Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Handhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht
CiteertitelHandhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Alcoholwet
  2. Algemene plaatselijke verordening Dordrecht
  3. Wet op de kansspelen
  4. Drank- en horecaverordening Dordrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-07-2017nieuwe regeling

04-07-2017

Gemeentenieuws d.d. 7 juli 2017

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht en de Burgemeester van de gemeente Dordrecht, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

 

gezien het voorstel d.d. 21 juni 2017 inzake vaststellen 'Handhavingsbeleid horeca Dordrecht 2017';

 

gelet op artikel 169 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

 

  • 1.

    het 'Handhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht 2017' vast te stellen;

  • 2.

    het 'Handhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht' , zoals door het college is vastgesteld op 12 november 2013 (SBC/1099456) in te trekken;

  • 3.

    dat het 'Handhavingsbeleid horeca en alcohol Dordrecht 2017' in werking treedt op maandag 17 juli 2017;

  • 4.

    de raad hierover te informeren via de bij de stukken gevoegde raadsinformatiebrief.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 juli 2017.

Het college van Burgemeester en Wethouders

de secretaris, de burgemeester,

 

M.M. van der Kraan, P.A.C.M. van der Velden

 

 

 

 

De Burgemeester,

P.A.C.M. van der Velden

 

 

 

1. Inleiding

In dit document wordt beschreven op welke wijze de wet- en regelgeving die van toepassing is op horecaondernemingen en andere alcoholverstrekkers, zoals supermarkten en sportverenigingen, in Dordrecht wordt gehandhaafd. Aangegeven wordt hoe bevoegdheden van de burgemeester zullen worden toegepast.

Een concreet stappenplan (zie hoofdstuk 4) ten aanzien van de aanpak van diverse overtredingen vormt de kern van dit handhavingsbeleid.

Ten aanzien van de handhaving van coffeeshops en seksinrichtingen is specifiek handhavingsbeleid vastgesteld, te weten de ´Beleidsregels artikel 13b Opiumwet’ en het ´Handhavingsarrangement prostitutiebeleid in het arrondissement Dordrecht´. Dit document dient niet ter vervanging van deze arrangementen. Op die categorieën inrichtingen is het onderhavige handhavingsbeleid horeca slechts van toepassing voor zover de specifieke arrangementen zich daartegen niet verzetten. Met andere woorden: als de arrangementen voor coffeeshops en seksinrichtingen voorzien in dezelfde onderwerpen als het handhavingsbeleid horeca, hebben de specifieke arrangementen voorrang.

Dit document gaat niet in op overtredingen van milieu-, brandveiligheids-, en bouwregelgeving. Voor de aanpak hiervan wordt verwezen naar de nalevingstrategieën van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ).

 

In de jaarprogramma´s en jaarverslagen van de toezichthouders en in de integrale jaarplannen en jaarverslagen handhaving wordt aangegeven welke keuzes ten aanzien van toezicht en handhaving voor een specifiek jaar zijn gemaakt, welke prioriteiten daarbij gelden en in hoeverre de doelstellingen van dat jaar zijn gehaald.

 

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de organisatie en inzet van het toezicht en in hoofdstuk 3 op de wijze waarop handhaving wordt toegepast. Hoofdstuk 4 bevat het stappenplan handhaving, oftewel de handhavingsmatrix.

 

2. Toezicht

De verantwoordelijkheid voor het goed exploiteren van een horecabedrijf, het verantwoord verstrekken van alcohol en het op verantwoorde wijze exploiteren van (een) speelautomaten(hal) ligt bij de ondernemer, de vereniging of stichting.

Een goede ondernemer, vereniging of stichting kent de wet- en regelgeving en weet welke voorwaarden worden gesteld. Horeca-exploitanten en andere verstrekkers van alcohol krijgen vertrouwen en ruimte om die eigen verantwoordelijkheid goed in te vullen.

 

Grote waarde wordt gehecht aan:

  • het minimaliseren van het risico dat door de exploitatie de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat wordt aangetast;

  • het minimaliseren van het risico dat jongeren (overmatig) alcohol consumeren;

  • het terugdringen of tegengaan van alcoholgerelateerde overlast.

 

Toezicht wordt gericht ingezet om hieraan bij te dragen, met name daar waar de verstrekkers de eigen verantwoordelijkheid niet of onvoldoende invullen. Dit hoofdstuk beschrijft op welke wijze de gemeente dit toezicht organiseert.

 

2.1 Risicogerichte inzet

Vertrouwensbenadering en lastenreductie staan binnen de uitvoering van het toezicht centraal. Dit is bepalend voor de wijze waarop toezicht wordt vormgegeven. Ook is sprake van beperkte toezichtcapaciteit. Dit betekent dat de beschikbare capaciteit op een juiste wijze moet worden ingezet. De ondernemer, vereniging of stichting geniet in beginsel het vertrouwen dat voldaan wordt aan de regels en voorwaarden die vooraf zijn gesteld. Degene die de regels goed naleeft, wordt minder gecontroleerd. Daar staat tegenover dat diegenen die het niet nauw nemen met de regels meer toezicht verdienen.

 

Het toezicht is ingericht naar drie verschillende niveaus: laag-, midden- en hoog- aandachtsniveau.

Toezicht op laag aandachtsniveau gaat uit van basisvertrouwen in de professionaliteit van de exploitant. De frequentie bij deze vorm van toezicht is laag (gedacht kan worden aan eenmaal per 2-3 jaar een controle). Bij een enkele melding van overlast of een overtreding zal een (extra) bezoek worden gebracht, waarbij de professionaliteit van de ondernemer, vereniging of stichting voorop staat.

Bij het middenniveau is, gelet op het gebied, de aard van de vergunde inrichting of minder goede ervaringen met een ondernemer, vereniging of stichting, een andere wijze van toezicht vereist. De frequentie van het toezicht is gemiddeld (gedacht kan worden aan 1 tot 3 keer per jaar). Er wordt zowel steekproefsgewijs gecontroleerd als naar aanleiding van klachten en meldingen of een opgelegde bestuurlijke maatregel. Als toezicht op hoog-aandachtsniveau nodig is dan hebben zich al incidenten / meerdere overtredingen voorgedaan en/of geven buurtbewoners het signaal af dat zij overlast ervaren of misstanden constateren. Binnen dit toezichtniveau wordt frequent toezicht uitgeoefend (gedacht kan worden aan 4 tot 12 keer per jaar) en vindt frequent afstemming plaats tussen toezichthouders onderling en toezichthouders en de gemeente.

 

Binnen welk niveau een onderneming valt, wordt bepaald aan de hand van een risico- inschatting.

 

Risico-inschatting

De intensiteit van het toezicht wordt aan de hand van de volgende criteria bepaald:

 

1.Aard van de inrichting/verstrekker

Bepaalde horecazaken/lokaliteiten/verstrekkers vormen een hoger risico. Dit kan onder meer te maken hebben met de openbare orde en veiligheid, volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of mededinging. Zo is er bij een lunchroom een minder groot risico op een ordeverstoring dan bij een discotheek. Of zal er in een concertgebouw minder snel alcohol aan minderjarigen worden geschonken dan in een café waar veel jongeren komen. Op het moment dat de aard van de inrichting/verstrekker een hoger risico vormt, zal frequenter gecontroleerd worden.

 

2.Gebied

De omgeving waarin de horecazaak/lokaliteit/verstrekker is gelegen is mede bepalend voor de intensiteit van het toezicht. Het ene gebied heeft steviger toezicht nodig dan het andere. Onder ander speelt mee of sprake is van een horecaconcentratiegebied, een woongebied, een industrieterrein of een buitengebied. Ook klachten, meldingen en ervaringen uit het verleden zijn hierin relevant. Daarnaast kan het controlegebied bijvoorbeeld afgestemd worden op hotspots waar jongeren zich veelal ophouden. Zo kan nadrukkelijk toezicht worden gehouden op het aanwezig (of in het bezit) hebben van alcoholhoudende drank door jongeren op een voor het publiek toegankelijke plaats.

 

3.Gedrag

Horecazaken/lokaliteiten/verstrekkers die regelmatig de regels overtreden of waar zich regelmatig incidenten voordoen worden frequenter gecontroleerd. Goede nalevers worden minder vaak gecontroleerd.

 

2.2 Taken en uitvoering

Bij toezicht en handhaving van de in dit beleid opgenomen wet- en regelgeving zijn diverse partijen betrokken. Voor een belangrijk deel is het een bestuurlijke aangelegenheid waarbij diverse gemeentelijke disciplines in beeld zijn. Daarnaast speelt de politie een belangrijke rol in het toezicht op de horeca. Voor het toezicht op de Wet op de kansspelen is door de rijksoverheid een toezichthouder aangesteld, te weten de Kansspelautoriteit (KSA). Deze ziet toe op alle overtredingen van de Wet op de kansspelen, met uitzondering van Titel Va, paragraaf 2 van deze wet (aanwezigheidsvergunning).

 

Gemeentelijke partijen

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente, het toezicht op openbare inrichtingen, het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Drank- en Horecawet en handhaving van een aantal onderdelen van de Opiumwet, de Wet op de Kansspelen en de Kansspelenverordening. De burgemeester heeft de politie en Handhaving Dordrecht aangewezen als toezichthouders op de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht (APV). Daarnaast zijn toezichthouders van Handhaving Dordrecht aangewezen voor het toezicht op de Drank- en Horecawet, de Drank- en Horecaverordening Dordrecht en Titel Va van de Wet op de kansspelen.

 

De afdeling Veiligheid en Kabinet (V&K) treedt op als regisseur ten aanzien van toezicht op de horeca en andere alcoholverstrekkers. V&K is niet verantwoordelijk voor de inzet, capaciteit en systeemverwerking van de toezichthoudende partijen. Wel gaat het concreet om het fungeren als opdrachtgever, het opzetten van een goede samenwerking, het stimuleren van informatie-uitwisseling en het in gezamenlijkheid opzetten van een goede wijze van risico-inschatting.

 

Handhaving Dordrecht is belast met het toezicht op hetgeen bepaald is bij of krachtens de Drank- en Horecawet en heeft daarvoor een toezichtstrategie opgesteld.

