Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Beleidsregels van het college van de gemeente Lelystad inzake de invordering van gemeentelijke belastingen (Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van het college van de gemeente Lelystad inzake de invordering van gemeentelijke belastingen (Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen)
CiteertitelLeidraad invordering gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Invorderingswet 1990

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010bestaande beleidsregel

15-12-2009

Flevopost 23-12-2009

Nr. B09-08847

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels van het college van de gemeente Lelystad inzake de invordering van gemeentelijke belastingen (Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen)

Nummer: B09-08847

 

Het college van de gemeente Lelystad,

Gelet op: Invorderingswet 1990

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen het navolgende:

 

Leidraad invordering gemeentelijke belastingen

 

 

 

Toelichting.

Voor u ligt de model-Leidraad invordering gemeentelijke belastingen. Bij de totstandkoming van de Invorderingswet 1990 werd door zowel de Eerste als de Tweede Kamer veel waarde gehecht aan de totstandkoming van een Leidraad invordering. Naast de Leidraad voor het rijk hebben inmiddels ook de waterschappen een eigen Leidraad invordering. Gelet hierop, alsmede op de toenemende betekenis van de beginselen van behoorlijk bestuur, zijn wij van mening dat ook gemeenten belang hebben bij een Leidraad invordering die afgestemd is op de eigen invorderingspraktijk. De model-Leidraad invordering gemeentelijke belastingen is tot stand gekomen in overleg met het Invorderingsoverleg van de Club van 100.

Tekst van de Leidraad Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1  

  • 1.

    Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.

  • 2.

    Op deze wet zijn artikel 3:40, hoofdstuk 4, afdeling 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Op basis van artikel 249 van de Gemeentewet zijn de artikelen 5, 9, eerste tot en met negende lid, 20, 21, 59, 62 en 69 van de Invorderingswet 1990 niet van toepassing voor de invordering van gemeentelijke belastingen. Bij de invordering van gemeentelijke belastingen die op andere wijze worden geheven, blijven bovendien de artikelen 7, derde lid, en 8, eerste lid, van die wet buiten toepassing.

 

Artikel 2  

  • 1.

    In deze leidraad wordt verstaan onder:

  • a.

    belastingdeurwaarder: de daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen

    gemeenteambtenaar;

  • b.

    de wet: de wet van 1 juni 1990 op de invordering van rijksbelastingen andere dan invoerrechten en accijnzen (Invorderingswet 1990);

  • c.

    de regeling: de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

  • d.

    belastingen: belastingen die door de gemeente worden geheven;

  • e.

    negatieve definitieve aanslag: de aanslag als bedoeld in artikel 15 van de AWR, waarbij de aldaar bedoelde verrekeningen hebben geleid tot een per saldo negatief bedrag;

  • f.

    gegevensdrager: boeken, bescheiden en andere gegevensdragers;

  • g.

    ontvanger: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie terzake mandaat is verleend door de ontvanger;

  • h.

    het vragen van gegevensdragers: de vordering om boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, zulks ter keuze van de ontvanger, voor raadpleging ter beschikking te stellen;

  • i.

    de inspecteur: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie terzake mandaat is verleend door de inspecteur;

  • j.

    wettelijke schuldsaneringsregeling: de schuldsaneringsregeling op grond van de Wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen, ook wel de WSNP genoemd. Onder de overige in deze leidraad gebezigde begrippen wordt hetzelfde verstaan als hetgeen daaromtrent in de wet wordt verstaan. Voor de toepassing van deze leidraad worden de op andere wijze geheven belastingen aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.

  • k.

    heffingsrente en revisierente, bedoeld in hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • l.

    compenserende interesten: de compenserende interesten, bedoeld in de artikelen 589 en 709 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek;

  • m.

    bestuurlijke boeten: de verzuimboeten en de vergrijpboeten, bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dan wel in enige andere wettelijke regeling betreffende de heffing van rijksbelastingen;

  • n.

    belastingschuldige: degene te wiens naam de belastingaanslag is gesteld.

 

Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde gelden de bevoegdheden en de verplichtingen van de hierna vermelde in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen genoemde functionarissen, met betrekking tot de gemeentelijke belastingen voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:

  • a.

    Onze Minister van financiën, het bestuur van 's Rijksbelastingen en de directeur: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    de inspecteur: de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen;

  • c.

    de ontvanger of een inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger: de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen;

  • d.

    de ambtenaren van de rijksbelastingdienst: de gemeenteambtenaren belast met de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen;

  • e.

    de belastingdeurwaarder: de daartoe aangewezen gemeenteambtenaar.

 

Artikel 3  

  • 1.

    De ontvanger is belast met de invordering van de gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Naast de bevoegdheden die de ontvanger heeft ingevolge deze leidraad, beschikt hij ook over de bevoegdheden die een schuldeiser heeft op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 3.

    In alle rechtsgedingen voortvloeiende uit de uitoefening van zijn taak treedt de ontvanger als zodanig in rechte op.

 

Artikel 4  

Tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamheden is, voorzover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van gemeentelijke belastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd.

Artikel 5

Niet van toepassing.

Artikel 6

De bepalingen van deze wet strekken zich niet alleen uit tot de gemeentelijke belastingen, maar ook tot de renten en de kosten.

 

Artikel 7

  • 1.

    De toerekening van de betalingen geschiedt achtereenvolgens aan:

  • a.

    de kosten;

  • b.

    de rente;

  • c.

    de belastingaanslag.

  • 2.

    Toerekening van betalingen op een belastingaanslag geschiedt, behoudens voorzover daarvan moet worden afgeweken ingevolge het elders in deze wet bepaalde, naar evenredigheid aan de belasting, aan de heffingsrente, aan de revisierente, aan de compenserende interesten, aan de kosten van ambtelijke werkzaamheden, aan de bestuurlijke boeten, en aan de toeslagen.

 

 

 

Hoofdstuk II Invordering in eerste aanleg

Artikel 8

  • 1.

    De ontvanger maakt de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen.

  • 3.

    Een belastingaanslag is door de belastingschuldige in zijn geheel verschuldigd.

 

Artikel 9  

Het ontstaan van de belastingschuld, de wijze van heffing en de termijnen van betaling met betrekking tot de belastingen, rechten en heffingen geschiedt op grond van de vastgestelde verordeningen.

 

Artikel 10  

  • 1.

    In afwijking van artikel 9 is een belastingaanslag van de belastingschuldige terstond en tot het volle bedrag invorderbaar indien:

  • a.

    de belastingschuldige in staat van faillissement is verklaard;

  • b.

    de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige zullen worden verduisterd;

  • c.

    de belastingschuldige Nederland metterwoon wil verlaten dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats buiten Nederland, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald;

  • d.

    de belastingschuldige buiten Nederland woont of gevestigd is dan wel in Nederland geen vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft en de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald;

  • e.

    op goederen waarop een belastingschuld van de belastingschuldige kan worden verhaald beslag is gelegd voor zijn belastingschuld;

  • f.

    goederen van de belastingschuldige worden verkocht ten gevolge van een beslaglegging namens derden;

  • g.

    ten laste van de belastingschuldige een vordering wordt gedaan als bedoeld in artikel 19, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald;

 

Hoofdstuk III Dwanginvordering

Artikel 11  

Indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de ontvanger hem schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen na de dagtekening van de aanmaning te betalen, onder kennisgeving dat de belastingschuldige anders door de middelen bij de wet bepaald tot betaling zal worden gedwongen. De aanmaning kan betrekking hebben op verschillende belastingaanslagen.

 

Artikel 12  

Indien de belastingschuldige na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering van de belastingaanslag geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. Het dwangbevel kan betrekking hebben op verschillende belastingaanslagen.

 

Betalingsregeling.

Het dwangbevel wordt niet uitgevaardigd, indien de belastingschuldige een betalingsregeling treft. Één vierde van het openstaande bedrag van de belastingaanslag wordt bij de publieksbalie voldaan. Het resterende open-staande bedrag is invorderbaar in zoveel gelijke termijnen tot de volgende belastingaanslag wordt opgelegd. Hiervoor verwijs ik u naar bijlage I, waarbij de gebruikersinstructie voor het afsluiten van een betalingsregeling wordt gehanteerd.

 

Artikel 13  

  • 1.

    De betekening van het dwangbevel geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van exploten.

  • 2.

    Indien de betekening geschiedt overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vermeldt de envelop, in afwijking van de tweede volzin van het tweede lid van dat artikel, in plaats van de naam, de hoedanigheid, het kantooradres en het telefoonnummer van de deurwaarder, welke ontvanger de opdracht tot betekening heeft verstrekt, alsmede diens kantooradres en telefoonnummer.

  • 3.

    De betekening van het dwangbevel met het bevel tot betaling kan ook geschieden door het ter post bezorgen van een voor de belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling door de ontvanger. Indien het dwangbevel ten uitvoer wordt gelegd als bedoeld in artikel 14, wordt het bevel tot betaling geacht te zijn betekend door de belastingdeurwaarder die belast is met de tenuitvoerlegging. Uit de ongeopende envelop waarin het afschrift ter post wordt bezorgd, blijkt naast de naam en het adres van de belastingschuldige, het kantooradres en telefoonnummer van de ontvanger, alsmede een aanduiding dat de inhoud de onmiddellijke aandacht behoeft.

  • 4.

    Betekening op de voet van het derde lid is niet mogelijk ingeval:

  • a.

    de ontvanger is gebleken dat de aanmaning de belastingschuldige niet heeft bereikt, of

  • b.

    de invordering geschiedt met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a of onderdeel b.

  • 5.

    Voor de toepassing van de artikelen 14, 19 en 20 wordt het dwangbevel met bevel tot betaling dat op de voet van het derde lid is betekend, geacht te zijn betekend twee dagen na de datum van de terpostbezorging van het dwangbevel met bevel tot betaling.

 

Artikel 14  

  • 1.

    Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.

  • 2.

    Tenuitvoerlegging op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van een dwangbevel, dat op de voet van artikel 13, derde lid, is betekend, geschiedt niet dan na betekening van een hernieuwd bevel tot betaling. De betekening van het hernieuwd bevel tot betaling geschiedt overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekening van exploten, met dien verstande dat indien de betekening geschiedt overeenkomstig artikel 47 van die wet het exploot van de belastingdeurwaarder een bevel inhoudt om binnen twee dagen te betalen; artikel 13, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het tweede lid vindt geen toepassing ingeval het dwangbevel met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel c, terstond ten uitvoer kan worden gelegd.

 

Artikel 15  

  • 1.

    Met betrekking tot een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9 en in de gevallen bedoeld in artikel 10 kan:

  • a.

    een dwangbevel zonder voorafgaande aanmaning worden uitgevaardigd, of indien reeds een aanmaning is verzonden, in afwijking van de daarbij gestelde betalingstermijn, terstond worden uitgevaardigd;

  • b.

    een dwangbevel terstond na het bevel tot betaling ten uitvoer worden gelegd, of indien zodanig bevel reeds is gedaan, in afwijking van de daarbij gestelde betalingstermijn, terstond ten uitvoer worden gelegd.

  • c.

    een dwangbevel indien het bevel tot betaling reeds is gedaan, in afwijking van de daarbij gestelde betalingstermijn, terstond ten uitvoer wordt gelegd;

  • d.

    een dwangbevel indien het hernieuwd bevel tot betaling, bedoeld in artikel 14, tweede lid, reeds is gedaan, in afwijking van de daarbij gestelde betalingstermijn, terstond ten uitvoer worden gelegd.

  • 2.

    Met betrekking tot een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9, kan, ingeval een dwangbevel terstond na het opleggen van die belastingaanslag wordt uitgevaardigd, de betekening en de tenuitvoerlegging van dat dwangbevel, in afwijking van artikel 64, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geschieden op alle dagen en uren.

