Organisatie | Losser |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie karakteristieke gebouwen centrum Losser |
Citeertitel | Notitie karakteristieke panden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Nota karakteristiek bijlage 1 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2019 | nieuwe regeling | 18-12-2018 |
De gemeenteraad van Losser heeft op 16 december 2014 een ‘motie authentieke panden’ aanvaard. De volledige motie is bijgevoegd als bijlage 1 bij deze notitie. Er is geconstateerd dat zich in het centrum van Losser, naast de rijks- en gemeentelijke monumenten, ook andere panden met cultuurhistorische- en architectonische waarden bevinden. Deze panden zijn bepalend voor het authentieke karakter van het centrum van Losser, maar zijn niet (planologisch) beschermd in het geldende bestemmingsplan. Er is sprake van een zogenaamde ‘tussencategorie’. De raad heeft het college van B&W verzocht om de sloop van dergelijke panden te voorkomen door een regeling op te nemen in het te actualiseren bestemmingsplan voor het centrum van Losser, die deze tussencategorie beschermd. Om te bepalen welke panden als karakteristiek zijn aan te merken, is door Het Oversticht een inventarisatie verricht. In deze notitie wordt verwoord op welke wijze de karakteristieke gebouwen in het nog te actualiseren bestemmingsplan Losser centrum planologisch worden beschermd. Naar verwachting wordt het bestemmingsplan voor het centrum dit jaar (2018) geactualiseerd.
2. Algemeen; Erfgoed in het bestemmingsplan
2.1 Rekening houden met cultuurhistorie
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is een gemeente verplicht om in de toelichting van het bestemmingsplan een gemotiveerde beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening gehouden is met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden (gebouwd erfgoed, archeologie en cultuurlandschap). Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Dit betekent dat een gemeente een analyse moet maken van de cultuurhistorische waarden in het plangebied en daar conclusies aan verbindt die in een bestemmingsplan verankerd worden.
2.2 Regels opnemen voor de omgang met erfgoed
Rekening houden met erfgoed betekent ook dat daartoe regels worden opgesteld in het bestemmingsplan. Dit zijn bijvoorbeeld regels voor activiteiten die (te verwachten) archeologische waarden kunnen verstoren. Dergelijke activiteiten kunnen omgevingsvergunningplichtig worden gesteld. Dit geldt ook voor de (planologische) bescherming van andere cultuurhistorische waarden zoals sloop van karakteristieke gebouwen.
3. Doel bescherming karakteristieke panden
Het instandhouden van de (karakteristieken van) waardevolle panden levert een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van het centrum van Losser. Deze panden behoren tot de identiteit van de gemeente en zorgen voor een aantrekkelijk omgeving voor wonen, werken en recreëren. Het doel van de bescherming van karakteristieke panden is vooral het behoud van het huidige straatbeeld. De karakteristieke panden dragen op een belangrijke manier bij aan het dorpsbeeld door een combinatie van de architectonische kwaliteit en de prominente locatie in de stedenbouwkundige structuur.
Alvorens over te gaan tot planologische bescherming van deze karakteristieke panden, is het van belang om te beoordelen of een pand daadwerkelijk ‘karakteristiek’ is. Het document ‘Inventarisering en waardering K-panden Losser’ van Het Oversticht voorziet in de beoordeling van karakteristieke panden. Het volledige document is opgenomen als bijlage 2 bij deze notitie.
4. Werkwijze en resultaten inventarisatie
Voor de inventarisatie van de panden is door de gemeente Losser kaartmateriaal aangeleverd. Deze kaart vormde de basis voor het veldwerk, waarbij deskundigen van Het Oversticht de panden vanaf de openbare weg hebben bekeken en gefotografeerd. Per adres is de waarde van het pand bepaald aan de hand van 4 vooraf vastgestelde selectiecriteria:
Per criterium is een score bepaald. Vanaf 8 punten wordt een pand als karakteristiek aangemerkt. Deze panden zijn opgenomen in een lijst van karakteristieke panden. Tevens is een lijst gemaakt met panden die niet als karakteristiek zijn aan te merken. Voor een volledig overzicht van de inventarisatie wordt verwezen naar bijlage 2 van deze notitie.
