Organisatie | Oost Gelre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeernormen gemeente Oost Gelre |
Citeertitel | Parkeernormen gemeente Oost Gelre |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2018 | nieuwe regeling | 05-06-2018 |
De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.
In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe open eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
Alvorens in de volgende hoofdstukken op deze elementen in te gaan, eerst een beknopte toelichting op de aanleiding van deze notitie.
Als gevolg van een wijziging van de Woningwet (De Reparatiewet BZK 2014) verliezen de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening, waaronder de regeling betreffende het parkeren, hun werking. Dat betekent dat gemeenten deze parkeerregels voortaan in de bestemmingsplannen of beheersverordening moeten opnemen.
Om te voorkomen dat in elk bestemmingsplan de parkeernormen moet worden beschreven, is het mogelijk om een Nota Parkeernormen vast te stellen. In deze nota wordt de parkeernormering van elke te (her)ontwikkelen functie binnen de gemeente Oost Gelre afgedekt. Vanuit het betreffende bestemmingsplan kan naar de Nota Parkeernormen worden verwezen. Omgekeerd kan deze nota ook dienen als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of waarvoor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend.
De Reparatiewet hanteert een overgangstermijn die loopt tot 1 juli 2018. Vanaf die datum verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking voor bestaande bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
De gemeente kiest in dit verband voor een paraplubestemmingsplan.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
In het ASVV 2012 en de CROW-publicatie 317 zijn actuele parkeerkencijfers opgenomen en richtlijnen voor de maatvoering van de verschillende parkeervakken vastgelegd.
De nota is het toetsingskader voor het hanteren van parkeernormen bij (ver)bouwaanvragen en stelt de eisen aan het aantal en de kwaliteit van de per functie aan te leggen parkeerplaatsen. Zowel voor de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein als in de openbare ruimte.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de parkeernormen. De hoogte van de normen is afhankelijk van de stedelijkheidsgraad, de stedelijke zones (centrum, schil rond het centrum, rest bebouwde kom en buitengebied.
Hoofdstuk 3 gaat in op de systematiek van de parkeernormen. Aanbod komt hier de berekening van de parkeernormen in verschillende situaties, ontheffing van de voorwaarde om het parkeren op eigen terrein te regelen en de kwaliteit en het dubbelgebruik van parkeerplaatsen.
Hoofdstuk 4 bevat ten slotte een stappenplan voor het opleggen van parkeernormen bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Bij het formuleren van de parkeernormen is het belangrijk dat deze recht doen aan de plaatselijke situatie. Dit betekent dat binnen de gemeente oost Gelre verschillende parkeernormen voor dezelfde functie kunnen gelden, afhankelijk van de locatie van de functie.
De hoogte van deze parkeernormen wordt onder andere aan de hand van de stedelijkheidsgraad en de indeling van de stedelijke zones bepaald. Ook wordt gekeken naar het gemiddelde autobezit per huishouden in de gemeente Oost Gelre. In dit hoofdstuk wordt onderbouwd op basis van welke gegevens de hoogte van de parkeernormen zijn bepaald.
In het door het CROW opgestelde ASVV 2012 en afgeleid hiervan Publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is voor de berekening van de parkeernormen rekening gehouden met de stedelijkheidsgraad van de gemeente en de bereikbaarheidskenmerken van de verschillende locaties binnen de gemeente.
Onder de stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per km2. Verondersteld wordt dat het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en, als gevolg daarvan, ook de hoogte van het parkeer kencijfer afhankelijk is van de stedelijkheidsgraad en de stedelijke zone binnen het grondgebied.
Naarmate de omgevingsadressen dichtheid afneemt, is het aanbod en kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen lager met als gevolg een hoger parkeerkencijfer.
Door het CROW wordt voor de stedelijkheidsgraad de volgende klassen aangehouden.
Voor de gemeente Oost Gelre is de klasse weinig stedelijk van toepassing. Het aantal adressen per km2 bedraagt in deze klasse tussen de 500 en 1.000 adressen. Het CBS geeft aan dat in Oost Gelre een adressendichtheid is van 735 adressen per km2. (2016).