Bestuurlijke boetes, inclusief daaraan voorafgaande waarschuwingen, worden door Handhaving Dordrecht afgehandeld. Het treffen van andere bestuurlijke maatregelen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang wordt door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) gedaan, op basis van een rapportage van Handhaving Dordrecht.

 

Het opstellen van bestuurlijke handhavingsbrieven, is gemandateerd aan de OZHZ. De uitvoering vindt plaats op basis van een door de politie of Handhaving Dordrecht opgestelde rapportage of een handhavingsverzoek of melding van een derde.

Ook de inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet worden door de OZHZ gecontroleerd. Daarnaast richt de OZHZ zich op geluid(soverlast) veroorzaakt door horeca. Het Activiteitenbesluit vormt hiervoor de grondslag. In dat kader ziet de OZHZ, eventueel ondersteund door de politie, toe op naleving van de geldende geluidsnormen en eventueel gestelde maatwerkvoorschriften. Ook behandelt de OZHZ aan openbare inrichtingen gerelateerde milieuklachten en -delicten. Voor de aanpak van geluidsoverlast heeft de OZHZ een eigen, voor de gemeente Dordrecht geldende, sanctiestrategie ontwikkeld.

 

Partners

De politie is belast met de handhaving van de openbare orde in het algemeen en het toezicht op en de (strafrechtelijke) handhaving van wet- en regelgeving met betrekking tot openbare inrichtingen in het bijzonder. Politieambtenaren zijn daartoe aangewezen als toezichthouder en belast met het toezicht op de naleving van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht (APV). De politie is niet aangewezen als toezichthouder op de Drank- en Horecawet. Wel kan de politie bij overtredingen van de Drank- en Horecawet strafrechtelijk optreden. Ook bij het voorhanden hebben van alcohol door jongeren op voor het publiek toegankelijke plaatsen kan de politie strafrechtelijk optreden.

Van iedere constatering van een incident of een overtreding wordt een bestuurlijke rapportage gemaakt, die aan de burgemeester wordt overhandigd.

In voorkomende gevallen wordt ook proces-verbaal opgemaakt ten behoeve van strafrechtelijke vervolging.

Het Openbaar Ministerie (OM) is verantwoordelijk voor de vervolging van strafbare feiten, veelal op basis van door de politie aangeleverde informatie die is verkregen uit opsporing. Het OM heeft voor de opsporing en vervolging een eigen richtlijn. De aanpak van het OM is conform deze richtlijn en met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel.

 

De KSA houdt namens de rijksoverheid toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen . In horeca-inrichtingen en speelautomatenhallen houden zij met name toezicht op een juiste toepassing en uitvoering van de regelgeving ten aanzien van speelautomaten. De KSA is bevoegd om zelf handhavend op te treden door middel van oplegging van bestuurlijke boetes. Als overtredingen worden geconstateerd kan de burgemeester via een rapportage op de hoogte worden gesteld, waarna de burgemeester een (aanvullende) bestuurlijke maatregel treft. Ook kan de KSA door de politie worden geïnformeerd over geconstateerde overtredingen, waarop de KSA zelfstandig acties kan ondernemen.

Ook zullen gezamenlijke inspecties worden uitgevoerd.

 

3. Handhaving

 

Het doel van dit handhavingsbeleid is met name dat:

  • burgers, bedrijven en instellingen binnen de gemeente weten hoe de gemeente haar handhavingstaak uniform en rechtszeker uitvoert en welke sanctie volgt op welke overtreding;

  • er passende maatregelen worden genomen bij geconstateerde overtredingen of incidenten, die qua aard zo goed mogelijk aansluiten bij de soort overtreding en qua zwaarte bij de ernst van de overtreding;

  • de uitvoering van de handhaving leidt tot verbetering van het nalevingsgedrag, waarmee wordt beoogd de leefbaarheid, de openbare orde, de veiligheid en gezondheid en de eerlijke mededinging positief te beïnvloeden;

  • de afspraken die erin zijn vastgelegd eenduidig en consistent worden uitgevoerd door de diverse betrokken partijen.

 

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente, het toezicht op openbare inrichtingen, het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Drank- en Horecawet en handhaving van een aantal onderdelen van de Opiumwet, de Wet op de Kansspelen en de Kansspelenverordening. Hij beschikt daarbij over een scala aan bestuurlijke middelen om naleving indien nodig af te dwingen. Zo kunnen vergunningen worden geschorst of ingetrokken, waarschuwingen worden gegeven en dwangsommen of bestuurlijke boetes worden opgelegd. Ook het opleggen van beperkingen en voorschriften behoort tot de mogelijkheden. Tot slot kan hij bevelen om een pand of lokaliteit al dan niet tijdelijk te sluiten. Bij de toepassing van deze bevoegdheden wordt een aantal uitgangspunten gehanteerd.

 

3.1 Uitgangspunten

Dit handhavingsbeleid hanteert een aantal uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de maatregelen die worden getroffen bij een geconstateerde overtreding.

 

High trust, high penalty

Belangrijk uitgangspunt bij handhaving is dat er vertrouwen is dat de ondernemer in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid neemt voor:

  • de handhaving van de orde in zijn zaak en in de directe omgeving daarvan;

  • het voorkomen van aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving;

  • het verantwoord verstrekken van alcohol;

  • het op verantwoorde wijze exploiteren van (een) speelautomaten(hal).

 

Uitgaan van vertrouwen brengt een grote eigen verantwoordelijkheid voor ondernemers met zich mee. Dit vereist in de eerste plaats een goede bedrijfsvoering. Ook krijgt een ondernemer in de regel na een eerste overtreding of na een eerste incident de mogelijkheid zelf maatregelen te treffen om (alsnog) te zorgen voor een deugdelijke exploitatie. Indien desondanks door de exploitatie van een inrichting of lokaliteit de openbare orde of het woon- en leefklimaat wordt aangetast, of als een ondernemer dit vertrouwen schaadt door op een niet-verantwoorde wijze een zaak te exploiteren, kan en zal de burgemeester optreden.

 

Proportionaliteit en subsidiariteit

Een bestuursrechtelijke handhavingsmaatregel moet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoen. Dit houdt in dat de maatregel niet verder mag strekken dan noodzakelijk en dat bij de keuze uit verschillende bevoegdheden geen zwaardere bevoegdheid wordt gebruikt dan de concrete situatie vereist. De feiten en omstandigheden van de situatie spelen dan ook een rol bij de beoordeling of een maatregel nodig is, en zo ja, welke maatregel. De proportionaliteit en subsidiariteit zijn in het handhavingbeleid ingebouwd. De burgemeester toetst elke zaak op zijn merites, aan de hand van dit beleid.

 

Afwegen belangen, handelswijze ondernemer

De burgemeester weegt in zijn besluitvorming over een bestuurlijke maatregel het belang van de ondernemer (en eventueel derden) af tegen het algemeen belang en het belang dat de betreffende geschonden regel beschermt, zoals de openbare orde, veiligheid of gezondheid. Het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid weegt daarbij zwaar en prevaleert doorgaans boven het (veelal financiële) belang van de ondernemer of derden. De burgemeester heeft daarbij een ‘beginselplicht tot handhaving’1. Dat wil zeggen dat in beginsel opgetreden moet worden tegen overtredingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die niet optreden rechtvaardigen. In veel gevallen gaat het om een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester om al dan niet op te treden bij incidenten, waarbij alle omstandigheden van het geval meegewogen worden.

 

De ondernemer daarentegen heeft een zogenoemde ‘risicoaansprakelijkheid’. Dat wil zeggen dat als door een incident of gedraging van derden de openbare orde is aangetast of de gezondheid in het geding is er een maatregel getroffen kan worden ongeacht de vraag of de ondernemer iets te verwijten valt. Wel wordt na een incident of overtreding gekeken naar de handelswijze van de ondernemer. Feiten en omstandigheden die relevant zijn bij een dergelijke afweging op dit punt zijn onder andere (niet limitatief):

  • -

    hoe heeft een ondernemer gehandeld voor, tijdens en na het incident:

  • -

    de aard, duur en omvang van het incident?

  • -

    wat is de geschiedenis ten aanzien van de inrichting en de ondernemer?

  • -

    Betrokkenheid van de exploitant, portiers en/of het personeel?

  • -

    de medewerking bij het herstel van de openbare orde?

Op basis hiervan kan de burgemeester besluiten tot matiging van een bestuurlijke maatregel, of volstaan met een waarschuwing.

 

Afwijkingsbevoegdheid

In het verlengde hiervan geldt in zijn algemeenheid dat de burgemeester bij zijn besluitvorming over te treffen maatregelen een inherente afwijkingsbevoegdheid heeft. De stappen in het stappenplan handhaving gelden daarbij als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan de burgemeester besluiten van een maatregel af te zien of te volstaan met een waarschuwing. Dit geldt zelfs voor de gevallen waarin volgens het stappenplan handhaving een sluiting of intrekking gerechtvaardigd zou zijn.

De burgemeester kan echter ook besluiten een stap in het handhavingskader over te slaan (en bijvoorbeeld wel een maatregel te treffen waar normaliter eerst een waarschuwing zou volgen). De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren.

 

Meerdere maatregelen/cumulatie

Het kan voorkomen dat er sprake is van twee, drie of meer overtredingen tegelijk waarbij er, volgens het stappenplan, meerdere sancties moeten worden opgelegd. Bij cumulatie van overtredingen zal zoveel mogelijk worden opgetreden door middel van één brief (waarschuwing of bestuurlijke maatregel), met daarin de in het stappenplan genoemde aanpak ten aanzien van de overtredingen. Bijvoorbeeld een waarschuwing voor de ene overtreding en een sluiting voor een andere.

 

Ingeval van samenloop van twee bestuurlijke maatregelen die qua vorm gelijk zijn (bijvoorbeeld tijdelijke sluiting), maar qua zwaarte ongelijk, worden de sancties in principe niet bij elkaar opgeteld, maar wordt de zwaarste sanctie opgelegd.

 

Het samengaan van overtredingen en incidenten kan de burgemeester doen besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen.

De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren.

