Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de horeca in Lelystad (Integraal Horecabeleid)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de horeca in Lelystad (Integraal Horecabeleid)
CiteertitelIntegraal Horecabeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Drank- en Horecawet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-1996bestaande beleidsregel

03-12-1996

Onbekend

Nr. B97.002451

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels met betrekking tot de horeca in Lelystad (Integraal Horecabeleid)

Collegebesluit

Nummer: B97.002451

 

Het college van de gemeente Lelystad,

 

Gelet op de Drank- en Horecawet

 

BESLUIT

 

De navolgende beleidsregel vast te stellen:

 

Integraal Horecabeleid

 

 

Inhoudsopgave

1. INLEIDING 3

 

1.1 ACHTERGROND EN AANLEIDING 3

1.2 DOELSTELLING 3

1.3 VRAAGSTELLING 3

1.4 DEFINITIE HORECA 4

1.5 AANPAK EN OPZET VAN DE NOTA 4

1.6 LEESWIJZER 5

2. RUIMTELIJK/ECONOMISCH 6

2.1 INLEIDING 6

2.2 HUIDIGE SITUATIE 6

2.3 UITGANGSPUNTEN/ DOELGROEPEN VOOR TOEKOMSTIG BELEID 9

2.4 HUIDIG BELEID 10

2.5 BEOORDELING HUIDIG BELEID 10

2.6 VISIE OP DE GEWENSTE HORECA-STRUCTUUR 10

2.6.1 INLEIDING 10

2.6.2 CONCENTRATIEGEBIED STADSHART 11

2.6.3 CONCENTRATIEGEBIED KUST 14

2.6.4 OVERIGE GEBIEDEN 15

2.7 INSTRUMENTEN 17

3. MILIEU 21

3.1 INLEIDING 21

3.2 GELUIDHINDER 21

3.3 GEURHINDER 23

3.4 INDIRECTE HINDER 23

4. 0PENBARE ORDE 25

4.1 INLEIDING 25

4.2 TERRASSEN 25

4.3 SLUITINGSTIJDEN 27

4.4 EVENEMENTEN 30

4.5 OVERLAST 31

5. VOLKSGEZONDHEID EN REG ELG EVING 36

5.1 INLEIDING 36

5.2 DRUGS 36

5.3 ALCOHOL 36

5.4 SPEELAUTOMATEN 38

5.5 PARACOMMERCIALISME 40

6. COMMUNICATlE 41

6.1 INLEIDING 41

6.2 COMMUNICATIEPROCES 41

7. UITOEVRINGSPROGRAMMA 43

7.1 INLEIDING 43

7.2 U!TVOERINGSPROJECTEN 43

 

1 Inleiding

 

1.1 Achtergrond en aanleiding

 

Reeds in 1996 is in het periodieke overleg tussen de horeca in Lelystad (KHNaL) en het gemeentebestuur afgesproken dat er een integrale horecabeleidsnota moet worden opgesteld voor de horeca in Lelystad. De behoefte hieraan kwam voort uit enerzijds de huidige sectorale benadering; voor ieder facet van de horeca wordt op dit moment een apart beleid geformuleerd, waarbij ook de uitvoering niet of onvoldoende op elkaar is afgestemd. Anderzijds is uit een tweetal onderzoeken naar de horeca in Lelystad gebleken1 dat het huidige aanbod onvoldoende aansluit op de vraag. Tevens is in het in 1998 opgestelde Toeristisch Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) gesteld dat ook het toeristisch/recreatieve aanbod in Lelystad baad heeft bij een sterke horeca-sector. Naast deze wellicht wat negatieve insteek, moet het oog bij het tot stand komen van deze integrale horecanota, vooral gericht zijn op de toekomst. Dit houdt in dat gestreefd wordt naar afstemming tussen alle bij horeca betrokken partijen. Het streven is nu om te komen tot een geïntegreerd gemeentelijk horecabeleid, waarin de (ruimtelijk-) economische ontwikkelingsmogelijkheden, de horecaregelgeving en handhaving, de milieuaspecten en de communicatie met belanghebbenden aandachtsvelden zijn.