Door het aanbod en de kwaliteit van andere vervoerswijzen in het centrum van de stad, vooral openbaar vervoer, is gebleken dat de functies in het centrum resulteren in een lagere parkeervraag. Buiten het centrum is het aanbod en kwaliteit hiervan veel minder waardoor het autobezit hier hoger
wordt verondersteld. De door het CROW opgestelde parkeerkencijfers zijn daarom onderscheiden naar stedelijke zone waarbij een onderscheid is gemaakt tussen het centrum, de schil rondom het centrum, de rest van de bebouwde kom en het buitengebied.
Gelet op de kenmerken van de verschillende kernen binnen de gemeente Oost Gelre is gekozen om alleen de binnensteden van Groenlo en Lichtenvoorde aan te merken als “centrum” (het gebied binnen de gracht van Groenlo en het winkelgebied van Lichtenvoorde). Daarnaast is een schil rond deze centrumgebieden opgenomen. De overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde, evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde worden aangemerkt als “rest bebouwde kom”.
De overige gebieden binnen de gemeente worden aangemerkt als “buitengebied”. In bijlage 3 is op kaart is weergegeven wat in de gemeente Oost Gelre de begrenzing is van de verschillende stedelijke zones.
2.4 Autobezit gemeente Oost Gelre
Uit statistische informatie (per 1-1-2014) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.statline.nl) blijkt het gemiddelde autobezit per huishouden in Oost Gelre 1,3 auto’s bedraagt. Hiermee komt het autobezit in de gemeente Oost Gelre nagenoeg overeen met het gemiddelde autobezit van alle gemeentes met een stedelijkheidsgraad 4 (weinig stedelijk).
2.5 Toe te passen parkeernormen
De door het CROW opgestelde parkeerkencijfers hebben een bandbreedte. Deze bandbreedte betreft een minimaal en maximaal aantal te realiseren parkeerplaatsen. Dit betekent dat het te realiseren parkeeraanbod binnen deze bandbreedte moet blijven en niet mag worden over- of onderschreden.
Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW- parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij de toekomstige werkwijze bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen.
In bijlage 1 zijn de gemiddelde parkeernormen opgenomen zoals vastgelegd in publicatie 317, gedifferentieerd naar stedelijke zone. In deze normering is rekening gehouden met een aandeel van bezoekers van 0,3 parkeerplaatsen per woning.
Op basis van de omvang van de (verbouw)ontwikkeling en de parkeernormen vermeld in bijlage 1, kan het aantal benodigde parkeerplaatsen worden bepaald. Het aantal parkeerplaatsen is echter niet het enige criterium. Zo is ook van belang is dat de maatvoering van de parkeerplaatsen voldoet en de parkeerplaatsen op de gewenste locatie liggen. In sommige gevallen hoeft de aanvrager geen parkeerplaatsen aan te leggen, omdat er al voldoende parkeerplaatsen aangelegd zijn.
In dit hoofdstuk wordt de systematiek aan de hand van voorbeelden nader toegelicht.
In de parkeernormensystematiek zijn de volgende onderdelen te onderscheiden:
3.2 Berekening parkeerbehoefte
In bijlage 1 is een tabel opgenomen met de parkeernormen per functie, onderverdeeld naar de gedefinieerde stedelijke zones. In de laatste kolom staat het aandeel bezoekers. Het aandeel bezoekers is al verwerkt in de parkeernorm en komt er dus niet bovenop. Op basis van de functie, de omvang en in welke stedelijke zone de functie valt, kan de parkeerbehoefte worden bepaald. Bij de berekening wordt aan het eind van de berekeningen het aantal benodigde parkeerplaatsen afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal.
De tabel met de parkeernormen per functie is niet onuitputtelijk. Het is soms lastig in te schatten onder welke functie een (verbouw)ontwikkeling valt. In CROW-publicatie 317 wordt voor sommige functies een nadere toelichting gegeven. Er zullen altijd (verbouw)ontwikkelingen zijn die niet onder één van de functies in de tabel vallen. In dat geval dient de aanvrager aan de hand van referentiesituaties inzichtelijk maken wat de verwachte parkeerbehoefte is.