 

Bestuursrecht en strafrecht

Vrijwel alle overtredingen zijn ook strafbaar gesteld, waardoor naast bestuursrechtelijke ook stafrechtelijke handhaving mogelijk is. De bestuurlijke boete is, hoewel ondergebracht in het bestuursrecht, punitief/straffend van aard. Combinatie van een strafrechtelijke aanpak (proces-verbaal, vervolging) met een bestuurlijke boete is daarom niet mogelijk. Voor wat betreft de handhaving van de Drank- en Horecawet is op dit punt goede afstemming nodig tussen politie en Handhaving Dordrecht.

Bestuurlijke boetes kunnen wel worden gecombineerd met een bevel tot sluiting of het opleggen van een last onder dwangsom. Toepassing van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten naast elkaar kan in bepaalde gevallen meerwaarde hebben. Beide aanpakken dienen namelijk (ten dele) verschillende doelen. Bij de strafrechtelijke aanpak gaat het om het bestraffen van degene die een overtreding heeft begaan om zodoende normconform gedrag te bewerkstelligen, terwijl het doel van de bestuursrechtelijke aanpak is om een overtreding te beëindigen of te voorkomen dat een overtreding zich opnieuw voordoet, of het herstellen van de openbare orde.

Het gaat bij de laatste aanpak dus om het terugbrengen naar, of het houden in een toestand die in overeenstemming is met wet- en regelgeving. Bij het opleggen van een bestraffende sanctie past een ´lik op stuk-aanpak´, terwijl een bestuursrechtelijke aanpak vaak een wat langere adem vergt. Het waarschuwen van een overtreder na een eerste overtreding en het bieden van gelegenheid voor het indienen van zienswijzen bijvoorbeeld zijn procedurele waarborgen die voorafgaand aan het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke maatregel in acht moeten worden genomen.

 

Erfelijke belasting

Handhaving vindt plaats per ondernemer, vereniging of stichting en per locatie. Wanneer een nieuwe ondernemer of rechtspersoon het bedrijf overneemt, worden in beginsel de stappenplannen handhaving ‘gereset’ (teruggebracht naar de startsituatie). In een enkel geval kan het zo zijn dat de opvolger wordt belast met de "erfenis" van zijn voorganger(s). Dit geldt in ieder geval als een ondernemer zijn ondernemingsvorm wijzigt, bijvoorbeeld wanneer er een vennoot in de zaak bij komt. De nieuw intredende ondernemer krijgt dan ook te maken met het verleden van zijn compagnon. Het stappenplan blijft in dit geval gewoon gelden, en volgt gewoon de volgende stap. Dit geldt ook als een ondernemer in de tussentijd zijn vergunning wijzigt of vernieuwt en indien een leidinggevende op dezelfde locatie het gevestigde horecabedrijf overneemt. Ook kan het zo zijn dat er sprake is van nadere eisen aan de geluidsproductie of langdurige en steeds terugkerende locatiegebonden vormen van overlast of verstoringen van de openbare orde, die niet zomaar opgelost is met de komst van een nieuwe exploitant. In die gevallen kan voor een nieuwe exploitant direct een bijzonder beperking gelden. Voorbeeld hiervan is de situatie waarbij het verschillende personen niet is gelukt op een bepaalde plek de overlast voor het woon- en leefklimaat te beteugelen. Dit wordt expliciet aan de nieuwe ondernemer, vereniging of stichting verteld bij de vergunningaanvraag en, voor zover van toepassing, ook als voorwaarde in de vergunning opgenomen.

 

Verjaring

Het zou niet redelijk zijn om overtredingen die in het verleden zijn begaan oneindig lang te laten meewegen bij het bepalen van de vervolgstap uit het stappenplan.

Daarom geldt er een verjaringstermijn voor in het verleden gesanctioneerde overtredingen. Voor het stappenplan handhaving geldt in algemene zin dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen twee jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een zelfde incident of overtreding plaatsvindt.

 

Voor drugshandel/aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs in de inrichting (A.7 in stappenplan) geldt dat een geconstateerde overtreding gedurende een aaneengesloten tijdvak van drie jaren blijft meetellen. Dus, indien deze overtreding binnen drie jaar nogmaals wordt geconstateerd, volgt de volgende stap uit het stappenplan.

In alle gevallen geldt dat, indien op een geconstateerde overtreding een tijdelijke sluiting volgt, de verjaringstermijn verlengd wordt met de duur van de sluiting.

 

3.2 Systematiek handhaving

In algemene zin is het stappenplan handhaving opgebouwd aan de hand van de volgende principes:

  • de maatregel past bij de overtreding;

  • hoe ernstiger de overtreding, des te korter is het handhavingstraject (des te sneller wordt besloten tot de zwaarste sanctie);

  • bij herhaling van een overtreding volgt een zwaardere sanctie;

  • de handhavingstrajecten sluiten op elkaar aan en maatregelen zijn op elkaar afgestemd;

  • wanneer een maatregel gevolgen kan hebben voor andere vergunningen, is hiermee rekening gehouden bij de toegepaste maatregel

 

Primair handhavingsproces

De toezichthouder die een overtreding of incident constateert, stelt de burgemeester hiervan in kennis door middel van een rapportage. In beginsel volgt op iedere geconstateerde overtreding een bestuurlijke reactie. In het algemeen zal bij een eerste overtreding een bestuurlijke waarschuwing worden verzonden aan de exploitant.

Het doel van deze waarschuwing is om de overtreder de gelegenheid te bieden zijn gedrag aan te passen of om maatregelen te treffen om herhaling van de overtreding te voorkomen. Indien na een waarschuwing blijkt dat de overtreding voortduurt of zich nogmaals voordoet dan zal een bestuurlijke maatregel volgen. In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij ernstig geweld, wordt er geen waarschuwing verzonden, maar wordt direct een bestuurlijke maatregel opgelegd.

De bestuurlijke maatregel kan onder meer het volgende inhouden:

  • sluiting van de inrichting voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd;

  • tijdelijke schorsing van de vergunning;

  • intrekking van de vergunning;

  • opleggen van een bestuurlijke boete;

  • tijdelijk staken verkoop alcohol;

  • toepassing van bestuursdwang, anders dan sluiting van een inrichting, om een overtreding te beëindigen (bijvoorbeeld het wegnemen van terrasmeubilair of alcoholische consumpties);

  • het opleggen van een last onder dwangsom.

 

In het stappenplan is aangegeven welke specifieke aanpak geldt voor welke overtreding.

 

Bij toepassing van de last onder dwangsom wordt de exploitant aangeschreven om de overtreding (bijvoorbeeld het exploiteren in strijd met voorschriften, of het overtreden van APV-regels ten aanzien van terrassen of sluitingstijden) te beëindigen en/of voortzetting of herhaling daarvan te voorkomen. Dit op straffe van het verbeuren van één of meerdere bedragen. Als niet aan een in een dwangsombeschikking neergelegde last wordt voldaan, moet de exploitant een bedrag betalen. De verplichting om de overtreding weg te nemen blijft hierbij gewoon in stand. Verbeurde dwangsommen worden, zo nodig bij dwangbevel, door of namens de burgemeester geïnd.

 

Als geen gevolg wordt gegeven aan een vordering tot sluiting, of het staken van een bepaalde handeling, of als een opgelegde dwangsom niet het gewenste effect heeft gehad, dan zal bestuursdwang worden toegepast om de sluiting alsnog te bewerkstelligen of om een overtreding daadwerkelijk te beëindigen. Dit betekent dat de gemeente zelf de overtreding zal beëindigen, bijvoorbeeld door een pand feitelijk te sluiten, alcoholische dranken of terrasmeubilair weg te nemen. De kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van bestuursdwang worden op de overtreder verhaald.

 

Het instrument van de bestuurlijke boete wordt, op basis van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aangemerkt als een punitieve / bestraffende sanctie (‘criminal charge’). Voor de toepassing ervan gelden voor de burgemeester en de door hem aangewezen toezichthouders zwaardere eisen, zoals de onschuldpresumptie en de cautieplicht. Ook zal deze maatregel indringender worden getoetst door de bestuursrechter.

 

Voordat de burgemeester overgaat tot het treffen van een bestuurlijke maatregel wordt het voornemen daartoe aan de exploitant schriftelijk bekend gemaakt, waarbij de exploitant de mogelijkheid wordt geboden om zijn of haar zienswijze tegen het voornemen mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. In spoedgevallen kan ook worden volstaan met een telefonisch zienswijzengesprek.

In alle gevallen wordt de toezichthouder geïnformeerd over de genomen bestuurlijke maatregel. Zij zullen erop toezien of er aan de bestuurlijke maatregel gehoor wordt gegeven, of dat de overtreding voortduurt of opnieuw een overtreding plaatsvindt.

 

3.3 Bijzonderheden

 

Spoedsluiting

Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde door gevallen van ernstig geweld, volgt in het algemeen een voorlopige sluiting van maximaal twee weken. De voorlopige sluiting dient om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te laten herstellen. Deze periode is ook bedoeld om meer informatie te krijgen over de toedracht van het incident dat de openbare orde heeft verstoord. In die twee weken maakt de politie een dossier op voor de burgemeester en wordt er op basis van dat dossier een zienswijzengesprek met de ondernemer gehouden. De tijdelijke sluiting van twee weken wordt in beginsel opgevolgd door een langere sluiting. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er geen kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde niet zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf onverantwoord is, kan de burgemeester besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven.

 

Niet naleven veiligheidsplan / aanpassen veiligheidsplan

Ondernemers die buiten de reguliere sluitingstijden (0.00 uur door de weeks en 02.00 uur in het weekend) de inrichting geopend willen houden dienen daarvoor een ontheffing aan te vragen bij de burgemeester. Om een ontheffing te kunnen krijgen dient de ondernemer in ieder geval te beschikken over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan. In dit plan staat beschreven welke maatregelen de ondernemer treft tijdens de exploitatie om te voorkomen dat de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat worden aangetast. Als tijdens de exploitatie blijkt dat de ondernemer het veiligheidsplan niet naleeft en dit ongewenste effecten heeft dan kan dit leiden tot het tijdelijk schorsen van de ontheffing sluitingstijden en uiteindelijk zelfs tot het intrekken van de ontheffing. Daarnaast kan de burgemeester van oordeel zijn dat het veiligheidsplan dient te worden aangepast / aangescherpt omdat in de praktijk blijkt dat de maatregelen onvoldoende effect hebben, of de wijze van exploiteren dit nodig maken. Een dergelijke maatregel kan dus getroffen worden als er concrete incidenten zijn geconstateerd en hiertegen handhavend wordt opgetreden, maar ook als dit niet het geval is.

