Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord

Regionaal Crisisplan

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingRegionaal Crisisplan
Citeertitel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet veiligheidsregio’s
  2. Besluit veiligheidsregio’s
  3. Besluit personeel veiligheidsregio’s
  4. Regeling personeel veiligheidsregio’s
  5. Referentiekader Regionaal Crisisplan
  6. Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-202231-12-2023Wijziging regeling

08-07-2022

bgr-2022-970

Tekst van de regeling

Intitulé

Regionaal Crisisplan

 

 

 

 

Inleiding

Met de Wet Veiligheidsregio’s is de instelling van de veiligheidsregio geregeld. De veiligheidsregio heeft tot doel:

 

“…de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, met behoud van lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding”.

Vanuit deze doelstelling heeft de veiligheidsregio onder meer de wettelijke taak en bevoegdheid de rampenbestrijding (personen, zaken of milieu getroffen) en de crisisbeheersing (vitale belangen getroffen) te organiseren. De veiligheidsregio richt zich daarbij grofweg op de volgende vragen:

 

  • 1.

    Wat bedreigt de Veiligheidsregio Limburg-Noord en hoe erg is dat?

  • 2.

    Wat moet de Veiligheidsregio Limburg-Noord dan kunnen en wat hebben we daarvoor nodig?

  • 3.

    Hoe doet Veiligheidsregio Limburg-Noord dat samen met haar partners?

 

Relatie met andere documenten

Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN) heeft voor het beantwoorden van de eerste twee vragen respectievelijk een regionaal risicoprofiel en een regionaal beleidsplan vastgesteld. Het risicoprofiel geeft een overzicht van risicovolle situaties in Veiligheidsregio Limburg-Noord die tot een incident, ramp of crisis kunnen leiden. Het beleidsplan geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten van de Veiligheidsregio Limburg-Noord.

Als antwoord op de derde vraag dient VRLN conform de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) een regionaal crisisplan te maken. Het Regionaal Crisisplan (RCP) van VRLN heeft als doel het vastleggen van de organisatie, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot rampenbestrijding en de crisisbeheersing.  

Het RCP is mede gebaseerd op de volgende documenten:

 

  • 1.

    Wet veiligheidsregio’s (Wvr);

  • 2.

    Besluit veiligheidsregio’s (Bvr);

  • 3.

    Besluit personeel veiligheidsregio’s;

  • 4.

    Regeling Personeel Veiligheidsregio’s;

  • 5.

    Referentiekader Regionaal Crisisplan

  • 6.

    Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming

Tijdens het opstellen van dit crisisplan werd landelijk gewerkt aan een herziening van zowel wetgeving als brancherichtlijnen. Waar mogelijk is in dit crisisplan al voorgesorteerd op de verwachte aanpassingen.

 

Afstemming

Het crisisplan is voor zover mogelijk en relevant afgestemd op de crisisplannen van de aangrenzende veiligheidsregio’s: Zuid-Limburg, Brabant-Zuidoost, Brabant-Noord en Gelderland-Zuid en met de aangrenzende regio’s in de landen, België en Duitsland.

Het crisisplan sluit aan bij andere landelijke, provinciale en/of regionale afspraken tenzij het in het crisisplan expliciet anders is geregeld. In bijlage VI is een overzicht opgenomen van alle bijstandsafspraken en convenanten die door de VRLN met aangrenzende regio’s en (vitale) partners zijn gesloten. Nadere afspraken met (vitale) partners worden opgenomen in zogenaamde operationele netwerkkaarten .

Het RCP wordt ten minste eenmaal per vier jaar opnieuw vastgesteld. Het RCP wordt tussentijds geactualiseerd, indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven.

 

Planopbouw en reikwijdte RCP

Het RCP beperkt zich tot een beschrijving van hoofdprocessen, structuur en functies op strategisch niveau. Hetgeen in het RCP wordt beschreven is kader-scheppend voor de verdere inrichting van de rampenbestrijding- en crisisbeheersingsorganisatie en de bijbehorende planvorming. Daarbij wordt uitgegaan van één structuur die flexibel ingericht en benut kan worden voor de bestrijding van uiteenlopende rampen en crises.

Processen zo nodig verder uitgewerkt in deelplannen. Voor de discipline gebonden processen is dit een verantwoordelijkheid van de betreffende discipline. Daarnaast wordt in andere tactische basisdocumenten de bestrijding van specifieke risico’s verder uitgewerkt. Voor een aantal bij wet aangewezen risico’s betreft dit de zogenaamde rampbestrijdingsplannen, voor een toenemend aantal risico’s zijn er landelijke richtlijnen of handreikingen beschikbaar.

Op uitvoerend niveau vinden de plannen hun vertaling in inzetkaarten, multidisciplinaire informatiekaarten (MIK’s) en werkinstructies, al of niet gebundeld in handboeken.

Vaststelling van rampbestrijdingsplannen geschiedt door het bestuur van de Veiligheidsregio, de Veiligheidsdirectie stelt basisdocumenten en operationele uitwerkingen vast.

Figuur 1: Positionering regionaal crisisplan

 

Opbouw Regionaal Crisisplan

In hoofdstuk 1 is een overzicht gegeven van de rampbestrijdingsprocessen, de hoofdstructuur en de samenstelling van de verschillende teams. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van teams en kernfunctionarissen daarbinnen zijn hier beschreven.

Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de voorwaardenscheppende processen beschreven. In dit hoofdstuk is ook de opschaling van de hoofdstructuur beschreven.

In hoofdstuk 3 worden de primaire processen van de kerndisciplines beschreven, alsmede de bijdragen van een aantal kernpartners.

In de bijlagen tenslotte zijn onder meer overzichten opgenomen van risicogerichte (tactische) planvorming en van afspraken met andere organisaties; ook de alarmeringsmatrix en een mandatenschema maken als bijlage onderdeel uit van dit crisisplan.

 

1 Hoofdstructuur, leiding & coördinatie

1.1 Processenmodel rampenbestrijding en crisisbeheersing

 

Eén van de vereisten voor adequate rampenbestrijding en crisisbeheersing is dat er afstemming is tussen de betrokken organisaties, en er synergie ontstaat tussen de processen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Hierbij is het multidisciplinair optreden het resultaat, waarbij er wordt uitgegaan van één gezamenlijke doel:

“Het voorkomen van (uitbreiding van) ongewenste gebeurtenissen, waardoor (toename van) slachtoffers, directe en indirecte schade, politiek-maatschappelijke onrust en maatschappelijke ontwrichting worden voorkomen of beperkt.”

Iedere betrokken discipline of partner werkt vanuit de eigen uitvoerende processen (dagelijks of opgeschaald) mee aan dat gezamenlijke doel. De beoogde afstemming ontstaat echter niet automatisch vanuit deze uitvoering.

 

Voorwaardenscheppende processen

Voor afstemming en synergie is een aantal aanvullende processen nodig. Dit is al in 2006 gesignaleerd en benoemd in Basisvereisten crisismanagement: de decentrale normen benoemd. In dit rapport worden vier randvoorwaardelijke (ook wel: voorwaardenscheppende) multidisciplinaire processen onderscheiden, waarvoor minimumvereisten zijn gedefinieerd. Inmiddels zijn de basisvereisten in de wetgeving verankerd in hoofdstuk 2 van het Besluit veiligheidsregio´s (Bvr). Nadere uitwerking van het processenmodel in de referentiekaders Regionaal Crisisplan (RRCP) voegt hier het proces resourcemanagement -ofwel (afstemming van) ondersteunende processen- aan toe.

Deze voorwaardenscheppende processen zijn dan:

 

  • 1.

    leiding en coördinatie (hoofdstuk 2, § 1 Bvr)

  • 2.

    melding en alarmering (hoofdstuk 2, § 2 Bvr)

  • 3.

    op- en afschaling (hoofdstuk 2, § 3 Bvr)

  • 4.

    informatiemanagement (hoofdstuk 2, § 4 Bvr)

  • 5.

    resourcemanagement / ondersteuning (RRCP 2016)

Feitelijk zijn dit processen die - ongeacht de aard van een ramp of crisis of de inhoudelijk benodigde maatregelen - altijd nodig zijn om de benodigde samenwerking en afstemming op de juiste niveaus in gang te zetten, te faciliteren en waar nodig te sturen.

 

Uitvoerende (primaire) processen

In de wetgeving en de uitwerking van dit crisisplan wordt uitgegaan van de kerndisciplines bij de beschrijving van de uitvoerende processen. Het betreft de volgende partners en processen:

 

  • 1.

    Gemeenten (15 in Limburg-Noord) tbv Bevolkingszorg

  • 2.

    Brandweer (VRLN) tbv Brandweerzorg

  • 3.

    GHOR (VRLN) en geneeskundige partners tbv Geneeskundige zorg

  • 4.

    Politie Eenheid Limburg tbv Politiezorg

  • 5.

    Gezamenlijke Meldkamer Limburg (VRLN, VRZL, Politie Eenheid Limburg, Ambulancezorg Limburg-Noord, GGD Zuid-Limburg )

Deze disciplines zijn vanuit hun dagelijks werk primair partner bij incidenten. Bij rampen en crises werken zij in een regionale crisisorganisatie op de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid. Openbare orde gaat over het vrije gebruik van (semi)publieke ruimte. Openbare veiligheid gaat over de (fysieke) veiligheid van personen, zaken en milieu. Deze twee beleidsterreinen noemen we ook wel de algemene keten. Besturing daarvan vindt plaats door het decentrale gezag, de burgeemster of voorzitter veiligheidsregio.. In dit crisisplan worden doelen, deelprocessen en structuur op hoofdlijnen per primair proces beschreven. Nadere uitwerking hiervan vindt eventueel plaats in procesplannen van de betreffende disciplines.

 

Processen van partner-organisaties

In de Wvr is naast de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding op rampenbestrijding ook nadrukkelijk de voorbereiding op crisisbeheersing als taak van de veiligheidsregio benoemd. Omdat de voorwaardenscheppende processen voor een ramp of crisis niet anders zijn wordt uitgegaan van dezelfde hoofdstructuur. Maar moderne rampen en crises vragen misschien wel meer dan in het verleden om samenwerking en afstemming met andere partners, vanwege toenemend onderlinge verwevenheid van processen en diensten in de maatschappij.

 

Welke partners dat zijn is afhankelijk van de aard van de gebeurtenis en de betrokken functionele ketens. Een functionele keten gaat over een specifiek beleidsterrein, zoals elektriciteit, drinkwater, voedveiligheid of financieel verkeer. De aansturing van functionele ketens vindt veelal plaats door het centrale gezag (minister), Europees of een internationaal orgaan. Een aantal partners zijn laagdrempelig betrokken de regionale crisisorganisatie van de Veiligheidsregio Limburg-Noord, vanuit hun dagelijkse taakstelling en verantwoordelijkheid. Het Openbaar Ministerie is direct betrokken als opsporing of justitieel onderzoek aan de orde is. Waterbeheerders zijn aan zet bij een watergerelateerd incident. En defensie-collega’s zijn vanuit hun civiel-militaire ondersteuningsmogelijkheden al min of meer vaste partner in de regionale crisisorganisatie.

 

Wanneer er vanuit een gebeurtenis géén impact is op openbare orde en/of openbare veiligheid is de betreffende functionele keten primair aan zet. Is er wél sprake van impact op openbare orde en/of openbare veiligheid, dan zal samenwerking nodig zijn tussen de beide (crisis)organisaties . Uitwisseling van liaisons, leidinggevenden en/of Rijksheren in de verschillende crisisteams is hiervoor het primaire mechanisme. Dit crisisplan beschrijft niet alle definities, processen en bevoegdheden van alle mogelijke partners. De bestuurlijke netwerkkaarten (landelijk) , de operationele netwerkkaarten (regionaal) en de eigen planvorming binnen de functionele ketens voorzien hier voor een belangrijk deel al in.

 

1.2 Leiding & coördinatie

 

Processen starten, functioneren en coördineren niet uit zichzelf. Hierop is aansturing, ofwel leiding en coördinatie noodzakelijk. Het doel van leiding en coördinatie is dan ook een samenhangende aansturing van de crisisorganisatie.

In de wet en het besluit veiligheidsregio’s worden daartoe een aantal multidisciplinaire teams benoemd. Deze teams samen worden ook wel de hoofdstructuur[1] van de rampenbestrijding en crisisbeheersing genoemd:

 

  • 1.

    De Gezamenlijke Meldkamer (GMK)

  • 2.

    Het Commando Plaats Incident (CoPI)

  • 3.

    Het Regionaal Operationeel Team (ROT)

  • 4.

    Het Gemeentelijke Beleidsteam (GBT) óf het Regionaal Beleidsteam (RBT)

In figuur 2 zijn deze multidisciplinaire teams weergegeven in combinatie met de processen uit de vorige paragraaf. De basis wordt gevormd door de uitvoerende processen in de kerndisciplines. De voorwaardenscheppende processen lopen als satépennen door deze processen en de verschillende organisatieniveaus heen.

