in de op 1 juli 2007 inwerking getreden Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB). Vanaf 1 januari 2021 kunnen inwoners, ondernemers en overige partijen alle informatie over beperkingen en bijbehorende brondocumenten bij één partij vinden: het Kadaster.

 

Doelen van de maatregel

Sluiting van een pand is gericht op het herstel van de openbare orde en het weren van drugshandel vanuit het pand. Doelen zijn:

overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en te voorkomen;

de bekendheid van het pand als drugspand te doorbreken;

de bekendheid van het pand in het (georganiseerde) drugscircuit te doorbreken;

te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

zichtbaar signaal afgeven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd en daartegen wordt opgetreden;

het beschermen van het woon- en/of leefklimaat in en rondom het pand en het gevaar voor (nieuwe) bewoners en omwonenden te voorkomen;

het herstel van de openbare orde, veiligheid en/of gezondheid en het terugbrengen van rust in de directe omgeving.

 

Beoordelingskader

Het beoordelingskader heeft zowel betrekking op woningen als lokalen.Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen, zoals in woonwagens, woonschepen en woonketen. Het beoordelingskader maakt wel onderscheid tussen woningen en lokalen, gelet op de grote impact van een sluiting op het woonrecht. De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Het recht op respect voor privé- en familieleven is vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bij het sluiten van woningen moet daarom ook rekening worden gehouden met artikel 8 van het EVRM.

 

Woningen en/of daarbij behorende erven

Waarschuwing

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet volgt in beginsel bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing. Hier is gekozen voor het opleggen van een dwangsom, waarvan een waarschuwende werking uitgaat. In eerste instantie volgt er een vooraankondiging, na de zienswijze termijn van twee weken wordt de dwangsom opgelegd. De dwangsom heeft een geldigheidsduur van drie maanden. Binnen deze drie maanden wordt er elke twee weken gecontroleerd. Wanneer er binnen deze tijd van drie maanden een nieuwe overtreding wordt geconstateerd wordt de dwangsom verbeurd.

Van dit uitgangspunt wordt afgeweken op het moment dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Ook kunnen zich ‘verzwarende omstandigheden’ voordoen die een (langere) sluiting noodzakelijk maken.

Waarschuwing bij geringe handelshoeveelheid woningen en/of bijbehorende erven

Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (> 5 tot 30 gram softdrugs of 6-20 hennepplanten)

Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (> 0,5 tot 5 gram, > 1 tot 5 pillen/tabletten of > 5 tot 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs)

Schriftelijke waarschuwing (vooraankondiging last onder dwangsom), tenzij ‘ernstig geval’ of ‘verzwarende omstandigheden’

 

Belangrijk om te benoemen is dat er in alle gevallen, bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor de bereiding van drugs, maatwerk wordt geleverd. De politie beoordeelt de situatie en maakt een inschatting van de grootte van de organisatie. Op basis hiervan wordt bepaald of er eerst een waarschuwing wordt gegeven of dat er meteen wordt overgegaan tot sluiting van het pand. Daarnaast moet er altijd rekening worden gehouden met artikel 8 van het ERVM en moet de sluiting voldoen aan de eisen van proportionaliteit en de eisen van subsidiariteit.

 

In het geval dat er binnen 2 jaar na een waarschuwing opnieuw een geringe handelshoeveelheid wordt aangetroffen in een woning wordt er gehandeld zoals bij de 1e constatering bij een ernstig geval; sluiting voor de duur van drie maanden (zie onderstaande tabel). Hiervoor wordt dus niet gewerkt met een 2e waarschuwing.

 

Ernstige gevallen bij woningen en/of bijbehorende erven

In ernstige gevallen kan de burgemeester wel onmiddellijk tot sluiting overgaan bij de eerste overtreding ingeval er bijvoorbeeld direct gevaar is voor de directe omgeving of hevige (dreiging tot) verstoring van de openbare orde. Concreet betekent dat, dat de betrokkene een week de tijd krijgt om zelf de woning te sluiten en de sleutels in te leveren. Doet hij dat niet, dan sluit de burgemeester de woning op kosten van de betrokkene.

Sluitingstermijnen ernstige gevallen bij woningen en/of bijbehorende erven

Constatering:

 

Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (≥ 30 gram softdrugs of ≥ 20 hennepplanten).

Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (≥ 5 gram / ≥ 5 pillen/tabletten of, ≥ 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).

Aantreffen van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor grootschalig of bedrijfsmatig bereiden of vervaardigen van softdrugs en/of harddrugs.  

