Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Beleidsregel Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal Ede
CiteertitelBeleidsregel Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal Ede
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervalt op 31 december 2032.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 58, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 59 van de Participatiewet
  4. artikel 60 van de Participatiewet
  5. artikel 62f van de Wet werk en bijstand
  6. artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-09-2022nieuwe regeling

30-08-2022

gmb-2022-403327

329083

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal Ede

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel op 30 augustus 2022, zaaknummer 329083;

gelet op artikel 17 lid 2, 58 lid 2, 59, 60 en 62f onderdeel b van de Participatiewet (Pw) en artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo);

 

besluit vast te stellen Beleidsregel Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal Ede:

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening op grond van de Tozo van in totaal maximaal € 10.157,--;

  • b.

    burgemeester en wethouders: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

  • c.

    Pw: Participatiewet;

  • d.

    Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

  • e.

    zelfstandige: de rechthebbende volgens artikel 1 van de Tozo.

Artikel 2. Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikelen 58 lid 2, 59 en 60 van de Pw.

Artikel 3. Opeisbaarheid bedrijfskapitaal en terug- en invordering

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verbinden aan de beschikking waarmee het bedrijfskapitaal wordt verstrekt de bepaling dat de verstrekte geldlening terstond kan worden opgeëist wanneer:

    • a.

      de zelfstandige de terugbetalingsverplichtingen niet nakomt;

    • b.

      de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;

    • c.

      er sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;

    • d.

      er sprake is van curatele van de zelfstandige, of bij onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;

    • e.

      de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;

    • f.

      de zelfstandige komt te overlijden.

  • 2.

    Terug- en invordering vindt plaats bij de zelfstandige en/of diens partner, als deze partner bij de bijstand is inbegrepen.

Artikel 4. Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal vast op basis van de looptijd van de geldlening en kan hierbij rekening houden met de aflossingscapaciteit van de zelfstandige.

  • 2.

    Wanneer de zelfstandige niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, nemen burgemeester en wethouders contact opnemen met de zelfstandige. Daarna volgen, als dit nodig is, een 1e en een 2e aanmaning.

  • 3.

    Als de zelfstandige ook na een 2e aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, gaan burgemeester en wethouders direct over tot terugvordering van de openstaande vordering plus achterstallige rente.

  • 4.

    Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de rente- en aflossingsverplichtingen, betaalt de zelfstandige over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente.

Hoofdstuk 2 Invordering en betalingsverplichting

Artikel 5: Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag te voldoen. Ook bieden burgemeester en wethouders de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen een betalingsvoorstel. Hierbij wordt rekening gehouden met de hoogte van de vordering en de financiële mogelijkheden en omstandigheden van de belanghebbende. Het betalingsvoorstel is zodanig dat daarmee de vordering binnen een redelijk periode geheel wordt afgelost.

  • 3.

    Als er geen overeenstemming wordt bereikt over het voorstel bedoeld in lid 2, stellen burgemeester en wethouders de hoogte van de aflossingsverplichting vast door middel van berekening van het vrij te laten bedrag (VTLB) overeenkomstig de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid kunnen burgemeester en wethouders met een betalingsvoorstel van de zelfstandige instemmen als de zelfstandige daardoor de vordering via minnelijke weg blijft betalen en het voorstel passend is gezien zijn financiële mogelijkheden en de hoogte van de uitstaande vordering.

Artikel 6. Mogelijkheden tot wijziging van een betalingsverplichting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de zelfstandige de eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen als dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van de zelfstandige.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de betalingsverplichting wijzigen wanneer uit een draagkrachtonderzoek blijkt dat de zelfstandige over onvoldoende draagkracht beschikt, of als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders voeren periodiek en op basis van signalen onderzoek uit naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden.

Artikel 7. Uitstel van betaling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijk verzoek van de zelfstandige uitstel van de betalingsverplichting verlenen voor de duur van telkens maximaal één jaar. Dit kan alleen als de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven en de zelfstandige dit onderbouwt met bewijsstukken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders trekken het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:

    • a.

      op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of

    • b.

      de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het 1e lid zijn komen te vervallen.

Artikel 8. Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Als de zelfstandige na terugvordering van het bedrijfskapitaal niet bereid is een betalingsregeling te treffen of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, kunnen burgemeester en wethouders invorderen bij dwangbevel. De invordering kan dan worden overgedragen aan een deurwaarder.

  • 2.

    Bij inschakeling van een deurwaarder betaalt de zelfstandige de in rekening gebrachte kosten.