 

Artikel 16  

Indien een dwangbevel dat is uitgevaardigd voor een gedeelte van een belastingaanslag ten uitvoer wordt gelegd door beslaglegging, kunnen bij datzelfde dwangbevel alle tot het tijdstip van beslaglegging vervallen termijnen van de belastingaanslag worden ingevorderd, mits het op dat tijdstip invorderbare bedrag uit het dwangbevel is op te maken.

 

Artikel 17  

  • 1.

    De belastingschuldige kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hij woont of is gevestigd. Indien de belastingschuldige buiten Nederland woont of is gevestigd dan wel in Nederland geen vaste woonplaats of vestiging heeft, kan hij in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen het kantoor is gevestigd van de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd.

  • 2.

    Het verzet vangt aan met dagvaarding door de belastingschuldige als eiser aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd als gedaagde. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voorzover deze door het verzet wordt bestreden.

  • 3.

    Het verzet kan niet zijn gegrond op de stelling dat het aanslagbiljet, de aanmaning of het op de voet van artikel 13, derde lid, betekende dwangbevel niet is ontvangen. Bovendien kan het verzet niet zijn gegrond op de stelling dat de belastingaanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

 

 

18 Artikel (vervallen)

 

Artikel 19
  • 1.

    Een derde die:

  • a.

    Loon;

  • b.

    uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;

  • c.

    pensioen en lijfrente;

  • d.

    uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen of ziekengeldverzekering;

  • e.

    uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud;

  • f.

    uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen of voor degenen die hun dienstplicht of vervangende dienstplicht vervullen;

  • g.

    bedragen toegekend krachtens artikel 8, derde lid van het koninklijke besluit van 17 juli 1944. Stb.e 51, betreffende de arbeidsbemiddeling en de scholing, herscholing en omscholing; verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de ontvanger verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen, voor zover één en ander vatbaar is voor beslag.

  • 2.

    Een huurder, een pachter, een curator in een faillissement en een houder van penningen is op vordering van de ontvanger verplicht uit de gelden die hij aan de belastingschuldige verschuldigd is of uit de gelden of de penningen die hij ten behoeve van de belastingschuldige onder zich heeft, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen. Een curator in een faillissement van de belastingschuldige is voorts bevoegd uit eigen beweging uit de gelden die hij ten behoeve van de belastingschuldige onder zich heeft, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen.

  • 3.

    De vordering geschiedt bij beschikking. Voor het doen van een vordering dient de ontvanger te beschikken over een aan de belastingschuldige betekend dwangbevel met bevel tot betaling. Indien de vordering op de voet van het eerste lid, onderdeel a, wordt gedaan (loonvordering) en het dwangbevel op de voet van artikel 13, derde lid, is betekend, moet de vordering vooraf worden gegaan door een schriftelijke aankondiging van de ontvanger aan de belastingschuldige, inhoudende dat hij voornemens is een loonvordering te doen. De loonvordering wordt in dat geval niet eerder gedaan dan zeven dagen na dagtekening van de vooraankondiging. De in het derde lid bedoelde aankondiging blijft achterwege indien de vordering wordt gedaan jegens degene die reeds op vordering van de ontvanger een belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen. De beschikking heeft rechtsgevolg zodra zij is bekendgemaakt aan degene jegens wie de vordering is gedaan De ontvanger maakt de beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige. Indien de vordering wordt gedaan jegens de curator in een faillissement vindt de tweede volzin geen toepassing en blijft bekendmaking van de beschikking aan de belastingschuldige achterwege.

  • 4.

    De belastingschuldige kan op de voet van artikel 17 in verzet komen tegen de vordering als ware deze de tenuitvoerlegging van een dwangbevel.

  • 5.

    Degene jegens wie een vordering is gedaan is verplicht aan die vordering te voldoen zonder daartoe een verificatie en beëdiging van schuldvordering, een rangregeling of rechterlijke uitspraak te mogen afwachten. De eerste volzin vindt geen toepassing in zoverre onder hem beslag is gelegd of verzet is gedaan ter zake van schulden waaraan voorrang boven vorderingen wegens rijksbelastingen is toegekend. Voldoening aan de vordering geldt als betaling aan de belastingschuldige.

  • 6.

    De ontvanger vervolgt degene die in gebreke blijft aan de vordering te voldoen bij executoriaal beslag volgens de regels van het tweede boek, tweede titel, tweede afdeling, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kosten van vervolging komen voor rekening van degene die in gebreke blijft zonder dat hij deze kan verhalen op de belastingschuldige.

  • 7.

    Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op belastingaanslagen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen werkt.

 

Artikel 20  

Niet van toepassing.

 

Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen Afdeling 1 Verhaalsrechten

Artikel 21

Niet van toepassing.

 

Artikel 22  

  • 1.

    Derden die geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben op roerende zaken waarop ter zake van een belastingschuld beslag is gelegd, kunnen een beroepschrift richten tot het college van burgemeester en wethouders, mits zulks doende vóór de verkoop en uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen van de dag der beslaglegging. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger, tegen een door deze af te geven ontvangbewijs. Het college van burgemeester en wethouders neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. De verkoop mag niet plaatshebben, dan acht dagen na de betekening van die beslissing aan de reclamant en aan degene tegen wie het beslag is gelegd, met nadere bepaling van de dag van verkoop.

  • 2.

    Door het indienen van een beroepschrift op de voet van het eerste lid, verliest de belanghebbende niet het recht om zijn verzet voor de burgerlijke rechter te brengen.

Artikel 22a  

Niet van toepassing.

 

Artikel 23  

Niet van toepassing.

Artikel 24  

 

De verrekening van aan de belastingschuldige uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van gemeentelijke belastingen op de voet van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 is ook mogelijk ingeval de in artikel 9 van de Invorderingswet 1990 gestelde termijn, dan wel de krachtens artikel 250, eerste lid, gestelde termijn nog niet is verstreken.

 

Artikel 25  

 

Het indienen van een verzoekschrift of een bezwaarschrift heft de verplichting tot betaling niet op. Een verzoek tot uitstel van betaling dient schriftelijk te worden ingediend via een verzoekschrift. Het verzoekschrift wordt vóór het verstrijken van de betalingstermijn gemotiveerd ingediend. Het is ook mogelijk om via een bezwaarschrift uitstel van betaling in te dienen. In uw bezwaarschrift dient u dit expliciet te vermelden. Een afzonderlijk verzoek om uitstel is in dat geval niet nodig. Een verzoek om uitstel van betaling zal in de regel op grond van één van de hierna volgende redenen worden ingediend:

 

  • 1.

    de hoogte van de waarde van de roerende en/of onroerende zaken / belastingaanslag wordt betwist. Het verschil tussen het bedrag van de waarde c.q. belastingaanslag en het bestreden bedrag dient tijdig te worden voldaan. Bij niet-tijdige betaling wordt de vervolging aangevangen of voortgezet voor de volledige belastingaanslag. De uitvaardiging van het dwangbevel vindt plaats voor het volledige invorderbare bedrag van de belastingaanslag;

  • 2.

    de betalingsaanslag kan niet binnen de betalingstermijn(en) worden voldaan in verband met betalingsproblemen;

 

Uitstel van betaling wordt niet verleend in de volgende gevallen:

 

  • 1.

    er wordt geen uitstel van betaling verleend voor bedragen lager dan € 50,00;

  • 2.

    daarnaast wordt géén uitstel van betaling gegeven als het gaat om de volgende belastingen, heffingen, rechten en regelingen betreffende de hondenbelasting, leges, rechten op de lijkbezorging, parkeerbelasting, marktgelden, huur van gemeentegrond door ambulante handel en tarievenregeling brandweer.

 

Als sprake is van een niet volledig gemotiveerd of een ongemotiveerd verzoek om uitstel van betaling kan gedurende een korte periode uitstel worden verleend om verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn verzoek om uitstel van betaling nader te motiveren. De door de ontvanger te bepalen uitsteltermijn waarbinnen het verzoek nader moet worden gemotiveerd dient in de regel te worden gesteld op ten hoogste één maand na de dagtekening van de beschikking waarin deze voorwaarde is opgenomen, tenzij de ontvanger - eventueel na overleg met de inspecteur - van oordeel is dat een langere termijn redelijk is. Als na het verstrijken van de gestelde termijn het verzoek niet nader is gemotiveerd, is het uitstel vervallen en wordt, na schriftelijke mededeling hiervan aan de belastingschuldige de invordering zo nodig aangevangen of voortgezet.

 

Als de ontvanger van mening is dat in een daartoe aanleiding gevend geval uitstel van betaling gewenst is, deelt hij belastingschuldige mede dat hem desgevraagd uitstel kan worden verleend. In daartoe aanleidinggevende gevallen kan de ontvanger ook ambtshalve uitstel van betaling verlenen. Uiteraard kan de ontvanger ook in daartoe aanleiding gevende gevallen om hem moverende redenen ambtshalve besluiten om de invordering op te schorten. Het uitstelbeleid is dan echter niet van toepassing.

 

De ontvanger kan aan het uitstel voorwaarden verbinden

De ontvanger kan aan de uitstel van betaling voorwaarden verbinden. De te stellen voorwaarden zullen uiteraard steeds het belang van de invordering moeten dienen. Zo kan de voorwaarde worden gesteld dat de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt verleend op vaste tijdstippen in termijnen wordt voldaan, of dat voor nieuwe belastingaanslagen geen betalingsachterstand zal optreden. Ook kan de ontvanger bijvoorbeeld de voorwaarde stellen dat hij door tussentijdse verstrekking van gegevens op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken in een bedrijf.

 

Belastingschuldige stelt zelf een regeling voor

Als een belastingschuldige uitstel vraagt en tegelijkertijd een betalingsregeling voorstelt waarbij de schuld binnen 12 maanden wordt afbetaald en deze regeling afwijkt van hetgeen de ontvanger berekend heeft, hoeft een niet al te grote afwijking niet te leiden tot afwijzing van het verzoek. Als de door de belastingschuldige voorgestelde regeling voor de ontvanger niet aanvaardbaar is, maar een andere regeling wel ingewilligd kan worden, deelt de ontvanger onder afwijzing van het verzoek de belastingschuldige mede, welke regeling desgevraagd wel kan worden verleend.

 

Termijn van het uitstelbeleid.

Voor deze categorie verzoekers geldt dat de termijn van uitstelverlening zich in beginsel uitstrekt tot een periode van ten hoogste 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop op grond van de beschikking de ontvanger de betalingsregeling toestaat. Slechts als er volgens de ontvanger bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, kan de ontvanger van de termijn van 12 maanden afwijken en de belastingschuldige een langere termijn gunnen.

 

Een verzoek om uitstel van betaling wordt onder meer afgewezen als:

  • a.

    de medewerking van de verzoeker door de ontvanger onvoldoende wordt geacht;

  • b.

    onjuiste gegevens worden verstrekt;

  • c.

    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

  • d.

    de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld;

  • e.

    zonder bezwaar elders krediet kan worden verkregen om de belastingschuld te voldoen dan wel zonder bezwaar vermogensobjecten te gelde kunnen worden gemaakt;

  • f.

    de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;

  • g.

    de betalingsregeling slechts mogelijk is als deze zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare termijn uitstrekt;

  • h.

    de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de ontvanger geen uitkomst kan bieden;

  • i.

    sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kon worden betaald.

 

De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen voordat hij het verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij dienen alle afwijzingsgronden te worden genoemd.

 

Het uitstel wordt bij beschikking onder meer beëindigd als:

  • a.

    tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen;

  • c.

    de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de ontvanger onjuist is het uitstel te continueren;

  • d.

    de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende wordt geacht;

 

De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen voordat hij tot beëindiging van uitstel overgaat.

Wanneer het uitstel is verleend tot een bepaald tijdstip en dit tijdstip is verstreken dan is daardoor het uitstel van rechtswege vervallen. De belastingschuldige wordt hiervan schriftelijk, onder opgaaf van reden, op de hoogte gesteld.

 

Als de ontvanger geen (verder) uitstel van betaling verleent of een verleend uitstel beëindigt wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van de beschikking. Hetzelfde geldt als het uitstel van betaling van rechtswege is vervallen en daarvan een mededeling is gedaan. Verkorting of het niet verlenen van deze termijn vindt onder meer plaats als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad.