5. Regeling karakteristieke panden in het bestemmingsplan
5.1 Huidige planologische regeling “Bestemmingsplan Losser Centrum 2007”
In het geldende “Bestemmingsplan Losser Centrum 2007” is een dubbelbestemming ‘Karakteristiek gebouw’ opgenomen voor individuele panden die karakteristiek en waardevol zijn voor het dorpsbeeld, maar (nog) niet de monumentstatus bezitten. Op grond van de plankaart is enkel de locatie Brinkstraat 40-42 voorzien van deze dubbelbestemming. Op basis van de inventarisatie is gebleken dat zich in het centrum van Losser meerdere panden bevinden die als karakteristiek zijn aangemerkt, maar op dit moment niet voorzien zijn van planologische bescherming. Deze panden zouden zonder enig voorbehoud gesloopt kunnen worden, hetgeen gelet op voorgaande ongewenst is.
5.2 Jurisprudentie sloopverbod karakteristieke panden
Jurisprudentie (ABRvS 15 januari 2014, TBR 2014/60 en ABRvS 19 maart 2014, TBR 2014/62) heeft bevestigd dat een gemeente in het bestemmingsplan een sloopverbod kan opnemen om de sloop van een cultuurhistorisch waardevol pand te verbieden. In artikel 3.3 van de Wro staat dat de bestemmingsplannen door middel van een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken een ‘verwezenlijkte bestemming gehandhaafd en beschermd kan worden’. In artikel 2.1. eerste lid onderdeel g van de Wabo is het sloopvergunningstelsel genoemd. De combinatie van deze artikelen heeft discussie opgeleverd over de criteria waaraan de sloopvergunning getoetst zou moeten worden. Uit jurisprudentie is gebleken dat de criteria voor deze sloopvergunning in de Wabo en de Wro niet uitputtend zijn. Dit betekent dat de criteria voor het weigeren van de omgevingsvergunning (sloopvergunning) in het bestemmingsplan kan worden vastgelegd. Het behoud van cultuurhistorische waarde kan een legitiem motief zijn.
5.3 Voorstel regeling in het bestemmingsplan
In het verleden is het eisen van een aanlegvergunning1 voor het slopen van karakteristieke panden wel eens onwenselijk geoordeeld, omdat men oordeelde dat deze panden dan beter als (gemeentelijk) beschermd monument zouden kunnen worden aangewezen. Ten aanzien hiervan kan worden opgemerkt dat de bescherming van een karakteristiek pand doorgaans minder ver gaat dan bij een monument. Het is daarom van belang om een regeling te treffen die daarin enige flexibiliteit biedt, passend bij het karakter van deze ‘tussencategorie’. Het bestemmingsplan voor het buitengebied van Losser kent al een dergelijke regeling voor karakteristieke gebouwen, ook op basis van een inventarisatie uitgevoerd door Het Oversticht. Onderstaande regeling is deels geënt op deze bestaande regeling.
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
5.4 Nadere toelichting op het voorstel
Panden die als karakteristiek zijn aangewezen, worden op de verbeelding aangeduid met de aanduiding ‘karakteristiek’. In de bestemmingsomschrijving is de aanduiding op de verbeelding gekoppeld met de regels en de bijlage bij de regels. Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden. De kenmerken hiervan zijn beschreven in de ‘Inventarisering en waardering K-panden Losser’.
De regels van het bestemmingsplan die bij de aanduiding ‘karakteristiek’ horen, geven aan dat het verboden is om zonder (of in afwijking van) een vergunning, het pand geheel of gedeeltelijk te slopen. Deze sloopvergunningsplicht geldt alleen voor de buitenkant van het pand, niet voor de binnenkant. De bescherming is immers gericht op de beeldwaarde die het pand heeft in de omgeving. Het interieur heeft daar geen invloed op.
