Organisatie | Drechterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels toepassing bodycams gemeente Drechterland |
Citeertitel | Beleidsregels toepassing bodycams gemeente Drechterland |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2022 | nieuwe regeling | 06-05-2022 | 956245 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Een camera die door de buitengewoon opsporingsambtenaar | |
Een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met | |
Hoofdstuk 2 Opname, opslag en beheer beelden
In geval dat de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder de bodycam meevoert op een terrein zoals genoemd in artikel 2:2, eerste lid, onderdeel c wordt voorafgaand aan de betrokkene uitgelegd waarvoor de bodycam dient, tenzij dit - vanwege de omstandigheden van het geval - niet mogelijk is.
Als er beelden zijn gemaakt met de bodycam legt de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder dit gebruik, voor het einde van de dienst vast in een rapportage. In deze rapportage worden alle feiten en omstandigheden beschreven die aanleiding zijn geweest tot het gebruik van de bodycam en de situatie die is vastgelegd middels de bodycam.
In het verslag wordt beschreven of er voorafgaand aan betrokkene kenbaar is gemaakt dat de bodycam is aangezet. Indien het vooraf kenbaar maken niet mogelijk was moet dit worden toegelicht door de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder in de rapportage met daarbij de omstandigheden van het geval om dit vooraf niet kenbaar te maken.
In geval de controle heeft plaatsgevonden in een situatie zoals bedoeld in artikel 2:2, eerste lid onderdeel c, geeft de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder aan of betrokkene vooraf uitleg heeft gehad over de bodycam. Indien deze uitleg door de omstandigheden van het geval niet vooraf mogelijk was, moet dit worden toegelicht in de rapportage met daarbij de reden om dit niet kenbaar te maken aan betrokkene.
In het geval opnamen zijn gemaakt op terreinen zoals bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, onderdeel a en b worden andere personen (inclusief buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders) van het incident - voor zover zij niets met het incident van doen hebben - onherkenbaar gemaakt in de opnamen door middel van blurring.
Als er opnamen zijn gemaakt op terreinen zoals bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, onderdeel c worden de beelden enkel opgeslagen voor het vastleggen van het voorgevallen incident tussen de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder en de betrokkene. De gemeente gebruikt de beelden niet als bewijslast voor andere overtredingen die zijn waargenomen door de bodycam. Andere personen (inclusief buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders) - voor zover zij niets met het incident van doen hebben - worden achteraf onherkenbaar gemaakt in de opnamen door middel van blurring.
Artikel 4:3 Inzage beelden door derden
Een betrokkene of belangenbehartiger ontvangt nooit een kopie tijdens de inzage en bij het bekijken van de beelden mag er op geen enkele wijze een kopie worden gemaakt door vervaardiging van beelden, foto’s en/of geluidsopnamen. Tijdens het bekijken van de beelden van de bodycam mogen aantekeningen worden gemaakt. De betrokkene of diens belangenbehartiger ontvangt hier voorafgaand uitleg over.
Op verzoek kan een kopie van de beelden worden verstrekt conform artikel 15, derde lid AVG, met in achtneming van artikel 15, vierde lid AVG, waarbij het verstrekte beeldmateriaal intern wordt vastgelegd ten behoeve van vergelijking en niet langer wordt bewaard dan het gestelde in artikel 3:3 of 3:4.
Alle verzoeken tot uitlezen en de afhandeling ervan zullen apart geregistreerd worden. Zo moet achteraf te herleiden zijn: wanneer de bodycams zijn ingezet en met welk doel, maar ook van welke specifieke bodycam de beelden afkomstig waren, wie de drager was, wie de beelden wanneer heeft ingezien of aan wie ze zijn verstrekt.
Hoogkarspel, 6 mei 2022
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
C.M. Minnaert
de burgemeester,
M. Pijl
Het dagelijks bestuur SED organisatie
Voorzitter
M. Pijl
Algemeen Directeur
C.M. Minnaert
In de veranderende maatschappij met bijbehorende ontwikkelingen worden medewerkers met een publieke taak steeds vaker geconfronteerd met agressie en geweld. Agressie en geweld vormen een risico voor buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders bij het toezicht en handhaving op wet- en regelgeving. Op grond van de Arbowet is agressie en geweld een vorm van psychosociale arbeidsbelasting. Werkgevers zijn conform artikel 2.15 Arbobesluit verplicht om maatregelen te nemen om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen en/of te beperken. Daarnaast geven de opnamen van de bodycam een objectieve weergave van de context waarin situaties en/of incidenten hebben plaatsgevonden. Gelet op vorenstaande dragen buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders in de uitvoering van de functie en in het kader van toezicht en handhaving een bodycam.
Het uitgangpunt is dat buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders te allen tijde een situatie proberen te de-escaleren door waar mogelijk te praten, weloverwogen te handelen, situaties te herkennen waarbij de politie ingeschakeld dient te worden en waarbij zelfreflectie gedurende dit soort situaties centraal staat. Ten slotte staat bij het gebruik van de bodycam centraal dat door de omstandigheden van het geval en indien er sprake is van (dreigende) agressie en/of geweld de buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder het noodzakelijk acht om de bodycam aan te zetten.