 

Toetsing door het college van burgemeester en wethouders

Als de ontvanger een verzoek om uitstel afwijst of een verleend uitstel beëindigd kan de belastingschuldige daartegen schriftelijk opkomen bij het college van burgemeester en wethouders. Het gemotiveerde beroepschrift dient te worden gericht tot het college van burgemeester en wethouders. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger die de beschikking heeft genomen. Als ambtelijke beroepsinstantie toetst het college van burgemeester en wethouders de beschikking van de ontvanger aan het beleid, waarbij het college van burgemeester en wethouders zal bezien in hoeverre de ontvanger in de concrete situatie in redelijkheid tot zijn beschikking heeft kunnen komen. Zodra de ontvanger blijkt van een zodanig beroepschrift aan het college van burgemeester en wethouders neemt hij een overeenkomstige houding aan als tijdens de behandeling van een verzoek om uitstel.

 

Niet tijdig nemen van een beslissing

Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de ontvanger op een verzoek om uitstel kan beroep worden ingesteld. Het indienen van een beroepschrift is in deze situatie niet aan een termijn gebonden.

Blijkt tijdens de beroepsprocedure dat uitstel had moeten worden verleend, dan behoeft het college niet te volstaan met de uitspraak dat de ontvanger niet tijdig heeft beslist, maar kan het college op het beroepschrift van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen. Naast bezwaren tegen de hoogte van een belastingaanslag kunnen ook bezwaren worden ingebracht tegen een op grond van enige bepaling van de (belasting)wet door de inspecteur of de ontvanger genomen beschikking of kennisgeving. Te denken valt bijvoorbeeld aan een beschikking invorderingsrente en aan een beschikking aansprakelijkstelling.

 

Uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen

 

Inleiding op uitstel in verband met betalingsmoeilijkheden

Als de verschuldigde belasting niet binnen de wettelijke betalingstermijnen geheel of gedeeltelijk uit het aanwezige vermogen of het inkomen kan worden voldaan, kan onder door de ontvanger te stellen voorwaarden aan de belastingschuldige op diens verzoek uitstel van betaling in verband met betalingsmoeilijkheden worden verleend.

 

Kredietverlening door derden gaat vóór uitstel

Bij de beoordeling van het verzoek om een betalingsregeling wordt allereerst bezien of voor de betalingsproblemen een oplossing is gezocht of kan worden gevonden door het sluiten van een lening bij een bank of andere kredietinstelling. Als dit het geval is dan wel volgens de ontvanger zonder bezwaar mogelijk lijkt, zal geen betalingsregeling worden toegestaan.

 

Onderscheid zakelijke en persoonlijke schuld

Er bestaat voor zakelijke schuld minder aanleiding tot het toestaan van een betalingsregeling dan voor persoonlijke schuld. Uit het verschil tussen de aard van de persoonlijke en zakelijke schuld vloeit voort dat een principieel verschillend beleid geldt voor de beoordeling van de financiële gegevens bij een verzoek om een betalingsregeling van een particulier of een ondernemer.

 

Uitstel in verband met faillissement, wettelijke schuldsaneringsregeling en surséance

Faillissementsschulden en belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is, dienen op de gebruikelijke wijze bij de curator onderscheidenlijk de bewindvoerder te worden aangemeld en kunnen geen onderwerp zijn van een betalingsregeling. Voor boedelschulden geldt dat in de regel geen betalingsregeling wordt getroffen. Ook kan tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling onder de gebruikelijke voorwaarden uitstel van betaling worden verleend voor belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling niet van toepassing is.

 

De begrippen betalingscapaciteit/vermogen

De term betalingscapaciteit is een aan het inkomen van de belastingschuldige gerelateerd begrip dat afkomstig is uit het kwijtscheldingsbeleid. Het in het uitstelbeleid voor particulieren gehanteerde begrip betalingscapaciteit sluit hier grotendeels bij aan. Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt dus uitgegaan van de begrippen en normen die gelden bij het kwijtscheldingsbeleid, behoudens voorzover hiervan hierna wordt afgeweken. Met betrekking tot het vermogen wordt ook uitgegaan van het begrip zoals dat geldt in de kwijtscheldingsregeling.

Vermogen staat uitstel in de regel in de weg

De aanwezigheid van vermogen ten tijde van het indienen van het verzoek staat een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit is met name het geval als het vermogen binnen een korte termijn zonder onevenredig hoge kosten liquide is te maken, dan wel in zekerheid kan worden overgedragen aan een bank of andere kredietverlenende instelling.

 

Uitgezonderde vermogensobjecten/Begrip vermogen en levenspartner

Voor particulieren en kleine zelfstandige ondernemers geldt als uitzondering op de algemene regel dat het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren vrijgesteld is, een betalingsregeling niet in de weg staat. Onder vermogen wordt in dit verband verstaan de bezittingen van belastingschuldige en diens echtgenoot bedoeld in artikel 3 Wwb, verminderd met die schulden die een hogere preferentie hebben dan de belastingschuld. Artikel 3 Wwb merkt als echtgenoot mede aan de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

Daarnaast kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan een particulier en een kleine zelfstandige ondernemer uitstel verlenen als het direct liquide maken van vermogensbestanddelen tot grote, financieel nadelige, gevolgen leidt. In dit verband valt met name te denken aan vermogen dat aanwezig is in de vorm van een overwaarde in het huis waarin belastingschuldige feitelijk verblijft, alsmede aan geldswaardige papieren die bezwaarlijk kunnen worden verzilverd en aan het saldo dat in het kader van een spaarloonregeling op een geblokkeerde rekening staat.

 

Betalingscapaciteit algemeen

Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële omstandigheden de zogenaamde betalingscapaciteit van de verzoeker een belangrijke rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als gedurende de looptijd van de betalingsregeling. Dit begrip zal hierna bij het beleid dat handelt over betalingsregelingen voor particulieren en ondernemers nader worden uitgewerkt. In het algemeen kan nog worden opgemerkt dat de door de ontvanger berekende betalingscapaciteit van de belastingschuldige in belangrijke mate het bedrag bepaalt dat (periodiek) op de achterstallige schuld dient te worden afgelost, alsmede aangeeft in hoeverre een betalingsregeling zinvol is.

Een betalingsregeling dient steeds een op de toekomst gerichte oplossing te bieden. Bij het bepalen van het aflossingsbedrag wordt dan ook rekening gehouden met de nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen. Tevens wordt rekening gehouden met de op het moment van aangaan van de betalingsregeling reeds verschuldigde kosten en invorderingsrente en met de invorderingsrente die tijdens de looptijd van de betalingsregeling verschuldigd zal worden.

 

Uitgangspunt uitstelbeleid particulieren

Uitgangspunt van het uitstelbeleid voor particulieren is dat een te verlenen betalingsregeling zich in het algemeen over een zo kort mogelijke periode dient uit te strekken, zodat de verschuldigde belasting, waarvan betaling binnen de wettelijke termijnen is achterwege gebleven, alsnog zo snel mogelijk wordt betaald. Voor deze categorie verzoekers geldt dat de termijn van uitstelverlening zich in beginsel uitstrekt tot een periode van ten hoogste 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop op grond van de dagtekening van de belastingaanslag de ontvanger de betalingsregeling toestaat. Slechts als er volgens de ontvanger bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, kan de ontvanger van de termijn van 12 maanden afwijken en de belastingschuldige een langere termijn gunnen.

 

Gemotiveerd verzoek voor enkele maanden uitstel toestaan

Als een particulier vóór het tijdstip waarop de belastingaanslag in zijn geheel invorderbaar wordt een behoorlijk gemotiveerd verzoek om een betalingsregeling heeft ingediend en het verzoek geen andere strekking heeft dan de betaling enkele maanden te verschuiven, zal de ontvanger in de regel dit verzoek zonder nader onderzoek inwilligen, tenzij de ontvanger voor invorderingsmoeilijkheden vreest.

Bij andere verzoeken wordt de betalingscapaciteit berekend

Als het verzoek zich uitstrekt over een periode van meer dan drie maanden, te rekenen na afloop van de (laatste) betalingstermijn, alsmede in daartoe aanleiding gevende gevallen, zal de ontvanger overgaan tot de berekening van de betalingscapaciteit, tenzij hij van mening is dat door een andere factor of omstandigheid uitstel niet in de rede ligt. Zo nodig vraagt hij daartoe, veelal door middel van toezending van een vragenformulier, nadere gegevens bij de verzoeker op.

 

Betalingsregeling voor ondernemers

Voor zakelijke schuld minder aanleiding voor uitstel

In principe bestaat voor zakelijke schuld van een ondernemer minder aanleiding tot het toestaan van een betalingsregeling. Een dergelijk uitstel voor zakelijke schuld kan immers betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de gemeente en dat deze alsdan optreedt als oneigenlijke kredietverlener. Tevens zou een betalingsregeling voor zakelijke schuld concurrentieverstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun verplichtingen nakomen. Zo al sprake is van een betalingsregeling dan moet deze niet zijn terug te voeren op structurele problemen of perspectiefloze activiteiten. Een betalingsregeling ligt dan ook alleen in de rede indien de onderneming door de ontvanger als voldoende levensvatbaar wordt beschouwd. Tevens moet geen andere kredietfaciliteit meer openstaan. Zo nodig vraagt de ontvanger nadere gegevens bij de verzoeker op.

 

Persoonlijke belastingen van ondernemers

Het uitstelbeleid van zakelijke schuld geldt in beginsel ook voor de persoonlijke belastingschuld van ondernemers

 

Geen uitstel bij niet solvabele onderneming

Als de onderneming niet solvabel is, ligt een betalingsregeling zonder het stellen van voldoende zekerheid in het algemeen niet in de rede. Dit kan anders zijn als voor een korte periode uitstel wordt verzocht én de andere crediteuren afzien van hun vordering, dan wel niet op korte termijn aandringen op afbetaling. Onder solvabiliteit wordt in dit verband verstaan de mate waarin de onderneming in staat is uit de opbrengst van haar activa alle schulden te voldoen. De ontvanger dient in beginsel bij een verzoek om uitstel de solvabiliteit te beoordelen aan de hand van een balans.

Voor geringe bedragen waarvoor uitstel wordt verzocht, waarbij met name valt daarbij te denken aan belastingaanslagen opgelegd aan kleine ondernemers, kan de ontvanger, als hij geen invorderingsmoeilijkheden voorziet van de beoordeling van de solvabiliteit afzien.

 

Hooguit een kort uitstel voor zakelijk schuld

Een aan ondernemers te verlenen betalingsregeling voor zakelijke schuld dient zich over een zo kort mogelijke periode uit te strekken, waarbij in het algemeen een termijn van enkele maanden geldt, te rekenen vanaf de dagtekening van de belastingaanslag. De ontvanger stelt hierbij als voorwaarde dat er zekerheid wordt gesteld. Alleen als daartoe naar het oordeel van de ontvanger, op grond van de aard en de omvang van de schuld, de aard en omvang van de zekerheid en het in het verleden getoonde aangifte- en betalingsgedrag aanleiding bestaat, zal de betalingsregeling een langere looptijd kunnen hebben dan enkele maanden. De betalingsregeling zal in elk geval een looptijd van twaalf maanden 'gerekend vanaf de vervaldag van de belastingaanslag' niet te boven gaan.

 

Gewezen ondernemers

Voor gewezen ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt voor particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode.

 

Betalingscapaciteit bij ondernemers

Als de ontvanger daadwerkelijk overgaat tot het treffen van een betalingsregeling zal deze regeling met name gebaseerd zijn op de liquiditeit van de onderneming. Als de onderneming hiertoe niet in staat is, met andere woorden de onderneming is illiquide, zal een betalingsregeling doorgaans niet in de rede liggen.

 

 

Artikel 26  

  • 1.