 

Intrekking vergunning Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet bepaalt dat leidinggevenden van een horecagelegenheid moeten voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag. Eén van deze eisen is dat de leidinggevende in de afgelopen vijf jaar geen leiding heeft gegeven in een inrichting die een maand of langer is gesloten. In dit beleid is in de maatregelen vastgelegd wanneer de Drank- en Horecavergunning wordt ingetrokken. Dit wordt slechts gedaan als de opgelegde periode van sluiting in één enkel besluit een maand of langer is. Als bijvoorbeeld eerst een spoedsluiting van twee weken wordt opgelegd en daarna een aanvullende sluiting van vier weken, dan zijn dit twee besluiten. De periodes worden niet bij elkaar opgeteld.

 

4. Stappenplan handhaving

 

Het stappenplan handhaving geeft aan welke stap volgt op de diverse overtredingen als deze worden geconstateerd. De volgende indeling is gehanteerd: A. Openbare orde (APV en Opiumwet), B. Drank- en Horeca (Drank- en Horecawet) en C. Kansspelen (Wet op de Kansspelen). Dit stappenplan is van toepassing op alle horecabedrijven, slijterijen en andere alcoholverstrekkers, waaronder supermarkten en sportkantines, voor zover van toepassing. Ook ten aanzien van speelautomatenhallen, waarbij de grondslag voor vergunning niet in de APV is gelegen maar in de Kansspelenverordening Dordrecht, wordt dit stappenplan gehanteerd, óók voor wat betreft de onder A genoemde zaken. Voor prostitutiebedrijven en coffeeshops is separaat handhavingsbeleid opgesteld. Voor deze inrichtingen geldt dat dit stappenplan slechts van toepassing is voor zover het meer specifieke beleid niet in een aanpak voorziet en het specifieke beleid zich niet tegen toepassing van dit stappenplan verzet. Op één plek richt het stappenplan zich tot jongeren die alcohol voorhanden hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Enkele overtredingen zijn verbonden aan een vergunning. Voor bedrijven die een exploitatievergunning hebben worden in dat geval de maatregelen uit onderdeel A toegepast. Voor bedrijven met een Drank- en Horecavergunning wordt onderdeel B toegepast. De maatregelen voor soortgelijke overtredingen zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.

A.Openbare orde

 

A.1 Schijnbeheer

Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder (exploitatievergunning) degene is voor wiens rekening en risico de onderneming gedreven wordt, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn/haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen. Gaat het niet om schijnbeheer, dan volgt handhaving volgens de stappen bij 'Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning' (A.14).

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Schijnbeheer

Artikel 1:6, onder a, Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Intrekken vergunning

 

A.2 Slecht levensgedrag

Van een exploitant en leidinggevenden wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is dit reden om de Drank- en Horecavergunning in te trekken dan wel te wijzigen door de leidinggevende hiervan te verwijderen.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Slecht levensgedrag exploitant of leidinggevende

 

 

Artikel 2:28F onder a, jo artikel 2:31A, eerste lid Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Indien exploitant:

Intrekken vergunning

 

Indien leidinggevende

Verwijderen van de leidinggevende van de vergunning

Herhaling van constateringen dat leidinggevenden van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de ondernemer en dienovereenkomstig maatregelen treft (zie onder A.21). Ook kan er aanleiding zijn om een BIBOB-onderzoek te doen naar de onderneming.

 

A.3 Ernstig geweld

Als ernstige geweldsincidenten (in, vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf) worden in ieder geval beschouwd:

  • incidenten waarbij één of meer vuur-, steek-, of slagwapens is/zijn gebruikt (of met gebruik ervan is gedreigd);

  • incidenten met één of meer dodelijke slachtoffer(s);

  • incidenten met één of meer ernstig gewonde slachtoffer(s);

  • grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoekers, dan wel personeel, van het horecabedrijf betrokken zijn;

  • ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);

  • (onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals GHB (lijst II Opiumwet).

 

Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom het betreffende horecabedrijf per definitie aangetast. Daarbij wordt in dit beleid ook nadrukkelijk gekeken naar de ernst van het letsel dat door het geweld is veroorzaakt. Uitgangpunt daarbij is dat de openbare orde geacht wordt ernstiger geschokt te zijn, naarmate het letsel ernstiger is. Om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen, wordt de horeca-inrichting direct voor een korte periode gesloten. De exploitant wordt in dat geval ter plaatse of telefonisch gehoord. De tijdelijke sluiting van maximaal twee weken wordt in beginsel opgevolgd door een sluiting van een langere periode. Als uit onderzoek en een (zienswijzen)gesprek met de ondernemer blijkt dat er geen kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde niet zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf onverantwoord is, kan de burgemeester besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horeca- ondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling in de toekomst voorkomen en het feit op zichzelf de openbare orde niet zeer ernstig heeft geschokt). De spoedsluiting en een eventuele vervolgsluiting worden gezien als twee aparte besluiten. De termijnen worden niet bij elkaar opgeteld in het kader van eventuele vervolgstappen. Voor het opleggen van een maatregel moet het incident te relateren zijn aan het horecabedrijf.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Ernstig geweld

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

1. Spoed sluiten max. twee weken, dan

2a. Sluiten voor vier weken; of

2b. (indien van toepassing)

Aflopen sluitingsbevel van de spoedsluiting

2e constatering:

1. Spoed sluiten max. twee weken, dan

2a. Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning; of

2b. (indien van toepassing)

Aflopen sluitingsbevel van de spoedsluiting

3e constatering:

1. Spoed sluiten max. twee weken, dan

2a. Sluiten voor onbepaalde tijd of

2b. (indien van toepassing)

Aflopen sluitingsbevel van de spoedsluiting

 

A.4 Geweld

Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden in, in de directe nabijheid van of vanuit het horecabedrijf, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten. Voor het opleggen van een maatregel moet het incident te relateren zijn aan het horecabedrijf. De sluitingen van de verschillende constateringen worden gezien als twee aparte besluiten. De termijnen worden niet bij elkaar opgeteld in het kader van eventuele vervolgstappen.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Geweld

 

 

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor twee weken

3e constatering:

Sluiten voor vier weken

4e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

5e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd

 

A.5 Strafbare feiten in of vanuit horecabedrijf (niet zijnde drugs- of wapenhandel)

Er wordt streng opgetreden tegen horecabedrijven waar strafbare feiten worden gepleegd of die fungeren als een uitvalsbasis voor criminelen. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen zaken gebeuren die het spreekwoordelijke daglicht niet kunnen verdragen. Hierbij kan onder andere (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan:

  • heling;

  • illegaal gokken;

  • tewerkstellen van illegalen (zonder geldige titel voor het verrichten van arbeid).

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Strafbare feiten

 

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor vier weken

3e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

4e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd

 

A.6 Aantreffen vuurwapens

De aanwezigheid van vuurwapens levert een direct risico op voor personeel en bezoekers van het horecabedrijf en passanten en omwonenden rondom de onderneming. Wanneer vuurwapens in een horecabedrijf worden aangetroffen, neemt de burgemeester dit hoog op. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van vuurwapens en het gebruik ervan. Wordt met een vuurwapen geschoten, dan is er sprake van een ernstig geweldsincident (zie onder A.3). Dit geldt ook wanneer met een vuurwapen wordt gedreigd of als deze ter hand wordt genomen.

 

De enkele aanwezigheid van een vuurwapen in een horecabedrijf wordt gezien als een gevaar voor de openbare orde. Op basis van het politiedossier beoordeelt de burgemeester of het nemen van een maatregel noodzakelijk is. Hierbij spelen het optreden door de horecaondernemer en maatregelen die in het horecabedrijf zijn getroffen om vuurwapens uit de onderneming te weren een belangrijke rol.

In ernstige gevallen kan de zaak door middel van spoedeisende bestuursdwang worden gesloten.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Aantreffen vuurwapen

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

 

 

1e constatering:

Sluiten voor vier weken

2e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

3e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd

 

A.7 Drugshandel/aanwezigheid handelshoeveelheid drugs

Er wordt niet getolereerd dat horecagelegenheden een uitvalsbasis zijn voor drugshandel. Daarom treedt de gemeente, samen met politie en het Openbaar Ministerie, hard op tegen dergelijke praktijken. Van horeca-exploitanten wordt verwacht dat zij er streng op toezien dat in hun bedrijven geen drugs worden verhandeld. Als toch het sterke vermoeden bestaat dat in of vanuit een horeca- inrichting drugs worden verhandeld, treft de gemeente maatregelen om deze handel te stoppen. Bij het bepalen of de hoeveelheid drugs die wordt aangetroffen een handelshoeveelheid is, gaat de gemeente uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram of drie pillen/tabletten. Bij middelen volgens lijst II van de Opiumwet (softdrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 5 gram. Wanneer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een horeca-inrichting is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is zeker het geval wanneer aannemelijk is dat in drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn personeel om. Bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid of handel in harddrugs wordt steviger opgetreden dan bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid of handel in softdrugs. Bij een combinatie van soft- en harddrugs wordt de maatregel voor harddrugs toegepast. De grondslag voor de maatregel is artikel 13b van de Opiumwet. Het coffeeshopbeleid is van overeenkomstige toepassing. De maatregelen in dit beleid en het coffeeshopbeleid zijn op elkaar afgestemd en komen met elkaar overeen. Bij de toepassing van de maatregel wordt rekening gehouden met de hoeveelheid aangetroffen drugs, de plaats of persoon waar de drugs (bij) zijn aangetroffen, of sprake is van (vermoedelijke) handel in of vanuit de inrichting, de handelswijze van exploitant en leidinggevende(n) voor, tijdens en na het incident, of de exploitant en/of leidinggevende(n) (vermoedelijk) wetenschap heeft van de drugs(handel) en de overige omstandigheden van het geval. In ernstige gevallen kan de zaak door middel van spoedeisende bestuursdwang worden gesloten. In andere, minder ernstige gevallen, kan de burgemeester, alle belangen afwegend, besluiten tot matiging van de duur van de sluiting, of volstaan met het geven van een waarschuwing.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Aanwezigheid handelshoeveelheid drugs / drugshandel

 

 

 

 

 

Artikel 13b Opiumwet

1e constatering softdrugs:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning

 

1e constatering harddrugs:

Sluiten voor zes maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning

2e constatering (soft- en of harddrugs):

Sluiten voor twaalf maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning

3e constatering (soft- en of harddrugs):

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.8 Overlast

Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • er zijn duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving (de situering van het horecabedrijf en het karakter van de omgeving wordt daarbij meegewogen); en

  • de overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; en

  • het moet gaan om "objectiveerbare" overlast. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen.

