Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Havenschap Groningen Seaports

Havenverordening Groningen Seaports 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHavenschap Groningen Seaports
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingHavenverordening Groningen Seaports 2022
CiteertitelHavenverordening Groningen Seaports 2022
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Havenbeheersverordening Groningen Seaports en het Havenreglement Groningen Seaports.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeenschappelijke regeling Havenschap Groningen Seaports

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-09-2022nieuwe regeling

17-12-2021

bgr-2022-997

Tekst van de regeling

Intitulé

Havenverordening Groningen Seaports 2022

Het algemeen bestuur van het Havenschap Groningen Seaports

Gelet op de artikelen 15 en 16 van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Groningen Seaports;

Overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is in deze Havenverordening Groningen Seaports 2022 regels met betrekking tot het goed havenbeheer te herzien in verband met nieuwe ontwikkelingen, zowel op nautisch-, milieu hygiënisch- en technisch gebied en met betrekking tot de orde in de haven;

  • -

    Havenverordening Groningen Seaports 2022 dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de orde, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van dienstverlening in de haven;

Besluit vast te stellen:

Havenverordening Groningen Seaports 2022, inclusief de bijlagen:

  • Kaart behorend bij de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Groningen Seaports (GR), nummer 7353-88;

  • Kaart behorend bij de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Groningen Seaports (GR), nummer 7364-88.

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren;

  • -

    AIS: Automatisch Identificatie Systeem;

  • -

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Groningen Seaports;

  • -

    beheersgebied: het beheersgebied van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Groningen Seaports waar Groningen Seaports N.V. conform de aan haar opgedragen taak het beheer voert, zoals aangegeven op de tekening(en) behorende bij deze verordening;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder h van de Scheepvaartverkeerswet;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in ladingtanks;

  • -

    bootliedenorganisatie: door het dagelijks bestuur erkende organisatie van bootlieden die activiteiten verricht ter waarborging van de vakbekwaamheid van bootlieden en zorgdraagt voor het vereiste materieel;

  • -

    bootman: degene die in de uitoefening van zijn beroep een zeeschip vast- of losmaakt;

  • -

    brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;

  • -

    breedte (van een schip): breedte over alles;

  • -

    bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;

  • -

    bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • -

    controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van gevaarlijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;

  • -

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Groningen Seaports;

  • -

    damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;

  • -

    dampretourleiding: dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;

  • -

    debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening:

    • a.

      dienstverlening die verband houdt met het repareren of schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;

    • b.

      het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen, of;

    • c.

      een ontvangstvoorziening;

  • -

    diepgang: de verticale afstand vanaf de waterlijn tot het diepst onder water stekende vaste deel van het schip;

  • -

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

    • a.

      de IMDG Code;

    • b.

      de IBC Code;

    • c.

      de IGC Code;

    • d.

      de IMSBC Code, of;

    • e.

      het ADN;

  • -

    haven: de wateren binnen het beheersgebied die voor de scheepvaart openstaan alsmede alle tot de haven behorende kunstwerken, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen en alle daartoe behorende en (mede) daaronder begrepen kaden, aanlegsteigers, meerpalen, boeien en ander soortgelijke werken of constructies;

  • -

    havenmeester: de havenmeester van Groningen Seaports N.V.;

  • -

    hoogte (van een schip): de verticale afstand vanaf de waterlijn tot de bovenkant van dat gedeelte van de opbouw dat meer dan 9/10 van de breedte van het schip bezit;

  • -

    hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;

  • -

    hulpstoffen: stoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de aandrijving of het hulpbedrijf;

  • -

    IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO;

  • -

    IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO;

  • -

    IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code;

  • -

    IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code;

  • -

    IMO: Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • -

    inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;

  • -

    inrichting: inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;

  • -

    ISGINTT: International Safety Guide for Inland Navigation Tank-barges and Terminals;

  • -

    ISGOTT: International Safety Guide for Oil Tankers and Terminals;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    kielspeling: de minimum ruimte tussen het diepste punt van een schip en de bodem;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord van een schip die na het laden, lossen of schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na morsingen en/of morsingen buiten de ruimen of tanks aan boord;

  • -

    lengte (van een schip): lengte over alles;

  • -

    ligplaats: het gedeelte van de haven dat door de havenmeester aan een schip wordt aangewezen om te bezetten, uitgedrukt in plaats, lengte, breedte en diepte;

  • -

    LNG: Liquefied Natural Gas;