Het doel en daarmee tevens het gebruik van de bodycam wordt als volgt geformuleerd:
De gemeente heeft buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders in dienst. De juridische grondslag voor toezichthouders en de kaders waarbinnen zij mogen werken staan beschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Buitengewoon opsporingsambtenaren worden aangesteld om toezicht te houden en te handhaven op aangewezen wet- en regelgeving. De uitvoering van toezicht en handhaving is een publiekrechtelijke taak waarover het college van burgemeester en wethouders besluit. Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders conform artikel 160, eerste lid onderdeel c bevoegd om regels vast te stellen over de ambtenaren in dienst bij de gemeenten. Voorzover de boa’s en toezichthouders in dienst zijn bij de SED organisatie is het dagelijkse bestuur van de SED organisatie bevoegd deze regels te stellen.
Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering
De gemeente heeft buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst die hun bevoegdheden ontlenen op grond van artikel 142 Wetboek van Strafvordering. Buitengewoon opsporingsambtenaren mogen binnen het domein waarin zij zijn aangesteld strafbare feiten opsporen.
Op grond van artikel 611, boek 7 Burgerlijk Wetboek zijn werkgever en werknemer verplicht zich als een goed werkgever en goed werknemer te gedragen. Het goed werkgeverschap houdt in dat een werkgever zich ten opzichte van zijn of haar werknemer goed dient te gedragen en niet alleen uit eigen belang handelt, maar ook bij beslissingen de belangen van werknemers meeweegt.
De werkgever is op grond van de Arbowet verplicht een beleid te voeren dat gericht is op het beschermen van werknemers tegen agressie en geweld. De termen agressie en geweld zijn binnen de Arbowet geschaard onder de algemene term ‘Psychosociale arbeidsbelasting’ (hierna: PSA). Het Arbobesluit werkt deze verplichting verder uit in artikel 2.15, eerste lid. Daarnaast zorgt de werkgever voor de veiligheid en gezondheid van werknemers met betrekking tot aspecten die verbonden zijn aan de uitvoering van werkzaamheden. Ook voert de werkgever daartoe een beleid dat gericht is op het creëren van goede arbeidsomstandigheden. Conform artikel 3 Arbowet dient de werkgever moet PSA zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Conform artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM heeft eenieder recht op de eerbiediging van zijn of haar persoonlijke levenssfeer. Het gebruik van de bodycam door een buitengewoon opsporingsambtenaar of toezichthouder leidt tot inmenging van de persoonlijke levenssfeer en is daarmee een inbreuk op het grondrecht zoals opgenomen in bovenstaande artikelen. Voor het beperken van dit recht dient er een wettelijke grondslag te bestaan.
Bij het maken van beelden met een bodycam en het daaropvolgend opslaan en beoordelen van beelden is er conform de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) sprake van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Het verwerken van persoonsgegevens is alleen rechtmatig indien er wordt voldaan aan een van de grondslagen conform artikel 6 van de AVG. In het geval van het gebruik van een bodycam is de rechtmatigheid gelegen in artikel 6, eerste lid, onderdeel f van de AVG.
Hoewel artikel 6, eerste lid, onderdeel f van de AVG niet ziet op de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken, is deze uitzondering niet van toepassing in het onderhavige geval. Het gebruik van bodycams door buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders ziet op het goed werkgeverschap nu het immers gaat om de veiligheid en de werkplek van buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders in de openbare ruimte. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van een persoonlijke levenssfeer zonder inmenging en is middels helder gestelde kaders - waaronder het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel - vormgegeven in deze beleidsregel.
De bodycam wordt pas aangezet wanneer buitengewoon opsporingsambtenaren of toezichthouders in een situatie terechtkomen die dreigt te escaleren. Daarnaast zijn voor het bekijken en opslaan van de beelden heldere kaders geschetst middels deze beleidsregels. Door de opgenomen bepalingen conform deze beleidsregels wordt aan het gebruik van de bodycam in combinatie met het doel waarvoor de bodycam dient voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel.
De gemeente heeft vanuit het goed werkgeverschap aandacht voor de veiligheid van buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders. In de veranderende maatschappij met bijbehorende ontwikkelingen worden medewerkers met een publieke taak dikwijls geconfronteerd met agressie en geweld. Agressie en geweld vormen een risico voor buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders bij het toezicht en handhaving op wet- en regelgeving. Het uitgangpunt is dat buitengewoon opsporingsambtenaren en toezichthouders te allen tijde een situatie proberen te de-escaleren door waar mogelijk te praten, weloverwogen te handelen, situaties te herkennen waarbij de politie ingeschakeld dient te worden en waarbij zelfreflectie gedurende dit soort situaties centraal staat.