    De in artikel 26 van de Invorderingswet bedoelde kwijtschelding wordt met betrekking tot gemeentelijke belastingen verleend door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, bedoelde gemeenteambtenaar.

  • 2.

    Met betrekking tot het verlenen van gehele kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.

  • 3.

    Ingevolge het besluit” regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen Lelystad 1997” wordt de norm voor de kosten van bestaan bepaald op 100% van de bijstandsnormen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de belasting geheel oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.

  • 5.

    Er wordt geen kwijtschelding verleend indien het verzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 niet is ingediend binnen 8 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 6.

    Ingevolge de verordeningen op de heffing en invordering van hondenbelasting, parkeerbelastingen, marktgelden, leges, Liggelden Bataviahaven en de rechten op de lijkbezorging worden geen kwijtschelding verleend.

 

Het indienen van een verzoek om kwijtschelding

Het verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend op een daartoe ingesteld verzoekformulier bij de ontvanger. De formulieren zijn (op aanvraag) verkrijgbaar bij de ontvanger.

 

Verzoek niet ingediend op het daarvoor bestemde formulier

Een verzoek om kwijtschelding dat niet is ingediend op het daartoe bestemde formulier wordt niet als een verzoek om kwijtschelding in behandeling genomen. Wel wordt naar aanleiding van dit verzoek, een verzoekformulier aan de belastingschuldige toegezonden. Zolang het toegezonden formulier niet binnen de gegeven termijn van twee weken is terugontvangen, wordt de invordering geschorst, tenzij het belang van de invordering zich daartegen verzet. Wordt het formulier niet teruggezonden, dan wordt het verzoek buiten behandeling gesteld. Deze beslissing dient binnen vier weken na het verstrijken van de gestelde termijn te worden bekendgemaakt aan de belastingschuldige onder vermelding van de reden. De bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige.

 

Tegen deze beslissing kan binnen tien dagen na de dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking wordt bekendgemaakt administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders worden ingesteld.

Als de belastingschuldige na het verstrijken van de twee weken termijn het formulier alsnog indient, is sprake van een nieuw verzoek, dat in behandeling moet worden genomen. Is op dat moment op het eerste verzoek nog geen beslissing genomen, dan vindt dit alsnog plaats. In deze beslissing wordt de ontvangst van het nieuwe verzoek bevestigd.

Aanvulling verzoek/niet ingevuld of onjuist ingevuld formulier

Als een aan de belastingschuldige uitgereikt of toegezonden verzoekformulier onvolledig ingevuld wordt terugontvangen, wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken. In afwachting daarvan wordt de invordering in beginsel opgeschort. Het opvragen van de gegevens geschiedt éénmalig. Onder onvolledig ingevuld wordt mede begrepen het niet bijvoegen van alle gevraagde gegevens. Worden de ontbrekende gegevens niet verstrekt dan wordt het verzoek buiten behandeling gesteld. Deze beslissing dient binnen vier weken na het verstrijken van de gestelde termijn schriftelijk te worden bekendgemaakt aan de belastingschuldige onder vermelding van de reden. De bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige. Binnen tien dagen na de dagtekening van de kennisgeving waarmee de beschikking wordt bekendgemaakt, kan administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders worden ingesteld. U kunt opnieuw kwijtschelding aanvragen, mits aan de vereisten wordt voldaan die benodigd zijn voor het beoordelen van het kwijtscheldingsformulier, binnen vier weken na afwijzing. Na deze termijn is een kwijtscheldingsverzoek niet meer mogelijk.

 

Als de belastingschuldige na het verstrijken van de twee weken termijn alsnog de ontbrekende gegevens verstrekt, is sprake van een nieuw verzoek dat door de ontvanger in behandeling moet worden genomen. Is op dat moment op het eerste verzoek nog geen beslissing genomen, dan vindt dit alsnog plaats. In deze beslissing wordt de ontvangst van het nieuwe verzoek bevestigd. Als een aan de belastingschuldige uitgereikt of toegezonden verzoekformulier niet ingevuld of onjuist ingevuld wordt terugontvangen, wordt het verzoek, zonder de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen het formulier alsnog - juist - in te vullen, bij beschikking afgewezen.

 

De ontvanger kan ook naar aanleiding van het ingezonden verzoekschrift om nadere gegevens te vragen. Als de gevraagde gegevens niet worden verstrekt, wordt het verzoek bij beschikking afgewezen.

 

 

Houding van de ontvanger tijdens de behandeling van het verzoek

Nadat het verzoek om kwijtschelding bij de ontvanger is gedaan, worden ten aanzien van de belastingschuldige geen dwanginvorderingsmaatregelen als bedoeld in hoofdstuk III, van de wet genomen of voortgezet ten aanzien van de belastingaanslag(en) waarvan kwijtschelding is verzocht. Wanneer aannemelijk is dat gegronde vrees bestaat dat opschorting van de invordering ertoe zal leiden dat goederen - waarop de belastingschuld waarvan kwijtschelding is verzocht, kan worden verhaald - zullen worden verduisterd, kan hij ondanks het verzoek om kwijtschelding conservatoire en zo nodig executoriale maatregelen nemen. Voorzover deze maatregelen een onherroepelijk karakter dragen, is toestemming nodig van het college van burgemeester en wethouders.

 

De behandeling van het verzoek om kwijtschelding

De ontvanger neemt op het ingediende verzoek om kwijtschelding een beslissing overeenkomstig het in de regeling verwoorde beleid, nadat hij kennis heeft genomen van:

de in het verzoekformulier verstrekte gegevens;

de (eventuele) aanvullende gegevens waarom hij heeft gevraagd;

de gegevens die hem uit anderen hoofde bekend zijn. In verband hiermee raadpleegt hij ook de eventueel over eerdere jaren ingediende verzoeken om kwijtschelding.

Bij de beoordeling van het verzoek zijn de gegevens en normen van belang, die gelden op het moment van indiening daarvan, tenzij in de leidraad anders is aangegeven.

 

Inhoud van de beslissing

In de beschikking die wordt bekendgemaakt door middel van een gedagtekende kennisgeving, kan zijn vermeld dat:

 

  • kwijtschelding wordt verleend. Als in de kennisgeving wordt vermeld dat kwijtschelding zal worden verleend, wordt daarin tevens aangegeven dat de gehele schuld wordt kwijtgescholden;

  • geen kwijtschelding zal worden verleend. Als het verzoek om kwijtschelding wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden aangegeven waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten.

    Daarbij dienen alle afwijzingsgronden te worden genoemd;

  • kwijtschelding zal worden verleend nadat aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

 

Als kwijtschelding zal worden verleend nadat aan een of meer voorwaarden is voldaan, worden die voorwaarden in de beschikking opgenomen.

 

 

Mondeling meedelen beschikking

Om de belangen van de gemeente niet te schaden kan de beschikking op een vlak voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om kwijtschelding door de ontvanger mondeling worden bekendgemaakt. Deze beschikking zal zo spoedig mogelijk schriftelijk worden bevestigd. In dat geval geldt uiteraard niet de termijn van tien dagen waarbinnen de invordering niet mag worden aangevangen of voortgezet. Als het verzoek niet is ingediend op een verzoekformulier of het verzoekformulier onvolledig is ingevuld, wordt het verzoek af-gewezen.

 

Wanneer wordt geen kwijtschelding verleend

Geen kwijtschelding wordt verleend indien:

de gevraagde gegevens voor de beoordeling van het verzoek niet, niet volledig, onjuist of niet op het door de ontvanger uitgereikte formulier (zie ook punt 9 en 10) zijn verstrekt;

 

  • uit de verstrekte gegevens voor de beoordeling van het verzoek een onevenredige verhouding blijkt tussen de omvang van de uitgaven enerzijds en het inkomen anderzijds die de ontvanger aanleiding geeft om de belastingschuldige opheldering te vragen over zijn financiële situatie en de belastingschuldige deze opheldering niet, of naar het oordeel van de ontvanger, in onvoldoende mate verschaft;

  • de belastingschuldige heeft nagelaten de vereiste aangifte in te dienen. De belastingschuldige wordt medegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend dan nadat de inspecteur op grond van de alsnog verstrekte gegevens de belastingaanslag tot het juiste bedrag heeft kunnen vaststellen. Het verzoek dat wordt ingediend nadat de belastingaanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld, behandelt de ontvanger als een eerste verzoek:

  • een bezwaarschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de inspecteur, dan wel een beroepschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de rechtbank of (in hoger beroep) bij het gerechtshof. Een eventuele vermindering of vernietiging van de belastingaanslag dient namelijk aan kwijtschelding vooraf te gaan. De belastingschuldige wordt meegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend dan nadat op het bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) is beslist;

  • voor de desbetreffende belastingaanslag zekerheid is gesteld;

  • er sprake is van meer dan één belastingschuldige;

  • n.v.t.;

  • het aan de belastingschuldige kan worden toegerekend dat de belastingaanslag niet kan worden voldaan. Daarvan is onder andere sprake indien:

  • a.

    het aan opzet of grove schuld van de belastingschuldige is te wijten dat te weinig belasting is geheven;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    n.v.t.;

  • d.

    vanaf de bekendmaking van de belastingaanslag tot aan de indiening van het verzoek om kwijtschelding op enig moment voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag te kunnen voldoen;

  • e.

    n.v.t.;

  • f.

    n.v.t.;

  • g.

    n.v.t.;

  • h.

    de belastingschuldige geen gebruik heeft gemaakt van het recht op aanvullende bijstand, waardoor de belastingaanslag (gedeeltelijk) zou kunnen worden betaald;

  • i.

    n.v.t..

  • de belastingschuldige in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert tenzij een akkoord is gesloten als bedoeld in de artikelen 138 en 252 FW;

  • ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in artikel 329 FW, dan wel van een belastingaanslag, niet zijnde een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8 tweede lid, van de regeling, voor zover die materieel verschuldigd is geworden op een tijdstip of over een tijdvak dat is gelegen na de uitspraak waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard en niet kan worden aangemerkt als een boedelschuld;

  • de belastingschuldige een bedrijf of een zelfstandig beroep uitoefent en ook na de totstandkoming van een akkoord met de ontvanger en andere schuldeisers geen reële uitzichten zouden bestaan voor de voortzetting van het bedrijf of beroep;

  • het verzoek is ingediend voor een voorlopige aanslag en: die belastingaanslag nog niet is gevolgd door een - definitieve - belastingaanslag, als het een verzoek om kwijtschelding in de privé-sfeer betreft;

  • door de ontvanger nadere voorwaarden zijn gesteld en aan die voorwaarden nog niet is voldaan. Zodra aan de gestelde voorwaarden is voldaan, kan alsnog kwijtschelding worden verleend.

Ook wordt geen kwijtschelding verleend voor het bedrag van de te betalen belasting waarop het verzoek betrekking heeft als aannemelijk is dat dit bedrag kan worden voldaan omdat:

 

  • binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger inkomen is te verwachten;

  • binnen een jaar na indiening van het verzoek een verbetering is te verwachten in de financiële omstandigheden;

  • binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige teruggaaf van de Rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de regeling kan worden verwacht.

  •  

De vraag of buitengewoon bezwaar bestaat de verschuldigde belasting te betalen, kan immers slechts betrekking hebben op een per saldo verschuldigd bedrag. Alleen voor dat saldo moeten de aanwezige financiële middelen worden aangesproken. Dit houdt in dat geen kwijtschelding kan worden verleend indien de belastingaanslag door middel van verrekening of met voldoende zekerheid binnen een jaar kan worden aangezuiverd.