  • -

    LNG-aangedreven schip: schip dat gebruik maakt of mede gebruik maakt van LNG-brandstof voor voortstuwing;

  • -

    LNG-brandstof: LNG dat wordt gebruikt als brandstof voor de voortstuwing of hulpbedrijf van een schip;

  • -

    MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, zoals nadien gewijzigd;

  • -

    oliehaven: een door het dagelijks bestuur aangewezen gedeelte van de haven bestemd voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke vloeibare lading met uitzondering van enkel schadelijke stoffen;

  • -

    ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen;

  • -

    ontsmetten: behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;

  • -

    ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen: de ontvangst van scheepsafval en ladingsresiduen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;

  • -

    operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;

  • -

    overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;

  • -

    passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafval: afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een zeeschip en vallen onder het toepassingsgebied van de bijlagen I, IV, V en VI van MARPOL 73/78, en ladinggebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van MARPOL 73/78;

  • -

    scheepswerf: scheepswerf of herstellingsinrichting voor reparatie of onderhoud van schepen;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting van soortgelijke aard;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen (slops);

  • -

    StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;

  • -

    tankschip: binnentankschip of zeetankschip;

  • -

    toestemming: vergunning, ontheffing, erkenning of vrijstelling;

  • -

    ventileren: het laten drogen van openstaande ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze zijn schoongemaakt;

  • -

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;

  • -

    vluchtige organische stof: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 20 graden Celsius een dampspanning heeft van één (1) kilopascal (kPa) of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;

  • -

    werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de haveninfrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

  • -

    zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee;

  • -

    zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn ladingtanks.

Artikel 1.2 Waar gelden deze regels?

Het bepaalde bij of krachtens deze verordening is van toepassing in de haven.

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

  • 1.

    De kapitein of de schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.4 Verlenen van toestemmingen en beslistermijn

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan toestemmingen verlenen alsmede aanwijzingen doen en/of geven en aan deze toestemmingen beperkingen en voorschriften verbinden.

  • 2.

    De aanvraag en de gegevens ter verkrijging van een toestemming of ter verkrijging van een verlenging van de geldigheidsduur van de toestemming worden bij het dagelijks bestuur ingediend, tenzij anders staat aangegeven.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht (8) weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij bij of krachtens deze verordening een andere beslistermijn is vastgesteld..

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan de termijn met ten hoogste acht (8) weken verlengen.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan aan een toestemming of aanwijzing voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de toestemming is vereist of de aanwijzing wordt gegeven.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming of aanwijzing is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

Het dagelijks bestuur kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    één of meer belangen die worden beschermd door deze verordening, in ieder geval de orde, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening in de haven, dat wenselijk maken;

  • c.

    de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nageleefd;

  • d.

    zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de toestemming niet of niet onder die voorschriften of beperkingen zou zijn verleend;

  • e.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de toestemming moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de toestemming is vereist;

  • f.

    van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een naar het oordeel van het dagelijks bestuur redelijke termijn, of;

  • g.

    de houder van de toestemming dit verzoekt.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1.

    Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een toestemming verleend voor de duur van vijf jaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een erkenning voor onbepaalde tijd worden verleend.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een ontheffing die wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling worden verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes (6) maanden wordt verleend.

  • 4.

    Een ontheffing kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling mondeling worden verleend. De ontheffing wordt zo spoedig mogelijk op schrift gesteld. De bewijslast van een verkregen mondelinge ontheffing ligt bij de houder/verkrijger.

  • 5.

    Indien een vergunning of ontheffing wordt verleend ter vervanging van een voorgaande vergunning of ontheffing en indien de geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing wordt verlengd, kunnen de beperkingen en voorschriften worden gewijzigd.

Artikel 1.8 Verplichtingen van houders van toestemmingen

  • 1.

    Het is de houder van een toestemming verboden te handelen in strijd met de beperkingen waaronder de toestemming is verleend en de hieraan verbonden voorschriften.

  • 2.

    De houder van een toestemming is verplicht op eerste aanvraag van een toezichthouder, bedoeld in Artikel 10.3, het bezit van de toestemming aan te tonen.

  • 3.

    De houder houdt de toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft aan boord van het schip, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft. In ieder geval dient de houder de schriftelijke toestemming op eerste aanvraag van of namens het dagelijks bestuur te kunnen tonen.

Artikel 1.9 Grond voor verlening van een ontheffing

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan op verzoek ontheffing verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur gebruikt deze bevoegdheid slechts indien het belang dat door het betrokken verbod wordt beschermd, zich daartegen niet verzet.

Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.

§ 2 Havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wijst de havenmeester van Groningen Seaports N.V. aan.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan door middel van een mandaatbesluit bevoegdheden uit deze verordening mandateren aan de havenmeester.

§ 3 Orde in en gebruik van de haven

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Het dagelijks bestuur kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats. Het dagelijks bestuur kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats

Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:

  • a.

    in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken als bedoeld in Artikel 3.1;

  • b.

    op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het dagelijks bestuur het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van orde, veiligheid of milieu, of;

  • c.

    voor tankschepen, zoals vermeld in Artikel 6.1.

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

  • 1.

    Het is verboden met een schip ligplaats te nemen of zich op een ligplaats te bevinden, tenzij het schip deugdelijk is afgemeerd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan voor ligplaatsen nadere regels stellen ten aanzien van deugdelijk afmeren.

Artikel 3.5 Minimale kielspeling

Het is verboden om met een schip de haven te bevaren als de kielspeling niet ten minste tien (10) procent van de diepgang bedraagt.

Artikel 3.6 Gebruik van een ligplaats voor bijzondere doeleinden

Het is verboden een schip op een ligplaats te gebruiken als woonschip, hotelschip, opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf.

Artikel 3.7 Verbod opvijzelen boor- of werkeiland

  • 1.

    Het is verboden een boorinstallatie, een werkeiland of een soortgelijk object op te vijzelen,

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing indien de boorinstallatie, het werkeiland of een soortgelijk object zich bevindt op een scheepswerf of bij een herstellingsinrichting, waarvoor een omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) is verleend.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    De aanvraag om een ontheffing bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam en technische gegevens van het op te vijzelen object;

    • b.

      de naam van de scheepsagent;

    • c.

      stabiliteitsvergunning met betrekking tot de nabij gelegen kade of oeverconstructie;

    • d.

      het rapport van het technische bodemonderzoek uitgevoerd door een ter zake deskundig bureau, waar uit blijkt dat de bodem op de betreffende locatie geschikt is voor de beoogde activiteiten;

    • e.

      de aard en tijdsduur van de uit te voeren activiteiten.

Artikel 3.8 Voorzieningen/voorwerpen in de haven

  • 1.

    Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, indien daardoor — naar het oordeel van het dagelijks bestuur — gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien het betreft het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

Artikel 3.9 Verhalen van schepen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan de exploitant schriftelijk opdragen het schip binnen een redelijke termijn te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats indien dit in het kader van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen naar zijn oordeel noodzakelijk is.

  • 2.

    Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het eerste lid, kan het dagelijks bestuur het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of indien de exploitant onbekend is, behoeft geen redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid in acht te worden genomen en kan het dagelijks bestuur het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 3.10 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      het op korte afstand van de kade of de oever gaande wordt gehouden, of;

    • d.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2.

    Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3.

    Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

  • 4.

    Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:

    • a.

      een lengte van maximaal 35 meter heeft;

    • b.

      op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;

    • c.

      één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.

Artikel 3.11 Recreatievaart, zeilvaart en recreatie in de haven

  • 1.

    Het is verboden met een schip de recreatievaart te beoefenen in de haven, tenzij:

    • a.

      het schip zich rechtstreeks via de kortste route en zonder onderbreking begeeft naar een door het dagelijks bestuur aan te geven ligplaats begeeft en zich bij vertrek vanaf de ligplaats via de kortste route naar de havenuitgang begeeft en

    • b.

      het schip in de haven uitsluitend op de motor vaart.

  • 2.

    Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen of uitsluitend door middel van spierkracht wordt voortbewogen, dan wel met een zeilplank, te varen in de haven.

  • 3.

    Het is verboden in de haven te varen met een waterscooter of snelle motorboot.

  • 4.

    Het is verboden vanaf de openbare kaden, pieren en steigers of vanaf vaartuigen of drijvende objecten te vissen.

  • 5.

    Het is verboden in de haven te zwemmen, te baden of al dan niet bij wijze van beroep te duiken en met middelen naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

Artikel 3.12 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1.

    Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt ter voorkoming van een aanvaring of aandrijving.

  • 2.

    Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid wordt gebruikt, wordt dit gemeld aan de havenmeester.

Artikel 3.13 Beproeven van de hoofdmotor

Het is verboden de hoofdmotor te beproeven in de haven, tenzij het beproeven van de hoofdmotor plaats vindt ter voorbereiding van het vertrek, mits als gevolg van het draaien van de motor geen gevaar, schade of hinder wordt veroorzaakt.