Naast deze multidisciplinaire onderdelen heeft iedere discipline ook monodisciplinaire sturende / coördinerende onderdelen: dit zijn de secties bij het ROT. Deze secties sturen de taakorganisaties c.q. actiecentra van de betreffende kolom aan.

 

 

Doel en uitgangspunten leiding en coördinatie

De voorzitters c.q. leiders van de respectievelijke teams vormen tezamen de commando- of bevelslijn in de crisisorganisatie. Evaluaties van acute rampen en crises laten echter zien dat in bepaalde omstandigheden de hiërarchische lijn te lang is voor adequate leiding en coördinatie. Bij acuut optreden past een meer functionele c.q. gebiedsgerichte vorm van leiding en coördinatie. Deze variant gaat uit van zoveel mogelijk “richten” en “inrichten” in de voorbereidende fase:

  • 1.

    Risico’s, prestaties, prioriteiten en mandaat worden in de voorbereidende fase beschreven;

  • 2.

    Leidinggevenden op sleutelposities hebben mandaat voor het opstarten en uitvoeren van processen in geval van acute rampen en crises;

  • 3.

    Materieel, middelen, competent personeel (resources) en relevante informatie is zoveel mogelijk in de voorbereidende fase geregeld.

Wanneer we dit principe toepassen op de crisisbeheersingsorganisatie ontstaat schematisch het volgende beeld: Alle teams en processen zijn onderling gekoppeld in een netwerk. Het proces leiding & coördinatie volgt in dit model niet strak de lijn van de hiërarchie, maar krijgt vanuit (vooraf) bepaalde strategische kaders en vanuit een goede voorbereiding vooral vorm in elk team afzonderlijk. De raakvlakken en contacten tussen de teams zijn niet primair gericht op “leiding” (top-down opdracht en bottom-up feedback), maar op “coördinatie” (netcentrisch beschikbare informatie omtrent collectieve doelen, besluiten, uitvoering en behoeften vanuit elk team). 

 

 

Formeel is de bevelslijn leidend (en ultimo ook noodzakelijk) bij rampen en crises. Het opperbevel van de burgemeesters c.q. de voorzitter veiligheidsregio is daartoe wettelijk geborgd, evenals de bevoegdheid van de Regionaal Operationeel Leider. Het is echter tevens het streven van de organisatie in Limburg-Noord om praktisch steeds meer en zoveel als mogelijk te werken conform het netcentrisch principe, om daarmee besluitvormingslijnen kort te houden en de slagkracht te optimaliseren.

Opperbevel

De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp[2] of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Ten behoeve van de openbare veiligheid kan gecoördineerd optreden met ander diensten waar de burgemeester normaliter niet over gaat noodzakelijk zijn. Opperbevel houdt in dat de burgemeester bij de bestrijding van een ramp bevelen kan geven aan diensten en organisaties die onder normale omstandigheden niet onder zijn gezag staan. Het opperbevel is te beschouwen als een nadere invulling van de noodbevoegdheden van de burgemeester op grond van de artikelen 175 (noodbevel) en 176 (noodverordening) van de Gemeentewet.

 

In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de veiligheidsregio (hierna: voorzitter veiligheidsregio) ten behoeve van de openbare orde en openbare veiligheid in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan (de bevoegdheden en taken uit) een aantal wetsartikelen, waaronder het opperbevel uit artikel 5 Wvr. Dat betekent dat de betrokken burgemeesters zelf geen toepassing meer kunnen geven aan deze bevoegdheden, voor zover het (raakvlakken met) de betreffende ramp of crisis betreft.

 

Wel geldt de voorwaarde dat de voorzitter veiligheidsregio, voor de besluiten die hij op basis van de genoemde artikelen kan nemen, met de betrokken burgemeesters in het RBT moet overleggen, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet. Als een burgemeester van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt, kan hij schriftelijk een aantekening laten maken van zijn bezwaar.

 

De voorzitter veiligheidsregio is bij koninklijk besluit benoemd als voorzitter veiligheidsregio (VzVr), in Limburg-Noord is dit de burgemeester van Venlo. De wetgever schrijft voor dat het bestuur een van zijn leden aanwijst om de voorzitter te vervangen bij afwezigheid. In Limburg-Noord kunnen de burgemeesters van Roermond, Venray en Weert als plaatsvervanger optreden. Er is te allen tijde tenminste één van hen beschikbaar in de regio. Hiervoor is een rooster opgesteld. In de praktijk betekent dit dat evengoed primair de voorzitter veiligheidsregio wordt benaderd. Alleen indien deze niet in de gelegenheid is de rol als VzVr te pakken treedt de burgemeester die is ingeroosterd als vervanger op.

 

Operationele leiding

De algemene operationele leiding betreft de bevoegdheid tot het in opdracht van het bevoegd gezag geven van bindende aanwijzingen aan algemeen commandanten c.q. hoofden van de samenwerkende zelfstandige diensten. Dat doet niets af aan het feit dat de betrokken algemeen commandanten van een operationele dienst daarbij hun eigen verantwoordelijkheden hebben en houden. De algemene operationele leiding betreft in principe een afgeleide noodbevoegdheid van de burgemeester c.q. voorzitter veiligheidsregio (afgeleid van het opperbevel conform Wvr) en is daarmee gekoppeld aan de beleidsterreinen openbare orde en openbare veiligheid.

 

Dit betreft een vergaande bevoegdheid en instelling daarvan vraagt een zorgvuldige afweging. Anderzijds is het wenselijk om ook éénhoofdige leiding over betrokken diensten te borgen in gevallen van een dreigende ramp of crisis, wanneer informatie over (potentiële) impact en effecten van maatregelen nog niet beschikbaar is. Uitgangspunt blijft overleg met het bevoegd gezag, echter wanneer de vereiste spoed zich daartegen verzet moet een regionaal operationeel leider te allen tijde bevoegd besluiten kunnen nemen. De juridische basis daarvoor is verankerd in het regionaal beleidsplan van de VRLN, deze paragraaf en bijlage IV betreft de uitwerking daarvan.

 

Ten behoeve van éénhoofdige operationele leiding bij een (dreigende) ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis dient de voorzitter veiligheidsregio conform de Wvr een regionaal operationeel leider (ROL) aan te wijzen. Ook de burgemeester kan een regionaal operationeel leider aanwijzen. De regionaal operationeel leider:

  • 1.

    is belast met de operationele leiding;

  • 2.

    geeft uitvoering aan de bevelen van de burgemeester of voorzitter

  • 3.

    neemt (al of niet op afstand) deel aan het BT overleg en draagt zodoende zorg voor advisering van het bevoegd gezag

  • 4.

    geeft leiding aan het ROT en daarmee aan de afstemming met andere betrokken partijen en bij meerdere commando’s plaats incident zijn, de afstemming daartussen.

     

Omdat deze functie het nodige vergt van competenties en vakbekwaamheid -en daarmee van opleiding en voorbereiding- van functionarissen, zijn deze functionarissen middels dit crisisplan vooraf aangewezen en zijn de nodige mandaten vastgelegd (zie bijlage IV). Om te borgen dat onder alle omstandigheden tijd-kritische besluiten op basis van noodbevoegdheden genomen kunnen worden:

  • 1.

    fungeert bij elke opschaling van de crisisorganisatie als bedoeld in dit crisisplan de ROL als aangewezen regionaal operationeel leider in de zin van de wet;

  • 2.

    fungeert bij opschaling naar een CoPI de Leider CoPI als aangewezen operationeel leider in de zin van de wet, totdat de ROL in functie is;

  • 3.

    blijven proportionaliteit en subsidiariteit het uitgangspunt; de bevoegdheid voor het geven van bindende aanwijzingen door een operationeel leider is weliswaar geregeld, maar wordt alleen gebruikt wanneer het echt nodig is en niet anders kan.

     

Normtijden en ontwerpcriteria

De wet stelt dat vanaf het moment dat is voldaan aan de criteria voor opschaling, de teams of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken beginnen. De wet stelt niet dat een team binnen de gestelde tijd voltallig aanwezig moet zijn op een bepaalde locatie. In voorkomende gevallen kunnen functionarissen al voordat ze gaan aanrijden of tijdens het aanrijden beginnen met hun werkzaamheden (informatie vergaren, afstemmen met andere diensten en functionarissen, advies formuleren, processen in gang zetten, sturen op concrete maatregelen). Door op afstand contact te leggen met overige teamleden kan ook het team al beginnen met zijn taken.

De in de wet genoemde tijden worden in Limburg-Noord derhalve gehanteerd als ontwerpcriterium voor de opkomsttijd voor teams en piketfunctionarissen; aantallen teams en woon- en werkplekken van functionarissen dienen zodanig te zijn, dat opkomst van functionarissen binnen de genoemde tijden onder normale omstandigheden in 80% van de incidenten haalbaar is.

Wanneer de beoogde opkomsttijden door functionarissen of teams door omstandigheden niet gehaald worden, wordt de volgende gedragslijn gehanteerd:

- de aanwezige functionarissen van enig team starten binnen de genoemde normtijd een eerste overleg;

- zo mogelijk vóór dit overleg en anders zo spoedig mogelijk daarna dragen nog aanrijdende functionarissen zorg voor input c.q. advies in het team;

- wanneer het proces informatiemanagement in een team vanwege het nog niet beschikbaar zijn van mensen danwel middelen (ICT) nog niet gestart kan worden dragen de aanwezige teamleden in onderling overleg zorg voor mondelinge terugkoppeling van informatie en besluiten naar andere betrokken functionarissen en teams.

 

De gehanteerde normtijden zijn in de navolgende paragrafen per team aangegeven.

 

Continuïteit hoofstructuur

De hoofdstructuur van de regionale crisisorganisatie dient in staat te zijn om gedurende een ramp of crisis onafgebroken te functioneren (art. 2.3.2 Bvr). In eerste instantie is iedere kolom zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van functies binnen de hoofdstructuur. Primair mechanisme daarvoor is aflossing vanuit de eigen functiepool. Voor iedere sleutelfunctie in de crisisorganisatie is een groep van minimaal 3 (in de praktijk 4 tot 6) functionarissen beschikbaar. Vanuit deze groep wordt de dienstdoende functionaris geborgd, maar wordt ook de aflossing betrokken.

 

Indien een ramp of crisis echter te lang duurt om het met eigen personeel op te kunnen lossen, kan aan veiligheidsregio Zuid Limburg (VRZL) rechtstreeks om steunverlening gevraagd worden. Vice versa geldt dat VRZL dit verzoek ook kan doen aan de veiligheidsregio Limburg-Noord. Indien de buurregio niet kan uithelpen of het incident zo omvangrijk is dat ook de burenhulp niet toereikend is, kan formele bijstand worden gevraagd: de voorzitter veiligheidsregio richt hiertoe een verzoek aan de minister van Justitie en Veiligheid.

 

Door de komst van LCMS wordt het ook in crisisbeheersing eenvoudiger om locatie-onafhankelijk te kunnen werken. Een relatief afgeschermde, verwarmde en verlichte locatie met een presentatiescherm, voldoende werkruimte en telefoon- en internetverbindingen is al voldoende voor de diverse crisisteams. Ook randapparaten zijn in het algemeen mobiel voldoende beschikbaar. Desalniettemin zijn er maatregelen genomen voor de continuïteit van een aantal locaties en teams.  

- Het Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) te Venlo biedt huisvesting voor het Regionaal Operationeel Team, het Regionaal Beleidsteam en diverse monodisciplinaire actiecentra, waaronder onderdelen van het Team Bevolkinsgzorg. Het RCC is voorzien van nobreak en noodstroom voor de operationele ruimtes en servers, alsmede redundantie op de (internet)verbindingen en het serverpark. Mocht het door omstandigheden noodzakelijk zijn om het gebouw te verlaten, dan zijn er binnen de VRLN back-up-mogelijkheden (locatie Drie-december-singel Blerick, brandweerkazernes Roermond en Venlo). Daarnaast is met Zuid-Limburg afgesproken in elkaars back-up te voorzien indien noodzakelijk. Momenteel lopen nog gesprekken met Waterschap Limburg (locatie Roermond) voor onderlinge back-up.   

- Voor de gemeentelijke beleidsruimtes en ruimtes voor Teams Bevolkinsgzorg zijn de lokale backup-faciliteiten gemeente-afhankelijk. Gemeenten kunnen echter altijd uitwijken naar buurgemeenten, of het RCC te Venlo. 

- Het Commando Plaats Incident werkt mobiel vanuit een Commando-unit. De verbindingen in deze unit zijn redundant uitgevoerd, vooralsnog beschikken we regionaal over 2 units.

- Verbindingen zijn voor gecoördineerde inzet cruciaal. Voor de borging van verbindingen tussen de onderdelen van de hoofdstructuur is uitgegaan van tenminste dubbele uitvoering. Naast de regulieren verbinding is backup door ofwel de Nood Communicatie Voorziening (NCV) ofwel C2000 het uitgangspunt. 