3.3 Wijziging functie gebouw / perceel
Bij de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat (eventuele) problemen uit het verleden niet op de nieuwe functie worden afgewikkeld. Het verschil in parkeerplaatsen tussen de huidige bestemming en de nieuwe ontwikkeling wordt op een theoretische manier berekend.
Het aantal te realiseren parkeerplaatsen = parkeernormen huidige situatie (mits het gebruik is vergund c.q. toegestaan), minus parkeernormen nieuwe situatie. Is dit een positief getal dan zijn er vol- doende (of te veel) parkeerplaatsen. Is de uitkomst negatief dan zal dit aantal parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden om aan de parkeereis te voldoen.
3.4 Locatie van de parkeerplaatsen
3.4.1 Uitgangspunt is parkeren op eigen terrein
Aanvragers zijn in principe verplicht om de voor hun bouw of ontwikkelinitiatief van toepassing zijnde parkeernorm op het eigen terrein aan te leggen. De parkeerbehoefte moet dus op eigen terrein worden opgelost. Met eigen terrein wordt bedoeld het gehele grondgebied of plangebied van het bouwinitiatief. In de meeste gevallen is “eigen erf” en “eigen terrein” hetzelfde. Meestal gaat het dan om een bouwinitiatief op een perceel.
Bij de realisatie van bijvoorbeeld nieuwbouwwijken kan het hele plangebied als het “eigen terrein” worden beschouwd. Dat betekent dat er ook in de nieuwe openbare ruimte geparkeerd kan/moet worden. Als het eigen terrein qua parkeren voor een bepaald project of ruimtelijke ontwikkeling ruimer kan worden opgevat dan het eigen, private perceel zal dat in het betreffende bestemmingsplan of de betreffende omgevingsvergunning voor dat project of die ontwikkeling worden aangegeven en gemotiveerd.
3.4.2 Bezoekersparkeren woningen
Met de hoogte van de parkeernormen is rekening gehouden met bezoekersparkeren. Per woning wordt uitgegaan van 0,3 parkeerplaats per woning. Het heeft de voorkeur, indien de openbare ruimte dit toelaat, om het bezoekersparkeren in de openbare ruimte te realiseren. Het voordeel hiervan is dat de parkeerplaatsen door iedereen gebruikt kunnen worden. In het geval dat één van de bewoners veel visite heeft, dan zijn er meerdere parkeerplaatsen in de openbare ruimte beschikbaar.
3.4.3 Bezoekersparkeren werken en voorzieningen
In publicatie 317 wordt voor de berekening van de parkeernorm rekening gehouden met een aandeel van bezoekers aan de ontwikkelen functie. De parkeerplaatsen voor bezoekers dienen voor het bepalen van de parkeernorm openbaar toegankelijk te zijn. Anders wordt de parkeernorm verhoogd met het aandeel van bezoekers.
3.4.4 Parkeren buiten het eigen terrein
Als op het eigen terrein geen afdoende parkeeroplossing kan worden gerealiseerd, is het mogelijk dat een initiatiefnemer ten behoeve van zijn initiatief parkeerruimte elders huurt of koopt. Door het overleggen van een huurcontract voor onbepaalde tijd of koopovereenkomst kan het aantal aan te leggen parkeerplaatsen op eigen terrein neerwaarts worden bijgesteld.
Een andere optie is dat het parkeren in de openbare ruimte wordt opgelost. Algemeen uitgangspunt daarbij is dat de parkeerplaatsen op zo kort mogelijke loopafstand van de ontwikkeling worden gerealiseerd en niet leiden tot parkeerproblemen in de openbare ruimte. Als richtlijn voor een maximaal
acceptabele loopafstand gelden de loopafstanden uit publicatie 317. In onderstaande tabel staan de acceptabele (maximale) loopafstanden per functie vermeld.
Bij het parkeren buiten het eigen terrein wordt getoetst of deze parkeerplaatsen binnen de genoemde maximaal acceptabele loopafstand van de ontwikkeling worden aangelegd en of er geen alternatieven op kortere afstand zijn. Ook wordt getoetst of dit niet tot parkeerproblemen in de openbare ruimte leidt.
