Organisatie | Neder-Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Neder-Betuwe 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gemeente Neder-Betuwe 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Neder-Betuwe 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-09-2022 | nieuwe regeling | 16-08-2022 | INT/22/ 171358 Z/22/082505 |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Artikel 5 Intrekken toestemming tot exploitatie
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtredingen.
Bij de vaststelling van de boete kan het college besluiten om bij recidive het bedrag te verhogen:
Hoofdstuk 4 Handhaving na herstelaanbod
Artikel 11 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat
Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost, en het advies van de toezichthouder is niet handhaven, treedt de gemeente niet handhavend op.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Gemeente Neder-Betuwe hanteert als begunstigingstermijn voor de last de termijnen die in het afwegingsmodel zijn genoemd.
Een last kan op vervolgens verschillende manieren worden opgelegd. Dit kan namelijk:
Deze optie kan in principe voor alle overtredingen van voorschriften uit de Wko worden ingezet. Als wordt gekozen voor een bedrag ineens, dan zal na afloop van de begunstigingstermijn bepaald moeten worden of al dan niet aan de last is voldaan. Is er niet aan de last voldaan, dan is de dwangsom verbeurd en moet houder het bedrag aan het college betalen. De last is dan uitgewerkt. Is de last wel uitgevoerd, dan hoeven wij die niet in te trekken of af te sluiten. De last loopt door voor een volgende constatering/overtreding. De last is immers ook bedoeld om de overtreding opgeheven te houden.
Deze optie wordt toegepast op overtredingen die gedurende een periode ‘voortduren’. Bijvoorbeeld voor elke tijdseenheid van een maand na de begunstigingstermijn wordt een dwangsom verbeurd zolang het pedagogisch beleidsplan niet aan de vereisten voldoet. Na de begunstigingstermijn moet per gestelde tijdseenheid bepaald worden of al dan niet aan de last is voldaan. Zolang niet aan de last is voldaan wordt deze na elke tijdseenheid verbeurd.
Ad c per overtreding van de last
Deze optie wordt toegepast op overtredingen van bijvoorbeeld de beroepskracht-kind-ratio. De beroepskracht-kind-ratio kan de ene dag kloppen, de volgende dag niet en de dag erna weer wel. Voor dergelijke overtredingen kan het college kiezen voor een dwangsom per overtreding van de last. Zolang de dwangsom nog niet is volgelopen kan het college dit voorschrift door de GGD laten beoordelen.
Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:
Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijderen van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang.
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:
Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
De GGD kan bij constatering van een ernstige overtreding ook een herstellende sanctie opleggen:
Het schriftelijk bevel is een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. De toezichthouder geeft een bevel indien hij/zij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn. De inzet van dit middel wordt door de toezichthouder bepaald en niet door het college. Daarom wordt deze sanctie in de Beleidsregels niet nader genoemd.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang). Bij overtredingen kan het college besluiten een boete op te leggen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Vormen van handhaving
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
Hersteltermijn/begunstigingstermijn:
Wij geven de houder bij een op herstel gericht handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.
Als uitgangspunt worden door ons de volgende termijnen gehanteerd:
De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.
Artikel 5 Intrekken toestemming tot exploitatie
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal overtredingen zal het college sneller van deze bevoegdheid gebruik maken.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 en artikel 12 handhaving na Herstelaanbod
Wanneer herstelaanbod heeft plaatsgevonden, is dit van invloed op de handhaving die wij inzetten op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn. Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treden wij niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen. Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaven wij in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
Dit artikel spreekt voor zich.
Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
Last onder dwangsom per constatering1 | |||
Niet voldoen aan de definitie van kinderopvang, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau. | N.v.t, intrekken toestemming tot exploitatie is aan de orde. | ||
Start exploitatie voor ontvangst toestemming college2 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen. | € 20.7503 | ||
Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging. | |||
Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder. | |||
Niet opvolgen van exploitatieverbod gegeven opgelegd op grond van art. 1.66 Wko. | |||
Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in 1.67 Wet op het primair onderwijs. |
De houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt | |||
De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang.4 | |||
De houder voldoet niet aan de eisen mbt de VOG’s en het personenregister kinderopvang. | |||
De houder voldoet niet aan de eis met betrekking tot de:
| |||
De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht. | |||
De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en de verplicht gestelde gesprekken niet uit. | |||
Overtreding van art. 1.45 en 1.46 Wko is een misdrijf conform art. 1 lid 2 Wet op de economische delicten. College zal eerst aangifte hiervan doen bij het OM, indien het OM aangeeft niet te vervolgen of de bestraffing aan het college over te laten, volgt oplegging van een boete maximaal gelijk aan de boete zoals genoemd in de Wet op de economische delicten.