Organisatie | Woerden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Regionaal historisch centrum Rijnstreek en Lopikerwaard |
Citeertitel | GR Regionaal historisch centrum Rijnstreek en Lopikerwaard |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | GR |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-06-2024 | artikel 5, 6, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 16 | 18-06-2024 | |||
01-01-2016 | 29-06-2024 | nieuwe regeling | 24-12-2015 |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Lopik, Montfoort, Oudewater, Woerden en IJsselstein;
en het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, in het bijzonder Hoofdstuk 4;
gelet op de Archiefwet, in het bijzonder de artikelen 32 lid 1 en 2 en artikel 37 lid 1 en 2 van de Archiefwet 1995;
De vertegenwoordigers leggen verantwoording af over het door de Archiefcommissie gevoerde beleid aan het college of dagelijks bestuur dat hen heeft aangewezen. De colleges van de deelnemende gemeenten en het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap kunnen de door hen aangewezen vertegenwoordiger ontslag verlenen, als bedoeld in artikel 16 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De Archiefcommissie stelt de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap voorafgaand aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, en van de eventuele conclusies die zij daaraan verbindt.
Nadat de begroting door de Archiefcommissie is vastgesteld, zendt zij deze aan de raden van de deelnemende gemeente en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap en aan Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht en Zuid-Holland. Inzending van de vastgestelde begroting aan Gedeputeerde Staten geschiedt voor 15 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de begroting dient.
Het nadelige saldo, blijkende uit de rekening, bedoeld in artikel 6, wordt gedekt door bijdragen van de deelnemers aan de regeling en wel als volgt:
de overige kosten naar verhouding van het inwonertal van de desbetreffende gemeente, waarbij voor het Hoogheemraadschap uitgegaan wordt van een fictief inwonertal van 40.800, dat elk jaar procentueel aangepast wordt aan het verloop van de bevolking bij de deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling.
Met betrekking tot de archiefbescheiden van het Regionaal Historisch Centrum zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden alsmede die omtrent de toezicht op het beheer daarvan, zoals deze voor de gemeente Woerden zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
Voor het toetreden van een gemeente tot de gemeenschappelijke regeling wordt vereist een besluit van het college van die gemeente en toestemming van de raad van die gemeente. Voorafgaand hieraan wordt de raad of het algemeen bestuur van de toetredende deelnemer de gelegenheid geboden tot het geven van een zienswijze over de voorgenomen toetreding. De raad of het algemeen bestuur kan zijn zienswijze geven binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving over de voorgenomen toetreding.
Van de ontvangen besluiten tot toetreding wordt door het college van Woerden kennis gegeven aan de andere deelnemers. De deelnemers worden in de gelegenheid gesteld hun gevoelen omtrent de toetreding bekend te maken. Indien één van de deelnemers bezwaren heeft tegen toetreding en die bezwaren binnen de door het college van Woerden gestelde termijn aan deze kenbaar maakt, behoeft de toetreding de goedkeuring van tweederde van de deelnemers.
Elk der deelnemers kan uit de gemeenschappelijke regeling treden met ingang van een begrotingsjaar, mits het besluit daartoe tenminste één jaar voordien per aangetekende brief is gezonden aan het college van Woerden.
Voorafgaand hieraan wordt de raad of het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer de gelegenheid geboden tot het geven van een zienswijze over de voorgenomen uittreding. De raad of het algemeen bestuur kan zijn zienswijze geven binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving over de voorgenomen uittreding.
Een uittredende deelnemer is gehouden na uittreding bij te dragen in het nadelig saldo, bedoeld in artikel 8 lid 2, en wel in het eerste jaar na uittreding het volle aandeel, in het tweede jaar na uittreding 75% van het aandeel, in het derde jaar na uittreding 50% van het aandeel en in het vierde jaar na uittreding 25% van het aandeel.
Alvorens een ontwerp-besluit ter wijziging van de gemeenschappelijke regeling voor toestemming aan de raden en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap wordt voorgelegd wordt het ontwerp van de gewijzigde regeling toegezonden aan de raden van de deelnemers en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap voor het geven van een zienswijze. De raden en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap kunnen binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp van de regeling hun zienswijze geven aan de deelnemers.