1e constatering

 

 

 

 

Sluiting voor de duur van 3 maanden

2e constatering binnen twee jaar na voorgaande constatering

 

Sluiting voor de duur van 6 maanden

3e constatering binnen vijf jaar na voorgaande constatering

 

Sluiting voor de duur van 9 maanden

4e constatering binnen vijf jaar na voorgaande constatering

 

Sluiting voor de duur van 12 maanden

 

Sociale huurwoningen

Indien er sprake is van een huurwoning van de woningcorporaties, wordt gehandeld in overleg met deze corporaties. Deze zijn gerechtigd de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te sluiten. In deze gevallen wordt er per situatie ingeschat of het noodzakelijk is dat de burgemeester de bestuursdwangprocedure voortzet.

 

In het geval van sociale huurwoningen kan het zijn dat de woningcorporatie de wens heeft om de woning weer in de verhuur te zetten voordat de sluitingstermijn is afgelopen. In dat geval moet de woningcorporatie en officieel verzoek tot het opheffen van de sluiting indienen bij de burgemeester. Hierna kan beoordeeld worden of de situatie het toelaat om de sluiting op te heffen.

 

Particuliere huurwoningen

In het geval van het aantreffen van drugs in particuliere huurwoningen kan de burgemeester in ernstige gevallen ook tot sluiting overgaan wanneer dit noodzakelijk wordt geacht. Echter, de sluiting van een pand moet naast noodzakelijk ook evenredig zijn. Het ontbreken van iedere betrokkenheid van de verhuurder bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken. Hierbij is het van belang dat de verhuurder niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in het pand.

Uit de rechtspraak volgt dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand. Het gaat hier om de zogeheten zorgplicht.3

 

Lokalen en/of daarbij behorende erven

Waarschuwing

Net als bij woningen volgt in beginsel bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet. In eerste instantie volgt er een vooraankondiging, na de zienswijze termijn van twee weken wordt de dwangsom opgelegd. De dwangsom heeft een geldigheidsduur van drie maanden. Binnen deze drie maanden wordt er elke twee weken gecontroleerd. Wanneer er binnen deze tijd van drie maanden een nieuwe overtreding wordt geconstateerd wordt de dwangsom verbeurd.

Van dit uitgangspunt wordt afgeweken op het moment dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Ook kunnen zich ‘verzwarende omstandigheden’ voordoen die een (langere) sluiting noodzakelijk maken.

Waarschuwing bij handelshoeveelheid lokalen en/of bijbehorende erven

Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (> 5 tot 30 gram softdrugs of 6-20 hennepplanten)

Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (> 0,5 tot 5 gram, > 1 tot 5 pillen/tabletten of > 5 tot 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs)

Schriftelijke waarschuwing (vooraankondiging last onder dwangsom) tenzij ‘ernstig geval’ of ‘verzwarende omstandigheden’

 

Ook hier is het belangrijk om te benoemen dat er in alle gevallen, bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor de bereiding van drugs, maatwerk wordt geleverd.

Ernstige gevallen bij lokalen en/of bijbehorende erven

Soms is de aangetroffen situatie dusdanig dat er sprake is van een ‘ernstig geval’. Wanneer er sprake is van een ‘ernstig geval’ wordt het lokaal in beginsel gesloten conform onderstaande sluitingstermijnen, tenzij er sprake is van ‘verzwarende omstandigheden’. In dat geval kan een langere sluitingsduur noodzakelijk zijn.

Sluitingstermijnen ernstige gevallen bij lokalen en/of bij behorende erven

Constatering:

Aanwezigheid hoeveelheid softdrugs (≥ 30 gram softdrugs of ≥ 20 hennepplanten).

Aanwezigheid hoeveelheid harddrugs (≥ 5 gram / ≥ 5 pillen/tabletten of, ≥ 50 ml consumptie-eenheid vloeibare harddrugs).

Aantreffen van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor grootschalig of bedrijfsmatig bereiden of vervaardigen van softdrugs en/of harddrugs.

1e constatering

 

 

Sluiting voor de duur van 6 maanden

2e constatering binnen twee jaar na voorgaande constatering

Sluiting voor de duur van 9 maanden

3e constatering binnen vijf jaar na voorgaande constatering

Sluiting voor de duur van 12 maanden

4e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Sluiting voor de duur van 24 maanden

 

Samenloop

Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de maatregel toegepast die geldt bij de constatering van de grootste aangetroffen (handels)hoeveelheid drugs. Indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen in combinatie met een aangetroffen hoeveelheid drugs, wordt naar aanleiding van feiten en omstandigheden gekozen voor de maatregel die past bij de ernst van de situatie.