- De Gezamenlijke Meldkamer Limburg (GMKL) te Maastricht is uiteraard voorzien van back-up op alle relevante systemen. Belangrijkste ontwikkeling is aansluiting op één landelijke infrastructuur, waardoor het overnemen van meldingen vanuit andere locaties eenvoudiger wordt. Vooralsnog wordt er gewerkt met een buddy-meldkamer bij onverhoopte uitval of ontruiming van de GMKL. GMKL heeft daartoe een regeling met de gezamenlijke meldkamer in Brabant (momenteel locatie Eindhoven, wordt op termijn Den Bosch).

 

[2]  Een bijzonder crisistype is de ramp; een ramp is altijd een crisis, maar een crisis hoeft niet altijd een ramp te zijn. We kwalificeren iets als ramp als het vitaal belang ‘openbare veiligheid’ wordt bedreigd én normale bevoegdheden ontoereikend zijn voor een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines.

[1] Het Besluit veiligheidsregio’s noemt ook team bevolkingszorg (TBz) als onderdeel van de hoofdstructuur. Het TBz is echter een monodisciplinair uitvoerend team, dat verder wordt behandeld in het hoofdstuk bevolkingszorg.

1.3 Hoofdstructuur: Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) 

 

 

1.4 Hoofdstructuur: Commando Plaats Incident (CoPI)

 

1.5 Hoofdstructuur: Regionaal Operationeel Team (ROT)

 

Paragraaf 1.6 Hoofdstructuur: Gemeentelijk & Regionaal beleidsteam (G/RBT)

 

 

Paragraaf 1.7 Hoofdstructuur: ‘interregionale’ teams

 

 

1.8 Hoofdstructuur: internationale samenwerking

De ligging van Limburg maakt, dat er per saldo een langere grenslijn met Duitsland en België is dan met buurregio’s binnen Nederland. Internationale samenwerking mag hier dan ook niet ontbreken. In dit kader betreft het niet zozeer de samenwerking op de meer dagelijkse grensoverschrijdende hulpverleningszorg, maar de wijze van samenwerking in de voorbereiding op en ten tijde van een ramp of crisis, op het niveau van de hoofdstructuur. Kernafspraak is dat teams op het zelfde niveau zorgdragen voor dwarsverbindingen. In onderstaande figuur is middels kleuren aangegeven hoe de diverse teams in Nederland, België en Duitsland zich tot elkaar verhouden.

 

Om de internationale samenwerking vorm en inhoud te geven zijn of worden tussen de verschillende grensregio’s convenanten afgesloten. Deze zijn in bijlage V terug te vinden. Uitwerking van de operationele convenants-afspraken vind plaats middels zogenaamde operationele netwerkkaarten. Hierop wordt per regio onder meer vastgelegd hoe men georganiseerd is, hoe we snel in contact kunnen komen met elkaar en welke bijzondere uitvoeringsafspraken partijen met elkaar gemaakt hebben.

 

 

2 Voorwaarde-scheppende processen

Met de hoofdstructuur in de vorige paragraaf is ook de organisatorische invulling van het proces Leiding en Coördinatie besproken. In dit hoofdstuk worden de overige voorwaarde-scheppende processen behandeld.

 

 

2.1 Melding & alarmering

Melding & alarmering hebben tot doel om de eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de kortst mogelijke tijd te activeren en naar de juiste plaats te dirigeren. In de acute fase van de rampenbestrijding en crisisbeheersing moeten alle onderdelen van de hoofdstructuur tot en met het regionaal operationeel team en alle hulpverleningsdiensten die nodig zijn voor de bestrijding in één keer kunnen worden gealarmeerd.

 

Daartoe heeft de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) heeft in het beginstadium van een crisis of incident een belangrijke rol. De GMK is immers verantwoordelijk voor:

  • 1.

    alle activiteiten gericht op bedrijfszeker, effectief en tijdig aannemen, verwerken en registreren van de gegevens over een incident of crisis; én

  • 2.

    alle activiteiten met betrekking tot het alarmeren en informeren van de juiste eenheden, functionarissen, instanties en andere hulpbronnen.

 

Gemeenschappelijke Meldkamer Limburg

De regionale meldkamers van brandweer, politie en ambulancezorg voor de veiligheidsregio’s Zuid-Limburg en Limburg-Noord zijn samen ondergebracht in de Gemeenschappelijke Meldkamer Limburg (hierna te noemen: de meldkamer), die is gevestigd in het meld- en coördinatiecentrum (MCC) in Maastricht. Het servicecenter (intake 0900-meldingen) en het RTIC van de politie vormen organiek geen onderdeel van deze meldkamer, maar hebben wel een rol in het meldkamerproces.

 

112-Meldingen komen primair binnen bij de Politie Landelijke Eenheid (PLE) in Driebergen. De melding wordt van daaruit doorgezet naar één van de drie diensten op de gemeenschappelijk meldkamer Limburg. Iedere dienst zorgt vervolgens voor het aannemen en verwerken van de meldingen en het alarmeren van de eigen eenheden en functionarissen. De meldkamer brandweer zorgt ook voor de GRIP-alarmering, alarmering van een aantal kernfunctionarissen van bevolkingszorg, partnerorganisaties, en burgemeester(s) en voorzitter veiligheidsregio (op verzoek).

 

Grootschalige alarmering

In de acute fase van de incidentbestrijding, waarbij mogelijk veel slachtoffers vallen of grote materiële schade ontstaat, dient de meldkamer over te gaan tot grootschalige alarmering: het onverwijld en volledig alarmeren van CoPI, ROT en één of meer Teams Bevolkingszorg (TBz). Van onverwijlde alarmering is sprake als er geen tussenkomst van een leidinggevende buiten de meldkamer nodig is en als de alarmering wordt gestart binnen 2 minuten nadat is vastgesteld dat aan de criteria (zie volgende paragraaf) voor grootschalige alarmering is voldaan.

 

In de praktijk betreft dit concreet een GRIP 2-alarmering, waarbij een aantal kernfunctionarissen van het Tbz automatisch mee worden gealarmeerd. Overige leden van het Tbz worden door de discipline Bevolkinsgzorg zelf gealarmeerd. Waarschuwen van de betrokken burgemeester(s) of voorzitter veiligheidsregio gebeurt door (of in opdracht van) de ROL.

 

De uitvoering van (alle GRIP-alarmeringen waaronder dus ook) grootschalige alarmering is neergelegd bij de centralisten brandweer.

 

CaCo

Zoals in het vorige hoofdstuk al aangegeven is de CaCo een sleutelfunctionaris in het onderdeel meldkamer. Er is 24/7 een functionaris als CaCo aangewezen op de meldkamer. Zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, wordt de meldkamer aangestuurd door deze CaCo. Zodra een incident groter of gecompliceerder wordt dan het dagelijkse werk in de meldkamer, begint de CaCo met zijn multidisciplinaire taken:

  • 1.

    Informatiemanagement (zie ook paragraaf 2.3): het opbouwen van het meldkamerbeeld, waarin de voor alle diensten belangrijkste informatie over een incident overzichtelijk wordt weergegeven. Alle centralisten beschikken hierdoor over exact hetzelfde beeld van het incident. Bij een eventuele opschaling is het meldkamerbeeld beschikbaar voor alle GRIP-teams.

  • 2.

    Afstemmen van de activiteiten van de drie diensten in de meldkamer onderling, zodat de meldkamer als één geheel het incident bestrijdt.

  • 3.

    Inschatten of GRIP-opschaling nodig is. De CaCo is gemandateerd om direct op te schalen tot en met GRIP 2 (zie 2.2 onder ‘bevoegdheden op- en afschaling’).

 

Afhandeling van overige meldingen bij GRIP

In geval van een GRIP-opschaling wordt bij alle disciplines een taakverdeling gemaakt; aanname blijft in principe doorlopen via de intake-centralisten; uitgifte kan gesplitst gaan plaatsvinden, waarbij de ene tafel de GRIP-gerelateerde uitgifte doet, en de andere tafel alle overige meldingen.

Bij extreem veel meldingen kunnen eventueel centralisten van het servicecentrum ingezet worden op de intake. Ook kan met het voorportaal in Driebergen afgesproken worden daar de GRIP-gerelateerde meldingen af te vangen en de informatie geclusterd door te geven, danwel de overige meldingen af te vangen en door te zetten naar een andere meldkamer c.q. de buddy-meldkamer van Limburg (Den Bosch). E.e.a. is afhankelijk van hoe een incident zich ontwikkelt en het verwachte tijdsbestek waarin de piek aan meldingen aanhoudt. De CaCo kan hiertoe de benodigde opdrachten verstrekken.

 

Activeren van sirenes

De burgemeester is bevoegd de bevolking te waarschuwen en te alarmeren. In een acute situatie zijn de leidinggevenden van de brandweer (RCvD, (H)OvD) gemandateerd om de sirenes van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) te activeren. Bij voorbereide planvorming (Rampbestrijdingsplannen) is dit mandaat bij de centralist brandweer belegd.

Activering van de WAS-sirenes kán een reden tot opschaling zijn, maar dat hoeft niet per definitie zo te zijn. Bij activering van WAS dienen ten minste de regionaal operationeel leider, de meetplanleider, de adviseur crisiscommunicatie ROT en de informatiemanager ROT gewaarschuwd te worden. De ROL informeert vervolgens de betrokken burgemeesters en besluit over eventuele opschaling. Ook wordt een WAS-alarm standaard opgevolgd door een bericht via NL-Alert c.q. L1.

 

Inzet van NL-alert

NL-Alert is een crisiscommunicatiemiddel dat al vanaf GRIP 0 kan worden ingezet. In situaties waarin direct handelen van burgers om veiligheids- en/of gezondheidsredenen noodzakelijk is, kan een NL-Alert bericht in een bepaald gebied worden verzonden. Dit bericht bereikt binnen enkele seconden alle mobiele telefoons (mits deze geschikt zijn voor het ontvangen van NL-Alert berichten) in het betreffende gebied.

 

Het mandaat om NL-Alert in te zetten is neergelegd via de operationele bevelslijn van ROL en LCoPI bij een aantal medewerkers van de taakorganisatie crisiscommunicatie. Bij voorbereide planvorming (Rampbestrijdingsplannen) is het mandaat om NL-alert in te zetten met een standaardbericht bij de centralist brandweer belegd. De technische uitvoering, dat wil zeggen het verzenden van het NL-Alert bericht kan door de centralisten brandweer geschieden. Dit gebeurt dan in opdracht van een gemandateerde, met behulp van een voorbereid standaardbericht of een aangereikt bericht.

 

Activeren rampenzender

In voorkomende gevallen kan L1 als rampenzender geactiveerd worden. Dit mandaat is neergelegd via de operationele bevelslijn van ROL en LCoPI bij de ACBz en de ACcROT, zo mogelijk na afstemming met de burgemeester. Dit activeren en voeden van L1 verloopt rechtstreeks vanuit de kolom bevolkingszorg c.q. crisiscommunicatie. De meldkamer heeft hierin geen rol.

 

 

2.2 Op- en afschaling

Crises en rampen worden beheerst en bestreden door een crisisorganisatie die gefaseerd wordt opgebouwd. Het niveau waarop sturing gewenst is, is hierin bepalend: er wordt multidisciplinair opgeschaald in zogenaamde GRIP-niveaus, waarbij GRIP staat voor gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure.

 

Elk van deze opschalingen moet ook in een ‘stille’ variant uitgevoerd kunnen worden, zodat in geval van bepaalde dreigingen ook áchter de schermen’ opgeschaald kan worden.

 

Flexibel opschalen: verticaal en horizontaal

Uit voorgaande tabel blijkt dat ook met gebruikmaking van de standaard GRIP-opschaling al flexibele opschaling mogelijk is. Door de GRIP-alarmering niet als ‘stapelmodel’ toe te passen kan coördinatie op het juiste niveau tot stand gebracht worden zonder de gehele hoofdstructuur op te schalen. Anderzijds zijn de niveaus wel complementair aan elkaar. De hoofstructuur van de crisisorganisatie kan hiermee naadloos verticaal opgeschaald worden.

Anderzijds bestaat de mogelijkheid om in iedere GRIP fase (ook ‘GRIP 0!) horizontaal op danwel af te schalen. Disciplines kunnen hun organisatie monodisciplinair opschalen, passend bij de inzet die nodig is voor de bestrijding en beheersing van een incident. Iedere discipline bepaalt daarbij zelf welke processen c.q. taakorganisaties worden opgeschaald.

Deze horizontale opschaling staat in principe los van de multidisciplinaire opschaling. Wanneer echter twee of meer disciplines opschalen tot het niveau van algemeen commandant dient door de CaCo de ROL gewaarschuwd te worden en dient opschaling naar een GRIP 2 overwogen te worden. Omgekeerd kunnen na het verticaal opschalen van een team in overleg met de leider of voorzitter één of meer kolommen weer afgeschaald worden. Voornoemde op- en afschaling wordt ook wel het ‘knoppenmodel’ genoemd; op basis van de behoefte van het incident worden de benodigde ‘knoppen’ aan- of uit gezet, en kan flexibel maatwerk geleverd worden op de vraag van het incident.