In een woonwijk wordt een kantoor gerealiseerd, waarvoor op basis van de parkeernormen 50 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden. Op eigen terrein is echter geen ruimte. Wel ligt er een parkeergarage net buiten de wijk, op maximaal 180 meter lopen. Het risico bestaat dat het kantoorpersoneel de auto in de wijk gaat parkeren waardoor in deze wijk parkeerproblemen kunnen ontstaan. In dit geval wordt geen medewerking verleend aan de externe parkeeroplossing.
Dezelfde ontwikkeling, maar dan in de binnenstad. In de binnenstad is (overdag) geen parkeergelegenheid. In dit geval kan wel medewerking worden verleend aan de externe parkeeroplossing.
Van belang is dat de parkeerplaatsen aan een minimale maatvoering voldoen. Bij te smalle parkeervakken bijvoorbeeld zal het aantal te benutten parkeerplaatsen in de praktijk minder zijn dan omdat auto’s op twee parkeerplaatsen parkeren in plaats van één.
3.5.1 Parkeren op parkeerterreinen
In het ASVV 2012 staat de maatvoering vermeld voor parkeren op parkeerterreinen. Zowel voor algemene parkeerplaatsen als parkeerplaatsen voor mindervaliden. Deze maatvoering is afhankelijk van de wijze van inrichting van het parkeerterrein. De maatvoering van aan te leggen parkeerplaatsen dient te voldoen aan de eisen vermeld in het ASVV 2012.
Onderstaand is de maatvoering vermeld van parkeerplaatsen voor langsparkeren en haaksparkeren (hoek van 90 graden).
3.5.2 Parkeren op oprit of in garage(box)
In onderstaande tabel is de minimale maatvoering opgenomen waaraan een oprit en een garage(box) moeten voldoen. Voor opritten geldt als aanvullende eis dat er tenminste 1 meter vrije ruimte moet zijn om de voordeur, de garage of de steeg (voor bijvoorbeeld het stallen van een fiets) te kunnen bereiken. Voor de garage(box) geldt dat er naast de garage een ruimte moet zijn om de fietsen te kunnen stallen dan wel dat er een grotere garage wordt gebouwd.
Tabel 3. Maatvoering oprit/garagebox
De genoemde maatvoering van parkeerplaatsen geldt voor nieuwe ontwikkelingen. Wanneer er sprake is van vervanging van bestaande bebouwing en niet voldaan kan worden aan deze kwaliteit, kan daarvan worden afgeweken. In dit geval mag voor de kwaliteit van de parkeerruimte worden teruggevallen op de maatvoering van de (voorheen) geldende bouwverordening. Volgens deze verordening moet/moest de ruimte voor het parkeren van auto’s afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt/werd volgens de bouwverordening voldaan indien:
Voornamelijk bij woningen blijkt in de praktijk dat bijvoorbeeld een garage(box) niet wordt gebruikt- voor het stallen van de auto, maar als bergruimte. Aangezien hier bij de parkeernormen geen rekening mee wordt gehouden, kan parkeeroverlast ontstaan. Parkeerplaatsen in een garage(box), oprit of carport bij woningen worden niet als volwaardige parkeerplaats meegeteld. In tabel 4 is aangegeven in welke mate het parkeren op eigen terrein voor de functie meetelt aan de aanbodzijde.
3.6 Dubbelgebruik van de parkeerplaatsen
Bij sommige bouwplannen of ruimtelijke ontwikkelingen is sprake van verschillende functies binnen hetzelfde (bestemmings)plan. Wanneer voor alle voorzieningen de volledige parkeerbehoefte moet worden gerealiseerd, kan dit leiden tot dure of financieel onhaalbare plannen. Vanuit de parkeerkwaliteit is dit ook niet nodig. Verschillende functies hebben vaak een piek in de behoefte op verschillende momenten in de dag en/of week. Parkeerplaatsen kunnen dus gebruikt worden voor meerdere voorzieningen: dubbelgebruik. Dit leidt tot een efficiëntere benutting van de parkeercapaciteit.