 

Vermindering van de belastingaanslag na kwijtschelding

Kwijtschelding doet de schuldvordering i.c. de belastingaanslag teniet gaan ten belope van het bedrag waarvoor kwijtschelding wordt verleend. Ten aanzien van het teniet gaan van de schuldvordering wordt een onderscheid gemaakt tussen het tenietgaan van de schuld door betaling of verrekening en het tenietgaan van de schuld door kwijtschelding. Als op een belastingaanslag betalingen hebben plaatsgevonden en die belastingaanslag wordt nadien verminderd, wordt het standpunt ingenomen dat ten aanzien van het teveel betaalde bedrag sprake is van een onverschuldigde betaling en moet het teveel betaalde bedrag aan de rechthebbende worden gerestitueerd c.q. worden verrekend. Als een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk is kwijtgescholden en die belastingaanslag wordt nadien verminderd, is geen sprake van een onverschuldigde betaling. In verband hiermee zal een vermindering op een geheel of gedeeltelijk kwijtgescholden belastingaanslag niet leiden tot terugbetaling van het kwijtgescholden bedrag.

 

Geen verjaring

Schulderkenning leidt niet tot stuiting van de verjaring als bedoeld in artikel 27 van de invorderingswet. Het indienen van een verzoek om kwijtschelding leidt dus niet tot stuiting van de verjaring. Wanneer stuiting van de verjaring gewenst is, dient de stuiting plaats te vinden door betekening van een akte van vervolging.

 

Artikel 27  

  • 1.

    Het recht tot dwanginvordering met betrekking tot een belastingaanslag verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop die aanslag geheel invorderbaar is dan wel, indien zulks tot een later tijdstip leidt, vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de laatste akte van vervolging ter zake van die aanslag aan de belastingschuldige is betekend.

  • 2.

    De verjaringstermijn wordt verlengd met de tijd gedurende welke na de aanvang van die termijn:

  • a.

    de belastingschuldige uitstel van betaling heeft;

  • b.

    de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is geschorst ingevolge een lopend rechtsgeding, met dien verstande dat de termijn waarmee de verjaringstermijn wordt verlengd een aanvang neemt op de dag waarop het rechtsgeding door middel van dagvaarding aanhangig wordt gemaakt;

  • c.

    de belastingschuldige surséance van betaling heeft;

  • d.

    de belastingschuldige in staat van faillissement verkeert.

  • e.

    ten aanzien van de belastingschuldige schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is.

 

 

 

Hoofdstuk V Rente

Artikel 28

  • 1.

    Bij overschrijding van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn wordt aan de belastingschuldige rente - invorderingsrente - in rekening gebracht over het op de belastingaanslag openstaande bedrag, met dien verstande dat voor het gehele tijdvak waarover de rente wordt berekend dit bedrag wordt verlaagd ingeval de belastingaanslag wordt verminderd.

  • 2.

    Invorderingsrente wordt, voorzover daarvan niet wordt afgeweken ingevolge hieromtrent bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, niet in rekening gebracht over de tijd voor welke de belastingschuldige uitstel van betaling is verleend.

  • 3.

    Invorderingsrente is niet verschuldigd over de tijd voor welke de belastingschuldige uitstel van betaling is verleend.

  • 4.

    Ingeval bij vermindering van de belastingaanslag het bedrag van de vermindering meer beloopt dan het op de belastingaanslag nog openstaande bedrag, wordt aan de belastingschuldige invorderingsrente vergoed over het verschil, doch ten hoogste over het bedrag dat op de belastingaanslag is betaald.

  • 5.

    De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn. Voor de toepassing van het eerste lid eindigt het tijdvak op de dag voorafgaand aan die van de betaling en voor de toepassing van het vierde lid op de dag van de dagtekening van het afschrift van de uitspraak of de dagtekening van de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekendgemaakt.

    Voor de toepassing van de eerste volzin blijft artikel 10 buiten toepassing.

 

Artikel 29  

Het percentage van de invorderingsrente in een kalenderkwartaal is gelijk aan de op de eerste werkdag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan dat kwartaal door de Europese Centrale Bank voor basis financieringstransacties toegepaste interestvoet, dan wel, indien dit lager is, het naar de gemiddelde koers van die dag door Onze Minister berekende, ongewogen gemiddelde effectieve rendement van de laatste drie uitgegeven, aan Euronext effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen waarbij dit effectieve rendement naar beneden wordt afgerond op een vijfvoud van honderdsten procenten en vervolgens wordt verminderd met 0,5 procentpunt.

 

Artikel 30  

  • 1.

    De ontvanger stelt het bedrag van de invorderingsrente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

    Het bedrag van de invorderingsrente wordt op het afschrift van de uitspraak of de kennisgeving waarmee de vermindering wordt bekendgemaakt afzonderlijk vermeld of op andere wijze schriftelijk kenbaar gemaakt.

  • 2.

    Op de beschikking zijn hoofdstuk V en hoofdstuk VIII, afdeling 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 31  

Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders kunnen regels worden gesteld voor de bij de berekening van invorderingsrente toe te passen afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bij die regeling bepaald bedrag niet te boven gaat. Voorts kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot een doelmatige invordering van invorderingsrente.

 

 

 

Hoofdstuk VI Aansprakelijkheid

 

 

Artikel 32  

Indien de belastingplicht, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen is gesteld, kan de met de invordering van de gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar de belasting - aanslag op de gehele onroerende zaak verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

 

 

Artikel 33  

 

  • 1.

    In afwijking in zoverre van andere wettelijke regelingen is hoofdelijk aansprakelijk voor de gemeentelijke belastingen, verschuldigd door:

  •  

  • a.

    een lichaam zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is: ieder van de bestuurders;

  • b.

    een niet in Nederland gevestigd lichaam: de leider van zijn vaste inrichting in Nederland dan wel zijn in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger;

  • c.

    een lichaam dat is ontbonden: ieder van de met de vereffening belaste personen - met uitzondering van de door de rechter benoemde vereffenaar - voor zover het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur, met dien verstande dat geen aansprakelijkstelling kan plaatsvinden indien na de ontbinding drie jaren zijn verstreken.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder lichamen verstaan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt ingeval een bestuurder van een lichaam zelf een lichaam is, onder bestuurder mede verstaan ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam.

  • 4.

    Degene die op grond van het eerste lid, onderdelen a en b, aansprakelijk is, is niet aansprakelijk voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan.

 

De artikelen 34 tot en met 47 zijn niet van toepassing voor gemeenten. Deze artikelen zien op de aansprakelijkheid met betrekking tot specifieke rijksbelastingen (omzetbelasting en loonbelasting).

 

Artikel 48  

  • 1.

    Erfgenamen zijn niet verder aansprakelijk dan ieder tot het beloop van zijn erfdeel vermeerderd met het bedrag van hetgeen hem is gelegateerd - één en ander naar de waarde in het economische verkeer op het tijdstip van overlijden van de erflater - voor:

  • a.

    navorderings- en naheffingsaanslagen die na het overlijden van de belastingschuldige worden vastgesteld;

  • b.

    bedragen die na het overlijden van de hoofdelijk aansprakelijkgestelde worden vastgesteld op de voet van artikel 49.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, zijn erfgenamen niet aansprakelijk voor bedragen waarvoor de ontvanger de erflater op grond van artikel 36 of artikel 36a na diens overlijden aansprakelijk stelt.

 

 

Artikel 49  

  • 1.

    Aansprakelijkstelling geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking door de ontvanger en vindt niet plaats vóór het tijdstip waarop de belastingschuldige in gebreke is met de betaling van zijn belastingschuld. De beschikking vermeldt in ieder geval het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de termijn waarbinnen het bedrag moet worden betaald. Voor zover de aansprakelijkstelling betrekking heeft op een bestuurlijke boete geschiedt zij met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 2.

    De ontvanger maakt de beschikking bekend door toezending als aangetekend stuk.

  • 3.

    Met betrekking tot bezwaar tegen de in het eerste lid bedoelde beschikking, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, alsmede met betrekking tot beroep in cassatie ter zake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 4.

    Met betrekking tot het derde lid zijn de artikelen 25, zesde lid, en 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing indien het niet aan de aansprakelijk gestelde is te wijten dat:

  • a.

    de vereiste aangifte niet is gedaan; of

  • b.

    niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, tweede lid, 47, 47a, 49 en 52 van die wet, alsmede aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 52a en 53, eerste, tweede en derde lid, van die wet voorzover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen.

  • 5.

    De ontvanger stelt de aansprakelijk gestelde desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar, het instellen van beroep of beroep in cassatie redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht.

  • 6.

    Het bezwaar kan betrekking hebben op feiten of omstandigheden die van belang zijn geweest bij de vaststelling van een belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.

 

Artikel 50  

Artikel 50 is met ingang van 1 december 2002 vervallen.

 

Artikel 51  

  • 1.

    Op een conservatoir beslag door de ontvanger ten laste van degene die aansprakelijk is of wordt gesteld, is artikel 700, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing.

  • 2.

    Het beslag vervalt van rechtswege indien:

  • a.

    de aansprakelijk gestelde bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking, bedoeld in artikel 49, eerste lid, en de ontvanger niet binnen vier maanden na de dagtekening van de beschikking uitspraak heeft gedaan op het bezwaarschrift; of

  • b.

    vóór het leggen van het beslag geen aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden en aansprakelijkstelling niet alsnog plaatsvindt binnen drie maanden na het leggen van het beslag.

  • 3.

    De voorzieningenrechter van de rechtbank die het verlof tot het leggen van beslag heeft verleend, kan de termijn, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, verlengen indien de ontvanger dit vóór het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking, bedoeld in de vorige volzin, is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 4.

    Ingeval een conservatoir derdenbeslag van rechtswege is vervallen, stelt de ontvanger de derdebeslagene daarvan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 52  

  • 1.

    Het bedrag vermeld in de beschikking als bedoeld in artikel 49, eerste lid, is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van de beschikking. De artikelen 9, 11, 12, 13, 14 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aansprakelijkgestelde kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel inzake de invordering van een aansprakelijkheidsschuld in verzet komen op overeenkomstige wijze als een belastingschuldige op de voet van artikel 17, met dien verstande dat het bepaalde in het derde lid van dat artikel eveneens geldt voor het niet ontvangen zijn van de beschikking bedoeld in artikel 49, eerste lid, en voor de omstandigheden die aan de orde zijn gesteld of hadden kunnen worden gesteld bij het maken van bezwaar tegen de in artikel 49, eerste lid, bedoelde beschikking, bij het instellen van beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar of bij het instellen van beroep in cassatie ter zake van een uitspraak van een uitspraak op het desbetreffende beroep.

 

Artikel 53  

  • 1.

    De bepalingen van de eerste en tweede afdeling van hoofdstuk IV inzake verhaalsrechten en verrekening, vinden overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aansprakelijkgestelde.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 25 met betrekking tot de mogelijkheid van uitstel van betaling vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aansprakelijkgestelde.

  • 3.

    Bij ministeriële regeling worden regels gesteld krachtens welke de aansprakelijkgestelde die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld geheel of gedeeltelijk te voldoen, geheel of gedeeltelijk wordt ontslagen van zijn betalingsverplichting.

 

Artikel 54  

  • 1.

    Een teruggaaf als gevolg van een vermindering van een belastingaanslag waarop het door de aansprakelijk gestelde betaalde bedrag is afgeboekt, alsmede een teruggaaf als gevolg van een vermindering van een aanslag waarmee een voorlopige aanslag, waarop het door de aansprakelijk gestelde betaalde bedrag is afgeboekt, op de voet van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is verrekend, komt niet toe aan de belastingschuldige doch aan de aansprakelijk gestelde, tot het bedrag dat hij op grond van die aansprakelijkstelling heeft voldaan.

  • 2.

    Indien een aanslag na de verrekening van een voorlopige aanslag met die aanslag leidt tot een teruggaaf, wordt deze teruggaaf voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als een vermindering van de voorlopige aanslag.

  • 3.

    De ontvanger doet aan de belastingschuldige mededeling van zijn voornemen tot betaling van de in het eerste lid bedoelde teruggaaf aan de aansprakelijk gestelde, dan wel van zijn voornemen tot verrekening op de voet van artikel 24 van die teruggaaf.

  • 4.