 

De overlast moet wel bevestigd worden door een waarneming van politieambtenaren (algemeen), toezichthouders van OZHZ (waar het om geluid of stank gaat) of medewerkers van Handhaving Dordrecht (voor zover bevoegd en waar het om ergernissen in de buitenruimte gaat, zoals bijvoorbeeld parkeren, brakende of urinerende bezoekers in portieken, afval, etc.). Overschrijding van de geluidsnorm wordt doorgaans pas gemeten indien klachten zijn gemeld van overlast. De productie van meer decibellen dan wettelijk toegestaan is daarom mede een aantasting van het woon- en leefklimaat.2 Hoewel door meerdere toezichthouders kan worden geconstateerd dat overlast wordt veroorzaakt, is er wel verschil in de mate waarin constateringen bijdragen aan de ‘bewijslast’. Een geluidsmeting door daartoe opgeleide OZHZ medewerkers die een overschrijding van de wettelijk geldende geluidsnorm laat zien, weegt zwaarder dan een enkele constatering door een politiemedewerker “dat de muziek wel erg hard staat”. De burgemeester beoordeelt deze constateringen op hun merites. De constatering door de politieambtenaar zal in dit geval ten minste ondersteund moeten worden door andere constateringen die aannemelijk maken dat het horecabedrijf overlast veroorzaakt, zoals klachten van omwonenden of een eerdere geluidsmeting. Dit betekent niet dat constateringen door andere toezichthouders geen waarde hebben. Een dossier, op basis waarvan kan worden gehandhaafd, hoeft niet slechts te bestaan uit metingen. Ook op andere manieren kan aannemelijk worden gemaakt dat een bedrijf overlast veroorzaakt en kan worden opgetreden.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Overlast

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

a. bij reguliere tijden:

Terugbrengen sluitingstijd één maand naar 23.00 uur voor alle dagen van de week; of, indien overlast geheel of in hoofdzaak voor 23.00 uur plaatsvindt: Sluiten voor twee weken

b. bij bedrijven met ontheffing:

Schorsen ontheffing sluitingstijden 4 weken; of, indien overlast geheel of in hoofdzaak voor 24.00 uur plaatsvindt: Sluiten voor twee weken

3e constatering:

Sluiten voor vier weken en verbieden incidentele festiviteit voor één jaar

4e constatering:

Sluiten voor drie maanden en verbieden incidentele festiviteit voor één jaar en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

5e constatering:

Sluiting onbepaalde tijd

 

A.9 Overlast tijdens incidentele ontheffing sluitingstijden

De mogelijkheid om een incidentele ontheffing van de openings- en sluitingstijden te krijgen en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond (incidentele ontheffing geluid) is een gunst die elke horecaondernemer volgens de daarvoor geldende regels kan krijgen. Die gunst wordt alleen maar verleend als de ondernemers hiervan gebruik maken zonder overlast te veroorzaken.

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Overlast tijdens incidentele ontheffing sluitingstijden

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

 

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Weigeren aanvraag incidentele ontheffing

sluitingstijden voor één jaar

 

A.10 Discriminatie

Discriminatie door personeel (waaronder portiers) aan de deur van een horecabedrijf of in een horecagelegenheid is voor de gemeente onacceptabel. Discriminatie kan door toezichthouders, meestal de politie, worden geconstateerd, maar kan ook via klachten bij Bureau Radar worden aangegeven, of blijken uit aangiften. Wanneer regelmatig klachten van discriminatie worden ontvangen of wanneer aangifte wordt gedaan van discriminatie, stelt de politie nader onderzoek in en stelt zij, als het onderzoek hiertoe aanleiding geeft, een dossier op voor de burgemeester.

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Discriminatie

 

 

 

 

2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor twee weken

3e constatering:

Sluiten voor vier weken

4e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

5e constatering:

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.11 Niet naleven veiligheidsplan

Om een ontheffing van de reguliere sluitingstijden te kunnen krijgen dient de exploitant te beschikken over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan. In dit plan staan de maatregelen beschreven die de exploitant neemt om te bevorderen en te bewerkstelligen dat de exploitatie op een veilige wijze, zonder ontoelaatbare overlast voor de omgeving en zonder gevaar voor aantasting van de openbare orde kan plaatsvinden. Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet houdt aan dit veiligheidsplan dan wordt dit gezien als een ernstige overtreding die kan leiden tot intrekking van de ontheffing sluitingstijden.3

Indien het naleven van een veiligheidsplan als voorschrift is verbonden aan de exploitatievergunning, dan wordt opgetreden als genoemd bij A.18.

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Niet naleven veiligheidsplan

 

 

 

Artikel 1:6 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Schorsen ontheffing sluitingstijden voor 4 weken

3e constatering:

Schorsen ontheffing sluitingstijden drie maanden

4e constatering:

Intrekken ontheffing sluitingstijden

 

A.12 Exploitatie zonder (geldige) vergunning

Exploiteren van een horecabedrijf mag alleen met een geldige vergunning. Zolang er geen vergunningen zijn verleend, moet het horecabedrijf gesloten blijven. De burgemeester maakt gebruik van zijn bevoegdheid om het horecabedrijf te sluiten (in beginsel nadat een waarschuwing is gegeven) tenzij de horecaondernemer zelf het bedrijf gesloten houdt. Er is in ieder geval sprake van illegale exploitatie als:

  • een nieuw horecabedrijf is gestart zonder vergunning;

  • wordt geëxploiteerd bijvoorbeeld bij een overname terwijl nog geen vergunning(en) is/zijn verleend;

  • of wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken of geweigerd;

  • of wordt geëxploiteerd nadat de vergunning is vervallen.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Exploitatie zonder geldige vergunning

 

Artikel 2:28 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.13 Wijzigen exploitatie zonder nieuwe vergunning

Uit de vergunning (incl. aanvraag) blijkt welke activiteiten in een horecabedrijf wel en welke niet zijn toegestaan. Vinden in een horecabedrijf activiteiten plaats die niet zijn vergund dan wordt hiertegen streng opgetreden.

Ook wordt de exploitatievergunning verstrekt voor het exploiteren van een horecabedrijf binnen bepaalde vertrekken/vierkante meters van het desbetreffende pand. Wordt er geëxploiteerd binnen vertrekken of vierkante meters, die niet binnen de vergunning vallen, is sprake van illegale uitbreiding. Voorbeeld hiervan is dat er een vergunning is verleend voor een aantal vierkante meters gelegen op de begane grond van een pand, terwijl ook geëxploiteerd wordt op de eerste verdieping, in de kelder of in een achtervertrek. Dit is volgens de vergunning niet toegestaan. In beginsel wordt de exploitant gewaarschuwd dat hij een wijziging van de vergunning moet aanvragen en wordt hem een termijn geboden om de aanvraag te doen. Doet hij dit niet dan is dat reden voor de burgemeester om de exploitatievergunning tijdelijk te schorsen.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Wijzigen exploitatie (activiteit of uitbreiding) zonder geldige vergunning

 

 

 

 

Artikel 2:28 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor twee weken

3e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning

4e constatering:

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.14 Wijzigen exploitant zonder melding

De exploitant is te allen tijde verantwoordelijk voor de exploitatie van de horeca-inrichting. De vergunning wordt dan ook verleend aan degene die hem aanvraagt (of aan degene namens wie een vergunning is aangevraagd). De exploitant is verplicht elke wijziging in de zeggenschap (bijvoorbeeld doordat een vennoot toetreedt tot de vennootschap of een eenmanszaak een BV wordt met aandeelhouders) door te geven en een nieuwe vergunning aan te vragen. Doet hij dit niet, dan kan de burgemeester een maatregel treffen. In beginsel wordt de exploitant gewaarschuwd dat hij een nieuwe vergunning moet aanvragen en wordt hem een termijn geboden om de aanvraag te doen. Doet hij dit niet dan is dat reden voor de burgemeester om de exploitatievergunning in te trekken.

Ook als de ondernemer, na een waarschuwing, aangeeft de situatie weer te hebben hersteld naar de vergunde situatie (bijvoorbeeld wanneer hij de onvergunde BV weer terugbrengt naar de oorspronkelijk eenmanszaak), moet hij een nieuwe vergunning aanvragen. De zeggenschap heeft immers in de tussentijd bij een andere (rechts)persoon gelegen. De gemeente moet kunnen bepalen in hoeverre de leiding weer volledig in handen is van de ondernemer. Als blijkt dat moedwillig is gekozen voor een constructie waarbij eigenlijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon die niet op de vergunning staat en de verplichting dat deze persoon als exploitant wordt geregistreerd wordt ontweken, dan is sprake van schijnbeheer en worden dienovereenkomstig maatregelen genomen (zie A.1).

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning

 

Artikel 2:28 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.15 Illegale portier

Schakelt de exploitant een portier in voor het bewaken van de orde aan de deur en in het horecabedrijf, dan moet deze portier beschikken over de juiste papieren. Het gaat om een gecertificeerde portier die toestemming heeft om beveiligingswerk te doen.

Van deze portier mag worden verwacht dat hij weet hoe te handelen in situaties waarin die (openbare) orde en veiligheid onder druk staat. Gezien deze zware verantwoordelijkheid wordt slechts toegestaan dat gecertificeerde portiers dit werk doen. Illegale (niet-gekwalificeerde portiers zonder toestemming) portiers worden niet geduld. De exploitant moet erop toezien dat hij een legale portier inhuurt.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Illegale portier

 

 

2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor vier weken

3e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken van de Drank- en Horecavergunning

4e constatering:

Sluiten onbepaalde tijd

 

A.16 Afwezigheid exploitant of leidinggevende

De gemeente stelt als voorwaarde dat een op de vergunning genoemde exploitant of leidinggevende aanwezig is wanneer het bedrijf is geopend voor publiek. Deze persoon is voorts verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Bovendien wordt hij/zij geacht de openbare orde in en rondom het horecabedrijf te kunnen bewaken (gekwalificeerd toezicht). Een bedrijf is open voor publiek, wanneer de deur is geopend en iedereen feitelijk het bedrijf kan binnengaan of wanneer er bezoekers in het bedrijf zijn (ook als de deur dicht is).