 

Bevoegdheden op- en afschaling

Strikt genomen zijn alleen de burgemeester c.q. de voorzitter veiligheidsregio bevoegd tot opschalen. Bij opschaling wordt namelijk ook een hierarchie in het leven geroepen die er normaal niet is; dat is formeel een noodbevoegdheid van de burgemeester of de voorzitter veiligheidsregio, en die kan niet gemandateerd worden.

De wet vraagt echter ook om criteria voor grootschalige alarmering, vanuit het oogpunt dat te allen tijde snel en laagdrempelig opgeschaald moet kunnen worden, in principe al direct na de eerste beoordeling van meldingen op de meldkamer. Dat veronderstelt echter ook een mandaat. Het eindrapport Harmonisatie alarmering hoofdstructuur[1] is redelijk éénduidig als het gaat om mandaten voor opschaling naar GRIP 1,3 en 4, voor GRIP 2 wordt dat echter teruggelegd bij de regio’s.

Op basis van het genoemde rapport hanteren we de volgende bevoegdheden voor opschaling:

  • 1.

    Wanneer een opschalingsniveau in bestuurlijke vastgestelde planvorming (specifiek: rampbestrijdingsplannen) verankerd is, ligt het mandaat bij de uitvoerende centralisten om te alarmeren en op te schalen conform plan. De CaCo dient dit te beschouwen als richtinggevend voorstel waarop afwijken bij uitzondering gemotiveerd mogelijk is.

  • 2.

    Opschaling naar GRIP 1 en 2 mag door de CaCo, OvD’n en AC’n van de kerndisciplines, en door de leider CoPI en de regionaal operationeel leider. Als al eerder GRIP 1 gemaakt is mag alleen de leider CoPI of regionaal operationeel leider opschalen naar GRIP 2.

  • 3.

    Opschaling naar GRIP 3 vindt plaats door de betrokken burgemeester, eventueel op advies van de regionaal operationeel leider.

  • 4.

    Opschaling naar GRIP 4 vindt plaats door de voorzitter veiligheidsregio, eventueel op advies van de regionaal operationeel leider of burgemeester(s).

  • 5.

    Opschaling naar GRIP 5 vindt plaats na instemming door de betrokken voorzitters veiligheidsregio.

Daarbij moet in acht worden genomen dat bij zowel GRIP 1 als GRIP 2 de leider CoPI respectievelijk regionaal operationeel leider alleen aanwijzingen aan andere betrokken diensten geven indien de vereiste spoed zich verzet tegen het houden van ruggenspraak met de burgemeester c.q. voorzitter veiligheidsregio.

[1] Eindrapport Harmonisatie alarmering hoofdstructuur, vastgesteld in RCDV 17-2-2017

 

Als een incident onder controle is, ontstaat na verloop van tijd de behoefte af te schalen. Afhankelijk van de stand van zaken wordt besloten om kolommen of teams al dan niet afzonderlijk af te schalen, of als geheel af te schalen naar een lagere GRIP-fase of in één keer naar GRIP 0. Onafhankelijk van de multidisciplinaire afschaling kunnen één of meerdere kolommen nog actief blijven in de afhandeling van het incident. De bevoegdheid om af te schalen varieert per GRIP-fase. Het is altijd het hoogst opgeschaalde niveau dat besluit om onderliggende teams danwel de GRIP-fase af te schalen. Afschaling van kolommen gebeurt na overleg met en besluitvorming door de operationeel leider (of de leider CoPI wanneer de regionaal operationeel leider niet (meer) operationeel is).

 

Criteria voor opschaling

Vanuit hetzelfde dilemma als aan het begin van de vorige paragraaf kunnen dus eigenlijk geen harde criteria voor opschaling worden gedefinieerd. Volgens het eindrapport Harmonisatie alarmering hoofdstructuur moeten de benoemde criteria vooral geïnterpreteerd worden als richtinggevende adviezen; adviezen over opschaling gekoppeld aan een standaardsituatie. Bij een richtinggevend advies bestaat wel enige ruimte voor een CaCo om af te wijken van het opschalingsadvies, maar dit vergt een specifieke afweging (afwijken is uitzondering) en dient ook onderbouwd te kunnen worden.

 

Ook bij opschaling vanuit OvD’n, Ac’n of leiders kan deze lijn van ‘richtinggevende adviezen’ worden doorgetrokken; onderstaande criteria dienen door deze functionarissen als richtinggevend advies gezien te worden. Wanneer echter door één van de functionarissen de afweging gemaakt is en opdracht tot opschaling is gegeven, wordt deze niet meer door andere functionarissen heroverwogen of ter discussie gesteld. Dat is dan aan de LCoPI c.q. de ROL.

 

De volgende richtinggevende adviezen zijn van toepassing, voor die situaties dat er vanuit de vereiste spoed niet redelijkerwijs eerst ruggespraak met een regionaal operationeel leider kan plaatsvinden:

  • 1.

    Bij uitgewerkte planvorming (landelijk of regionaal): conform plan

  • 2.

    Bij incidenten die lokaal van aard zijn maar de dagelijkse routine overstijgen en waarbij de behoefte aan multidisciplinaire afstemming c.q. eenhoofdige leiding bij tenminste 2 partners bestaat: GRIP 1

  • 3.

    Bij incidenten waarbij 2 of meer algemeen commandanten worden opgeschaald: de ROL waarschuwen en GRIP 2 laten overwegen

  • 4.

    Bij aansturing WAS-sirenes: GRIP 2

  • 5.

    Bij activering meetplanorganisatie: GRIP 2

  • 6.

    Bij zeer veel meldingen zonder duidelijke bron: GRIP 2 (zonder CoPI)

  • 7.

    Bij inzet van meerdere CoPI’s: GRIP 2

  • 8.

    Bij schaarste aan mensen of middelen, of uitval van voorzieningen ten behoeve van de openbare orde en veiligheid: GRIP 2

  • 9.

    Bij alle voorgaande incidenten kunnen overwegingen aan de orde zijn om door te schalen naar GRIP 3 of 4; dit is echter altijd na overleg tussen de regionaal operationeel leider en de burgemeester(s) en/of voorzitter veiligheidsregio.

  • 10.

    Voor de volgende incidenttypen wordt de ROL geadviseerd de voorzitter veiligheidsregio tenminste GRIP 4 in overweging te geven:

    • 1.

      kernongeval categorie A

    • 2.

      terroristische dreiging of aanslag

    • 3.

      grootschalige overstroming

    • 4.

      uitbraak infectieziekten (A-ziekten)

    • 5.

      grootscheepse cyberaanval

    • 6.

      langdurige schaarste.

 

2.3 Informatiemanagement

Informatie is het “coördinerend mechanisme” van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het netcentrisch werken is gebaseerd op dit gedachtegoed en is randvoorwaardelijk voor het goed functioneren van de crisisbeheersingsorganisatie.

 

Informatiemanagement is, net als resourcemanagement, gebaseerd op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Dit speelt binnen de teams en processen afzonderlijk, maar ook tussen alle teams en processen. Om het proces informatiemanagement concreet te maken, kunnen twee eenvoudige vragen gesteld worden bij ieder proces en in ieder team:

  • 1.

    Welke informatie hebben anderen, die wij nodig hebben (de vraag)?;

  • 2.

    Welke informatie hebben wij, die anderen nodig hebben (het aanbod)?

Het doel van informatiemanagement is het zo snel mogelijk verkrijgen van alle informatie die relevant is voor de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het actief beschikbaar stellen van die informatie aan de functionarissen in de crisisorganisatie die de informatie nodig hebben. Dit geldt zowel preparatief (informatie die te allen tijde klaar moet staan) als operationeel (informatie die ontstaat c.q. ingewonnen wordt tijdens een ramp of crisis).

 

Informatie-organisatie

Zoals in hoofdstuk 1 al aangegeven, lopen een aantal voorwaarde-scheppende processen als satépennen door de crisisorganisatie. Wanneer de satépen informatiemanagement gevolgd wordt, komen we de volgende functies tegen:

  • 1.

    De CaCo

  • 2.

    De IMCoPI en de GIMCoPI

  • 3.

    De IMROT, de ICROT en de GIMROT

  • 4.

    De ICGBT / ICRBT

  • 5.

    De HIN’n.

Deze functionarissen tezamen vormen de informatieorganisatie; De eerste 4 verbinden de verschillende teams met elkaar, en via de HIN’n worden de kolommen met de teams verbonden. Deze functionarissen hebben veelvuldig onderling contact voor het verzamelen, uitwisselen en verifiëren van informatie. De exacte taakverdeling en werkwijze is verder uitgewerkt in het deelplan informatiemanagement.

 

LCMS

Het gereedschap dat netcentrisch informatiemanagement faciliteert, is LCMS. LCMS is het landelijke crisismanagementsysteem waarmee alle regio’s, het NCC, het LOCC en een toenemend aantal partners werken. LCMS is een ondersteunend systeem voor langs geautomatiseerde weg beschikbaar stellen en delen van informatie en het creëren van een actueel, gedeeld beeld tijdens incidenten, rampen en crises.

 

Totaalbeeld en eigen beeld

De kolommen en separate onderdelen van de hoofdstructuur zijn allen primair zelf verantwoordelijk voor hun informatiemanagement voor het genereren van zogenaamde ‘eigen beelden’ (slachtofferbeeld, meldkamerbeeld, copi beeld, etc.). Het eigen beeld bestaat uit informatie over ontwikkeling en gevolgen van een incident, de risico’s voor de veiligheid van de hulpverleners en de personen in het getroffen gebied, de aanpak van het incident en de daarvoor benodigde mensen en middelen.

 

Op basis van onder meer de verschillende eigen beelden wordt centraal een totaalbeeld gegenereerd. Het totaalbeeld is opgebouwd uit ten minste de beschikbare gegevens over het incident, over de hulpverlening, over de prognose en de aanpak en over de getroffen maatregelen en de resultaten ervan. De regie op dit totaalbeeld wordt gevoerd door een informatiemanager en schaalt mee met de organisatie:

 

Deze regiefunctie draagt er tevens zorg voor dat het beeld goed leesbaar, begrijpelijk, integer en waar mogelijk gevalideerd is.

 

Omdat eigen beeld en totaal beeld elkaar qua samenstelling goeddeels overlappen en het hoogst opgeschaalde team altijd besluiten moet baseren op een totaalbeeld, wordt er hier van uit gegaan dat het totaalbeeld bij een GRIP 1 het eigen beeld van het CoPI betreft en het totaalbeeld bij een GRIP 2 het eigen beeld van het ROT betreft. Bij een GRIP 3 en 4 waarbij het ROT ook is opgeschaald wordt het ROT beeld gehanteerd als het totaalbeeld voor het GBT of RBT. Indien alléén het GBT of RBT is opgeschaald zijn de eigen beelden van deze respectievelijke teams tevens het totaalbeeld.

 

Vraagregisseur

Een bijzondere informatielijn wordt gevormd richting de zogenaamde landelijke Crisis Expert Teams (CET’s). Dit zijn hooggespecialiseerde netwerken op verschillende thema’s, zoals straling en milieu. Deze netwerken kunnen vanuit de regio’s bevraagd worden, op voorwaarde dat er regionaal een vraagregisseur wordt aangewezen.

 

De vraagregisseur verzamelt de vragen, treedt op als contactpersoon en duidt ook de antwoorden vanuit een CET, uiteraard in nauwe afstemming met de informatiemanager. Binnen de VRLN wordt deze door de regionaal operationeel leider aangewezen. Voor de huidige CET’s (straling, milieu, drinkwater) zullen dat in de praktijk doorgaans functionarissen uit de pool van AGS’n of GAGS’n zijn.

 

 

2.4 Resourcemanagement

Om uitvoering te kunnen geven aan de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn personele- en materiële capaciteiten nodig, zogenaamde resources. Deze capaciteiten kunnen worden geleverd door hulpverleningsdiensten, partners en private ondernemers. Resourcemanagement draagt zorg voor het vermogen om binnen een bepaalde omgeving en tijd prestaties te leveren en te continueren over een bepaalde periode.

 

Waarom resourcemanagement

Concrete doelstellingen van resourcemanagement zijn:

  • 1.

    Het organiseren en in standhouden van de juiste capaciteit, op de gevraagde momenten en op de aangewezen plaatsen;

  • 2.

    Het borgen van de continuïteit van de ingezette capaciteit;

  • 3.

    Het organiseren van de logistieke ondersteuning van de ingezette capaciteiten;

  • 4.

    Het inzichtelijk maken met de inzet gemoeide kosten;

  • 5.

    Het begeleiden en (formeel) afhandelen van alle bijstandsaanvragen.

 

Verantwoordelijkheid resourcemanagement

Resourcemanagement is één van de kerntaken van vrijwel iedere leidinggevende binnen de verschillende kolommen in de crisisorganisatie. Op basis van scenario’s wegen zij continu de benodigde acties en de daarvoor benodigde resources af; komt men tekort, dan schaalt men op of vraagt bijstand aan; moet men nog wat langer door dan regelt men logistiek en aflossing. Resourcemanagement is zodoende ook nauw verbonden met de processen ‘melding & alarmering’ en ‘op- en afschaling’ in de meldkamer. Primair worden benodigde resources vanuit de meldkamer aangestuurd.