Artikel 3.14 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, dan wel een aanvaring, worden direct aan de havenmeester gemeld.

Artikel 3.15 Meldplicht schepen

  • 1.

    Een schip dat behoort tot een door het dagelijks bestuur vast te stellen categorie van schepen en dat op weg is van of naar een binnen het beheersgebied gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester de door het dagelijks bestuur vast te stellen gegevens omtrent:

    • a.

      de aankomst;

    • b.

      het vertrek;

    • c.

      het verhalen;

    • d.

      de positie van het schip;

    • e.

      de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;

    • f.

      de gegevens met betrekking tot het schip;

    • g.

      de daarmee vervoerde lading, en;

    • h.

      de uit te voeren reis.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop en het moment waarop de melding plaatsvindt.

Artikel 3.16 Operationele ruimte ligplaatsen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.

  • 3.

    De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening waaraan de ligplaats is gelegen, mag schepen alleen geheel ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.

  • 4.

    Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na toestemming van de havenmeester.

Artikel 3.17 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan maatregelen opleggen aan een schip ter bescherming van veiligheid, openbare orde of milieubelangen, als:

    • a.

      dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

    • b.

      beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

    • c.

      dat schip is opgelegd, of;

    • d.

      dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.

  • 2.

    Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

§ 4 Veiligheid en milieu in de haven

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of;

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

Artikel 4.2 Verbod gebruik generator en hulpmotor

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een schip een generator of een hulpmotor te gebruiken.

  • 2.

    Het is uitsluitend toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een hulpmotor in werking te hebben.

  • 3.

    Het is verboden om aan boord van een schip een generator of hulpmotor voor het opwekken van elektriciteit te gebruiken indien het schip direct of indirect een ligplaats heeft ingenomen in de haven waar walstroom ten behoeve van dat schip met voldoende capaciteit beschikbaar is.

Artikel 4.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester, en;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.4 Oploopverbod in de haven

Het is de kapitein of schipper verboden met zijn schip te Delfzijl tussen de havenmond nabij Oterdum en de Handelskade een ander schip op te lopen.

Artikel 4.5 Vaarverbod bij beperkt zicht

Het dagelijks bestuur kan schepen, dan wel categorieën van schepen, een vaarverbod opleggen indien het horizontale zicht minder dan 1.000 meter bedraagt.

Artikel 4.6 Gebruik van sleepboten

De kapitein of schipper van een schip is verplicht, indien het dagelijks bestuur dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk acht, zich te bedienen van voldoende sleepboothulp.

De kosten van deze hulp komen voor rekening van de kapitein of schipper.

Artikel 4.7 Verbod tot keren in de buitendijks gelegen haven te Delfzijl

  • 1.

    Het is verboden om met een vaartuig te keren in de buitendijks gelegen haven te Delfzijl.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mogen schepen met een lengte tot 150 meter keren op hierna genoemde locaties:

    • a.

      ter hoogte van ligplaats DZK50 (JPB Logistics) tussen de bakens nummer 11 en 13;

    • b.

      tussen ligplaats DHH15 (Doklocatie Oost, Niestern Sander) en ligplaats DZK75 (Continental Tankstorage);

    • c.

      tussen ligplaats DZK40 (Damco Zeehavenkanaal) en de havenmonding;

    onder de navolgende voorwaarden:

    • 1°.

      het voornemen tot keren dient tenminste één (1) uur voor vertrek aan de havenmeester te worden gemeld;

    • 2°.

      schepen met een lengte tussen de honderd (100) en de honderdvijftig (150) meter dienen geassisteerd te worden door een sleepboot van voldoende vermogen, tenzij zij zijn uitgerust met een goed werkende boegschroef en de windkracht minder is dan vijf (5) Beaufo

Artikel 4.8 Maatregelen bij ijsgang of toegevroren water

Bij ijsgang of toegevroren water in de haven is de kapitein of schipper van een schip verplicht:

  • a.

    indien hij met dat schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel de aanwijzing daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te laten breken of zijn schip te laten assisteren;

  • b.

    zodanige maatregelen te nemen, dat door de manoeuvres met zijn schip geen schade kan worden toegebracht aan andere schepen of aan kunstwerken, zoals oeververdedigingen, steigers, remmingwerken, enz.