    Indien meer dan één aansprakelijk gestelde recht hebben op dezelfde teruggaaf, komt het bedrag van de teruggaaf toe aan ieder van hen naar evenredigheid van ieders op grond van de aansprakelijkstelling betaalde bedrag.

 

Artikel 55  

Niet van toepassing.

 

Artikel 56  

Niet van toepassing.

 

Artikel 57  

Niet van toepassing.

 

 

 

Hoofdstuk VII Verplichtingen ten behoeve van de invordering

 

 

Artikel 58  

De belastingschuldige of een aansprakelijkgestelde is gehouden desgevraagd aan de ontvanger:

  • a.

    de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de invordering te zijnen aanzien van belang kunnen zijn;

  • b.

    de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de ontvanger - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de invordering te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.

 

 

Artikel 59  

Niet van toepassing.

 

Artikel 60  

  • 1.

    De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze - zulks ter keuze van de ontvanger - en binnen een door de ontvanger te stellen redelijke termijn.

  • 2.

    Toegelaten moet worden, dat kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt van de voor raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers of de inhoud daarvan.

 

Artikel 61  

Voor een weigering om te voldoen aan de in de artikelen 58 en 60 omschreven verplichtingen kan niemand zich met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit enigerlei hoofde tot geheimhouding verplicht is, zelfs niet indien deze hem bij een wettelijke bepaling is opgelegd.

 

Artikel 62  

Niet van toepassing.

 

Artikel 63  

Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten behoeve van de invordering van derden kunnen alleen bekleders van een geestelijk ambt, notarissen, advocaten, procureurs, artsen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid, dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn.

 

Artikel 63a  

De verplichtingen welke volgens dit hoofdstuk bestaan jegens de ontvanger, gelden mede tegenover gemeente ambtenaren die door het college zijn aangewezen.

 

 

 

Hoofdstuk VIII Strafrechtelijke bepalingen

 

 

Artikel 64  

  • 1.

    Degene die niet voldoet aan de verplichtingen hem bij artikel 60, tweede lid, opgelegd, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

  • 2.

    Degene die ingevolge deze wet verplicht is tot:

  • a.

    het verstrekken van inlichtingen of gegevens, en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt;

  • b.

    het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze niet voor dat doel beschikbaar stelt;

  • c.

    het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar stelt; wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

 

 

Artikel 65  

  • 1.

    Degene die opzettelijk een der feiten begaat, omschreven in artikel 64, tweede lid, onderdeel a of b, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt ingevorderd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting.

  • 2.

    Degene die opzettelijk het feit begaat, omschreven in artikel 64, tweede lid, onderdeel c, wordt, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt ingevorderd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig ingevorderde belasting.

  • 3.

    Het recht tot strafvervolging op de voet van dit artikel vervalt, indien de schuldige alsnog juiste en volledige inlichtingen of gegevens verstrekt voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een of meer van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen of een of meer ambtenaren van de rijksbelastingdienst de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, mits het niet tijdig verstrekken van de gevraagde inlichtingen of gegevens niet van invloed is geweest op de verhaalsmogelijkheden met betrekking tot de belastingschuld.

  • 4.

    Indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel valt onder een van de strafbepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is strafvervolging op grond van genoemd artikel 225, tweede lid, uitgesloten.

 

Artikel 65a  

De in deze wet opgenomen strafbaar gestelde feiten waarop gevangenisstraf is gesteld, zijn misdrijven. De overige bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

 

Artikel 66  

Hoofdstuk IX, afdeling 2 - met uitzondering van artikel 72 - en afdeling 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van toepassing met betrekking tot de in artikel 64 strafbaar gestelde feiten, met dien verstande dat voor belastingwet wordt gelezen Invorderingswet 1990.

 

Artikel 254 van de Gemeentewet

Voor de toepassing van artikel 66 van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot gemeentelijke belastingen blijven de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen buiten toepassing.

Uitzonderingen voor gemeentelijke belastingen In artikel 254 van de Gemeentewet is bepaald dat voor de toepassing van artikel 66 met betrekking tot gemeentelijke belastingen de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen buiten toepassing blijven. Deze artikelen zijn in artikel 236 van de Gemeentewet ook voor de heffing uitgezonderd.

 

 

 

Hoofdstuk IX Aanvullende regelingen

 

 

Artikel 67  

  • 1.

    Het is een ieder verboden hetgeen hem in enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze leidraad, of in verband daarmede, nopens de persoon of de zaken van een ander blijkt of meegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze wet of voor de heffing van enige belasting.

  • 2.

    Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

  •  

Artikel 68  

Niet van toepassing.

 

Artikel 69  

Niet van toepassing.

 

Artikel 70  

Niet van toepassing.

 

 

Hoofdstuk X Slotbepalingen

 

 

Artikel 71  

De inwerkingtreding van deze wet wordt nader bij wet geregeld.

 

Artikel 72  

Deze leidraad kan worden aangehaald als leidraad invordering gemeentelijke belastingen.

 

 

Hoofdstuk XI Wettelijke schuldsaneringsregeling en faillissement

 

 

Hoofdstuk XII Vervolgingskosten

Waar in dit hoofdstuk wordt gesproken over vervolgingskosten of kosten worden daarmee bedoeld de kosten die op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen in rekening worden gebracht. Hieronder vallen dus ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht in het kader van de invordering op civiele wijze. Onder het begrip '(vervolgings)-kosten' vallen niet de kosten van de ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de wet. Op de Kostenwet invordering rijksbelastingen is, in tegenstelling tot de wet, de Awb onverkort van toepassing.

Gevorderde som

Onder de bij een dwangbevel gevorderde som waarvan sprake is in artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, is te verstaan het belastingbedrag, waarvoor het dwangbevel is uitgevaardigd, dus zonder de vervolgingskosten en eventuele (pro memorie opgenomen) rente.

 

Aan derden toekomende bedragen

Onder de bedragen die op grond van artikel 6 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht vallen bijvoorbeeld de kosten van de advertenties als zijn bedoeld in de artikelen 3, vierde lid, en 4, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, en de vergoeding van de bewaarder dan wel door hem ingeschakelde derden. Voorts de kosten van het openen van deuren en huisraad als zijn bedoeld in artikel 444 Rv, de kosten van het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de verkoop ter plaatse van de in beslag genomen zaken, de kosten van het verrichten van werkzaamheden door makelaars, deskundigen en afslagers alsmede in beginsel de kosten van het doen overbrengen van de in beslag genomen zaken als de verkoop elders plaatsvindt. Om redenen van beleid worden de laatstgenoemde kosten echter slechts in rekening gebracht als de verkoop elders geschiedt op uitdrukkelijk verzoek van de belastingschuldige dan wel als daarbij voornamelijk zijn belang is gediend. Eventuele door de gemeente ten behoeve van de betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel gemaakte reiskosten kunnen niet op de belastingschuldige worden verhaald. Ditzelfde geldt voor bijvoorbeeld porti en telefoonkosten.

 

Rechtsmiddelen

 

Bezwaar- en beroepsmogelijkheid

Artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen opent een bijzondere rechtsgang voor de beslechting van geschillen met betrekking tot de in rekening gebrachte kosten voor de aanmaning en voor de betekening van het dwangbevel. Tegen het in rekening brengen van de aanmaningskosten en de betekeningskosten van een per post betekend dwangbevel staat bezwaar open bij de ontvanger. Tegen het in rekening brengen van de betekeningskosten van een dwangbevel dat door de belastingdeurwaarder is betekend, staat administratief beroep open bij de ontvanger. Tegen de beslissing van de ontvanger staat beroep open bij de fiscale rechter. Geschillen over andere in rekening gebrachte vervolgingskosten dan die van de aanmaning en van de betekening van het dwangbevel, kunnen aan het oordeel van de rechter worden onderworpen door het instellen van verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.

 

Bezwaarfase en Awb

Op een bezwaarschrift tegen de in rekening gebrachte kosten van een aanmaning is de Awb van toepassing. De ontvanger beslist op een bezwaarschrift binnen zes weken na ontvangst daarvan, met de mogelijkheid tot verlenging. Voorts wordt opgemerkt dat als voorbeelden van gevallen waarin sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar de volgende worden genoemd: gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming aan het bezwaar is duidelijk in strijd met een wettelijk voorschrift of met gepubliceerd beleid; het bezwaar richt zich tegen een beslissing die geheel overeenkomt met bestaand - bijvoorbeeld door de rechter getoetst - beleid.

Administratief beroep bij de ontvanger

Als sprake is van administratief beroep bij de ontvanger is het tweede lid van deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

 

Uitstel van betaling

Op grond van artikel 6:16 Awb stuit indiening van een bezwaar- of beroepschrift niet de aanvang of de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de akte van vervolging. Indien om uitstel van betaling wordt verzocht is het beleid dat is verwoord in artikel 25, paragraaf 1 en 2, van overeenkomstige toepassing.

 

Niet in rekening brengen

In een aantal gevallen worden voor het uitbrengen van exploten geen vervolgingskosten in rekening gebracht. De bedoelde gevallen zijn:

  • herhaalde betekening van een dwangbevel;

  • (herhaalde) betekening van een dwangbevel uitsluitend ter stuiting van de verjaring;

  • betekening van een vordering;

  • betekening aan een minderjarige of onder curatele gestelde als bedoeld in artikel 13, § 1, vijfde lid, van deze leidraad, met dien verstande dat de eerste betekening wel, maar de tweede betekening (aan de wettelijke vertegenwoordiger) niet in rekening wordt gebracht;

  • betekening van een beslissing op een beroepschrift tegen de inbeslagneming van roerende zaken aan de derde die het beroepschrift heeft ingediend, de beslagene en - zo nodig - de bewaarder, al dan niet gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke opheffing van het beslag;

  • betekening van een proces-verbaal van overgang van de bewaring van beslagen roerende zaken, anders dan op verzoek of door toedoen van de belastingschuldige.

 

 

Niet-verwijtbaarheid

Als vervolgingskosten terecht in rekening zijn gebracht, dienen deze te worden voldaan. In uitzonderlijke situaties kan er echter aanleiding bestaan vervolgingskosten - hoezeer ook verschuldigd - te verminderen. Deze (strikt individueel te beoordelen) situaties doen zich alleen voor als de ontvanger van mening is dat het feit dat de belastingschuld niet tijdig is voldaan aan de belastingschuldige niet kan worden verweten en bovendien de invordering van vervolgingskosten - gezien de omstandigheden van het specifieke geval - onredelijk en onbillijk is.

Redenen voor niet-verwijtbaarheid kunnen zijn:

  • een verhuizing, waardoor de belastingschuldige niet op de hoogte was van de aanslag, terwijl hij wel datgene heeft gedaan dat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht om de gemeente in kennis te stellen van zijn nieuwe adres;

  • een ongeval, ernstige ziekte of overlijden van de belastingschuldige dan wel van degene die zijn belastingzaken behandelt, waardoor deze niet in staat kon worden geacht zijn verplichtingen te voldoen;

  • een onvoorzien vertrek wegens dringende omstandigheden, waarbij de persoonlijke aanwezigheid werd vereist en waardoor men geen kans heeft gehad een regeling te treffen, om de verplichtingen jegens de gemeente na te komen.

 

De ontvanger kan slechts naar aanleiding van een ingediend verzoekschrift tegen de in rekening gebrachte kosten in vorengenoemde situaties die kosten verminderen.

 

Versnelde invordering en zekerheidsbeslag

Indien invorderingsmaatregelen zijn getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de leidraad, worden de daaraan verbonden vervolgingskosten niet ten tijde van het treffen van de genoemde maatregelen in rekening gebracht, indien en voorzover de belastingschuldige op dat tijdstip nog niet in de gelegenheid is geweest om van zijn belastingschuld kennis te nemen en deze te voldoen.