 

1.2 Doelstelling

De centrale doelstelling van een integraal horecabeleid in Lelystad is:

 

"het verbeteren van de kwaliteit en attractiviteit van de horeca in Lelystad ten behoeve van de stad als geheel als wel ten behoeve van de horecasector in Lelystad"

 

De kwaliteit van de horeca valt uiteen in een viertal aspecten, te weten:

  • 1.

    een goede ruimtelijke kwaliteit;

  • 2.

    een goede kwaliteit van de horeca-sector zelf;

  • 3.

    een horeca-structuur zonder milieu-overlast;

  • 4.

    een horeca-structuur zonder verstoring van de openbare orde en overlastsituaties.

Meer specifiek houdt bovenstaande doelstelling in dat er een samenhangend beleid wordt ontwikkeld en tot uitvoering wordt gebracht op zo mogelijk alle terreinen de horeca betreffende, zoals ruimtelijke ordening, milieu, openbare orde/ veiligheids-, welzijns- en volksgezondsheidsaspecten.

 

1.3 Vraagstelling

 

Op basis van bovenstaande aanleiding en doelstelling kunnen de volgende hoofd-onder­ zoeksvragen geformuleerd worden, uitgewerkt naar een viertal deelterreinen:

 

  • Welke ruimtelijke structuur van horecavoorzieningen moet voor de toekomst worden nagestreefd, gelet op ontwikkelingsmogelijkheden voor de horecasector en de bijdrage die de horecasector kan leveren aan het stadshart en overige delen van de stad, waarbij de conflicten met andere functies minimaal zijn dan wel de ondersteuning optimaal is en wat is de uitbreidingsruimte van de Lelystadse horeca gelet op de verwachte bevolkingstoename en stijging van koopkracht door het bouwen van woningen voor met name de bovenmodale niet-Lelystedeling.

  • Welke instrumenten moeten (en kunnen) er door de diverse betrokken partijen worden ingezet om tot een zo optimaal mogelijke structuur te komen.

  • Op welke wijze kan het werk-, woon- en leefklimaat in het stadscentrum worden verbeterd in samenhang met een verbetering van de kwaliteit van de horeca.

  • Op welke manier kan gekomen worden tot een integraal beleid ten aanzien van de afstemming en uitvoering alle op het gebied van regelgeving voor de horeca.

 

1.4 Definitie horeca

 

Onder horeca vallen een groot aantal bedrijfstypen. In deze nota wordt zoveel mogelijk de indeling aangehouden van het Bedrijfschap Horeca (zie tabel 1). Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat het onderscheid tussen de verschillende vormen van horeca echter steeds minder hard omdat er talloze nieuwe combinatievormen ontstaan binnen de horeca (eet-café of een coffee-bar in een winkel). leder afbakening en definiëring van het begrip horeca is dan ook snel aan veroudering onderhevig.

 

Tabel 1 Indeling Horeca in 6 hoofdgroepen

1.5Aanpak en opzet van de nota

 

Er is naar gestreefd een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen van ervaringen en knelpunten die betrokkenen, in de meest brede zin, omtrent de horeca beleven. Hiertoe zijn een tweetal werkgroepen geformeerd. Een werkgroep "Ruimtelijke structuur en milieu" waarin de ruimtelijke spreiding en de randvoorwaarden vanuit milieu-oogpunt ten aanzien van horeca zijn behandeld. En een werkgroep "Openbare orde" waarin onder ander veiligheidsaspecten, speelautomaten, verslavingszorg e.d aan de orde zijn gekomen. In de werkgroepen hebben zowel ambtelijke vertegenwoordigers van de relevante vakafdelingen, als externe partijen zitting gehad. Op een tweetal momenten is een "tussenprodukt" van de werkgroepen teruggekoppeld aan een kerngroep. Het doel van deze kerngroep was om de voortgang van de twee werkgroepen te bewaken en waar nodig zaken op elkaar af te stemmen. In deze kerngroep hadden naast de ambtelijke vertegenwoordigers uit de werkgroepen ook de belangrijkste externe partijen zitting (o.a. vertegenwoordigers van café-eigenaren, Koninklijke Horeca Nederland, Heineken Nederland en de politie).