Artikel 4.9 Loodsplicht voor binnenschepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Koophandel en het BPR kan het dagelijks bestuur een schipper verplichten zich bij het varen in de haven te doen bijstaan door één of meerdere loodsen, indien de aard van de lading daartoe aanleiding geeft, of indien het schip een bijzonder transport is of indien het een bijzonder transport sleept of daaraan assistentie verleent. Onder bijzonder transport wordt verstaan een schip of een samenstel van schepen, waarvan de lengte, de breedte, de hoogte boven water, de diepgang, de manoeuvreerbaarheid of de snelheid niet verenigbaar is met de karakteristiek of de afmetingen van de havens.

  • 2.

    De kosten, verbonden aan deze beloodsing, zijn voor rekening van het betreffende binnenschip.

Artikel 4.10 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

Het dagelijks bestuur kan, als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de orde in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken, dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;

  • b.

    mondeling of schriftelijk maatregelen opleggen aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

Artikel 4.11 Veilige toegang

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.

  • 2.

    Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 4.12 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, of;

    • b.

      het schip geen ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de geldende milieuwetgeving is verleend en per scheepsbezoek aan de Eemshaven of de haven te Delfzijl de te verrichten werkzaamheden:

      • 1°.

        ten hoogste drie (3) dagen aaneengesloten in beslag nemen;

      • 2°.

        geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

      • 3°.

        ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

      • 4°.

        worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn;

      • 5°.

        geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een oliehaven ligt, en;

      • 6°.

        tijdens de werkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd.

  • 2.

    Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3.

    Het is een ieder verboden om werkzaamheden uit te voeren aan de LNG-installaties van een schip, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op of bij een scheepswerf.

  • 4.

    Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op of bij een inrichting die deze sloopwerkzaamheden mag uitvoeren.

  • 5.

    Van de werkzaamheden aan een schip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.13 Ontsmetten van schepen

  • 1.

    Het is verboden om met een schip ligplaats te nemen om het schip en/of de lading te ontsmetten door het met gassen of stoffen die gassen afstaan te behandelen.

  • 2.

    Het is verboden met een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm, ligplaats te nemen of zich op een ligplaats te bevinden indien de lading is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan met het doel de lading te ontsmetten, tenzij

    • a.

      voor het schip een verklaring is afgegeven door een deskundige, erkend of aangewezen bij of krachtens de Wet gewassenbescherming en biociden, dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen;

    • b.

      de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vastgesteld plan van aanpak.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.14 Verbod inzamelen afval zeeschepen

Het inzamelen van scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een aanwijzing van het dagelijks bestuur.

Artikel 4.15 Minimum eisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de aanwijzing voor de inzameling van scheepsafval en ladingresiduen.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om scheepsafval en ladingresiduen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid om scheepsafval en ladingresiduen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 4.16 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het dagelijks bestuur.

Artikel 4.17 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks alleen gesloten schoonmaken.

  • 2.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      bij een bedrijf dat deze schoonmaakactiviteiten mag uitvoeren, en;

    • b.

      dit bedrijf de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.

  • 3.

    Ladingtanks of sloptanks van tankschepen mogen alleen worden geventileerd wanneer deze na het schoonmaken nog restanten van gevaarlijke stoffen bevatten die:

    • a.

      brandbaar zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder tien procent van de onderste explosiegrens bevindt, of;

    • b.

      giftig zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bevindt.

  • 4.

    Ladingtanks of sloptanks van een binnentankschip, leeg van stoffen als bedoeld in ADN nummer 7.2.3.7.1.3 (niet T-stoffen) mogen in afwijking van het eerste lid overeenkomstig het gestelde in paragraaf 7.2.3.7 van het ADN open worden schoongemaakt of geventileerd op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten inrichtingen indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 6.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.18 Langszij liggen tijdens het schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen

Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of als laatste hebben bevat en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde liggen:

  • a.

    één zeetankschip, of;

  • b.

    maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd.

Artikel 4.19 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal

  • 1.

    Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan;

    • b.

      als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van Artikel 7.1, tweede lid, of Artikel 7.5, tweede lid, of;

    • c.

      als scheepsafval of ladingresiduen in te zamelen;

    tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een inrichting waar deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

  • 2.

    In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het dagelijks bestuur gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.

§ 5 Oliehavens

Artikel 5.1 Oliehavens

Het dagelijks bestuur kan oliehavens aanwijzen.

Artikel 5.2 Verbod open vuur, roken en vonkvorming

  • 1.

    Het is een ieder verboden om in een oliehaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:

    • a.

      open vuur te gebruiken;

    • b.

      in de buitenlucht te roken, of;

    • c.

      activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.

  • 2.

    Het is verboden om zich met een schip in een oliehaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.