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Afwezigheid exploitant of leidinggevende

 

 

 

 

2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Waarschuwing

3e constatering:

Sluiten voor twee weken

4e constatering:

Sluiten voor vier weken

5e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecawetvergunning

 

A.17 Overtreden sluitingstijden

Horecabedrijven zijn gebonden aan in de APV of in de ontheffing sluitingstijden vastgestelde openings- en sluitingstijden. Is het bedrijf geopend buiten deze tijden zonder dat er een incidentele ontheffing sluitingstijden is verleend, dan wordt dit gezien als een ernstige overtreding.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Overtreden sluitingstijden

 

 

Terugbrengen:

Artikel 2:29 Algemene plaatselijke verordening

 

Schorsen:

Artikel 1:6 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Terugbrengen sluitingstijden voor twee weken tot 23.00 uur voor alle dagen van de week óf schorsen ontheffing sluitingstijden twee weken

3e constatering:

Terugbrengen sluitingstijden voor drie maanden tot 23.00 uur óf schorsen ontheffing sluitingstijden drie maanden

4e constatering:

Terugbrengen sluitingstijden voor zes maanden tot 23.00 uur óf schorsen ontheffing sluitingstijden zes maanden

5e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd

 

A.18 Exploiteren niet conform aan vergunning verbonden voorschriften

Aan de exploitatievergunning worden soms voorschriften verbonden. Dit kunnen algemene voorschriften zijn die in de reguliere vergunningverlening aan het desbetreffende horecabedrijf worden opgelegd, maar ook specifieke voorschriften die bijvoorbeeld zijn bedoeld om de exploitant expliciet te dwingen om op de voorgeschreven manier te exploiteren. Ook kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften verbinden op grond van de Wet Bibob of naar aanleiding van een Bibob- onderzoek. Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden door middel van een waarschuwing.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Exploitatie niet conform voorschriften

 

 

 

 

Artikel 2:30 Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Sluiten voor twee weken

3e constatering:

Sluiten voor drie maanden en indien aanwezig intrekken Drank- en Horecavergunning

4e constatering:

Sluiten voor onbepaalde tijd

 

A.19 Illegaal terras

Voor het voeren van een terras bij een horecabedrijf is een vergunning nodig. Of een terras mag worden gevoerd en zo ja, waar en met welke omvang (vierkante meters) staat in de terrasvergunning vermeld.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Illegaal terras

 

 

2:28 jo 2:34A, Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom met een korte begunstigingstermijn

Na uitwerking last onder dwangsom iedere volgende constatering:

Last onder bestuursdwang

 

A.20 Te groot terras

In de exploitatievergunning is opgenomen binnen welke vierkante meters een terras mag worden geëxploiteerd. Voert de horecaondernemer toch een groter terras dan is vergund, dan overtreedt hij daarmee feitelijk de beperkingen die aan zijn vergunning zijn verbonden. Ten aanzien van zijn terras worden maatregelen getroffen.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Te groot terras

 

 

 

 

2:28 jo 2:34A, Algemene plaatselijke verordening

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom met een korte begunstigingstermijn

 

Na uitwerking last onder dwangsom iedere volgende constatering:

Last onder bestuursdwang

 

A.21 Geen vertrouwen in ondernemer

Wanneer een ondernemer telkens bepalingen in de APV overtreedt en zich ogenschijnlijk door getroffen maatregelen niet ertoe laat leiden dat hij zijn bedrijfsvoering dusdanig aanpast dat hij overtredingen of incidenten in de toekomst zal voorkomen, kan de burgemeester oordelen dat hij zijn vertrouwen in de desbetreffende ondernemer is kwijtgeraakt. De burgemeester meent dan dat de ondernemer met zijn exploitatie een gevaar vormt voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat en treft maatregelen om een verstoring van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de toekomst tegen te gaan. Dit geldt des te meer wanneer de exploitatie van de desbetreffende ondernemer al heeft geleid tot (ernstige) ordeverstoringen, strafbare feiten, of ander overtredingen, of wanneer de ondernemer of zijn personeel daarbij op een ontoelaatbare wijze betrokken zijn geweest of zelfs verwijtbaar hebben gehandeld. Dit is met name relevant voor en zal betrokken worden bij de onder A.3 tot en met A.7 genoemde onderwerpen. De burgemeester kan, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat hij een laatste waarschuwing geeft en de ondernemer verplichten afdoende maatregelen te treffen om nieuwe of verdere aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat te voorkomen. De burgemeester kan echter ook besluiten dat intrekking van de vergunning(en) wenselijk is. De burgemeester zal in zijn besluit expliciet motiveren wat maakt dat hij zijn vertrouwen in de ondernemer heeft verloren en welke maatregel hij passend acht.

 

A.22 Overtreding maatwerkvoorschriften

In de APV zijn verschillende type horeca-inrichtingen vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht. Het exploiteren van een inrichting in daarmee vrijgelaten in zoverre dat de ondernemer geen aparte vergunning op grond van de APV nodig heeft om zijn inrichting te exploiteren. Afhankelijk van het type onderneming kunnen wel andere vergunningen verplicht zijn. Ook moet het type exploitatie passen binnen het bestemmingsplan. Als de burgemeester het noodzakelijk acht, kan hij aan bedrijven zonder exploitatievergunning maatwerkvoorschriften opleggen. Deze voorschriften strekken slechts tot bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Als wordt geconstateerd dat de exploitant zich niet aan de maatwerkvoorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden door middel van een waarschuwing.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Exploitatie niet conform voorschriften

 

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom

3e constatering:

Verhoogde last onder dwangsom

4e constatering:

Last onder bestuursdwang

 

B. Drank- en Horeca

Voor het verstrekken van alcohol geven de Drank- en Horecawet en de Drank- en Horecaverordening Dordrecht specifieke regels en voorschriften om verantwoorde verstrekking van alcohol te bevorderen. Deze regels zien vooral op de bescherming van de volksgezondheid, maar ook op het voorkomen van aantasting van de openbare orde en het tegengaan van ongewenste concurrentie van paracommerciële instellingen 4 met reguliere horecabedrijven. De wet- en regelgeving richt zich niet alleen op horeca- inrichtingen, maar ook op paracommerciële instellingen (waaronder sportverenigingen /-kantines, evenementen, supermarkten en slijterijen).

 

B.1 Horeca- of slijtersbedrijf zonder vergunning

Het verstrekken van alcohol in een horeca- of slijtersbedrijf mag alleen met een geldige vergunning. Zolang er geen vergunning is verleend, mag er geen alcohol worden verstrekt. De burgemeester maakt gebruik van zijn bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en het horecabedrijf te sluiten (in beginsel nadat een waarschuwing is gegeven) tenzij de horecaondernemer zelf het bedrijf gesloten houdt.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Horeca- of slijtersbedrijf in werking zonder vergunning (art. 3 DHW)

 

 

N.B.: Als ook zonder exploitatievergunning o.g.v. de APV wordt geëxploiteerd, dan ook optreden als gesteld bij ´exploitatie zonder (geldige) vergunning´.

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete en waarschuwing sluiten

2e constatering:

Bestuurlijke boete en sluiten onbepaalde tijd

 

B.2 Leeftijdsgrenzen niet naleven

Jongeren en hun omgeving moeten beschermd worden tegen de volksgezondheid- en openbare orderisico’s van (overmatig) alcoholgebruik. Hierin hebben de jongeren zelf en hun ouders, scholen, verstrekkers van alcohol en de overheid een gedeelde verantwoordelijkheid. Toezicht op de naleving van de leeftijdsgrenzen uit de Drank- en Horecawet en het optreden bij overtreding ervan, draagt bij aan het gewenste effect, namelijk dat jongeren minder gemakkelijk alcohol kunnen krijgen en minder (vroeg) alcohol consumeren. Jongeren onder de 18 jaar die op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcohol voorhanden hebben worden daarop aangesproken en kunnen worden beboet, zeker als dit gepaard gaat met overlastgevend gedrag.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Leeftijdsgrenzen niet naleven

  • a.

    Niet naleven van leeftijdsgrenzen (art. 20, eerste en tweede lid DHW);

  • b.

    Toelaten van 16-minner zonder begeleiding van persoon van ten minste 21 jaar in slijterij (art. 20, derde lid DHW);

  • c.

    Niet goed of niet duidelijk aangeven van leeftijdsgrenzen (art. 20, vijfde lid DHW)

  • d.

    Personen jonger dan 16 jaar (of 18 jaar) 5 dienst laten doen in een horeca- of slijtersbedrijf (art. 24, derde en vierde lid DHW)

     

     

     

     

     

     

  • e.

    Als 18-minner op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt (art. 45 DHW)

  • f.

    Leeftijdsgrenzen supermarkten e.d.:

    Niet naleven van leeftijdsgrenzen door een bedrijf als bedoeld in art. 18, tweede lid en artikel 19, tweede lid onder a DHW (supermarkten e.d.) (art. 20, eerste lid jo. art. 19a DHW).

Bij a t/m d:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering:

Intrekken vergunning

 

Bij e:

Strafrechtelijke boete

Bij f:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering (binnen 1 jaar):

Ontzegging verkoop zwak-alcoholhoudende drank voor 4 weken

4e constatering (waarvan 3 binnen 1 jaar): Ontzegging verkoop zwak-alcoholhoudende drank voor 12 weken

Bij niet naleven ontzegging:

Inbeslagname en evt. sluiting deel drankverkoop door bestuursdwang

Voor de onder a t/m d genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder a t/m d genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.3 Aantasting openbare orde

In bepaalde gevallen kan (overmatige) alcoholconsumptie, naast het feit dat het voor individuele personen ongezond is, leiden tot aantasting van de openbare orde, of is het gevaar aanwezig dat de openbare orde wordt aangetast. Het is daarom niet toegestaan om personen die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeren toe te laten in het horecabedrijf of de slijterij. Ook het dienstdoende personeel mag niet in ‘kennelijke staat’ verkeren.