Hoofdstuk 3 Afzien van invordering

Artikel 9. Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve van (verdere) invordering afzien als de zelfstandige:

    • a.

      gedurende 10 jaar volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits die betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • b.

      gedurende 10 jaar niet volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald en de betalingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • c.

      gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat de zelfstandige deze binnen afzienbare tijd zal gaan verrichten;

    • d.

      gedurende 10 jaar geen of onregelmatig betalingen heeft verricht en de kosten van invordering hoger dreigen te worden dan de opbrengst;

    • e.

      in totaal 25% of meer van de hoofdsom heeft afgelost, en een bedrag van ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders, in afwijking van het eerste lid, besluiten geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien.

Artikel 10. Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling

  • 1.

    Op grond van artikel 58 lid 2 onder b van de Pw en artikel 3 lid 1 onder a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) kunnen burgemeester en wethouders de vordering kwijtschelden als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de zelfstandige de schuld niet binnen afzienbare tijd zal kunnen afbetalen; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder kwijtschelding van de Tozo-vordering niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders trekken het besluit om mee te werken aan een schuldregeling in als:

    • a.

      niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      de zelfstandige de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks een waarschuwing blijft schenden; of

    • c.

      op een later tijdstip blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding en duur beleidsregels

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal Ede.

  • 3.

    Deze beleidsregel vervalt op 31 december 2032. Als de in artikel 22 van de Tozo genoemde vervaldatum wordt verlengd wordt de vervaldatum van deze beleidsregel met dezelfde periode verlengd.

Vastgesteld in de vergadering van 30 augustus 2022, zaaknummer 329083.

Het college voornoemd,

drs. R.F. Groen MPA

secretaris

mr. L.J. Verhulst

burgemeester

Toelichting

Algemeen

Het kabinet nam tijdens de coronacrisis een aantal maatregelen om ondernemers te ondersteunen. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) was één van die maatregelen. Aan de Tozo is op 1 oktober 2021 een einde gekomen. De Tozo voorzag in de mogelijkheid tot het verstrekken van (aanvullend) levensonderhoud en in de mogelijkheid van bedrijfskredieten (maximaal € 10.157,-).

Het kabinet heeft in juni 2021 besloten om generiek uitstel te verlenen van betaling- en renteverplichtingen Tozo-bedrijfkredieten tot 1 juli 2022.

De Tozo-levensonderhoud kan worden teruggevorderd met toepassing van de Participatiewet en de bestaande beleidsregels inzake terugvordering en invordering.

Voor de Tozo- bedrijfskredieten bestaat geen eigenstandige wettelijke grondslag. Met de Beleidsregel Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal gemeente Ede wordt de terugvordering ervan van een grondslag voorzien.

 

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die uitleg behoeven worden toegelicht. De overige artikelen worden geacht voor zich te spreken.

 

Artikel 2

In artikel 58 lid 2 voorziet de Participatiewet in de mogelijkheid (een kan-bepaling) om bijstand in de vorm van een geldlening terug te vorderen. Het Tozo-bedrijfskrediet is bijstand in de vorm van een geldlening. Met de Beleidsregel Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal maakt het college gebruik van de wettelijk geschapen mogelijkheid de lening terug- en in te vorderen.

Artikel 59 regelt de terugvordering van gezinsleden als de bijstand mede aan de gezinsleden is verleend. Gezinsleden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling ervan.

Artikel 60 regelt de inlichtingenplicht van de debiteur richting het college en enkele bijzondere bevoegdheden voor het college bij de invordering, zoals invordering bij dwangbevel, eventuele verrekening met bijstand na bijstandsverlening en een bevoorrechte positie bij beslag.

 

Artikel 3

Artikel 3 regelt -limitatief- de omstandigheden waarin de lening direct opeisbaar wordt.

 

Artikel 4

De aflosverplichting start vanaf 1 juli 2022. Het kabinet heeft de looptijd voor alle Tozo-leningen met één jaar verlengd van 5 jaar tot 6 jaar. Dat is de periode vanaf het moment van verstrekking tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald. Over de periode januari 2021 tot en met juni 2022 hoeft ook geen rente te worden betaald.

In een normale situatie wordt de lening dus in 72 maanden (6 jaar) terug betaald. Eerder dan 1 juli 2022 aflossen is mogelijk en sneller aflossen ook.