 

Naast de benodigde informatie uit bovengenoemde werkgroepen is ook informatie aangeleverd door een extern-advies bureau. Het bureau O & P onderzoek en advies heeft voor de gemeente Lelystad een Distributief Planologisch Onderzoek gedaan en heeft daarin tevens de uitbreidingsruimte van de Lelystadse horeca berekend en aangegeven in welke ruimtelijke structuur deze horeca het best tot zijn recht komt. Deze gegevens zijn, deels in aangepaste vorm, overgenomen in onderhavige horecanota.

 

Qua werkwijze is aansluiting gezocht bij de opzet zoals verwoord in het 'Adviesmodel voor geïntegreerd gemeentelijk horecabeleid van het Ministerie van Economische Zaken en de VNG. Dit betekent dat voor elk aspect van de horeca de volgende volgorde wordt aangehouden:

 

  • een (korte) inventarisatie van de huidige situatie en eventueel huidige beleid;

  • een beoordeling van de situatie en het beleid;

  • voorstellen voor verbetering.

  •  

Alleen voor het onderdeel "Ruimtelijke ordening" is in plaats van een voorstel, een visie op de gewenste horecastructuur beschreven.

 

1.6leeswijzer

 

In dit eerste hoofdstuk zijn aanleiding, doel en achtergronden van het integrale horecabeleid uiteengezet. In hoofdstuk 2 komt de gewenste ruimtelijk-economische structuur van de horeca aan de orde. Belangrijke items uit dit hoofdstuk zijn: uitbreidingsruimte, doelgroepen en benodigde instrumenten ter realisatie van de wenselijke structuur. In hoofdstuk 3 wordt beschreven welke randvoorwaarden er vanuit milieu-technisch oogpunt kunnen worden gesteld aan horecagelegenheden (geluid, stank). Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de eisen beschreven die voortvloeien uit de Algemene Plaatselijke Verordening. Het gaat dan om diverse vormen van overlast en het terrassen- en sluitingstijdenbeleid. Tevens wordt beschreven in hoeverre het beleid gehandhaafd kan blijven. Ook wordt in dit hoofdstuk beschreven hoe moet worden omgegaan met het organiseren van evenementen waar de horeca nauw bij betrokken is. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op diverse aspecten die van invloed zijn op de volksgezondheid. Hoe moet worden omgegaan met coffee-shops, het verstrekken van alcoholische dranken en gokverslaving. Tevens wordt in de hoofdstuk aandacht besteed aan vormen van oneerlijke concurrentie voor de Lelystadse horeca. In hoofdstuk 6 komt aan de orde in hoeverre de communicatielijnen tussen de horeca in Lelystad functioneren in en hoeverre deze verbetering behoeven.

Tenslotte worden in hoofdstuk 7 de maatregelen/ projecten op een rij gezet die moeten worden uitgevoerd ter realisering van het in deze nota verwoorde beleid. Hierbij wordt zoveel mogelijk getracht om aan te geven wie verantwoordelijk is, wat de prioriteit is en wat de doelstelling van het project is.

 

2. Ruimtelijk/economisch

2.1Inleiding

 

In dit tweede hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijk/ economisch functioneren van de Lelystadse horeca. Na een inventarisatie van de huidige situatie en het vigerende beleid ten aanzien van horeca volgt een visie op de gewenste horeca-structuur in Lelystad.

 

2.2Huidige situatie

 

In twee onlangs uitgevoerde onderzoeken naar de horeca in Lelystad is de huidige horecasituatie uitvoerig geïnventariseerd. Het resultaat van deze inventarisatie is vastgelegd in twee separate rapportages ("The Missing Drink" en "B(l)oeiend Lelystad"). In deze paragraaf wordt kort ingegaan op het huidige ruimtelijk-economisch functioneren van de horecasector in Lelystad. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen omvang, segmenten, ruimtelijke structuur/locaties en consumenten.