 

Ook is er een nauwe link met informatiemanagement: het aanleveren van informatie over ingezette en/of benodigde capaciteiten, bijstandsaanvragen en de mogelijkheden voor het leveren van logistieke capaciteiten is voor zowel het totaalbeeld alsook voor goed gecoördineerd resourcemanagement onontbeerlijk.

 

Echter als de inzet omvangrijker wordt en/of langer gaat duren, is het voorzien in multidisciplinaire coördinatie voor logistieke ondersteuning, aflossing en bijstand noodzakelijk. Door het gecoördineerd laten verlopen van recourcemanagement kan maximale ondersteuning voor de hoofdprocessen worden gerealiseerd met een voor alle hulpverleners gelijk kwaliteitsniveau. Deze functie wordt in beginsel niet separaat voorbereid en ingevuld. Een aantal primaire taken in de logistieke sfeer worden door de brandweer opgepakt. Bij verder opschaling is het toebedelen van deze taak aan de collega’s van defensie te overwegen.

 

3 Primaire processen

3.1 Bevolkingszorg

Bevolkingszorg is een verantwoordelijkheid van de gemeenten in de veiligheidsregio, als volwaardige partner in de crisisbeheersing. Het proces bevolkingszorg is daarbij opgesplitst in 5 deelprocessen,: crisiscommunicatie, publieke zorg, omgevingszorg, nazorg en evacuatie, naast de monodisciplinaire processen informatie- en resourcemanagement. Onderstaand zijn per proces de doelen beschreven.

 

Doelen proces Crisiscommunicatie

Publieksvoorlichting

  • 1.

    Het duiding geven aan het incident

  • 2.

    Het beperken van schade door het verstrekken van adviezen en / of instructies

  • 3.

    Het verzorgen van algemene informatie, openbaarmaking, verklaring en toelichting van het beleid van de burgemeester over de bestrijding van de crisis

Mediavoorlichting

  • 1.

    Het duiding geven aan het incident

  • 2.

    Het verzorgen van algemene informatieverstrekking

  • 3.

    Openbaarmaking, verklaring en toelichting van het beleid van de burgemeester over de bestrijding van de crisis

 

Doelen proces Publieke zorg

Opvang en verzorging

- Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués. Behandelde gewonden en dieren (incl. het kleinschalig (max. 250) en/of kortdurend verplaatsen van mens en dier)

 

Voorzien in primaire levensbehoefte

- Het treffen van maatregelen zoals voedsel, drinkwater, kleding, verstrekking van medicijnen en tijdelijke huisvesting. Het treffen van maatregelen in geval van (collectieve/grootschalige) uitval van nutsvoorzieningen, gas- of telecom voorzieningen

 

Uitvaartverzorging

- Maatregelen voor bijzondere uitvaartverzorging, zoals zorgen voor de mogelijkheid tot (gemeenschappelijke) rouwverwerking, herdenkingsdiensten, stille tochten en uitvaartdiensten. Bij grote aantallen doden valt hieronder ook het organiseren van de (nood-) begrafenis en teraardebestelling.

 

Verwanteninformatie

- Het verzamelen, registreren en verifiëren van alle van belang zijnde gegevens van slachtoffers van een crisis of mensen en dieren die worden opgevangen als gevolg van een crisis (ook: opstart Slachtoffer Informatie Systeem)

 

Doelen proces Omgevingszorg

Milieubeheer

- Het nemen van maatregelen met als doel het milieu te beschermen. Hieronder vallen toezicht- en handhavingstaken maar ook afvalverwerkingstaken (waaronder het inzamelen van besmette waren) en taken op het gebied van de Wet Bodembescherming en de Wet Luchtkwaliteit

 

Ruimtebeheer

- Het nemen van maatregelen op het gebied van openbare verlichting, rioleringen, wegen, water, groen, etc.

 

Bouwbeheer

- Het nemen van maatregelen op het gebied van het beheer van gebouwen. Het gaar hierbij om toezicht- en handhavingstaken op het gebied van bouwregelgeving, maar ook over het beheer van monumenten, cultureel erfgoed openbare gebouwen, kunstwerken, e.d. Doel: het waarborgen van een veilige en gezonde bebouwde omgeving

 

Doelen proces Nazorg

Nafase

- Het bevorderen van de veerkracht van getroffenen, het opheffen dan wel voorkomen en/of beperken van blijvende problemen of schade op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk terrein en op het herstel van getroffenen en het controleren van het verlenen van nazorg en het bewaken van de kwaliteit van de verleende nazorg. Tenslotte heft het proces tot doel om de situatie terug te brengen naar de “ normale” situatie.

Schade informatie

- Het verkrijgen van inzicht in de totale omvang van de schade en de registratie en coördinatie van schademeldingen

 

Doelen proces Evacuatie

- Evacuatie is een door de overheid (al dan niet gedwongen en meestal onder begeleiding) gelaste (grootschalige) verplaatsing van groepen persoenen en dieren. Ook het veiligstellen van bijzondere (kunst) objecten valt binnen dit proces.

- Tot 250 personen valt dit onder bevolkingszorg, daarboven zal een aparte multidisciplinaire projectorganisatie hiervoor worden ingericht (zie referentiekader 2016)

 

Doelen Informatiemanagement

Informatie management

- het halen van informatie uit de eigen organisatie en bij externe partners

- het verwerken van gegevens tot informatie

- het actief en passief delen van informatie met de eigen organisatie en de externe partners/kolommen

Verslaglegging

- Verslaglegging van Team bevolkingszorg vergaderingen

 

Doelen Resourcemanagement

Algemene ondersteuning

- Het nemen van maatregelen ter ondersteuning van het bestuur. Dit kan gaan om facilitaire en personele ondersteuning, bijvoorbeeld op het gebied van financiële en protocollaire zaken.

Juridische advisering

- Het nemen van maatregelen ter ondersteuning van het bestuur op het gebied van juridische zaken

Bestuurlijke advisering

- Het nemen van maatregelen van het bestuur op het gebied van bestuurlijke zaken

 

Monodisciplinaire organisatie

 

 

3.2 Brandweerzorg

Met de komst van de Wet Veiligheidsregio’s is brandweerzorg een regionale verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio. Ook hier is een subindeling in processen gemaakt: Bron en emissiebestrijding, redding en ontsmetting.

 

Doelen proces Bron- en Emissiebestrijding

- Het voorkomen, beperken en bestrijden van brand , het beperken van de emissie van gevaarlijke stoffen en het bestrijden en terugdringen van de fysische effecten (bv. rook of gaswolk) daarbij;

- Het bepalen van het gevaarlijk gebied (wat betreft fysieke gevaarsaspecten) en vrijgeven daarvan;

- Beperken en terugdringen van schade bij andere gevaarsbronnen (zoals bv hoogwater).

 

Doelen proces Redding

- Redding van mensen en dieren: weghalen van niet-zelfredzame mensen of dieren uit een (potentieel) gevaarlijke situatie;

- Ontruiming van mensen en dieren: in gang zetten en begeleiden van het zich op eigen kracht verwijderen van mensen en dieren van een (potentieel) gevaarlijke situatie;

- Technische hulpverlening: inzet van technische middelen teneinde mensen en dieren te beschermen of te bevrijden;

- Stabilisatie: het voorkomen en beperken van verdere schade of gevaar, het bieden van de mogelijkheid aan mensen of dieren om zichzelf te redden, en het bieden van een veilige toegang tot incident en slachtoffers voor andere hulpdiensten (bv. door stutten / ondersteunen van voertuigen en bouwwerken).

 

Doelen proces Ontsmetting

- Bepalen en bewaken van de grens tussen besmette en niet besmette zone;

- 1e-lijns ontsmetting van zowel burgers, hulpverleners en dieren;

- 1e-lijns ontsmetting van (hulpverlenings)materiaal en –voertuigen;

- 1e-lijns ontsmetting van objecten en infrastructuur;

- Controle op besmetting en ontsmetting;

- Het geven van input voor de voorlichting en advisering aan burgers en hulpverleners over (vervolg)acties die zij zelf kunnen uitvoeren;

- Het geven van advies omtrent inschakeling van gespecialiseerde bedrijven.

 

Doelen Informatiemanagement

- Het verzamelen, verwerken, valideren en delen van informatie, enerzijds ten behoeve van het multidisciplinaire totaalbeeld en anderzijds voor het bijhouden van het (monodisciplinaire) eigenbeeld ten behoeve van de processen met betrekking tot brandweerzorg;

- Verzamelen van informatie omtrent aard, omvang en gevaarszetting van een incident middels waarnemen, verkennen en meten;

- Dynamische weergave van gevarenzones tbv operationele en publieke communicatie;

- Waarschuwen van de bevolking middels het sirenenetwerk en het overdragen van 1e-lijns informatie mbt aard, omvang, gevaarzetting en handelingsperspectief voor de bevolking;

- Registratie van besmette personen en middelen en genomen maatregelen tbv overdracht aan medische hulpverleningsketen (slachtoffers) en interne nazorg (hulpverleners);

- Overzicht over ingezette eenheden en nog beschikbare capaciteit tbv logistieke processen.

 

Doelen Resourcemanagement

- Realiseren van de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit van alle processen binnen de sectie brandweer en het monitoren daarvan. Adviseren omtrent wijze van inzet en capaciteitsverdeling vanuit optiek van continuïteit;

- Regelen van continuïteit in dagelijkse zorg en grootschalig optreden in de zin van (rest)dekking, bemensing / aflossing, verzorging en bevoorrading;

- Regelen van bijstand i.h.k.v. versterking, aflossing of specifieke / specialistische ondersteuning.

 

Monodisciplinaire organisatie

 

3.3 Politiezorg

Voor de politiezorg is de Politie, regionale eenheid Limburg, verantwoordelijk. Politiezorg is opgesplitst in 7 deelprocessen ten behoeve van de uitvoering van de politie processen: ontruimen; afzetten en afschermen; verkeerregelen (circulatie), begidsen, strafrechtelijk onderzoek en handhaving openbare orde, slachtofferregistratie en identificatie. Bijzonderheid is dat een aantal processen vallen onder gezag van het Openbaar Ministerie, waardoor er sprake kan zijn van meervoudig bevoegd gezag. Onderstaand zijn de doelen per deelproces uitgewerkt.

 

Doelen proces Handhaving Mobiliteit

- Begidsen. Ten tijde van een calamiteit/incident (of een dreiging daarvan) zorg dragen voor de begeleiding van de bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen, ter voorkoming van stagnatie in de hulpverlening; inrichten van loodsplaats(en) i.o.m. kolommen;

- Verkeerregelen (circulatie). Het verzorgen van de verkeerscirculatie in het bron- en het effectgebied, bestaande uit het voorkomen en/of oplossen van verkeersopstoppingen of verkeersstremmingen en het voorkomen van verkeersonveilige situaties,. Beide deelproces hebben primair tot doel het bespoedigen van de aan- en afvoer van hulpdiensten en secundair het verzorgen van alternatieve route's ter voorkoming dan wel ter beperking van economische schade op zowel lokaal als regionaal en landelijk niveau;

 

Doelen proces Bewaken en Beveiligen

- Afzetten en afschermen. Het zorg dragen voor de fysieke veiligheid van objecten, personen en diensten voor, tijdens en ha een incident in verband met een mogelijke dreiging tegen objecten, personen of diensten.

 

Doelen proces Orde Handhaving

- Handhaven openbare orde. Het ten tijde van een calamiteit/incident (of een dreiging daarvan) zorg dragen voor het zoveel mogelijk ongestoord kunnen laten plaats vinden van de hulpverleningsactiviteiten en het beperken van de schadelijke gevolgen voor de bevolking;

- Afzetten en afschermen. Het ten tijde van een calamiteit/incident (of een dreiging daarvan) zorg dragen voor het zoveel mogelijk ongestoord kunnen laten plaats vinden van de hulpverleningsactiviteiten, het beperken van de schadelijke gevolgen voor de bevolking en het beveiligen van ontruimd / geëvacueerd gebied door controle en registratie van degenen die toegang krijgen of hebben gehad tot het gebied.

- Ontruimen: het door de politie of brandweer dringend adviseren aan personen om voor een korte tijd hun verblijfplaats te verlaten, teneinde de mogelijke schadelijke gevolgen van een incident/calamiteit (of dreiging daarvan) voor de betrokkenen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Verplaatsing van bevolking vindt niet alleen plaats vanuit de woning, maar ook bijvoorbeeld vanuit kantoren of uit de openbare ruimte. Ontruimen vanuit andere locaties dan een woning kan met dwang gebeuren.