Door het opstellen van een zogenaamde parkeerbalans kan de mate van (mogelijk) dubbelgebruik worden berekend. Indien in één (bouw)initiatief of ruimtelijke ontwikkeling meerdere functies worden gecombineerd dan wordt voor de berekening van de parkeernorm rekening gehouden met de in de bijlage 2 vermelde aanwezigheidspercentages.
Indien het voldoen aan de parkeernormen van deze nota op overwegende bezwaren stuit, kan worden besloten om van deze normen af te wijken. Dit betreft voornamelijk situaties waarbij het voor een ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijk en financieel-economisch niet mogelijk is om op of buiten het eigen terrein (volledig) te voorzien in de parkeerbehoefte, terwijl deze ontwikkeling van wel van maatschappelijk of van algemeen belang is.
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een project dat in de gemeente de werkgelegenheid vergroot of voorziet in een nieuwe maatschappelijke voorziening die zeer wenselijk wordt geacht. In de omgevingsvergunning of een bestemmingsplan voor een dergelijk project kan dan worden uitgegaan een lagere parkeernorm.
Hierbij gelden wel de volgende voorwaarden.
Indien bij een nieuwbouwontwikkeling onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden, kan de gemeente de initiatiefnemer deze verplichting laten afkopen door een storting in het parkeerfonds. De gemeente neemt bij een storting in het parkeerfonds de verplichting op zich om het aantal parkeerplaatsen waarvoor een afdracht is gedaan, te realiseren.
Bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan zal iedere keer worden afgewogen in hoeverre deze afwijkingsmogelijkheid als een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in dat plan zal worden opgenomen.
De eis van voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen op eigen terrein, zoals vermeld in het huidige artikel 2.5.30 van de Bouwverordening, blijft gehandhaafd. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze regeling zal waar nodig, in de nieuwe bestemmingsplannen (als bouwregel) worden op-/overgenomen.
4 Stappenplan toetsing parkeernormen
Op basis van de parkeernormensystematiek vermeld in hoofdstuk 3 wordt het volgende stappenplan gehanteerd voor het opleggen van parkeernormen bij aanvragen van een omgevingsvergunning.
Elke initiatiefnemer van een bouwplan of een functiewijziging is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen parkeerbehoefte evenals de eventuele behoefte aan het laden of lossen van goederen. Het uitgangspunt is dat een bouwplan geen extra druk op de parkeersituatie in de bestaande openbare ruimte legt.
Indien voor het initiatief een omgevingsvergunning is vereist, dient bij de aanvraag omgevingsvergunning een oplossing voor de parkeernorm te zijn opgenomen. Bij een combinatie van functies wordt de parkeernorm bepaald via een parkeerbalans aan de hand van de aanwezigheidspercentages conform bijlage 2. Bij de berekening wordt het aantal benodigde parkeerplaatsen afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal.
De parkeerbehoefte moet op eigen terrein worden opgelost conform de parkeernormering van bijlage 1 van deze nota. De kwaliteit van de aan te leggen parkeerplaatsen voldoet aan de eisen gesteld in paragraaf 3.5. Met eigen terrein wordt bedoeld het gehele grondgebied of plangebied van het bouwinitiatief. In de meeste gevallen is ‘eigen erf’ en ‘eigen terrein’ hetzelfde.
Meestal gaat het dan om een bouwinitiatief op een (bouw)perceel. Maar bij bijvoorbeeld nieuwbouwwijken, met de functie wonen, kan het begrip ‘eigen terrein’ (beleidsmatig) ruimer worden opgevat en kan het hele plangebied als het ‘eigen terrein’ worden beschouwd. Dat betekent dat er ook in de nieuwe openbare ruimte geparkeerd kan/zal worden waarbij de parkeerbehoefte volledig in deze ruimte wordt opgevangen.