Artikel 5.3 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten, mogen alleen ligplaats nemen in een oliehaven.

Artikel 5.4 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

In afwijking van Artikel 5.3 mag een binnentankschip ook buiten een oliehaven ligplaats nemen als:

  • a.

    kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • 1°.

      op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • 2°.

      bij een vaste locatie waar onmiddellijk brandstof ingenomen wordt, of;

    • 3°.

      bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;

  • b.

    het schip een ontvangstvoorziening is en voldoet aan de vereisten die het ADN stelt aan een binnenschip van het type C waarvan de ladingtanks of de sloptanks een inerte atmosfeer bevatten.

Artikel 5.5 Bouw- en uitrustingsvoorschriften dienstverlenend- of werkschip

Een dienstverlenend schip of een werkschip dat in een oliehaven verblijft, heeft:

  • a.

    een scheepsromp die volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;

  • b.

    tijdens het verblijf in de oliehaven een in werking zijnde marifooninstallatie, waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd;

  • c.

    een elektrische installatie die voldoet aan minimaal de voorschriften overeenkomstig Atex zone 2 van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999, dan wel zoals nadien gewijzigd;

  • d.

    indien aanwezig, een verblijfsruimte, stuurhuis, machinekamer of controleruimte die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen en dampen;

  • e.

    aan dek een goed zichtbaar bord geplaatst, krachtens artikel 3.32 van het Binnenvaartpolitiereglement met de strekking dat roken en open vuur verboden is;

  • f.

    indien aanwezig, een verwarming-, kook- of koeltoestel dat werkt op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger dan wel zijn deze toestellen uitgeschakeld, en;

  • g.

    een afgeschermde motor die niet als ontstekingsbron kan dienen.

§ 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan boeien en afmeerpalen aanwijzen die buiten de reikwijdte van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet milieubeheer vallen, waar tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, gevaarlijke of schadelijke stoffen mogen afmeren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden aan de aard en hoeveelheid van de lading en de uit te voeren activiteiten door de schepen.

  • 3.

    Als aan een ligplaats als bedoeld in het eerste lid een tankschip met gevaarlijke stoffen ligt zijn in een strook water van 25 meter rondom alle direct of indirect afgemeerde schepen de regels van toepassing zoals deze gelden in de oliehaven.

Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

  • 1.

    De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een inrichting mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.

  • 2.

    De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.

Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

  • 1.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden, of;

    • b.

      van een vluchtige organische stof

    wordt gebruik gemaakt van een:

    • 1°.

      tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;

    • 2°.

      van een ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

  • 2.

    Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.

  • 3.

    Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.

  • 4.

    Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.

Artikel 6.4 Overslag van gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN

Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.

Artikel 6.5 Langszij afmeren bij overslag van gas

Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.

§ 7 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

Artikel 7.1 Bunkervergunning

  • 1.

    Door het dagelijks bestuur aangewezen brandstoffen of energiebronnen mogen alleen met een vergunning van het dagelijks bestuur gebunkerd of gedebunkerd worden.

  • 2.

    Het is alleen toegestaan te bunkeren of te debunkeren in gebieden die daartoe door het dagelijks bestuur zijn aangewezen, waarbij er ten aanzien van sommige gebieden voor het bunkeren of debunkeren specifieke brandstoffen of energiebronnen kunnen worden aangewezen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.

  • 4.

    Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een inrichting waar die bunkeractiviteit mag worden uitgevoerd.

  • 5.

    Gelijktijdige activiteiten mogen tijdens een LNG-bunkering aan boord van het ontvangende schip alleen plaatsvinden, als deze zijn toegestaan in een klasse goedgekeurd LNG-bunkermanagementplan.

Artikel 7.2 Minimumeisen aan een bunkervergunning

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan minimumeisen stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van de bunkervergunning.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om het bunkeren in normale en veilige omstandigheden uit te voeren en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid van de vergunninghouder om te bunkeren of te debunkeren, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, en;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 7.3 Invulling minimum eisen aan bunkervergunning

  • 1.

    Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overgelegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen voor de aanvraag voor de vergunning aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het dagelijks bestuur kan houden voor de bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de locatie waar het bunkeren of debunkeren uitgevoerd mag worden en de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het bunkeren of debunkeren;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het bunkeren of debunkeren, inclusief het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig met het bunkeren of debunkeren plaatsvinden;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid, en;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het bunkeren of debunkeren.

Artikel 7.4 Regels schepen langszij bij (de)bunkeren

Het dagelijks bestuur kan beperkingen stellen aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het dagelijks bestuur aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen.