 

Doelen proces Handhaving Netwerken

- Openbare orde / rechtsorde De sub-processen handhaven rechtsorde en handhaven openbare orde vallen onder het proces preventie & netwerken. Het doel van dit proces is onder meer om onrustgevoelens te kanaliseren als onderdeel van ordehandhaving, door het aangaan van netwerkrelaties met publieke en private partijen;

 

Doelen proces Opsporing

Strafrechtelijke onderzoek, het handhaven van de rechtsorde, het onder leiding van de (Hoofd) Officier van Justitie verrichten van het opsporingsonderzoek. Het ten tijde en na afloop van een incident doen van een onderzoek naar de oorzaak van het incident met als doel waarheidsvinding. Het opsporingsonderzoek betreft het horen van personen, achterhalen van relevante stukken en gegevens, maar bestaat ook uit forensisch onderzoek op de plek van het incident teneinde het sporenbeeld en materiaal zo goed mogelijk veilig te stellen. Daarbij kan het noodzakelijk zijn dat andere forensische diensten met expertise (bijvoorbeeld NFI of particuliere brandonderzoekers) onder leiding van de forensische opsporing in het onderzoek participeren. Juist dat forensisch plaats delict onderzoek verdraagt zich (soms) slecht met het belang van de hulpdiensten in de "reddingsfase" van het onderzoek.

 

Doelen proces Opsporingsexpertise

- Identificatie overledenen. Het zowel ten tijde als na afloop van een ramp of grootschalig incident vaststellen van de identiteit van overleden slachtoffers (ook berging valt hieronder). Maar ook zoals in opsporing omschreven: het kan noodzakelijk zijn dat andere o.a. forensische diensten met expertise (bijvoorbeeld NFI of particuliere brandonderzoekers) onder leiding van de forensische opsporing in het onderzoek participeren.

 

Doelen proces (Specialistische) Interventie

- Strafrechtelijk onderzoek. Het publiek mag van de politie verwachten dat zij tegen alle voorkomende werkzaamheden binnen haar takenpakket is opgewassen. Als regel is dit ook zo. De Nederlandse politie is goed opgeleid en voldoende toegerust. De beschikbare eenheden kunnen de normale dagdagelijkse werkzaamheden op adequate wijze aan. Indien redelijkerwijze mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen, kunnen speciaal opgeleide eenheden Interventies en aanhoudingen uitvoeren. Hierbij kan gedacht worden aan o.a. Arrestatie en Ondersteunings Team (AOT) of de Dienst Speciale Interventies (DSI) onder leiding van een eigen Algemeen Commandant.

 

Doelen Informatiemanagement

- Het verzamelen, verwerken, valideren en delen van informatie, enerzijds ten behoeve van het multidisciplinaire totaalbeeld en anderzijds voor het bijhouden van het (monodisciplinaire) eigenbeeld ten behoeve van de processen met betrekking tot politiezorg; de kolommen verzorgen ieder hun eigen informatiestromen en communiceren de relevantie informatie Multi-disciplinair via hun Hoofden Informatie met de (R)Chin.

 

Doelen Resourcemanagement

- Het zorgvuldig beheren en verdelen van beschikbare middelen en capaciteit. De kolommen verzorgen ieder hun eigen logistieke- en middelenorganisatie. In voorkomende gevallen zullen de kolommen via hun Hoofden Ondersteuning afstemmen met de (R)Chon.

 

Monodisciplinaire organisatie

 

 

3.4 Geneeskundige zorg

Geneeskundige zorg is onderverdeeld in de processen Acute Gezondheidszorg (AG) en Publieke Gezondheidszorg (PG). De organisatie c.q. coördinatie van deze processen berust bij de veiligheidsregio. De “geneeskundige kolom” bestaat echter uit een netwerk van organisaties in de veiligheidsregio. Het betreft hier (zowel primaire als secundaire) de volgende organisaties:

 

Primaire partners:

- Ziekenhuizen (inclusief Traumacentrum);

- AmbulanceZorg Limburg-Noord (AZLN);

- Meldkamer Ambulance (MKA, onderdeel van AZLN);

- Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD);

- De PSH-organisatie waarin GGZ-organisaties, Maatschappelijk Werk organisaties en slachtofferhulp samenwerken;

- Huisartsenorganisaties (Cohesie en Meditta);

- Nederlandse Rode Kruis (NRK).

 

Secundaire partners:

- Verpleeg- en verzorgingsorganisaties waaronder ook thuiszorgorganisaties;

- Verloskundigen;

- Apothekers;

- Organisaties voor verstandelijk gehandicapten (met grotere zorgeenheden).

De GHOR maakt met de zorginstellingen zo nodig afspraken via convenanten. Dit maakt onderdeel uit van het procesplan GHOR.

 

Doelen proces Acute Gezondheidszorg

Het proces acute gezondheidszorg bestaat uit de drie T’s:

- Triage: Het uitvoeren van “primaire triage grootschalig incident”, conform het Landelijk Ambulanceprotocol. Triage is het beoordelen van slachtoffers zoals bij grote(re) ongevallen, rampen, pandemieën en de Spoedeisende hulp-afdeling in ziekenhuizen, in verschillende categorieën verdeeld naar de ernst van de verwondingen of ziektebeeld. -- Treatment: Leiding over treatment in gewondenverzamelplaatsen door ambulanceverpleegkundigen of –chauffeurs.

- Transport en gewondenspreiding: Uitvoering van de procedure voor gewondenspreiding door de meld-kamercentralisten MKA. 

 

Het proces acute gezondheidszorg heeft tot doel

- het gecoördineerd en adequaat organiseren van geneeskundige hulp ten behoeve van slachtoffers als gevolg van rampen en crises;

- het minimaliseren van ziekte, blijvend letsel en sterfte van ongevalsslachtoffers;

- het garanderen van snelle en adequate geneeskundige hulp aan gewonden, direct na het ontstaan van een ramp of zwaar ongeval.

Hierbij wordt uitgegaan van een keten van samenhangende en georganiseerde geneeskundige handelingen, vanaf het opsporen/redden van gewonden, eerste hulp en transport, tot het moment dat verdere behandeling (in het ziekenhuis) niet meer nodig is.

 

Doelen proces Publieke Gezondheidszorg

- Het nemen van maatregelen met als doel de bescherming van de volksgezondheid, bij ongevallen, rampen en crisis met gevaar voor mens en milieu;

- GOR: Het doel van het deelproces Gezondheidsonderzoek is vierledig: optimalisatie van de individuele gezondheid, optimalisatie van de publieke gezondheid, vergroten van wetenschappelijke kennis en het beantwoorden van vragen van maatschappij en politiek;

- IZB: Het doel van Infectieziekten bestrijding is het opsporen van (oorzaken van) infectieziekten en het voorkomen van verdere verspreiding.

- MMK: Het doel van Medische Milieukunde is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers door blootstelling aan milieudeterminanten die slecht zijn voor de gezondheid te voorkomen dan wel te beperken, en de chronische gezondheidseffecten van die blootstelling in beeld te brengen;

- PSH: Psychosociale hulpverlening heeft als doel het psychisch evenwicht (de zelfcontrole en zelfredzaamheid) van getroffenen bij incidenten te herstellen. Met getroffenen worden de directe slachtoffers bedoeld, maar ook de indirecte slachtoffers, zoals partners, vrienden en burger-hulpverleners.

 

Doelen proces informatiemanagement

Het verzamelen, verwerken, valideren en delen van informatie, enerzijds ten behoeve van het multidisciplinaire totaalbeeld en anderzijds voor het bijhouden van het (monodisciplinaire) eigenbeeld ten behoeve van de processen met betrekking tot geneeskundige zorg.

Realiseren van de beschikbaarheid van informatie op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit van alle processen binnen de sectie geneeskundige zorg ten behoeve van de beeld-, oordeel- en besluitvorming bij calamiteiten en het monitoren daarvan. Uitgangspunt hierin is dat de zorginstellingen zelf inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de eigen geneeskundige processen zoals:

- Registreren van slachtoffers;

- Informatie over gezondheidsrisico’s op de korte termijn en op de lange termijn en de preventieve en beschermende maatregelen in dit kader;

- Informatie over de geneeskundige werkwijze/organisatie bij gewijzigde omstandigheden;

- Informatie over te verwachte knelpunten in de geneeskundige hulpverlening .

 

Doelen proces Resourcemanagement

Realiseren van de beschikbaarheid van personele en facilitaire voorzieningen op de juiste plaats en tijd en in de juiste kwaliteit en kwantiteit van alle processen binnen de sectie geneeskundige zorg en het monitoren daarvan. Uitgangspunt hierin is dat de zorginstellingen zelf verantwoordelijk zijn voor het zorgaanbod.

 

Monodisciplinaire organisatie

 

 

3.5 Partners

Binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing kennen we naast de kerndiensten gemeente, brandweer, politie en GHOR ook een veelheid aan partners. Een aantal behoort tot de zg vaste partners, welke zeer regelmatig worden betrokken bij de incidentbestriding. Anderen zijn ad hoc partners, die incidenteel worden betrokken. Hierna is voor een aantal vaste partners aangegeven welke bijdrage zij leveren in de Veiligheidsregio Limburg-Noord.

 

Openbaar Ministerie

· Het openbaar ministerie (OM) zal ten tijde van een incident of calamiteit, met een langer durende en/of ingrijpende (dreigende) aantasting van, en met gevolgen voor de rechtsorde, waarbij gecoördineerde actie van het OM noodzakelijk is, aansluiten bij de regionale crisisorganisatie en daar waar nodig de strafrechtelijke belangen behartigen;

· Met het Regioparket Limburg is afgesproken dat zij in verband met hun opsporingsverantwoordelijkheid tijdens een (justitiële) crisis aansluiten bij de SGBO (crisis)staf van de politie bij de algemeen commandant (AC);

· Het OM is kaderscheppend voor het mediabeleid met betrekking tot de strafrechtelijke componenten van een incident of crisis, en verantwoordelijk voor de uitvoering en afstemming hiervan.

· Het OM zal worden geïnformeerd door de burgemeester danwel voorzitter van de veiligheidsregio’s over rampen en crises, alarmering geschiedt door tussenkomst van de meldkamer;

· Het parket ondersteunt de crisisorganisatie c.q. functionarissen van het OM met een rol in de crisisorganisatie met betrekking tot communicatie, informatievergaring, en het voorbereiden van documenten, bij het verzorgen van eventuele brede informatievoorziening binnen het parket, bij het afstemmen mediabeleid OM met overige disciplines, bij het informeren van het College van Procureurs-Generaal en bij voorbereiding van verzoeken met betrekking tot inzetten OM-bevoegdheden (bijvoorbeeld DSI inzet).

 

Defensie

- In de crisisbeheersingsorganisatie zal vanaf GRIP2 een vertegenwoordiger van Defensie (de Regionaal Militair Operationeel Adviseur, RMOA) aansluiten in het ROT;

- Vanaf GRIP3 is een vertegenwoordiger van Defensie (de Regionaal Militair Commandant of een Regionaal Militair Beleidsadviseur, RMBA)) mogelijk aanwezig in het GBT of bij GRIP 4 in het RBT.

- In het geval dat Defensiecapaciteit benodigd is voor het bestrijden van een crisis dient dit te worden aangevraagd volgens de procedure zoals omschreven is in het Handboek Bijstand (LOCC). Deze aanvraag zal worden begeleid door de RMOA;

- Defensie voert structureel een aantal Nationale taken uit voor civiele overheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek te worden ingediend;

- In de Catalogus Nationale Operaties[1] heeft Defensie enkele capaciteiten omschreven. Met nadruk dient hierbij te worden beschouwd dat dit Landelijke capaciteiten zijn. De in de catalogus vermelde capaciteiten kunnen dus niet regionaal gegarandeerd worden;

- Defensie beschikt daarnaast over unieke en specifieke capaciteiten die niet in de catalogus zijn opgenomen. Bij behoefte kunnen deze defensiecapaciteiten worden aangevraagd. Zij zijn echter niet gegarandeerd;

- Defensie stelt gegarandeerde en niet gegarandeerde capaciteiten beschikbaar daar waar de civiele kolommen niet tijdig kwalitatief en/of kwantitatief in eigen middelen kunnen voorzien. Toetsing hiervan alsmede het stellen van eventuele prioriteiten geschied door het NCC/LOCC.

 

Waterschap Limburg

- De zorg voor de kwaliteit van het regionale water en het behouden of verwerven van het vereiste kwaliteitsniveau. Inclusief het opruimen van stoffen of objecten in of op het water of de oevers die het waterbeheer hinderen en het bestrijden van de gevolgen van het falen van de afvalwaterzuivering.

- De zorg voor het reguleren van waterhoeveelheden in regionale wateren ter voorkoming van wateroverlast of droogte;

- Het beheren en in stand houden van waterkeringen en daartoe behorende kunstwerken (zoals stuwen en afsluiters), om veiligheid te bieden tegen overstromingen.

[1] Link naar Catalogus Nationale Operaties

 

Rijkswaterstaat

- Beheer, onderhoud en verkeersmanagement op Rijkswegen in de tunnels A73 en A2.