De parkeerbehoefte van de nieuwe woonwijk mag niet (gedeeltelijk) worden afgewenteld op de openbare ruimte buiten deze wijk. In de betreffende bestemmingsplanregeling zal juridisch worden bepaald wat, wat betreft het parkeren, onder het eigen terrein wordt verstaan. Voor bestemmingsplannen die worden vastgesteld voor bestaand bebouwd gebied is dit het eigen erf, tenzij het bestemmingsplan expliciet anders is bepaald.
Bij een verbouw of een functiewijziging wordt het verschil in parkeerplaatsen tussen de huidige functie en de nieuwe functie op een theoretische manier berekend. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen = parkeernormen huidige situatie (mits vergund c.q. toegestaan), minus parkeernormen nieuwe situatie. Is dit een positief getal dan zijn er voldoende (of te veel) parkeerplaatsen. Is de uitkomst negatief dan zal dit aantal parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden om aan de parkeereis te voldoen.
Indien het een functiewijziging betreft waarbij een incidentele piekvraag naar parkeerplaatsen wijzigt in een structurele parkeervraag dan wordt een parkeernorm opgelegd zonder rekening te houden met de parkeernormering van de huidige functie.
Indien het realiseren van voldoende parkeergelegenheid voor een bouwplan of een functiewijziging op het eigen terrein ruimtelijk niet (volledig) mogelijk is of om andere redenen op overwegende bezwaren stuit, kan met een omgevingsvergunning worden toegestaan om op een andere wijze in de nodige parkeerruimte te voorzien. Het gaat hier om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning op grond van de bouwverordening.
In de aanvraag voor de omgevingsvergunning moet dan gemotiveerd worden aangegeven dat (een deel van) de vastgestelde parkeernorm (na toets punt 3) buiten het eigen terrein wordt ingevuld, waarna het aanleggen van parkeerplaatsen tot dit zelfde aantal parkeer- plaatsen op eigen terrein achterwege kan blijven. Aanvrager dient hiervoor relevante documenten te overleggen. Bijvoorbeeld een getekende koopovereenkomst of huurovereenkomst voor parkeerplaatsen voor onbepaalde tijd.
Burgemeester en wethouders kunnen in dit verband voorwaarden stellen aan de eisen aan de maximale loopafstand tussen de functie en de aan te leggen of beschikbare parkeerplaatsen. De in paragraaf 3.4 van deze nota aangegeven acceptabele loopafstanden gelden hierbij als richtlijn.
Indien door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat het invullen van de parkeernorm zowel binnen als buiten het eigen terrein niet mogelijk is en het initiatief voldoet aan de in paragraaf 3.7 genoemde voorwaarden en criteria, kunnen burgemeester en wethouders op basis van een ruimtelijke en/of economische afweging besluit om via een omgevingsvergunning mee te werken aan dit initiatief zonder dat de parkeerbehoefte (volledig) wordt gerealiseerd. Indien dat niet het geval is, wordt de aanvraag omgevingsvergunning afgewezen.
Beslisschema toetsing (ver)bouwontwikkelingen op parkeren
Schematisch ziet het stappenplan voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel “parkeren” er dan als volgt uit.
Bijlage 1 Parkeernormen voor wonen, werken en voorzieningen
Hoofdgroep winkelen en boodschappen
norm per 100 m2 bvo tenzij anders vermeld
Hoofdgroep sport , cultuur en ontspanning
norm per 100 m2 bvo tenzij anders vermeld
Hoofdgroep horeca en (verblijfs)recreatie
norm per 100 m2 bvo tenzij anders vermeld
Hoofdgroep gezondheidszorg en (sociale voorzieningen)
norm per 100 m2 bvo tenzij anders vermeld
Bijlage 2 Aanwezigheidspercentages
In gebieden waar meerdere functies aanwezig zijn, is vaak een gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen mogelijk. Dit betekent dan dat niet de som van de vraag naar parkeerplaatsen van de afzonderlijke functies hoeft te worden aangelegd, maar slechts een deel hiervan.
Aanwezigheidspercentages geven per periode indicatief de omvang aan van het benodigd aantal parkeerplaatsen bij gecombineerd gebruik (minimaal twee functies). Voor het bepalen van de parkeervraag binnen een ontwikkelgebied worden onderstaande aanwezigheidspercentages gehanteerd.