In de overige leden wordt, in navolging van artikel 3 lid 1a, beschreven hoe de gemeente handelt als de debiteur de aflosverplichtingen niet nakomt. Het Edes terug- en invorderingsbeleid kenmerkt zich door eerst persoonlijk contact te hebben met de debiteur. Mocht dit niet baten dan wordt de debiteur schriftelijk twee maal aangemaand de betaling van de termijnen te hervatten. Verzuimd de debiteur alsnog dan wordt de lening plus renteverplichtingen direct opeisbaar. Zie artikel 5 van de beleidsregel.

 

Artikel 5

Nadat het college de lening en achterstallige renteverplichtingen direct heeft opgeëist dient de debiteur deze ineens te voldoen. Echter, de mogelijkheid tot een betalingsregeling staat open. Doel is de volledige terugbetaling te bewerkstelligen naar de reële mogelijkheden van de debiteur. Dit kan op 3 manieren:

  • 1.

    de debiteur doet zelf een voorstel waar de gemeente mee instemt -er vindt dus geen overleg plaats omdat de gemeente het voorstel reëel en passend vindt (lid 4);

  • 2.

    gemeente en debiteur komen in overleg tot een betalingsregeling (lid 2);

  • 3.

    of de termijnen worden vastgesteld door de gemeente zelf als gemeente en debiteur niet tot overeenstemming komen over een betalingsregeling. Hierbij houdt de gemeente rekening met het vrij te laten bedrag (VTLB) dat gehanteerd wordt door de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Door het VTLB als uitgangspunt te nemen houdt de debiteur voldoende middelen te besteden over om van te leven.

Artikel 6

De financiële situatie van de debiteur kan wijzigen. Artikel 6 regelt de mogelijkheden om de aflossing hierop af te stemmen. Dat kan op verzoek van de debiteur, die daarbij voldoende inzicht geeft in de financiële situatie op basis waarvan het college de hoogte van de aflossing wijzigt (lid 1). Als voor het verkrijgen van voldoende inzicht een draagkrachtonderzoek nodig is, dan kan hiertoe worden over gegaan (lid 2). Tot slot biedt het derde lid de mogelijkheid om als college pro-actief het initiatief te nemen door óf de financiële situatie van de debiteur te volgen -door het doen van periodieke heronderzoeken-, óf de debiteur te benaderen op basis van door de gemeente ontvangen signalen over de financiële situatie van debiteur. In beide gevallen staat afstemming van de situatie van de debiteur op de financiële mogelijkheden tot aflossing van de lening en rente centraal.

 

Artikel 7

Naast afstemming van het aflossingsbedrag staat uitstel van betaling open. Het uitstel wordt periodiek opnieuw bekeken afhankelijk van de periode waarover uitstel verleend is. Deze periode is maximaal een jaar. Het uitstel wordt binnen die periode ingetrokken als de gegevens op basis waarop uitstel is verleend niet juist blijken te zijn of als de omstandigheden die maakten dat uitstel nodig was er niet meer zijn.

 

Artikel 8

De Participatiewet biedt de mogelijk tot invordering bij dwangbevel. Executie hiervan kan worden opgedragen aan een deurwaarder. De kosten hiervan zullen door de debiteur gedragen worden.

 

Artikel 9

De debiteur wordt geacht het bedrijfskrediet volledig af te lossen, zo mogelijk binnen de looptijd van de lening. Onderbrekingen, lagere aflosbedragen of helemaal geen aflossingen kunnen ervoor zorgen dat het college na het verstrijken van 10 jaar ambtshalve het besluit neemt van (verdere) invordering af te zien. Er zijn verschillende opties, van debiteuren die naar vermogen hebben betaald, tot debiteuren die niet hebben betaald en waarvan niet verwacht wordt dat er nog zal worden betaald. In lid 2 is de mogelijkheid geschapen dat, los van de 10-jaarstermijn, ook dringende redenen kunnen leiden tot ambtshalve afzien van (verdere) invordering.

 

Artikel 12

Inzake lid 3: de Tozo was een tijdelijke regeling. Toepassing van deze beleidsregel leidt ertoe dat de verstrekte bedrijfskredieten in het kader van de Tozo uiterlijk in 2032 zijn afgelost of dat (restbedragen) zijn afgeboekt. De beleidsregel kan dan vervallen. De vervaldatum is gesteld op 31 december 2032. Deze datum is gerelateerd aan de vervaldatum van de Tozo die vooralsnog is gesteld op 1 juli 2027.