- Het nautisch verkeersmanagement in nauwe samenwerking met de andere beheerders van de vaarwegen. Verkeersmanagement draagt bij aan het garanderen van een betrouwbaar vervoer over water bij een tenminste gelijkblijvend veiligheidsniveau.

- Het beheer & onderhoud van de waterkeringen. Beheer & onderhoud hebben als doel de keringen in een goede staat te houden.

- Beheer waterkwaliteit:

  • 1.

    - Regulering van het gebruik door derden via vergunningverlening en handhaving.

  • 2.

    - Afstemming met andere beheerders en agendering. Ook in internationaal verband komen afspraken tot stand over de waterkwaliteitsopgaven. Rijkswaterstaat is als beheerder betrokken.

  • 3.

    - Monitoring en informatievoorziening. Ter ondersteuning van het beheer voor waterkwaliteit voert Rijkswaterstaat een monitoringprogramma uit.

 

Provincie Limburg

- Commissaris van de Koning (CvdK) als toezichthouder: toezien op de samenwerking binnen het RBT en bij regiogrensoverschrijdende incidenten ook toezien op de afstemming en realisatie van het beleid. Daartoe kan de CdK in voorkomende gevallen beleidsaanwijzingen aan de Voorzitter veiligheidsregio danwel de burgemeesters geven; - Gedeputeerde Staten als crisispartner: ondersteunen, faciliteren en adviseren bij de bestrijding van een ramp. Bijvoorbeeld aangaande provinciale wegen, inrichtingen e.d. waar Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn. Verder op grond van diverse wettelijke bepalingen zoals Wet bodembescherming, Wet milieubeheer, Waterwet en Wet inzake luchtverontreiniging, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Overige publieke/private partners

Afhankelijk van het soort incident danwel de gevolgen van het incident kunnen verschillende partijen betrokken zijn of raken bij de incidentbestrijding. Te denken valt aan een aantal vitale sectoren, zoals drinkwater (WML), energie (Enexis, Gasunie) of Telecom (voor onze regio vertegenwoordigd door Vodafone).

- Primair doel is dat op alle niveaus de afstemming van besluiten en actie geborgd is.

- Verder is een éénduidig aanspreekpunt voor de betrokken organisaties van belang.

- Qua informatiemanagement gaat het om uitwisseling van (bedrijfs)specifieke gegevens die voor een goede bestrijding noodzakelijk zijn.

- Qua resourcemanagement betreft het, het aansturen van eventuele specialistische onderdelen van de betreffende partner, danwel het inzetten van hun middelen in de crisisorganisatie.

 

Bijlagen:

I Overzicht regionale plannen 

II Algemene beschrijving functies

III Alarmeringsmatrix GRIP

IV Mandatenschema

V Overzicht afspraken partners

VI Afkortingenlijst

VII Verzendlijst

 

 

 

Bijlage I: Overzicht regionale plannen

 

 

Bijlage II: Algemene beschrijving functies

 

1. MeldkamerCalamiteitencoördinator (CaCo)

Middels de Calamiteiten-Coördinator wordt invulling gegeven aan éénhoofdige leiding over de gezamenlijke meldkamer vanaf het moment van opschaling, de verantwoordelijkheid voor de multidisciplinaire informatievoorziening op de GMK en het genereren en communiceren van een startbeeld bij multidisciplinaire incidenten. De CaCo heeft de volgende kerntaken:

- leiding geven aan het gemeenschappelijk meldkamerproces

- genereren en delen van informatie, waaronder een multidisciplinair startbeeld en meldkamerbeeld

- adviseren en informeren van de LCoPI (GRIP 1) of de ROL (GRIP 2 en hoger).

 

2. Commando Plaats incident

Leider CoPI (LCoPI)

De Leider CoPI geeft namens de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio multidisciplinair leiding aan het commando ter plaatse. De LCoPI is verantwoordelijk voor het multidisciplinair operationeel optreden in een afgebakend gebied. De LCoPI richt de operationele organisatie ter plaatse in en plant en monitort de verrichtingen van de incidentbestrijding binnen dat gebied. De LCoPI functioneert daarbij primair als procesmanager, begeeft zich in principe niet in de verantwoordelijkheden van diensten en disciplines aangaande de wijze van uitvoering van besluiten, maar hakt wel knopen door daar waar de situatie dat vereist. De LCoPI heeft de volgende kerntaken:

- zorg dragen voor gezamenlijke beeldvorming, analyse en besluitvorming in het CoPI

- leiding geven aan de leden van het CoPI

- adviseren en informeren van het bestuur en/of de ROL.

 

Officieren van Dienst in het CoPI (OvD)

De OvD’en CoPI geven leiding aan de eigen processen op de plaats incident en zijn verantwoordelijk voor het monodisciplinair optreden van de betreffende kolom in het brongebied. Zij plannen en monitoren de processen waarvoor zij verantwoordelijk voor zijn binnen de bestuurlijke en multidisciplinaire kaders. Zij zijn lid van het CoPI en sturen de medewerkers binnen hun kolom aan. Een OvD in het CoPI heeft de volgende kerntaken:

- zorg dragen voor de organisatie, plannen en uitvoering van het grootschalig en bijzonder optreden binnen zijn eigen kolom, voor zover dit optreden plaats vindt bij de incidentbestrijding;

- adviseren van de leider CoPI;

- zorg dragen voor overdracht naar de reguliere organisatie(s) bij afschaling.

 

Informatiemanager, Informatiecoördinator, Geo-informatiemedewerker CoPI (IM- / IC- / GIMCoPI)

De informatiemanager CoPI draagt zorg voor het informatieproces van het CoPI. Daarnaast adviseert hij de Leider CoPI gevraagd en ongevraagd vanuit het informatieproces. Hij is lid van het CoPI en verantwoordelijk voor het multidisciplinaire totaalbeeld van het CoPI. De IMCoPI heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan het informatieproces van het CoPI

- leiding geven aan de medewerkers informatie in het CoPI

- adviseren van het CoPI vanuit het informatieproces

- genereren en delen van een eigen beeld CoPI

- regie voeren op en delen van een multidisciplinair totaalbeeld (alleen wanneer er geen IM-ROT is).

- De IMCoPI wordt ondersteund door

  • 1.

    de GIMCoPI, met als primaire taak het analyseren en vastleggen van geografische informatie.

  • 2.

    optioneel door een ICCoPI, taakafbakening met de IM geschiedt in onderling overleg.

 

Resourcemanager CoPI (RMCoPI)

De resourcemanager CoPI[1] draagt zorg voor de (afstemming van de) ondersteunende processen, aflossing en bijstand op verzoek van de kolommen. Daarnaast adviseert hij de Leider CoPI gevraagd en ongevraagd vanuit het ondersteunend proces. Hij is lid van het CoPI en eindverantwoordelijk voor de multidisciplinaire (afstemming van) ondersteuning en resources. De RMCoPI heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan de multidisciplinaire ondersteunende processen in het CoPI

- adviseren vanuit de ondersteunend processen in het CoPI

- zorg dragen voor de interne logistiek van het CoPI

- op verzoek ondersteunen van de generieke logistiek voor CoPI en andere kolommen

 

Liaisons CoPI

Naar behoefte kan het CoPI aangevuld worden met liaisons van betrokken diensten en disciplines. Primaire taakstelling is specifieke en relevante kennis ter beschikking te stellen aan het CoPI en relevante informatie en besluitvorming van het CoPI terug te koppelen naar de eigen organisatie. Daarnaast kan een betrokken dienst ook fysiek mensen aan het werk hebben bij het incident. De sturingslijn vanuit het CoPI naar deze medewerkers verloopt via de betreffende liaison. Kerntaken:

- adviseren CoPI vanuit eigen kennis en verantwoordelijkheid

- aansturen van eigen mensen die werkzaam zijn bij de incidentbestrijidng

- schakel zijn tussen CoPI en eigen dienst

- zorg dragen voor afstemming van externe communicatie tussen de eigen organisatie en de crisisorganisatie van de overheid.

[1] Deze functie c.q. rol is expliciet gemaakt vanuit het RRCP, echter in Limburg-noord niet middels een separaat piket of pool geborgd. De ondersteunende processen worden primair door de betreffende OvD’n geregeld, waarbij een aantal tijdkritische logistieke taken (voedsel, brandstof eenheden ter plaatse) primair door de brandweer meegenomen worden. Indien nodig kan deze rol ook separaat ingevuld worden.

 

3. Regionaal operationeel team

Regionaal operationeel leider (ROL)

Geeft namens de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio multidisciplinair en in beginsel ontkleurd leiding aan de operatie en is eindverantwoordelijk voor het multidisciplinair operationeel optreden. De regionaal operationeel leider geeft richting aan de crisisorganisatie. Hij plant en monitort de te behalen operationele prestaties, binnen de bestuurlijke kaders. De ROL functioneert daarbij primair als procesmanager, begeeft zich in principe niet in de verantwoordelijkheden van diensten en disciplines aangaande de wijze van uitvoering van besluiten, maar hakt wel knopen door daar waar de situatie dat vereist. De ROL heeft de volgende kerntaken:

- zorg dragen voor gezamenlijke beeldvorming, analyse en besluitvorming in het ROT

- leiding geven aan de leden van het regionaal operationeel team

- adviseren en informeren van het bevoegd gezag en daarin de betrokken kolommen vertegenwoordigen.

 

Algemeen commandant kolom (AC kolom)

De AC geeft leiding aan de eigen processen en is eindverantwoordelijk voor het monodisciplinair optreden van de betreffende kolom. Hij plant en monitort de processen waarvoor hij verantwoordelijk is binnen de bestuurlijke en multidisciplinaire kaders en heeft daarbinnen de handelingsvrijheid om alle noodzakelijke maatregelen te treffen om uitvoering te geven aan zijn processen. Hij is lid van het Regionaal Operationeel Team en stuurt de hoofden binnen zijn kolom aan. De Algemeen Commandant heeft de volgende kerntaken:

- zorg dragen voor de organisatie, plannen en uitvoering van het grootschalig en bijzonder optreden binnen de eigen kolom:

- leidinggeven aan de eigen sectie in het ROT

- adviseren van de ROL

- zorg dragen voor overdracht naar de reguliere organisatie(s) bij afschaling.

 

Hoofden van inhoudelijke processen

Deze zijn hier niet verder beschreven. Per kolom kan de invulling en locatie daarvan verschillen, deze functies worden verder uitgewerkt in de respectievelijke procesplannen. Bij afwezigheid van specifieke proceshoofden is de Algemeen Commandant van een kolom daarop aanspreekbaar.

 

Medewerker Sectie kolom (MS)

Iedere kolom draagt zorg voor tenminste 1 persoon ten behoeve van de eigen sectie, los van de algemeen commandant. Deze functionaris ondersteunt de Algemeen Commandant en draagt zorg voor de continuïteit van de sectie als de AC in overleg is. Voor zover niet is gekozen voor een specifieke HIIN en/of HON functie in de sectie, wordt middels deze medewerker de aanspreekbaarheid van de sectie op informatie en resourcemanagement geborgd. Voor verder inhoudelijke taken: zie HIN en HON.

 

Hoofd informatie kolom (HIN)

De HIN in de kolom draagt zorg voor het kolom specifieke informatieproces en geeft leiding aan het informatieproces binnen de kolom. Daarnaast adviseert hij de AC van zijn kolom gevraagd en ongevraagd vanuit het informatieproces. Hij is lid van de kolom specifieke sectie van het ROT en eindverantwoordelijk voor het kolom specifieke beeld. De HIN kolom heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan het informatieproces binnen zijn kolom

- adviseren vanuit het informatieproces van zijn kolom

- genereren en delen van het eigen beeld van de desbetreffende kolom.

 

Hoofd ondersteuning kolom (HON)

De HON in de kolom draagt zorg voor de kolom specifieke ondersteunende processen, aflossing en bijstand en geeft leiding aan het proces ondersteuning binnen de kolom. Daarnaast adviseert hij de AC van zijn kolom gevraagd en ongevraagd vanuit het ondersteunend proces. Hij is lid van de kolom specifieke sectie van het ROT en eindverantwoordelijk voor de kolom specifieke (afstemming van) ondersteuning en resources. De HON heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan het ondersteunende proces binnen zijn kolom

- adviseren vanuit het ondersteunend proces

- zorg dragen voor de interne logistiek operationeel team en beleidsteam en op verzoek ondersteunen van de generieke ondersteuning van de specifieke kolom.

 

Informatiemanager, informatiecoördinator en Geo-informatiemedewerker ROT (IM-, IC-, GIMROT)

De informatiemanager ROT draagt zorg voor het regionale informatieproces en geeft leiding aan de sectie informatiemanagement. Daarnaast adviseert hij de regionaal operationeel leider gevraagd en ongevraagd vanuit het informatieproces. Hij is lid van het ROT en eindverantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld. De IM ROT heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan het regionaal informatieproces

- leiding geven aan de sectie informatie

- adviseren vanuit het informatieproces

- genereren en delen van een eigen beeld ROT en een multidisciplinair totaalbeeld.