Wat precies onder gedeeltelijk slopen wordt verstaan, is niet bij wet vastgelegd. Van een karakteristiek pand is alleen de hoofdvorm beschermd. Met gedeeltelijk slopen bedoelt de gemeente daarom het slopen van grotere onderdelen die bepalend zijn voor de hoofdvorm van het pand, zoals bijvoorbeeld een serre. Vaak gaat een sloopplan gepaard met een bouwplan en wordt voor alle werkzaamheden één omgevingsvergunning aangevraagd. Deze aanvraag toetst de gemeente aan onder meer het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, welstand en de status karakteristiek pand. Weliswaar maken vaak ook de details dat een pand karakteristiek is, maar de bescherming richt zich daar niet op. Dit is een bewuste keuze van de gemeente om een goed onderscheid te houden met monumenten, waarbij wél voor wijzigingen en het verwijderen van details (bijvoorbeeld glas-in-loodramen) een vergunning nodig is. In dat licht bezien is het ook een bewuste keuze om in de sloopregeling planologische ruimte te bieden aan wenselijke nieuwbouwontwikkelingen. Het is namelijk niet gewenst om potentiële centrumvernieuwing ‘op slot te zetten’. Centrumvernieuwing is immers noodzakelijk om de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het centrum van Losser te behouden en te versterken. Tot slot voorziet de regeling in een wijzigingsbevoegdheid op basis waarvan het college van Burgemeester en wethouders een aanduiding ‘karakteristiek’ – onder voorwaarden - kunnen toevoegen of verwijderen.
5.5 (Bouw)mogelijkheden karakteristieke panden
Het verschil tussen een beeldbepalend pand en een monumentaal pand is gelegen in de cultuurhistorische waarde van het object. Bij een beeldbepalend pand is naast de situering op de kavel en de directe omgeving ook de hoofdbouwmassa en de architectonische verschijningsvorm van belang. Bij een monument zijn naast bovenstaande criteria ook de indeling van alle gevels (ook die niet zichtbaar zijn vanaf het publiek toegankelijke gebied), de detaillering, de structuur van het gebouw, soms het interieur en de betekenis van het pand in de lokale nederzettingsgeschiedenis of het belang van het ontwerp binnen het oeuvre van een vermaarde architect, van belang. De bescherming van een monumentaal pand gaat dus veel verder.
Doel van de planologische regeling is het uiterlijk van karakteristieke panden en daarmee het straatbeeld handhaven. (Gedeeltelijke) sloop wordt dus niet tegengehouden, alleen de mogelijkheden van herbouw worden beperkt om het uiterlijk hetzelfde te houden. Het pand zelf kan aan verandering onderhevig zijn, voor zover de uitwendige hoofdvorm (en dus het karakteristieke straatbeeld) niet wordt aangetast. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Anders waren de panden immers wel aangewezen als gemeentelijke monumenten.
Zoals beschreven in paragraaf 5.4. richt de planologische bescherming van een karakteristiek pand zich sec op de uitwendige hoofdvorm. De uitwendige hoofdvorm bestaat uit de goot- en bouwhoogte en de dakvorm die zichtbaar zijn vanaf de straat. Het blijft dan ook gewoon mogelijk om karakteristieke panden te verbouwen of uit te breiden, voor zover de karakteristieke hoofdvorm gezien vanaf de straat gehandhaafd blijft.
Het realiseren van een bijgebouw bij een karakteristieke woning in het achtererfgebied doet bijvoorbeeld geen afbreuk aan de karakteristieke hoofdvorm, is niet zichtbaar vanaf de straat en blijft dan ook gewoon mogelijk. Bijvoorbeeld plaatsing van dakkappellen blijft ook mogelijk, aangezien ook dit niet leidt tot wijziging van de uitwendige hoofdvorm. Daarentegen is het realiseren van een geheel andere kapvorm op een karakteristiek pand wel in strijd met de bouwregels.