De belastingschuldige wordt in elk geval geacht kennis te hebben genomen van zijn belastingschuld en ook in de gelegenheid te zijn geweest deze te voldoen, indien na de dag waarop het aanslagbiljet aan hem of - in het geval van rechtspersonen - aan zijn bestuurder is uitgereikt, twee werkdagen zijn verstreken. Na ommekomst van de in de vorige volzin genoemde termijn van twee dagen stelt de belastingdeurwaarder de vervolgingskosten vast bij voor beroep vatbare beschikking. De beschikking wordt aan de belastingschuldige bekend gemaakt. In de beschikking wordt er melding van gemaakt dat de kosten dadelijk en ineens invorderbaar zijn.

Er bestaat geen aanleiding de kosten, die zijn verbonden aan een zogenaamd zekerheidsbeslag, te verminderen. Een zekerheidsbeslag komt aan de orde, wanneer uitstel wordt verleend met als voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld en andere vormen van zekerheid niet mogelijk of wenselijk zijn.

 

Aansprakelijkgestelden

Met betrekking tot de door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten die het gevolg zijn van invorderingsmaatregelen die ten aanzien van de aansprakelijkgestelde zijn genomen is het gestelde in deze paragraaf van overeenkomstige toepassing.

 

Kwijtschelding niet mogelijk

Kwijtschelding is niet mogelijk wegens vermeende betalingsonmacht. Evenzo zal in die gevallen ook geen toezegging worden gedaan dat deze kosten niet zullen worden ingevorderd. Het vorenstaande laat onverlet dat kwijtschelding wordt verleend c.q. kosten buiten invordering worden gelaten wanneer de hoofdsom wordt kwijtgescholden c.q. buiten invordering gelaten. Hiervoor zij verwezen naar hetgeen is vermeld bij artikel 26 van deze leidraad.

Indien op dezelfde dag aan een belastingschuldige meerdere ten name van die belastingschuldige gestelde dwangbevelen worden betekend en die betekeningskosten in totaal als dan meer zouden bedragen dan € 6.807 worden niet meer betekeningskosten in rekening gebracht dan € 6.807. Met ingang van 1 februari 2004 dient voor € 6.807 te worden gelezen € 10.326.

 

 

Hoofdstuk XIII Oninbaar lijden van belastingschuld

 

Het college kan de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.

In daartoe aanleiding gevende gevallen en met inachtneming van dit hoofdstuk heeft het college de mogelijkheid een openstaande belastingaanslag oninbaar te lijden (zie artikel 255, vijfde lid, Gemeentewet).

 

Geen invorderingsmogelijkheden

Voordat het college van burgemeester en wethouders een openstaande belastingaanslag oninbaar lijdt, overtuigt hij zich er van dat er in Nederland of in het buitenland geen invorderingsmogelijkheden meer zijn. Het college lijdt dus een belastingaanslag pas oninbaar indien alle invorderingsmogelijkheden zijn afgerond dan wel redelijkerwijs achterwege kunnen blijven. In dit verband worden onder invorderingsmogelijkheden eveneens begrepen:

  • aansprakelijkstellingen die ertoe kunnen leiden dat de aanslag alsnog wordt voldaan:

  • het aanvragen van het faillissement van de belastingschuldige;

  • het uitwinnen van gestelde zekerheden;

  • paspoortsignalering.

 

Wanneer de ontvanger constateert dat een belastingschuldige in aanmerking kan komen voor kwijtschelding dient hij, voordat hij een belastingaanslag oninbaar lijdt te bevorderen dat de belastingschuldige een verzoek om kwijtschelding indient.

 

Verjaringstermijn

Voordat een belastingaanslag oninbaar wordt geleden gaat het college na of er aanleiding bestaat de verjaring als bedoeld in artikel 27 van de wet te stuiten of te (laten) schorsen indien het oninbaar te lijden bedrag € 453,- of meer bedraagt. Door stuiting of schorsing wordt bereikt dat de verjaringstermijn opnieuw gaat lopen dan wel wordt verlengd. Toekomstige uit te betalen bedragen kunnen daardoor gedurende door de ontvanger te bepalen tijd worden verrekend met de oninbaar te lijden schuld. Daarnaast blijft de invordering mogelijk bij een op dit moment niet traceerbare belastingschuldige of een belastingschuldige die in de toekomst wellicht in betere financiële omstandigheden zal komen te verkeren. Als het college van burgemeester en wethouders bekend is dat een uit te betalen bedrag binnen afzienbare tijd wordt verwacht, lijdt het college de openstaande belastingaanslag waarmee het uit te betalen bedrag kan worden verrekend uiteraard niet oninbaar.

 

Hoofdstuk XIV

 

Niet van toepassing.

 

Hoofdstuk XV Paspoortsignalering

 

In de artikelen 18 t/m 24 van de Paspoortwet is bepaald op welke gronden een reisdocument kan worden geweigerd of vervallen kan worden verklaard. In artikel 22, letter a, van de Paspoortwet is als grond tot weigering of vervallenverklaring opgenomen: 'Het nalatig zijn in het nakomen van zijn verplichting tot betaling van de verschuldigde belastingen en/of premies sociale verzekeringen terwijl het gegronde vermoeden bestaat dat de persoon die nalatig is in het nakomen van zijn verplichtingen zich door verblijf in het buitenland aan de wettelijke mogelijkheid tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken'. Van paspoortsignalering kan dus niet alleen gebruik worden gemaakt indien de belastingschuldige zich al in het buitenland heeft gevestigd, maar ook als er een gegrond vermoeden bestaat dat de belastingschuldige zich aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering zal (gaan) onttrekken.

Aan de mogelijkheid tot signalering stelt artikel 22 van de Paspoortwet twee eisen voordat tot het daadwerkelijk weigeren of vervallen verklaren van het reisdocument kan worden overgegaan:

  • a.

    Er moet duidelijk sprake zijn van nalatigheid in het nakomen van de verplichting tot betaling (bijvoorbeeld het niet bereid zijn een betalingsregeling te treffen). Het enkele bestaan van de schuld zonder dat gebleken is dat betrokkene de schuld niet wil voldoen, is dus niet voldoende. In dit verband wordt opgemerkt dat een signalering nimmer het karakter van een strafmaatregel mag krijgen. Als blijkt dat een belastingschuldige zijn schuld niet kan voldoen, blijft signalering achterwege. Evenmin wordt van deze maatregel gebruik gemaakt om een belastingschuldige langs deze weg te dwingen alsnog de voor de heffing benodigde gegevens aan de inspecteur te verstrekken.

  • b.

    Er moet sprake zijn van een gegrond vermoeden dat betrokkene zich door verblijf in het buitenland aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken.

 

Een dergelijk gegrond vermoeden zal moeten blijken uit gedragingen van de belastingschuldige zoals bijvoorbeeld verkoop van zijn woning en/of inboedel, het opzeggen van de huur of het niet opgeven van zijn woon- of verblijfplaats.

Tot slot wordt opgemerkt dat signalering door een gemeente uitsluitend plaatsvindt als er aanwijzingen zijn dat signalering tot succes kan leiden. Als de belastingschuldige bijvoorbeeld geen Nederlands paspoort nodig heeft, is signalering zinloos.

 

In de signalering kunnen worden begrepen alle belastingen verschuldigd aan het rijk, provincie, gemeente en waterschappen alsmede premies volksverzekeringen en de premies sociale verzekeringen waarvoor de bedrijfsverenigingen als uitvoeringsorgaan zijn aangewezen. Hoewel dit niet expliciet in artikel 22, letter a, van de Paspoortwet is vermeld, vallen ook heffingen, rechten, boeten, kosten en rente waarvan de heffing en inning is opgedragen aan het rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap onder de werking van dit artikel.

 

 

Voor welk bedrag signalering

Minimumbedrag

Omdat een gegrond vermoeden moet bestaan dat betrokkene door verblijf in het buitenland zich aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering wil onttrekken, is in beginsel geen begrenzing aan de omvang van de schuld gesteld.

Duidelijk is dat bij een geringe schuld moeilijk valt aan te tonen dat iemand zich voor een dergelijke geringe schuld aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering zal onttrekken. Daarnaast kan de noodzaak tot signalering per geval verschillen en is die noodzaak niet in de eerste plaats afhankelijk van de hoogte van de openstaande schuld. Het vorenstaande geeft in beginsel aanleiding geen verzoek om paspoortsignalering aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor te leggen als de totale materiële belastingschuld minder bedraagt dan € 5.000,-.

Zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat belastingaanslagen in de signalering worden begrepen waarvan de redelijke verschuldigdheid twijfelachtig is. Als gerede twijfel bestaat aan de juistheid van de belastingaanslag(en) - hetgeen zich met name zal voordoen bij ambtshalve vastgestelde belastingaanslagen - moet contact met de inspecteur worden opgenomen om zo mogelijk tot een nadere vaststelling van een meer redelijk geacht bedrag te komen. Het vorenstaande mag echter niet leiden tot een situatie dat de signalering van een belastingschuldige achterwege wordt gelaten in verband met het feit dat (uitsluitend) ambtshalve aanslagen zijn opgelegd. In die situatie is een indicatie van de inspecteur dat een deel van de belastingaanslag(en) in redelijkheid verschuldigd kan/kunnen worden geacht (tot een bedrag van, in beginsel, ten minste € 4.538,-) voldoende om een voorstel tot signalering in te dienen. In een eventuele door belastingschuldige in te stellen bezwaar- en beroepsprocedure na weigering van het reisdocument moet de materiële verschuldigdheid van de opgelegde belastingaanslag(en) kunnen worden onderbouwd.

De inspecteur dient dus een verklaring te kunnen overleggen waaruit blijkt dat de opgelegde belastingaanslag(en) in redelijkheid materieel verschuldigd kunnen worden geacht.

 

Gevolgen van de signalering

Opname in het register paspoortsignalering

De paspoortsignalering heeft tot gevolg dat het reisdocument van de gesignaleerde vervallen kan worden verklaard of een reisdocument kan worden geweigerd. Vervallenverklaring houdt in dat het reisdocument ongeldig is geworden en kan worden ingehouden door alle autoriteiten die daartoe bevoegd zijn. Weigering van een reisdocument houdt in dat negatief wordt beslist op een ingediend verzoek om de verstrekking van een reisdocument. Deze vorm van signalering wordt de passieve signalering genoemd.

 

Opname in het opsporingsregister

Naast de paspoortafgevende autoriteiten zijn ook de autoriteiten die zijn belast met de grensbewaking en de politie bevoegd tot inhouding van een reisdocument. Deze bevoegdheid maakt het mogelijk om, als aanvulling op het verzoek aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot opname van een belastingschuldige in het register paspoortsignaleringen, dit ministerie te verzoeken de minister van Justitie uit te nodigen de belastingschuldige op te nemen in het opsporingsregister ter onmiddellijke inhouding van het reisdocument. De opname in het opsporingsregister wordt aangeduid als actieve signalering. De actieve signalering is met name doeltreffend als de belastingschuldige regelmatig deelneemt aan het grensverkeer. Aangezien de Koninklijke Marechaussee als autoriteit belast met de grensbewaking ook bevoegd is tot het inhouden van het reisdocument bestaat de mogelijkheid dat het reisdocument van een belastingschuldige bij vertrek uit Nederland of terugkomst uit het buitenland wordt ingehouden. Het ingehouden reisdocument wordt vervolgens opgezonden aan de autoriteit die bevoegd is tot het verstrekken van een nieuw document. Die autoriteit zal op grond van de inhouding van het bestaande reisdocument in beginsel de aanvraag van een nieuw reisdocument weigeren.

De aanvraag van een nieuw reisdocument na signalering

Pas nadat de belastingschuldige aan wie een nieuw reisdocument moet worden geweigerd of van wie het bestaande reisdocument vervallen moet worden verklaard, is opgenomen in het register van gesignaleerde personen, kan hem een nieuw reisdocument worden geweigerd of het reisdocument dat hij in zijn bezit heeft worden ingehouden door de daartoe bevoegde autoriteiten. De procedure die wordt gevolgd bij de aanvraag van een nieuw reisdocument is afhankelijk van de vraag of de belastingschuldige al dan niet in een gemeente in Nederland staat ingeschreven of in het buitenland woont.