Nadat de raden en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap eventuele zienswijzen hebben ingediend nemen de deelnemers een ontwerp-besluit dat zij voor toestemming voorleggen aan de raden en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap. De raden en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap besluiten binnen 13 weken na verzending van het ontwerp-besluit door de deelnemers.
Er zijn geen besluiten van de Archiefcommissie, waarvoor aan de raden of het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap vooraf een zienswijze dient te worden gevraagd, zoals bedoeld in artikel 10, lid 5 en lid 6, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het college van Woerden zorgt voor de bekendmaking van de regeling en wijzigingen ervan als bedoeld in artikel 26, lid 1 en lid 4, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het college van Woerden voegt in het register, bedoeld in artikel 136, lid 1, de gegevens toe, bedoeld in artikel 136, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Toelichting bij de wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling Streekarchief Rijnstreek 2005
Lid 1: de drie nieuwe deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling, te weten de gemeentes Lopik, Oudewater en IJsselstein, zijn toegevoegd
Lid 2 e.v.: de naam is gewijzigd van ‘Streekarchief Rijnstreek’ in ‘Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard’.
Lid 3: toevoeging van nadere specificatie van het betreffende artikel van de Wgr.
Lid 3: wijziging van het moment vanaf wanneer een nieuwe deelnemer tot de gemeenschappelijke regeling kan toetreden (was: “met ingang van het eerstvolgende nieuwe begrotingsjaar”)
Lid 1: toevoeging van de vereiste besluitvorming bij de deelnemers aan de regeling in verband met wijziging of opheffing van de regeling.
Lid 2: wijziging van het moment vanaf wanneer wijziging of opheffing van de regeling ingaat (was: “op 1 januari van het jaar, onmiddellijk volgende op dat, waarin de opheffing de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht heeft verkregen”)
Lid 3: toevoeging in overeenstemming met andere gemeenschappelijke regelingen inzake de afwikkeling van eventuele opheffing van de regeling.
Lid 1: toevoeging begindatum gewijzigde regeling
Aangepast aan de Wgr, zoals die per 1 januari 2006 geldt m.b.t. de bekendmaking van wijzigingen en besluiten tot uitbreiding of opheffing van de gemeenschappelijke regeling.
Toelichting bij de wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard, zoals deze inging op 1 april 2008
De regeling is aangepast op de wijzigingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) zoals deze op 1 januari 2015 in werking is getreden. Bovendien is de verhouding tussen de colleges – raden, dagelijks bestuur – algemeen bestuur verscherpt in de tekst. Het gaat namelijk om een regeling tussen colleges en dagelijks bestuur, waar in de vorige tekst de indruk werd gewekt dat de raden en het algemeen bestuur ook deelnemer in de regeling waren.
Aan de artikelen zijn voor de duidelijkheid kopjes toegevoegd.
Volledig toegevoegd, waarin ook duidelijk is dat de regeling is aangegaan door de colleges en het dagelijks bestuur
Lid 2: expliciet gemaakt welke bevoegdheden zijn overgedragen
Lid 5: verwijzing naar artikel 16 lid 4, voorheen was dit artikel 16 lid 5
Lid 2: vóór 1 augustus ipv 15 juli (wettelijke termijn)
Lid 1: termijn van acht weken ipv zes weken en toegevoegd “en in ieder geval vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij geldt” (beide wettelijk geregeld)
Lid 1: er is alleen een besluit van het college nodig, slechts toestemming van de raad.
Lid 1: er is slechts een besluit van het college of dagelijks bestuur nodig, niet van de raad of algemeen bestuur
Lid 1 en 3: deze wijziging vervangt de regeling zoals deze op 1 april 2008 in werking is getreden en behoudt dezelfde naam
Lid 2: na wijziging van de Wgr moet de aangewezen gemeente (in dit geval Woerden) de regeling bekendmaken (en dus niet meer iedere gemeente afzonderlijk)