Met de planologische status van karakteristiek pand wordt de hoofdvorm middels het bestemmingsplan beschermd. Ook wordt het pand beschermd tegen sloop. Werkzaamheden die nu vergunningsvrij zijn, blijven na vaststelling van het bestemmingsplan ook vergunningsvrij. Dat verandert dus niet. Er is geen sprake van een ernstige inperking van de vrijheid van de eigenaar. Dit zou bij de aanwijzing van gemeentelijke monumenten wel het geval zijn.
Bijlage 2 Inventariseren en waarderen K-panden in centrum Losser
Het Oversticht heeft in opdracht van de gemeente Losser een inventarisatie mogen uitvoeren waarbij karakteristieke panden binnen het bestemmingsplangebied Centrum zijn onderzocht. Het resultaat, een lijst met karakteristieke panden, zal worden gekoppeld aan het te vernieuwen bestemmingsplan van het centrum, waardoor er bij transformaties aan deze panden voorwaarden gelden en/of mogelijkheden worden geboden. In totaal zijn alle adressen binnen het bestemmingsplan Centrum bekeken. De panden zijn bekeken vanaf de openbare weg. Elk pand is gewaardeerd aan de hand van vooraf bepaalde selectiecriteria en bij voldoende score is het aangemerkt als karakteristiek. De vier criteria zijn gebaseerd op de landelijk vastgestelde criteria en gaan zowel over het gebouw als over de context van het gebouw. In hoofdstuk 1 beschrijven we het doel en de werkwijze van de inventarisatie.
In hoofdstuk 2 worden beleidsadviezen gegeven. De lijst met karakteristieke panden is opgenomen in hoofdstuk 3. Daar is ook een lijst te vinden met de panden die niet in aanmerking komen voor het kenmerk ‘karakteristiek’.
Het veldwerk is uitgevoerd door mw. drs. M. van Damme, mw. drs. M. van Hellemondt en mw. M. H. Terpstra MA, allen erfgoeddeskundige van Het Oversticht. Vanuit de gemeente Losser waren de ambtenaren dhr. H. Snippert en H. Sieverink betrokken. Er is tweemaal onderling overleg gepleegd over de opzet van het project en over de tussentijdse resultaten.
drs. Mascha van Damme en drs,. Maartje van Hellemondt juli 2017
1. Aandacht voor karakteristieke panden
De gemeente Losser wil zorgvuldig omgaan met deze panden in het centrum en hiervoor beleid vaststellen.
Het instandhouden van de (karakteristieken van) waardevolle panden levert een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van het centrum. Deze panden behoren tot de identiteit van de gemeente en zorgen voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren. Het doel van de bescherming van karakteristieke panden is vooral het behoud van het huidige straatbeeld. Daarom gaat het bij deze categorie om de hoofdbouwmassa, het aanzicht van de gevels die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en de kap. Het interieur, een bijgebouw of erfafscheiding valt in geen geval onder de bescherming. Dit is het belangrijkste verschil tussen de mate van bescherming van een karakteristiek pand en van een gemeentelijk monument.
Van een gemeentelijk monument zijn ook de indeling van alle gevels (ook die niet zichtbaar zijn vanaf het publiek toegankelijke gebied), de detaillering, soms het interieur en de betekenis van het pand in de lokale nederzettingsgeschiedenis of de waarde van het ontwerp binnen het oeuvre van een architect, meegewogen in de waardering.
1.1 Karakteristieke panden in bestemmingsplan centrum
De gemeente Losser heeft Het Oversticht opdracht gegeven om te inventariseren welke panden in het centrum aangemerkt kunnen worden als karakteristiek.
Dit zijn panden die een karakteristieke gevelindeling hebben of een duidelijk bijdrage leveren aan het karakteristieke beeld van de omgeving. Om te beoordelen of een pand karakteristiek is, wordt onder andere gekeken naar de verhouding van het pand tot de omgeving, de gevelindeling, de verhouding tussen open en gesloten vakken, de detaillering en het materiaalgebruik. Het gaat daarbij om de ruimtelijke beleving van een gebouw en de herkenbaarheid ervan, bijvoorbeeld omdat het op een opvallende plek in het dorp staat, aan een plein, op een hoek, of in een zichtlijn of onderdeel uitmaakt van een markant rijtje gebouwen.