Artikel 7.5 Hulpstoffenvergunning

  • 1.

    Door het dagelijks bestuur aangewezen hulpstoffen mogen alleen met een vergunning van het dagelijks bestuur van of aan boord van een schip worden gebracht.

  • 2.

    Het is alleen toegestaan om hulpstoffen van of aan boord te brengen van een schip in gebieden die daartoe door het dagelijks bestuur zijn aangewezen, waarbij er ten aanzien van sommige gebieden alleen bepaalde hulpstoffen kunnen worden aangewezen.

  • 3.

    Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt bij een inrichting waar de activiteit van het aan boord van schepen brengen van hulpstoffen mag worden uitgevoerd.

Artikel 7.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning

  • 1.

    Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het dagelijks bestuur kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, inclusief het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid, en;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.

Artikel 7.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan voor het bunkeren of het debunkeren van bepaalde door het dagelijks bestuur aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen of het van of aan boord brengen van bepaalde door het dagelijks bestuur aan te wijzen hulpstoffen een controlelijst vaststellen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan tevens categorieën van schepen aanwijzen waar de controlelijst voor geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

Artikel 7.8 Seinvoering

Tijdens het bunkeren voert een zeeschip tussen zonsopgang en zonsondergang de internationale seinvlag “B” en tussen zonsondergang en zonsopgang een rood helder rondom schijnend licht.

§ 8 Dienstverlening

Artikel 8.1 Het vast- en losmaken van schepen

  • 1.

    De diensten van bootman mogen alleen worden verricht door een bootman voor een zeeschip:

    • a.

      met een lengte van meer dan zestig (60) meter; of

    • b.

      met een lengte van zestig (60) meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg is en de tanks van die stoffen zijn gereinigd.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet als:

    • a.

      terstond als bootman wordt gehandeld door de bemanningsleden die, bij aankomst of vertrek van het schip op de betreffende ligplaats, aan boord zijn;

    • b.

      wordt gehandeld door een bootman die aangesloten is bij een door het dagelijks bestuur erkende bootliedenorganisatie;

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen, of

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b.

Artikel 8.2 Beroep en verplichtingen bootman

  • 1.

    Het beroep van bootman wordt uitsluitend uitgeoefend door degene die:

    • a.

      de opleiding Bootman, als opgenomen in het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld dossier, onder toekenning van daarbij behorende registratiecode, met goed gevolg heeft afgesloten;

    • b.

      in een andere lidstaat van de Europese Unie met goed gevolg een opleiding tot bootman heeft afgesloten die gelijkwaardig is aan de opleiding Bootman, mits diegene de Nederlandse taal voldoende machtig is; of

    • c.

      in de zeven aansluitende kalenderjaren voorafgaand aan de uitoefening van het beroep van bootman ten minste vier jaar ervaring heeft opgedaan als zelfstandig bevoegd bootman in een of meer havens binnen de Europese Unie, en diegene:

      • 1°.

        in een haven die met de Eemshaven of de haven te Delfzijl te vergelijken is, ervaring heeft met het meren en ontmeren op boeien, op ruim water met hoge golfslag en op sterk stromend getijdenwater;

      • 2°.

        de Nederlandse taal voldoende machtig is; en

      • 3°.

        naar het oordeel van de erkende bootliedenorganisatie waar hij te werk gesteld wordt of werkzaam is, een gelijkwaardig niveau van kennis en vaardigheden zeker is gesteld, en;

    • d.

      is aangesloten bij een door het dagelijks bestuur erkende bootliedenorganisatie.

  • 2.

    De bootman is tijdens de werkzaamheden voorzien van een geldig legitimatiebewijs en toont het op verzoek van personen of bedrijven die van zijn diensten gebruik maken.

§ 9 Delegatiegrondslagen

Artikel 9.1 Delegatiegrondslagen in verband met het stellen van nadere regels door het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen in het kader van orde, veiligheid, milieu of kwaliteit van de dienstverlening in het havengebied of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

  • a.

    het aanwijzen van gebieden waar schepen alleen onder door het dagelijks bestuur nader te bepalen voorwaarden zich mogen bevinden, waarbij het dagelijks bestuur in ieder geval regels kan stellen over activiteiten die in het gebied plaatsvinden of over de eisen waaraan schepen en bemanning moeten voldoen als zij in het gebied verblijven;

  • b.

    tankschepen met gevaarlijke stoffen;

  • c.

    het aanwijzen van ligplaatsen en gedeelten van de haven waar bepaalde categorieën van schepen onbemand dan wel onvoldoende bemand om het schip te kunnen verhalen onder nader aan te geven voorwaarden mogen liggen.