In die gevallen dat de verstrekking van alcohol (vermoedelijk) leidt tot ordeverstoring moet de verstrekking worden gestaakt. Doet de verstrekker dit niet zelf, dan wordt daartegen opgetreden.

Als zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid dan wordt streng opgetreden door intrekking van de Drank- en Horecavergunning.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Aantasting openbare orde

  • a.

    Het toelaten van een persoon in ‘kennelijke staat’ (art. 20, zesde lid DHW);

  • b.

    Het in ‘kennelijke staat’ dienst doen in een slijt- of horecalokaliteit (art. 20, zevende lid DHW);

  • c.

    Het verstrekken van alcohol als dit (vermoedelijk) leidt tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (art. 21 DHW).

     

     

     

     

     

     

     

     

  • d.

    Indien zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (art.31, eerste lid DHW);

Bij a t/m c:

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken of

3e constatering:

Schorsen vergunning voor 12 weken of

4e constatering:

Intrekken vergunning

 

Bij d:

1e constatering: Intrekken vergunning

Voor de onder a t/m c genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder a t/m c genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.4 Alcohol bij evenementen

Voor het verstrekken van alcohol bij evenementen is een ontheffing nodig. Deze ‘artikel 35-ontheffing’ is bedoeld voor bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Als deze voorschriften niet worden nageleefd wordt hiertegen opgetreden. Alcoholverstrekking bij evenementen is zonder ontheffing niet toegestaan. In die gevallen dat er geen ontheffing aanwezig is dient de verkoop van alcohol te worden gestaakt.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Alcohol bij evenementen

  • a.

    Geen ontheffing aanwezig (art. 3 jo. Art. 35 DHW)

  • b.

    Niet houden aan de voorschriften verbonden aan een artikel 35-ontheffing (art. 35, tweede lid DHW)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

  • c.

    Indien zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat er gevaar is voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Bij a en b, met dien verstande dat bij a stap 3 wordt overgeslagen

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing bestuurlijke boete Indien verstrekking niet direct wordt gestaakt en bij

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Intrekken ontheffing

 

Bij voortzetting overtreding:

(af)sluiten alcoholvoorziening of inbeslagname alcohol door bestuursdwang

 

Bij c:

1e constatering:

Intrekken ontheffing

Bij voortzetting overtreding:

(af)sluiten alcoholvoorziening of inbeslagname alcohol doorbestuursdwang

 

B.5 Tegengaan van ongewenste mededinging (paracommerciële instellingen)

Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon - geen NV of BV zijnde - die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen onder meer: sportkantines, dorps- en buurthuizen, kerkelijke centra, studentenverenigingen, etc. Voor deze categorie alcoholverstrekkers geldt dat er een aantal bijzonder voorschriften is opgenomen in de wet en de gemeentelijke verordening. Deze voorschriften hebben tot doel dat ook bij deze bedrijven alcohol verantwoord wordt verstrekt en er geen sprake is van oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca. Door een ander fiscaal regime, eventuele directe of indirecte subsidies, het feit dat veel met (bar)vrijwilligers wordt gewerkt, zou ongewenste mededinging aan de orde kunnen zijn. Het is daarom niet toegestaan om feesten en partijen van persoonlijke aard te geven of te laten houden in de kantine, of hiervoor reclame te maken. Ook zijn er schenktijden vastgesteld in de verordening. Buiten deze tijden mag geen alcohol worden verstrekt.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Tegengaan van ongewenste mededinging

  • a.

    Handelen in strijd met de paracommerciële bepalingen die zijn opgenomen in de verordening, (art. 4 DHW)

  • b.

    Niet (juist) bijhouden van registratie van barvrijwilligers (art. 9 derde lid DHW);

  • c.

    Reglement of afschrift ervan niet in de inrichting aanwezig hebben (art. 9, vierde lid DHW);

     

     

     

     

     

     

     

     

  • d.

    Het (horeca)reglement wordt door paracommerciële rechtspersoon niet nageleefd (art. 9, eerste en tweede lid DHW)

Bij a t/m c:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering

Intrekken vergunning

 

Bij d:

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom

3e constatering (en volgende):

Innen dwangsom

Dwangsom volledig verbeurd en nogmaals/nog steeds overtreding:

Schorsen vergunning voor 4 weken

Na schorsing nogmaals overtreding: Intrekken vergunning

Voor de onder a t/m c genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder a t/m c genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.6 Eisen aan inrichting en leidinggevenden

Ten aanzien van de inrichting en de leidinggevenden die daarin werkzaam zijn stelt de Drank- en Horecawet een aantal eisen. Zo moeten leidinggevenden tenminste 21 jaar zijn, mogen ze niet van slecht levensgedrag zijn en dienen ze te beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne. Er moet altijd tenminste één leidinggevende die op de vergunning staat, of in het geval van een paracommerciële rechtspersoon een gecertificeerde barvrijwilliger, aanwezig zijn. De inrichting moet voldoen aan een aantal inrichtingseisen die zien op gezondheid en hygiëne. Zo moet er een goed werkend luchtverversingssysteem aanwezig zijn, dienen er tenminste twee toiletten, met gescheiden voorportaal met handenwasgelegenheid, te zijn en moet de lokaliteit tenminste 35 m2 groot zijn. Veranderingen in leidinggevenden en van de inrichting moeten worden gemeld. Om adequaat toezicht mogelijk te maken dient de vergunning of een afschrift ervan altijd in de zaak aanwezig te zijn. Het niet naleven van deze eisen kan leiden tot intrekking van de vergunning.

Er wordt groot belang gehecht aan het levensgedrag van de exploitant en de leidinggevenden. Als een exploitant binnen twee jaar tot drie keer toe een leidinggevende wil bijschrijven op de vergunning, waarbij in alle drie de gevallen de burgemeester dit, bijvoorbeeld vanwege slecht levensgedrag, weigert, dan wordt de vergunning eveneens ingetrokken.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Eisen aan inrichting en leidinggevenden

  • a.

    Leidinggevenden voldoen niet (meer) aan de eisen uit art. 8 DHW. Dit is o.a. het geval als de inrichting voor een maand of langer is gesloten (geweest);

  • b.

    De inrichting voldoet niet (meer) aan de eisen van art. 10 DHW;

  • c.

    Het niet melden van een verandering van de inrichting of van een nieuwe leidinggevende.

  • d.

    In 2 jaar tot drie keer toe een leidinggevende (dezelfde of drie maal een ander) willen bijschrijven die alle keren door de burgemeester is geweigerd (art. 31, derde lid sub b DHW)

  • e.

    Geen leidinggevende, en, in het geval van een paracommerciële rechtspersoon, geen gecertificeerde barvrijwilliger aanwezig (art. 24, eerste en tweede lid DHW)

  • f.

    Geen (afschrift van) vergunning incl. evt. aanhangsels, aanvraag en/of ontvangstbevestiging aanwezig in inrichting (art. 30a DHW)

 

 

Bij a t/m d:

Intrekken vergunning

 

 

 

 

 

 

Bij e en f:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering:

Intrekken vergunning

Voor de onder e en f genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder e en f genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.7 Prijsacties in horeca

Extreme prijsacties (lager dan 60% van de normale verkoopprijs) in de horeca zijn in de verordening verboden, om het direct en actief stimuleren van het nuttigen van grote hoeveelheden drank tegen te gaan. Mocht dit toch worden geconstateerd, dan wordt hiertegen opgetreden.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Prijsacties horeca

‘Happy hours’ in horecalokaliteit, verboden bij verordening (art. 25d, eerste lid sub a DHW)

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering

Intrekken vergunning

 

B.8 Alcohol verstrekken waar dit niet is toegestaan

Het is niet toegestaan om buiten de in de vergunning vermelde lokaliteit of buiten het in de vergunning vermelde terras alcohol te verstrekken. Daarnaast heeft de wet een aantal plaatsen aangewezen waar verstrekken sowieso niet is toegestaan, ook niet vanuit de detailhandel. Het gaat om bijvoorbeeld benzinestations, in het kader van de slechte combinatie van drinken en rijden. Ook staat de wet niet toe dat alcohol aanwezig is of toegestaan wordt dat alcohol wordt genuttigd in een voor het publiek geopende ruimte, niet zijnde een horeca- of slijtersbedrijf. Dit om te voorkomen dat door inventieve constructies de vergunningplicht, incl. alle eisen, omzeild wordt.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Alcohol verstrekken waar niet toegestaan

  • a.

    Verstrekken van alcohol of sterke drank buiten de in de vergunning vermelde horeca- of slijtlokaliteit (art. 12, eerste en tweede lid DHW);

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

  • b.

    Alcohol verstrekken op andere gedeelten van de openbare weg dan waarvoor de burgemeester vergunning heeft verleend (art. 11 DHW).

  • c.

    Het aanwezig hebben van alcohol in, op of aan een vervoermiddel dat gebruikt wordt voor het rondtrekkend uitoefenen van kleinhandel(art. 25, derde lid DHW)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

  • d.

    Verbod op verstrekken in benzinestations of in winkels gelegen naast auto(snel)wegen (uitgezonderd horecalokaliteiten en terrassen), of op bij AMvB aangewezen plaatsen (art. 22, eerste en tweede lid DHW);

  • e.

    Alcohol aanwezig hebben of toestaan dat alcohol wordt genuttigd in een voor het publiek geopende ruimte, niet zijnde een horeca- of slijtersbedrijf (art. 25, eerste en tweede lid DHW)

Bij a:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering

Intrekken vergunning

 

Bij b en c:

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom

3e constatering (en volgende:

Innen dwangsom

 

Dwangsom volledig verbeurd en nogmaals overtreding: Schorsen vergunning voor 4 weken bij b en opnieuw (hogere) dwangsom bij c

Vervolg alleen bij b:

Na schorsing nogmaals overtreding: Intrekken vergunning

 

Bij d en e:

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Inbeslagname en evt. sluiting (deel drankverkoop) door bestuursdwang

 

B.9 Andere bedrijfsactiviteiten combineren met alcoholverstrekking

Het combineren van bepaalde bedrijfsactiviteiten met de uitoefening van een horeca- of slijtersbedrijf is niet toegestaan. Wordt dit wel geconstateerd dan wordt hiervoor één keer gewaarschuwd en vervolgens met een bestuurlijke boete en eventueel tijdelijke schorsing van de vergunning, opgetreden.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Andere bedrijfsactiviteiten

  • a.