Karakteristieke panden dragen dus op een belangrijke manier bij aan het dorpsbeeld door een combinatie van hun architectonische kwaliteit en hun prominente plaats in de stedenbouwkundige structuur.
Het doel van de inventarisatie is om karakteristieke panden te benoemen en op de plankaart van het bestemmingsplan Centrum op te nemen. Tevens is het gewenst een planologische regeling op te nemen in de regels van het nieuwe bestemmingsplan, zodat de karakteristieke panden een adequate planologische bescherming krijgen toegekend. De inventarisatielijst kan beschouwd worden als een advies. De gemeente Losser kan zelf bepalen of zij de aangedragen lijst ongewijzigd overneemt. Ook wil de gemeente beleid opstellen dat duidelijk maakt hoe zij met karakteristieke bebouwing in het bestemmingsplan Centrum om wil gaan. In dit rapport zijn tevens beleidsadviezen opgenomen voor regelingen die hieraan gekoppeld kunnen worden ten aanzien van sloop, herbestemming van het pand of nieuwbouw op het perceel
Voor de inventarisatie van de objecten is door de gemeente het bestaande bestemmingplan aangeleverd met de kadastrale gegevens op een aparte kaart.
Deze kaart vormde de basis voor het veldwerk waarbij deskundigen van Het Oversticht de panden vanaf de openbare weg hebben bekeken en gefotografeerd. Per adres is de waarde van het pand bepaald aan de hand van de vooraf bepaalde criteria. In de lijst in hoofdstuk 3 is te zien welke panden laag scoren en derhalve zijn afgevallen.
1.3 Selectiecriteria Karakteristieke panden
De architectonische waarde zegt iets over de bijzonderheid van de architectuur van het pand; de stijl is bijvoorbeeld typisch voor de bouwperiode of voor een gebied.
De cultuurhistorische waarde wordt bepaald door de geschiedenis van het pand of zijn omgeving. Daarbij is het van belang of de vroegere functie nog afleesbaar is aan het gebouw en/of de ligging.
Deze waarde zegt iets over de plek die het pand inneemt binnen de stedelijke (dorps)structuur. Een pand kan op architectuur of gaafheid minder scoren, maar door zijn ligging in een straatwand of hoek wel heel beeldbepalend zijn.
Mate van gaafheid/herkenbaarheid
De mate van gaafheid zegt iets over de authenticiteit van het pand, zoals authentieke elementen en materialen. De meest gave exemplaren met hoge architectonische waarde zijn over het algemeen reeds als rijks- of gemeentelijk monument beschermd. Bij karakteristieke panden gaat het bij dit criterium om gave in hoofdvorm herkenbare exemplaren met minder hoge architectonische waarden. Wijzigingen doen echter niet per definitie afbreuk aan de karakteristieken van een pand of erf; zij kunnen een pand of erf ook een extra historische ‘laag’ geven. Gelet is op de mate van gaafheid, de manier van aanbrengen van wijzigingen en materialisering.
Per criterium kan onderstaande score worden behaald:
0 = negatief -> niet aanwezig 0 punten
XX= positief -> grotendeels aanwezig 2 punten
XXX= uitzonderlijk -> compleet aanwezig 3 punten
? = niet goed zichtbaar, niet met zekerheid te zeggen
Een pand kan maximaal 12 punten halen. Om in aanmerking te komen voor het kenmerk ‘karakteristiek’ is een minimaal aantal punten van 8 nodig. Daaronder is het pand niet van voldoende waarde om opgenomen te worden
Uitgangspunt is het behoud van de kwaliteit van een karakteristiek pand of ensemble in zijn omgeving, die, indien mogelijk, verbeterd dient te worden.