 

Belastingschuldige staat ingeschreven in een gemeente in Nederland

De burgemeesters zijn bevoegd tot weigering of vervallenverklaring van een reisdocument. De werkwijze die de burgemeester volgt bij de behandeling van een aanvraag van een gesignaleerde belastingschuldige is als volgt.

 

  • De burgemeester ontvangt een aanvraag tot verstrekking van een reisdocument. Hij gaat na of de aanvrager voorkomt in de lijst van gesignaleerde personen. Als dat het geval is, kan de burgemeester bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nagaan of de signalering nog van kracht is en nadere gegevens over de gesignaleerde belastingschuldige opvragen.

  • Binnen vier weken stuurt de burgemeester de gesignaleerde belastingschuldige bericht dat hij voornemens is de aanvraag te weigeren.

  • De belastingschuldige heeft dan de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    Hij reageert niet op de mededeling. In dat geval volgt binnen vier weken bericht van de weigering, tenzij de burgemeester vindt dat de gesignaleerde belastingschuldige door de weigering onevenredig wordt benadeeld. De burgemeester overlegt in dat geval met de ontvanger die om opname in het register paspoortsignaleringen heeft gevraagd en geeft het reisdocument terug of verstrekt een reisdocument met een beperkte geldigheidsduur of een reisdocument dat slechts voor een beperkt aantal landen kan worden gebruikt. De burgemeester licht vervolgens het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in en vermeldt daarbij het oordeel van de ontvanger over de beslissing tot teruggave van het reisdocument.

  • 2.

    De belastingschuldige verzoekt de burgemeester binnen twee weken na ontvangst van de mededeling om uitstel van de beslissing voor een periode van acht weken. De gesignaleerde belastingschuldige neemt vervolgens contact op met de ontvanger binnen wiens ambtsgebied zijn woonplaats ligt en probeert tot overeenstemming te komen over de afwikkeling van zijn belastingschuld. Nadat overeenstemming is bereikt, verstrekt de burgemeester uiterlijk binnen vier weken overeenkomstig de bereikte overeenstemming een reisdocument of geeft het vervallen verklaarde reisdocument terug. Zo nodig kan de geldigheidsduur en/of het aantal landen waarvoor het reisdocument kan worden gebruikt, worden beperkt. Beperking van de geldigheidsduur of het aantal landen zal met name plaatsvinden in de gevallen waarin de ontvanger zekerheid wenst dat de belastingschuldige de gedane toezeggingen ook nakomt.

 

Wanneer de belastingschuldige geen overeenstemming bereikt met de ontvanger hoeft de ontvanger de burgemeester niet in te lichten. Wanneer de burgemeester na het verstrijken van het verleende uitstel van acht weken geen bericht heeft ontvangen dat overeenstemming met de belastingschuldige is bereikt, zal hij binnen vier weken na het verstrijken van het verleende uitstel overgaan tot weigering van het reisdocument, tenzij hij vindt dat de gesignaleerde belastingschuldige daardoor onevenredig wordt benadeeld. In dat geval volgt de burgemeester de procedure die onder punt 1 is omschreven.

 

Belastingschuldige staat niet ingeschreven in een gemeente in Nederland

Wanneer de belastingschuldige niet staat ingeschreven in een gemeente in Nederland dan is de burgemeester van de gemeente Den Haag bevoegd een aanvraag voor een nieuw reisdocument in ontvangst te nemen. Laatstgenoemde zal eerst nagaan of de belastingschuldige wellicht in een gemeente in Nederland staat ingeschreven. Als dat niet het geval blijkt te zijn, neemt hij de aanvraag in behandeling waarbij dezelfde procedure wordt gevolgd als is omschreven in het vierde lid van deze paragraaf.

 

Belastingschuldige verblijft in het buitenland

Naast een aantal autoriteiten in Nederland zijn ook de hoofden van de consulaire posten in het buitenland bevoegd tot het verstrekken en inhouden van reisdocumenten. Bevoegd tot weigering of vervallenverklaring van reisdocumenten in het buitenland is het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Wanneer een gesignaleerde belastingschuldige in het buitenland verblijft en aldaar een verzoek doet tot verstrekking van een reisdocument, licht het consulaat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Vervolgens behandelt het ministerie van Buitenlandse Zaken de aanvraag op dezelfde wijze als is omschreven in het vierde lid van deze paragraaf.

 

Verstrekking van een reisdocument

Aan de gesignaleerde wordt altijd een reisdocument - al dan niet met beperkte geldigheidsduur - verstrekt c.q. mag hij het bestaande reisdocument behouden, als zich omstandigheden voordoen waarbij het privé-belang van de gesignaleerde prevaleert boven het belang van degene die om de signalering heeft verzocht. Het besluit toch een reisdocument te verstrekken kan de daartoe bevoegde autoriteit nemen ondanks het feit dat fiscaal bezwaar bestaat tegen de afgifte van een reisdocument. Hierbij wordt opgemerkt dat de ontvanger altijd dient in te stemmen met de afgifte van een reisdocument als dringende familieomstandigheden daartoe aanleiding geven, ondanks eventuele bezwaren welke overigens mochten bestaan.

Vervallenverklaring of weigering tot afgifte van een reisdocument

Vervallenverklaring of weigering tot afgifte van een reisdocument heeft voor de gesignaleerde verstrekkende gevolgen. Het betekent niet alleen dat hij in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt maar tevens dat hem in een aantal landen geen (nieuwe) werk- of verblijfsvergunning wordt verstrekt en de gesignaleerde dientengevolge verplicht is naar Nederland terug te komen. Zowel het besluit tot signalering van een belastingschuldige als het besluit bezwaar te maken tegen de afgifte van een reisdocument dient dus te geschieden op basis van een behoedzaam en selectief gevoerd beleid.

 

 

 

Verzet tegen de signalering

Rechtsmiddelen

De gesignaleerde belastingschuldige kan bij degenen die de beslissing tot weigering of vervallenverklaring heeft genomen een bezwaarschrift indienen tegen de beschikking tot weigering of vervallenverklaring. Tegen de afwijzende beslissing op een bezwaarschrift kan beroep worden ingesteld bij de administratieve rechter. In deze procedure kan niet de belastingaanslag worden getoetst, omdat daarvoor een afzonderlijke administratieve rechtsgang bestaat.

 

Vervallen van de signalering

Intrekking

Als 2 jaar zijn verstreken nadat de signalering heeft plaatsgevonden en niet uitdrukkelijk om handhaving van de signalering is gevraagd door de autoriteit die om de signalering heeft verzocht, worden de persoonsgegevens van de gesignaleerde belastingschuldige verwijderd uit het signaleringsregister.

Zolang de schuld niet is aangezuiverd en een positief resultaat nog niet is uitgesloten, wordt de signalering niet ingetrokken en wordt om handhaving van de signalering verzocht vóórdat de termijn van twee jaar is verstreken. Als de schuld is aangezuiverd, kwijtschelding is verleend of anderszins is teniet gegaan, stelt desbetreffende ontvanger het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarvan op de hoogte onder mededeling dat niet langer bezwaar bestaat tegen de afgifte van een reisdocument met normale geldigheidsduur. Naast het tenietgaan van de schuld bestaat ook de mogelijkheid dat de ontvanger constateert dat de gesignaleerde in omstandigheden is komen te verkeren die voldoening van de schuld uitsluiten. Ook kan de ontvanger daarvan op de hoogte worden gesteld door een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. Eveneens bestaat de mogelijkheid dat de hoop op een positief resultaat moet worden opgegeven omdat ondanks alle aangewende pogingen de gesignaleerde niet meer kan worden achterhaald. Ook in deze gevallen kan de ontvanger aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mededelen dat de bezwaren tegen de afgifte van een reisdocument met normale geldigheidsduur zijn opgeheven. De mededeling dat de signalering kan worden opgeheven heeft tot gevolg dat de persoonsgegevens van de gesignaleerde uit het register paspoortsignaleringen worden verwijderd, tenzij tevens op verzoek van andere instanties signalering heeft plaatsgevonden.

 

Hoofdstuk XVI

 

Niet van toepassing.

Hoofdstuk XVII

 

Niet van toepassing.

 

 

Lelystad, 15 december 2009

Het college van de gemeente Lelystad,

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage I  

Instructie voor het afsluiten van een betalingsregeling

Klant verzoekt om een betalingsregeling.

Eerst kijken of er een dwangbevel is uitgevaardigd of niet. Is dit het geval dan wordt er een andere procedure gevolgd.

Er is een dwangbevel uitgevaardigd:

  • 1.

    De aanbetaling (minimaal 25% van het openstaande bedrag van de belastingaanslag) in ontvangst nemen.

  • 2.

    Het invulformulier volledig laten invullen, inkomsten van zowel belastingplichtige als partner, het bedrag van de aanbetaling zelf hierop vermelden.

  • 3.

    De klant meedelen dat er dagelijks tussen 9.00 uur en 10.00 uur rechtstreeks contact met de deurwaarder kan worden opgenomen over een eventuele betalingsregeling.

  • 4.

    Invulformulier ter attentie van de deurwaarders sturen.

  • 5.

    Klant neemt contact op met deurwaarder en treft wel/geen betalingsregeling (voor de berekeningswijze zie punt 4 en 5 onder het kopje: “Er is geen dwangbevel uitgevaardigd”)

  • 6.

    Betalingsregeling wordt door deurwaarder op het invulformulier vermeld.

  • 7.

    Dwangbevel opzoeken en samen met het invulformulier opbergen in ordner betalingsregelingen deurwaarder.

  • 8.

    Periodiek maar minimaal maandelijks wordt gecontroleerd of de betalingsregelingen worden nagekomen.

  • 9.

    Wordt regeling niet nagekomen dan wordt alsnog een dwangbevel uitgevaardigd.

 

Er is géén dwangbevel uitgevaardigd: (regeling binnen acht maanden na dagtekening aanslag)

  • 1.

    Eerst een invulformulier laten invullen waarop vermeld moet worden waaruit de maandelijkse inkomsten, zowel van belastingplichtige als partner, bestaan en wie de werkgever of uitkerende instantie is. Zonder dit formulier wordt er geen betalingsregeling verstrekt.

  • 2.

    In de computer kijken in het subjectenscherm bij betalingsregeling of er al eerder voor deze klant betalingsregelingen zijn geweest en zo ja, of deze nagekomen zijn. STP betekent stopgezet en dit kan duiden op niet nagekomen regelingen. In dat geval wordt er geen nieuwe regeling verstrekt.

  • 3.

    In het financiële scherm moet gekeken worden hoe hoog de openstaande post is.

  • 4.

    Is dit nagekeken dan met de klant bespreken in hoeveel termijnen de regeling afgesloten kan worden; dit hangt af van het aantal resterende termijnen dat nog mogelijk is tot de volgende aanslag opgelegd wordt.

  • 5.

    Vervolgens de klant meedelen dat er meteen een eerste betaling gedaan moet worden (minimaal 25% van het openstaande bedrag van de belastingaanslag). Het hangt van de hoogte van de regeling af hoeveel dit ongeveer moet zijn. Bijvoorbeeld bij een regeling van € 700,-- kan niet als eerste aanbetaling € 25,-- afgesproken worden. Bijvoorbeeld: er resteren nog 5 termijnen; de regeling gaat uit van een aanbetaling van € 175,00 en de 4 resterende termijnen ieder € 131,25.

  • 6.

    Is hier duidelijkheid over dan kan er een regeling uitgeschreven worden die altijd ondertekend dient te worden door de klant.

  • 7.

    Vervolgens je eigen naam bovenaan de regeling zetten en indien er een fiat door een van de medewerkers van financiën is gegeven dan dient deze ook op de regeling vermeld te staan.

  • 8.

    Als de regeling helemaal opgemaakt en ondertekend is maak je er een kopie van en overhandig je deze aan de klant.

  • 9.

    Het origineel ter attentie van de behandelend ambtenaar sturen, die kan vervolgens de regeling invoeren in het systeem.