 

Intrekken vergunningen

Naast bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet wordt in geval van vergunning plichtige inrichtingen ook beoordeeld of er aanleiding bestaat om de vergunningen in te trekken (zoals een Drank- en Horecavergunning, huisvestingsvergunning of exploitatievergunning).

 

Woningwet

Bij de teelt en productie van drugs worden regelmatig ook overtredingen van de Woningwet/Bouwbesluit geconstateerd. Bij overtredingen van artikel 1b Woningwet is altijd sprake van strijdigheid met de voorschriften uit het Bouwbesluit. Het gaat om technische en gebruiksvoorschriften die betrekking hebben op de (brand)veiligheid en gezondheid.

Bij een overtreding van de Woningwet (Bouwbesluit) kan het college een last onder dwangsom opleggen, conform de door het college gehanteerde richtlijn. Allereerst dient de gemeente de eigenaar van het pand de kans te geven een overtreding te herstellen (de Woningwet is gericht op een goed gebruik en goede staat van gebouwen). Dit kan worden afgedwongen met het opleggen een last onder dwangsom. Wordt aan de last niet voldaan, dan kan het college bestuursdwang en bij herhaalde overtreding van de Woningwet zelfs zwaardere sancties toepassen (beheerovername, sluiting van gebouwen, open erven of terreinen). Voor het toepassen van de last onder dwangsom hanteert het college eigen richtlijnen.

 

Verzwarende omstandigheden

Het is mogelijk dat zich ‘verzwarende omstandigheden’ voordoen waardoor een afwijking van voormelde uitgangspunten en sluitingstermijnen noodzakelijk is. In dat geval is een langere sluitingsduur, vanwege de ernst van de situatie en grotere schending van de openbare orde, noodzakelijk om de in de in het beleid genoemde doelen te bereiken. De burgemeester hanteert in die gevallen in ieder geval een sluitingstermijn die bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. In het geval dat er een geringe handelshoeveelheid (waarschuwing) wordt aangetroffen maar er wel sprake is van verzwarende omstandigheden geldt dat in ieder geval de maatregel bij een eerste constatering bij een ernstig geval wordt gehanteerd (sluiting van 3 maanden bij een woning en sluiting van 6 maanden bij een lokaal).

Hieronder staan de belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarend. Deze opsomming is niet uitputtend bedoeld:

er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten gelieerd aan de locatie;

er zijn op de betreffende locatie verboden wapens aangetroffen als bedoeld in de Wet wapens en munitie;

de gebruikers c.q. eigenaren van het pand hebben antecedenten t.a.v. de Opiumwet en/of de Wet wapens en munitie en/of antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, bedreiging of diefstal en dergelijke;

er is sprake van recidive daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen door de gebruikers of eigenaren van het pand van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen van één of meerdere pandeigenaren op grond van artikel 13b Opiumwet;

de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de omgeving;

de mate van overlast rondom de locatie;

de aannemelijkheid dat er ook andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

overige feiten en/of omstandigheden die duiden op georganiseerde drugshandel en/of ernstig ondermijnende criminaliteit in (georganiseerd) verband.

 

Afwijkingsmogelijkheid

Deze beleidsregel is een beleidsregel als bedoeld in artikel 4:81 Awb . Als gevolg van bijzondere omstandigheden en in bijzondere gevallen kan de burgemeester besluiten te handelen in afwijking van dit beleid (artikel 4:84 Awb). Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een zeer ernstige overtreding kan een stap worden overgeslagen.

 

Wat betreft het sluiten van woningen moet ook rekening worden gehouden met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit artikel 8 EVRM volgt dat de toepassing van de bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet niet er toe mag leiden dat het recht op respect voor het privé leven, het familie- en gezinsleven en de woning onevenredig wordt aangetast.

 

Voornemen en zienswijze

Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot het opleggen van een dwangsom of het sluiten van een woning of lokaal, wordt belanghebbende (bewoner/gebruiker en eigenaar/verhuurder) gedurende een week in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Een zienswijze indienen kan zowel mondeling als schriftelijk. Alleen als de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet van tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

 

Begunstigingstermijn

Op grond van art. 5:24 lid 2 Awb kan in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld te worden waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De bewoner krijgt dan een week de tijd om uit de woning te trekken. De sluiting van de woning gaat altijd door, maar de betrokkene kan zo voorkomen dat de bestuursdwang wordt geeffectueerd door feitelijke sluiting namens de burgemeester op kosten van de betrokkene.