We adviseren de karakteristieke panden op te nemen in het bestemmingsplan en hier voorschriften aan te verbinden. Om de karakteristieke panden in het centrum te beschermen en zorgvuldig met de architectonische kwaliteit om te gaan, is in de erfgoedverordening een instandhoudingsartikel opgenomen. Zonder vergunning is het verboden een pand of een gedeelte daarvan, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen.
Bij verbouw/ nieuwbouw moet het nieuwe bouwplan passen bij de karakteristieken van het dorpsbeeld. Dat betekent dat de afmetingen en ritmiek van de bebouwing, evenals de gevelbeëindiging, detaillering, materiaalkeuze en kleur overeen moeten stemmen met de oorspronkelijke situatie en dat het gebruik van andere materialen alleen is toegestaan mits deze visueel overeenkomen met de oorspronkelijke situatie.
De afmetingen van de karakteristieke panden worden geregeld in het bestemmingsplan, door aanduiding op de plankaart en het vastleggen van de bestaande goten, bouwhoogten en pandbreedtes in de voorschriften. Als hierover in het Bouwbesluit andere eisen zijn opgenomen, dan kan het bevoegd gezag vrijstelling van het bestemmingsplan verlenen voor een andere goot- en bouwhoogte en pandbreedte.
3. Historische schets kern losser
In de negende eeuw wordt in bronnen al gesproken over de kern Losser. De kern bestaat dan uit enkele boerenerven die samen een esnederzetting vormen.
Waarschijnlijk is in de twaalfde eeuw rond de Brinkstraat (de vroegere Brink) een kleine nederzetting van handwerklieden ontstaan.1
In 1665 werd het centrum van Losser door een grote brand getroffen. Tussen de 40 en 50 gebouwen brandden af, waaronder de kerk en haar toren. Dit verklaart waarom er nauwelijks gebouwen van voor 1665 in het huidige centrum meer te vinden zijn.2
’t Hengelhoes is een van de weinige panden binnen de kern, die van voor 1665 dateert en de grote brand overleefde. In de achttiende eeuw bestond de kern Losser uit een ‘voordorp’ en een ‘achterdorp’, gescheiden door de dorpsbeek, een zijarm van de rivier de Dinkel.
Huisnijverheid was lang een belangrijke inkomstenbron voor Losser. Tot aan de negentiende eeuw werd in veel boerderijen en woningen linnen geweven, vaak in schuren die op het terrein aanwezig waren. Hoewel het vlak buiten het centrum valt, zoals aangegeven in het Bestemmingsplan Losser 2007, is de dorpsbleek die vanaf 1774 functioneerde, een voorbeeld van deze pre-industriële nijverheid.3 Een ander voorbeeld van huisnijverheid is de dorpsboerderij ’t Hengelhoes.
Op basis van de kadasterinventarisatie kan worden vastgesteld dat circa1832 een meerderheid van de bevolking in de dorpskern actief was in de landbouw.
Hoewel dit gedeelte van Twente naast de landbouw ook bekend stond om haar textielnijverheid, komen slechts enkele wevers naar voren in dit onderzoek. Dit hoeft echter niet te betekenen dat deze nijverheid niet (meer) bedreven werd in Losser. Waarschijnlijk werd door familieleden aan huisnijverheid gedaan, naast de werkzaamheden van de hoofdeigenaar die hier steeds vermeld staat.
Naast deze hoofdindustrieën was ook een gedeelte van de bevolking werkzaam in de nijverheid. Uit de kadasterinventarisatie komen onder meer kleermakers en smeden terug. Desondanks zal nog een groter gedeelte van de bevolking een dergelijk beroep hebben uitgeoefend, zoals wordt vermeld in een omschrijving van de dorpskern in Losser in 1810.4
In het eerste kwartaal van de twintigste eeuw bestond Losser hoofdzakelijk uit de bebouwing van de kern en de bebouwing langs de doorgaande wegen; de Oldenzaalsestraat, de Gronausestraat en de Enschedesestraat. In de jaren na de Tweede wereldoorlog is door middel van de wegen in oostelijke en westelijke richting de huidige bebouwingstructuur ontstaan, van voornamelijk woningbouw.