    Slijten in een horecalokaliteit of horeca-activiteiten in een slijterij (art. 13, eerste en tweede lid DHW);

  • b.

    Het (laten) verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in een slijterij (art. 14, eerste lid DHW);

  • c.

    Het (laten) uitoefenen van kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of andere in artikel 14, tweede lid DHW genoemde activiteiten in een horecalokaliteit of terras (art. 14, tweede lid DHW;

  • d.

    Het (laten) uitoefenen van de onder c. genoemde activiteiten in een andere lokaliteit die behoort tot de inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waarbij het publiek slechts toegang heeft via de horecalokaliteit (art. 15, eerste lid DHW);

  • e.

    Een slijtlokaliteit staat in verbinding met een ruimte waarin de onder c. genoemde activiteiten worden uitgeoefend, en voldoet niet aan de eisen (uit de AMvB) (art. 15, tweede lid DHW);

  • f.

    Het aanwezig hebben van drankautomaten (art. 16 DHW);

 

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Schorsen vergunning voor 4 weken

5e constatering

Intrekken vergunning

Voor de onder a t/m f genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder a t/m f genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.10 Specifieke regels voor detailhandel, afleveren aan particulieren en doen van bestellingen

Om verantwoord met bestellingen en het bezorgen van drank voor gebruik elders dan ter plaatse (bijv. thuis bij particulieren) om te gaan, gelden er een aantal voorschriften. Zo kan dit niet vanuit iedere gewenste plaats op iedere gewenste wijze gebeuren.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Specifieke regels detailhandel, etc.

Verboden is het:

  • a.

    Afleveren van drank aan particulieren anders dan in een gesloten verpakking (art. 17 DHW);

  • b.

    Verstrekken van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse (slijterijen, bepaalde winkels, warenhuizen en cafetaria’s uitgesloten, zie art. 18, tweede lid DHW) (art. 18 DHW);

  • c.

    Zwakalcoholhoudende dranken in winkels e.d. niet plaatsen duidelijk onderscheiden van alcoholvrije dranken (art. 18, derde lid DHW);

  • d.

    Gelegenheid bieden tot het doen van bestellingen voor sterke drank of op bestelling sterke drank afleveren aan huizen van particulieren anders dan door slijterij of partijencatering (art. 19, eerste lid DHW);

  • e.

    In bepaalde gevallen (niet zijnde supermarkten e.d., slijterijen en niet voor publiek toegankelijke besloten ruimten) gelegenheid bieden tot het doen van bestellingen voor zwakalcoholhoudende drank of dit afleveren aan huizen van particulieren (art. 19, tweede lid DHW);

 

 

1e constatering:

Waarschuwing bestuurlijke boete

2e constatering:

Bestuurlijke boete

3e constatering:

Bestuurlijke boete (bij recidive verhogen)

4e constatering:

Inbeslagname door bestuursdwang

Voor de onder a t/m e genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder a t/m e genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

B.11 Onjuiste of onvolledige gegevens bij aanvraag

Het aanleveren van onjuiste of onvolledige gegevens staat een effectieve en juiste toetsing en het houden van adequaat toezicht in de weg. Hiertegen wordt dan ook streng opgetreden. Is dit aan de orde dan wordt de vergunning of ontheffing ingetrokken en wordt een bestuurlijke boete opgelegd.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Onjuiste/onvolledige gegevens bij aanvraag

Aanleveren van onjuiste of onvolledige gegevens bij een aanvraag voor een vergunning of art. 35 ontheffing;

Intrekken vergunning of ontheffing en bestuurlijke boete

Bij voortzetting verstrekken alcohol in inrichting: Sluiten onbepaalde tijd

Bij voortzetting verstrekken alcohol bij evenement (art. 35 ontheffing):

(af)sluiten alcoholvoorziening of inbeslagname alcohol door (spoedeisende)bestuursdwang

 

C. Wet op de kansspelen

De Wet op de Kansspelen geeft regels voor het hebben en laten gebruiken van kansspel- en behendigheidsautomaten. Deze regels zijn met name gericht op het voorkomen van gokverslaving, het beschermen van jongeren tegen gokken en op het tegengaan van illegale kansspelen. De kansspelenverordening Dordrecht is op onderdelen een nadere uitwerking van de wet. Hierin zijn o.a. opgenomen een maximum aantal kansspelautomaten per inrichting, een vergunningplicht en een maximumstelsel voor speelautomatenhallen. Voor speelautomatenhallen, die naast een aanwezigheidsvergunning dienen te beschikken over een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal, gelden net als voor andere horecazaken ook de onder A genoemde maatregelen.

Illegale gokpraktijken worden gezien als strafbare feiten waartegen door middel van tijdelijke sluiting van de inrichting waar het plaatst vindt wordt opgetreden, zie onder A.5.

 

C.1 Aanwezigheid speelautomaten zonder (geldige) aanwezigheidsvergunning 6

Het is niet toegestaan om kansspelautomaten aanwezig te hebben zonder vergunning van de burgemeester.

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Geen (geldige) aanwezigheidsvergunning

Aanwezigheid kansspelautomaten zonder (geldige) aanwezigheidsvergunning

 

1e constatering:

Waarschuwing

2e constatering:

Last onder dwangsom;

3e constatering (en volgende):

Innen dwangsom

Dwangsom volledig verbeurd en nogmaals/nog steeds overtreding:

Bestuursdwang (inbeslagname speelautomaten)

 

C.2 Onjuiste of onvolledige gegevens bij aanvraag

Het aanleveren van onjuiste of onvolledige gegevens staat een effectieve en juiste toetsing en het houden van adequaat toezicht in de weg. Hiertegen wordt dan ook streng opgetreden. Is dit aan de orde dan wordt de vergunning ingetrokken.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Onjuiste of onvolledige gegevens

Het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens bij aanvraag aanwezigheidsvergunning waarbij een andere beslissing zou zijn genomen indien dat bekend was

 

Indien van toepassing: combineren met DHW vergunning en exploitatievergunning

 

Intrekken aanwezigheidsvergunning

 

C.3 Eisen ten aanzien van (het exploiteren van de) inrichting, bedrijfsleiders en beheerders en de aanwezige speelautomaten

Zowel de wet als de verordening bevatten een aantal spelregels waar de inrichting, de bedrijfsleiders en beheerders en de aanwezige speelautomaten moeten voldoen. Het niet naleven van deze spelregels kan tot gevolg hebben dat de vergunning wordt ingetrokken of een last onder dwangsom wordt opgelegd.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Eisen uit wet en verordening

  • a.

    Niet (meer) voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag van de aanvrager van de vergunning en/of bedrijfsleiders en beheerders

  • b.

    Aanwezigheid illegale speelautomaten of aanbrengen wijzigingen in die automaten

  • c.

    (On)middellijk uitkeren van prijzen/premies o.g.v. spelresultaat behendigheidsautomaat

  • d.

    Het laten bespelen van een kansspelautomaat door personen beneden de leeftijd van 18 jaar

  • e.

    Toegang verlenen minderjarigen (<18 jaar) in speelautomatenhal

  • f.

    Geen (afdoende of juiste) scheiding tussen behendigheidsautomaten en kansspelautomaten in een speelautomatenhal

Indien van toepassing: combineren met DHW vergunning en exploitatievergunning

Bij a:

Intrekken aanwezigheidsvergunning

 

Bij b t/m f:

1e keer/constatering:

Waarschuwing

2e keer/constatering:

Last onder dwangsom

3e keer/constatering (en volgende):

Innen dwangsom

Dwangsom volledig verbeurd en nogmaals/nog steeds overtreding:

Bij b t/m d:

Intrekken aanwezigheidsvergunning

Bij e en f:

Intrekken speelautomatenhal-vergunning

Voor de onder b t/m f genoemde overtredingen geldt dat de volgende stap uit het stappenplan wordt gezet indien binnen twee jaar nogmaals een overtreding wordt geconstateerd van één van de onder b t/m f genoemde punten, ongeacht of dit dezelfde overtreding is die eerder is geconstateerd.

 

C.4 Vrees voor aantasting openbare orde

Als er gegronde (of gewettigde) vrees is dat het open zijn van een lokaliteit waar de speelautomaten staan opgesteld of een speelautomatenhal leidt of zal leiden tot ernstig gevaar voor de openbare orde dan kan er reden zijn om de vergunning(en) in te trekken en indien nodig de lokaliteit te sluiten door bestuursdwang.

 

Overtreding/incident

Burgemeester/gemandateerde

Gevaar voor de openbare orde

Gewettigde vrees dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid

Indien van toepassing: combineren met DHW vergunning en exploitatievergunning

Intrekken aanwezigheidsvergunning en, indien aanwezig, speelautomatenhalvergunning

 

 


1

Standaardoverweging in de jurisprudentie over handhaving is:"Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien".

2

Geur en geluid van koelmotoren en luchtbehandelingsinstallaties van horeca zorgen minder frequent dan muziekgeluid voor overlastsituaties. Daarbij komt dat minder snel sprake is van ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit laat onverlet dat bij excessen het stappenplan handhaving van toepassing kan zijn.

3

Naast de genoemde maatregelen kan de ondernemer ook opgedragen worden om het veiligheidsplan aan te passen, indien het veiligheidsplan wel wordt nageleefd, maar in de praktijk blijkt dat toepassing van de in het plan vastgelegde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt voor een veilige exploitatie.

4

een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.

5

De leeftijd is in de wet gesteld op 16 jaar. Bij AMvB kan dit op 18 jaar worden gesteld, zie artikel 24, leden 3 en 4 Drank- en Horecawet.

6

Speelautomatenhallen hebben naast een aanwezigheidsvergunning ook een speelautomatenhalvergunning nodig, op grond van de Kansspelenverordening Dordrecht. Het zonder of in strijd met de (voorschriften in de) speelautomatenhalvergunning exploiteren valt onder de aanpak zoals opgenomen in onderdeel A.