 

De last onder dwangsom is er op gericht dat de betrokkene niet weer opnieuw een overtreding van de Opiumwet begaat. Een begunstigingstermijn is dan overbodig, omdat de overtreding al is beëindigd in het strafrechtelijke traject door justitiële ruiming van de drugs.

 

Toezichthouders

Ten behoeve van de controle op de naleving van het door de burgemeester vastgestelde drugsbeleid wordt de chef van de politie basisteam Zuidwest en door de politiechef aangewezen politiefunctionarissen aangewezen als toezichthouder in de zin van afdeling 5.2 Awb.

 

Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de dag na bekendmaking en treedt in de plaats van het eerder vastgestelde Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Midden-Drenthe 2014.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 17-05-2022

 

 

C. Bijl

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1: Bepalen hoogte last onder dwangsom

Om gebruik te maken van de dwangsombevoegdheid is het geen wettelijke eis dat de burgemeester daarvoor een richtlijn heeft vastgesteld. Om reden van uniforme handhavingspraktijk, rechtszekerheid en transparantie richting alle belanghebbenden verdient dit echter wel de voorkeur.

 

Richtlijn

Over het algemeen is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van de aard van de overtreding en is niet bij voorbaat exact aan te geven hoe deze wordt berekend. De burgemeester heeft bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom een ruime mate van beleidsvrijheid. De dwangsomhoogte moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit, art. 5:32b Awb). Verder is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van verschillende factoren:

de dwangsom moet voldoende pressie voor de overtreder tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen of te beëindigen;

de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen; de dwangsom moet hoger zijn dan het door de overtreding door de overtreder behaalde (geschatte) financiële voordeel;

het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft behaald met de overtreding; voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

de bevestiging van normen gesteld in het belang van o.a. regelgeving en ruimtelijke ordening;

 

Verlagende en verhogende factoren

Een situatie waarbij de overtreding klein is, kan leiden tot bijstellen naar beneden (de onderstaande tabel is indicatief). Ook naar aanleiding van ingediende zienswijzen of heroverweging in de bezwaarprocedure kan de hoogte naar beneden worden bijgesteld. Als de overtreding is begaan door een bedrijf, kan bij bepaling van de hoogte van de dwangsom(men) gekeken worden o.a. naar rechtsvorm, kapitaal, draagkracht (financiële positie), het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming.

De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag hebben primair tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen, waarbij het gaat om maatwerk van geval tot geval. De dwangsom mag niet het karakter van een straf krijgen (niet punitief). Mocht de overtreding niet ongedaan zijn gemaakt, of verdere overtreding dan wel herhaling niet kunnen worden voorkomen dan kan het zijn dat de hoogte van de dwangsom te laag is gekozen. Het is dan mogelijk om na het bereiken van het maximum een nieuwe (hogere) last onder dwangsom op te leggen. Ook de hoogte van deze hogere dwangsom moet in de dwangsombeschikking gemotiveerd worden. De eerder verbeurde dwangsommen blijven natuurlijk wel verschuldigd als (binnen een jaar na de dag waarop het bedrag is verbeurd) de invordering is aangevangen.

 

Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten

De hoogte van het bedrag van de dwangsom kan ook worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Met de financiële omstandigheden van de wetsovertreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden. De vraag die de rechter is voorgelegd, is hoe bepaald moet worden of de hoogte van een dwangsom - die een overtreder moet betalen als hij geen gehoor geeft aan de hem opgelegde last - redelijk is.

Wanneer de hoogte van het bedrag wordt afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij niet naleving van die voorschriften is het van belang dat de dwangsom een financiële prikkel moet zijn om het strijdige gebruik te staken. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kijkt daarbij naar:

Of er een voldoende financiële prikkel is.

Een schatting van het ten onrechte verkregen voordeel. Dit wil niet zeggen dat het bestuursorgaan het motiveringsbeginsel helemaal opzij kan zetten. Er moet wel duidelijk worden gemaakt hoe de hoogte van de dwangsom zich verhoudt tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

Er bestaat bij het opleggen van een last onder dwangsom geen aanleiding voor een indringende toetsing aan de evenredigheidsmaatstaf die in artikel 3:4 Awb besloten ligt, ook niet wat betreft de toetsing van de hoogte van het bedrag waarop de dwangsom is vastgesteld.

 


1

ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738.

2

Artikel 5 Opiumwet

3

ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2116