In onderstaand vergelijkend kaartonderzoek is de historische ontwikkeling met behulp van topografische kaarten uit verschillende perioden in beeld gebracht. Op de kaart van 1820 is Losser enkel nog gesymboliseerd door een kerk. Dit betekent echter niet dat er verder geen bebouwing aanwezig was. Er was sprake van een boerennederzetting met enkele boerenerven en huisnijverheid. De arm van de rivier de Dinkel, die de dorpsbeek vormde, is op deze kaart wel goed te zien.
Op de kaart uit 1850 zijn al grote gelijkenissen te vinden met de huidige centrumkaart, met name de driehoekige vorm. De bebouwing heeft zich binnen de doorgaande wegen verdicht. In vergelijking met de kaart uit 1820 is nu ook duidelijk te zien hoe de kerk gelegen is in de dorpskern.
Op de kaart van 1892 is te zien dat het zuidwesten van de huidige dorpscentrum destijds nog grotendeels onbebouwd was. Dit betreft het gebied tussen de Gronausestraat en de Kerkstraat (het grote, enigszins ovale gebied, aangemerkt als ‘De Brink’ op de kaart ‘Ruimtelijke Visie Centrum Losser). Aan de Kerkstraatzijde was wel bebouwing aanwezig, wat op de kaart met rood aangegeven is. Dit betroffen voornamelijk woonhuizen, waarbij de beroepen van de inwoners varieerden van koopman, wever, schoolonderwijzer tot landbouwer.5
Het achterliggende gebied bestond uit tuin- en bouwland. Ook de zuidelijke ‘driehoek’, op de kaart van 1892 ter hoogte van de O van Losser, is destijds nog landbouwgrond dat in het bezit is van de hervormde kerk.
Waar op de kaart uit 1892 nog geen bebouwing is te zien binnen het gebied wat de De Brink (winkelcentrum) genoemd wordt , is deze wel waarneembaar op de kaart uit 1935. Ook de bouw- en weilanden ten zuiden en oosten worden dan bebouwd. Op het bestemmingsplan van Losser zijn deze bouwblokken aangeduid als ‘C-C’, terwijl de oudere delen met C-A en C-B zijn aangemerkt.
Dit ondersteunt de waarneming op basis van het kaartengebruik dat het hier latere bebouwing betreft dan elders in de dorpskern. In de loop van de tijd zal de kern van het dorp wel verdichten, maar de plattegrond van de kern zal min of meer gelijk blijven tot in de jaren ’80, wanneer een grootschalige ontwikkeling in de vorm van het winkelcentrum plaatsvindt.
Een belangrijke wijziging tussen 1966 en 1976 is het doortrekken van de Raadhuisstraat en de verbinding met de Muchteweg. Op de kaart van 1976 is het nieuwe gemeentehuis van Theo Verlaan (nu bureau Haasjes Verlaan, Zwolle) te zien. Het gemeentehuis in Losser werd in 1970 feestelijk geopend en neemt een centrale plek in het dorp in. Vanwege de vorm van een Saksische boerderij en het uitbundige gebruik van Italiaans marmer in het in- en exterieur kreeg het gebouw de oneerbiedige bijnaam ‘marmeren koestal’.
Het gemeentehuis is na 1970 diverse keren verbouwd.
Het in de loop der tijd dichtgegroeide interieur wordt momenteel meer open en lichter gemaakt.
4. Lijst met panden centrum losser
5. Lijst karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
Losser - karakteristieke panden
6. LIJST NIET-KARAKTERISTIEKE PANDEN CENTRUM LOSSER
Losser - niet-karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakterstieke panden
Losser - niet karakterstieke panden
Losser - niet karakterstieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden
Losser - niet karakteristieke panden