  • d.

    de gegevens die schepen moeten melden als zij de haven aandoen of bepaalde activiteiten in de haven willen verrichten;

  • e.

    het ligplaats nemen door een schip dat geladen is met gevaarlijke stoffen;

  • f.

    de overslag van vloeibare gevaarlijke en schadelijke stoffen in bulk;

  • g.

    het bunkeren van schepen;

  • h.

    het aanwijzen van stoffen die stank of hinder kunnen veroorzaken of aanvullende risicobeheersende maatregelen behoeven;

  • i.

    het schoonmaken van scheepsruimtes die een gevaarlijke of schadelijke stof bevatten, al dan niet met gebruikmaking van een dienstverlenend schip, waarbij aan dat schip voorwaarden kunnen worden gesteld;

  • j.

    de afgifte en het in ontvangst nemen van, alsmede het geven van een aanwijzing om scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen van schepen in ontvangst te mogen nemen;

  • k.

    de bouw, de inrichting, de uitrusting, de exploitatie en het gebruik van bepaalde categorieën van schepen waarmee in de haven dienstverlenende werkzaamheden worden verricht, waarbij kan worden gedifferentieerd naar het doel waarvoor het schip gebruikt wordt;

  • l.

    personenvervoer over water en het in- en ontschepen van passagiers;

  • m.

    het vast- en losmaken van schepen, het stellen van verplichtingen waaraan bootlieden moeten voldoen, alsmede het verlenen van een erkenning aan bootliedenorganisaties;

  • n.

    de toegang tot vaarwegen;

  • o.

    het verrichten van werkzaamheden aan schepen;

  • p.

    de wijze van afmeren van schepen en het gebruik van spudpalen;

  • q.

    de verplichting voor schepen om gebruik te maken van walstroom in plaats van een eigen voorziening voor het opwekken van elektriciteit;

  • r.

    dienstverlenende schepen, bulkcarriers, combinatietankschepen;

  • s.

    aanwijzing havenontvangstvoorzieningen;

  • t.

    toegangsbeleid bovenmaatse schepen;

  • u.

    stellen van kompassen en kalibreren van radiorichtingzoekers;

  • v.

    beproeven hoofdmotor;

  • w.

    gebruik van AIS;

  • x.

    zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk;

alsmede het hiervoor bepaalde in de paragrafen 1 (algemene bepalingen), 3 (orde in en gebruik van de haven) en 4 (veiligheid en milieu in de haven) voor zover in dit artikel niet genoemd.

§ 10 Handhaving

Artikel 10.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening opgenomen regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

Artikel 10.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10.3 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het dagelijks bestuur aangewezen personen of categorieën van personen werkzaam bij Groningen Seaports N.V.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening kunnen bij besluit van het dagelijks bestuur worden aangewezen de opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek Strafvordering, van de politie.

§ 11 Toepassingsbereik

Artikel 11.1 Verhouding tot Algemene Plaatselijke Verordeningen

De Algemene Plaatselijke Verordening Delfzijl 2018 en de Algemene Plaatselijke Verordening Het Hogeland 2019, respectievelijk vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Delfzijl in haar vergadering van 21 december 2017, en zoals nadien gewijzigd en bij besluit van de gemeenteraad van Het Hogeland in haar vergadering van 2 januari 2019 en zoals nadien gewijzigd, zijn voor zover in deze verordeningen ter zake dezelfde onderwerpen zijn geregeld niet van toepassing op het beheersgebied.

§ 12 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1 Intrekking oude regelgeving

De Havenbeheersverordening Groningen Seaports, vastgesteld op 19 december 2014 in de vergadering van het algemeen bestuur en het Havenreglement Groningen Seaports, vastgesteld op 26 september 2014 in de vergadering van het dagelijks bestuur worden ingetrokken.

Artikel 12.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Toestemmingen of besluiten of erkenningen die zijn verleend bij of krachtens één van de in Artikel 12.1 ingetrokken regelingen en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als toestemmingen, of besluiten of erkenningen bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning op grond van één van de in Artikel 12.1 ingetrokken regelingen is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming of besluit of erkenning krachtens de in Artikel 12.1 ingetrokken regelingen wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 12.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 12.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Groningen Seaports 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Havenschap Groningen Seaports van 17 december 2021.

IJ.J. Rijzebol,

voorzitter

A. Swart,

Secretaris.