- De informatiemanager wordt ondersteund door de ICROT en de GIMROT.

  • 1.

    De IC-ROT heeft primair tot taak de continuïteit van de informatiestromen en met name de beeldvorming te waarborgen

  • 2.

    De GIMROT heeft als primaire taak het analyseren en vastleggen van geografische informatie.

 

Resourcemanager ROT (RM ROT)

De resourcemanager ROT[1] draagt zorg voor de (afstemming van de) regionale ondersteunende processen, aflossing en bijstand en geeft leiding aan de sectie ondersteuning. Daarnaast adviseert hij de regionaal operationeel leider gevraagd en ongevraagd vanuit het ondersteunend proces. Hij is lid van het ROT en eindverantwoordelijk voor de multidisciplinaire (afstemming van) ondersteuning en resources. De RM ROT heeft de volgende kerntaken:

- sturing geven aan het regionaal ondersteunende proces

- leiding geven aan de sectie ondersteuning

- adviseren vanuit het ondersteunend proces

- zorg dragen voor de interne logistiek van het operationeel team en beleidsteam en op verzoek ondersteunen van de generieke logistiek voor CoPI en andere kolommen.

 

Liaisons ROT

Naar behoefte kan het ROT aangevuld worden met liaisons van betrokken diensten en disciplines. Primaire taakstelling is specifieke en relevante kennis ter beschikking te stellen aan het ROT en relevante informatie en besluitvorming van het ROT terug te koppelen naar de eigen organisatie. Daarnaast kan een betrokken dienst ook fysiek mensen aan het werk hebben bij de bestrijding van het incident of impact. De sturingslijn vanuit het ROT naar deze medewerkers verloopt via de betreffende liaison. Kerntaken:

- adviseren ROT vanuit eigen kennis en verantwoordelijkheid

- aansturen van eigen mensen die werkzaam zijn bij incident- of impactbestrijding

- schakel zijn tussen ROT en eigen dienst

- zorg dragen voor afstemming van externe communicatie tussen de eigen organisatie en de crisisorganisatie van de overheid.

[1] Deze functie c.q. rol is expliciet gemaakt vanuit het RRCP, echter in Limburg-noord niet middels een separaat piket of pool geborgd. Coördinatie van primaire logistiek en bijstand kan door de brandweer meegenomen worden. Indien nodig kan deze rol ook separaat ingevuld worden.

 

4. Gemeentelijk / Regionaal Beleidsteam

Burgemeester (BGM)

De burgemeester heeft het opperbevel over alle bij de bestrijding betrokken diensten en disciplines bij een ramp of crisis in de eigen gemeente. Hij geeft op doelgerichte wijze strategische duiding aan het incident en sturing aan de crisisorganisatie, legt op gepaste wijze contact met betroffen burgers en is het gezicht van de gemeente naar buiten toe.

 

Bij bovenlokale rampen of crises kan er sprake zijn van een RBT. De burgemeesters van de betrokken gemeenten nemen dan deel aan het RBT als bestuurlijk vertegenwoordiger van de eigen gemeente. Opschaling naar een RBT is echter geen automatisme bij meerdere betrokken burgemeesters; in overleg kan besloten worden de opschaling tot een GBT te beperken.

 

De kerntaken van de burgemeester bij rampen en crises worden ook wel samengevat als de 4 B’s:

- Burgervader

- Boegbeeld

- Bestuurder

- Beslisser (opperbevelhebber)

Voorzitter veiligheidsregio (VzVr) Bij rampen of crises van meer dan plaatselijke betekenis[1] kan de VzVr opschalen naar een RBT, waarbij het opperbevel overgaat van de burgemeester(s) naar de voorzitter veiligheidsregio. Deze geeft strategische duiding aan het incident en sturing aan de crisisorganisatie. De betroffen burgemeesters blijven betrokken in het RBT, maar besluitvorming en bevelslijnen lopen via de VzVr.

De voorzitter veiligheidsregio fungeert als bestuurlijk aanspreekpunt voor de regionaal operationeel leider en andere bestuurders, adviseert en coacht desgevraagd collega-burgemeesters en is het gezicht van de veiligheidsregio naar buiten toe. De 4 B’s zijn zodoende ook van toepassing voor de kerntaken van de voorzitter veiligheidsregio.

 

[1] De kwalificatie ‘van meer dan plaatselijke betekenis’ is gebaseerd op de beoordeling van de omstandigheden in het getroffen gebied, ongeacht of dit gebied wordt doorsneden door gemeentegrenzen (Kamerstukken I 2009/10, 31117, C, p. 30). Bij het kwalificeren van een ramp of crisis van ‘meer dan regionale betekenis’ gaat het ook niet per se om de overschrijding van regiogrenzen in verband met het toepassen van noodbevoegdheden door een hoger bestuursorgaan.

 

Informatiecoördinator BT (ICBT)

De informatiemanager stelt voorhanden zijnde informatie en plots beschikbaar aan het beleidsteam, legt de besluitenlijst en eventuele overwegingen van het team vast, en koppelt deze terug met de informatiemanager in het ROT. Tijdens overleggen ondersteunt en adviseert de ICBT het team in het houden van overzicht op strategische thema’s, voortgang en de scherpe formulering van overwegingen en besluiten.

 

Strategisch adviseur kolom (SA)

De strategisch adviseur heeft de volgende kerntaken:

- Analyseert constant de situatie, en duidt overwegingen en adviezen uit andere teams vanuit de eigen vakdiscipline

- Adviseert de voorzitter GBT / RBT vanuit de eigen vakdiscipline op duiding van het incident, strategische doelen, kaders voor de bestrijding van de ramp of crisis en communicatie naar de bevolking.

 

Voorzitter Waterschap (VzWs)

De voorzitter van het waterschap wordt standaard uitgenodigd als adviseur in een BT. De voorzitter waterschap besluit naar gelang betrokkenheid of deze op de uitnodiging in gaat. Bij opkomst:

- geeft inzicht in het feitelijk optreden en het gevoerde bestuur van het waterschap

- adviseert de voorzitter bij water-gerelateerde vraagstukken vanuit het eigen beleidsterrein omtrent beleidskeuzes of besluiten op het terrein van openbare orde en openbare veiligheid;

- geeft functioneel strategische aanwijzingen aan de eigen operationeel leidinggevende aangaande de monodisciplinaire werkwijze.

 

Hoofdofficier van Justitie (HOvJ)

Wanneer sprake is van een RBT is de Hoofdofficier van Justitie standaard lid in het RBT. Bij een GBT is aanwezigheid van de Hoofdofficier van Justitie op basis van uitnodiging c.q. betrokkenheid. De HOvJ is bevoegd gezag aangaande justitiële aangelegenheden. De HOvJ:

- geeft inzicht in het feitelijk optreden en het gevoerde bestuur van Justitie

- adviseert vanuit het eigen beleidsterrein de voorzitter omtrent beleidskeuzes of besluiten op het terrein van openbare orde en openbare veiligheid;

- geeft functioneel strategische aanwijzingen aan de eigen operationeel leidinggevende aangaande de monodisciplinaire werkwijze.

 

Liaisons / Rijksheren

Naar behoefte kan het GBT en het RBT aangevuld worden met liaisons van andere betrokken instellingen, diensten en disciplines. Primaire taakstelling is specifieke en relevante kennis ter beschikking te stellen aan het beleidsteam en relevante informatie en besluitvorming terug te koppelen naar de eigen organisatie. Kerntaken zijn:

- adviseren voorzitter GBT of RBT vanuit eigen kennis, verantwoordelijkheid en bevoegdheden

- schakel zijn tussen GBT of RBT en het strategisch niveau binnen de eigen dienst

- zorg dragen voor afstemming van externe communicatie tussen de eigen organisatie en de crisisorganisatie van de overheid

- Rijksheren zijn bovendien bevoegd gezag op het hun eigen beleidsdomein; waar activiteiten echter de openbare orde en openbare veiligheid raken moet strategische afstemming met de burgemeester c.q. voorzitter veiligheidsregio plaatsvinden

 

Bijlage III: Alarmeringsmatrix GRIP

 

 

Bijlage IV: Mandatenschema

 

 

Bijlage V: Overzicht overeenkomsten partners

Bij wet is vastgelegd dat in het Regionaal Crisisplan van de veiligheidsregio afspraken met crisispartners over risico- en crisisbeheersing worden opgenomen. Daartoe zijn door Veiligheidsregio Limburg-Noord - tegen de achtergrond van de bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing - afspraken gemaakt met ketenpartners. Onderstaand zijn de overeenkomsten die hieraan ten grondslag liggen opgesomd. Van een aantal partners wordt tevens een netwerkkaart gemaakt voor operationeel gebruik. Daarop worden eventueel nader uitgewerkte afspraken opgenomen.

 

 

Bijlage VI: Afkortingenlijst

ACB Algemeen commandant Brandweerzorg

ACBz Algemeen commandant Bevolkingszorg

ACC Adviseur Crisiscommunicatie

ACGz Algemeen commandant Geneeskundige zorg

ACP Algemeen commandant Politiezorg

AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen

AZLN Ambulancezorg Limburg-Noord

BGM Burgemeester

BLEVE  Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion

BT Beleidsteam

BRW Brandweer

Brzo Besluit Risico's Zware Ongevallen

Bvr Besluit Veiligheisregio)s

CaCo Calamiteiten Coördinator

CC Crisiscommunicatie

CRIB Centrale Registratie en Informatie Betrokkenen

CoPI Commando Plaats Incident

CvdK Commissaris van de Koning

DPG Directeur Publieke gezondheid

GAGS Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen

GBT Gemeentelijke Beleidsteam

GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst GGZ Geestelijke Gezondheidszorg

GHOR Geneeskundige Hulp bij Ongevallen in de Regio

GIM Geografisch Informatiemanager

GMKL Gemeenschappelijke Meldkamer Limburg

GOR Gezondheidsonderzoek na Rampen GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure

HIN Hoofd informatie

HON Hoofd ondersteuning

HOvJ HoofdOfficier van Justitie

HTO Hoofd Taakorganisatie

IC Informatiecoördinator

IM Informatiemanager

IZB Infectieziektebestrijding LCMS Landelijk Crisis Management Systeem

LCoPI Leider Commando Plaats Incident

LOCC Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum

LS Liaison

GMK Gemeenschappelijke Meldkamer

MCCb Ministeriële Commissie Crisisbeheersing

MCP Multidisciplinair Coördinatieplan

MIK Multidisciplinaire Informatie Kaart

MKA Meldkamer Ambulance

MKB MeldKamer Brandweer

MMK Medische Milieukunde

MS Medewerker Sectie

NCC Nationaal Coördinatie Centrum

NRK Nederlands Rode Kruis

OCP Operationeel Centrum Politie

OST Ondersteuner

OVDB Officier van dienst Brandweer

OVDBz Officier van dienst Bevolkingszorg

OVDG Officier van dienst Geneeskundig

OVDP Officier van dienst Politie

OVR Officier Veiligheidsregio

O&V Opvang en Verzorging

PLT Plotter

PSH Psychosociale Hulpverlening RBP Rampbestrijdingsplan

RBT Regionaal BeleidsTeam

RCP Regionaal Crisisplan

RM   Resourcemanager

RMBA Regionaal Militair Beleidsadviseur

RMOA Regionaal Militair Operationeel Adviseur

ROL Regionaal Operationeel Leider

ROT Regionaal Operationeel Team

RCC Regionaal Coördinatie Centrum

RMC-Zuid Regionaal Militair Commando - Zuid

SA Strategisch Adviseur

TBz Team Bevolkingszorg

TBV Taken, Bevoegdheden en Verantwoordelijkheden

VLC Voorlichter CoPI

VRBN Veiligheidsregio Brabant Noord

VRBZO Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost

VRGZ Veiligheidsregio Gelderland Zuid

VRLN Veiligheidsregio Limburg-Noord

VRZL Veiligheidsregio Zuid-Limburg

Vz Voorzitter

VzVr Voorzitter Veiligheidsregio

VzWs Voorzitter Waterschap

WML Waterleidingmaatschappij Limburg

Wvr Wet Veiligheidsregio’s

 

 

Bijlage VII: Verzendlijst

Het regionaal crisisplan dient na vaststelling (van de actualisering) verzonden te worden naar de volgende organisaties:

Gemeenten in Limburg-Noord

Provincie Limburg , Commissaris van de Koning

 

Partnerorganisaties:

- Politie Eenheid Limburg

- Waterschap Limburg

- Rijkswaterstaat Zuid Nederland

- Waterleiding Maatschappij Limburg

- Enexis

- Gasunie

- Prorail

- Vodafone / Ziggo

 

Omliggende Veiligheidsregio’s:

- Zuid-Limburg;

- Brabant-Noord;

- Brabant-Zuidoost;

Gelderland Zuid.

 

Aangrenzende regio’s in buurlanden:

- Bundesland Nordrhein-Westfalen (D)

- Kreis Kleve, Vierzen, Heinsberg (D)

- Provincie Limburg (B)