 

Omvang en segmenten

Uit een vergelijking van het horeca-aanbod in Lelystad met steden die een vergelijkbaar inwoneraantal hebben komt naar voren dat Lelystad een zeer laag aantal horecagelegen­ heden heeft. Van de 92 referentie-steden herbergt alleen Nieuwegein minder vestigingen dan in Lelystad. Als we kijken naar het totale oppervlakte horeca-areaal dan komt Lelystad zelfs als laatste uit de bus. We kunnen dus concluderen dat het horeca-aanbod in Lelystad benedengemiddeld is.

 

Het achterblijvende aanbod kan niet verklaard worden door een kwantitatief sterk horeca­ aanbod in omringende gemeenten. Ook in omringende gemeenten wordt nergens het Nederlands gemiddelde van 28,5 horecagelegenheden per 10.000 inwoners gehaald. In theorie zou de Lelystadse horeca een regio-functie moeten kunnen vervullen gezien het geringe horeca-aanbod in de omringende gemeenten. Deze "verzorgingsfunctie" wordt op dit moment niet vervuld; mogelijk is het kwaliteitsniveau van de horeca in Lelystad ontoereikend om de burger uit omringende gemeenten aan te trekken.

 

Van de verschillende soorten horeca zijn vooral de drankverstrekkers sterk in aantal ondervertegenwoordigd. Het aanbod van maaltijdverstrekkers wijkt kwantitatief niet sterk af van de overige steden. Kwalitatief gezien bevinden vrijwel alle horecavestigingen zich in het lage of middensegment. De daghoreca is redelijk goed ontwikkeld, maar de avondhoreca is zwak vertegenwoordigd. Met name het aanbod van drankverstrekkers (cafés) bevindt zich zowel kwantitatief als kwalitatief onder het gemiddelde.

 

Structuur/ locaties

Wanneer men de ruimtelijke situering van de horecagelegenheden in Lelystad beschouwt, valt op dat er relatief weinig gelegenheden in het stadscentrum3 gevestigd zijn. Maar 46 van de 110 gelegenheden (42%) bevinden zich in het stadscentrum. Dit kan als tamelijk uniek gezien worden. Ruim de helft van de gelegenheden bevinden zich buiten dit gebied en bestaan voor een groot deel uit horeca bij (sport)verenigingen, bedrijfsrestaurants etc. Daarnaast is er op veel plaatsen in Lelystad buurtgerichte horeca (café of snackbar) of solitaire horeca met een autonome trekkracht (restaurant).

 

Horeca in het stadshart en Centrale zone

De horeca is momenteel sterk verspreid over de diverse locaties in het centrum. Behalve op het Horecapleintje is nergens sprake van een echte clustering van horecabedrijven.

Nergens is sprake van een gebied waarin alle horecasectoren vertegenwoordigd zijn. Door deze verspreide ligging van de horecabedrijven wordt vrijwel niet van elkaars aanwezigheid geprofiteerd. Evenals bij detailhandel, geldt bij horeca dat een ruim en gedifferentieerd aanbod leidt tot extra aantrekkingskracht, een langere verblijfsduur en meer bestedingen. D&P stelt in haar rapport tevens dat voor een succesvol uitgaansgebied een kritische massa van 4500 tot 5000 m2 vvo aaneengesloten aanbod incl. enkele trekkers (bijvoorbeeld bioscoop, schouwburg etc.) noodzakelijk zijn voor een succesvol uitgaansgebied (gebleken uit een analyse van succesvolle uitgaansgebieden).

 

Horeca-aanbod in Lelystad en vergelijkbare steden

Toelichting tabel

1: Provincie-hoofdsteden

2: Toeristische steden

3: New Towns/ Groeisteden

4: Inwoneraantal vergelijkbaar met Lelystad

 

Consumenten

Aan de vraagzijde zijn leeftijd en inkomen belangrijke variabelen. Over het algemeen is het zo dat jonge huishoudens bijna 7 procent van hun inkomen besteden in de horeca. Dit neemt af tot 2,5 procent bij zestig-plus huishoudens. Naar mate men meer verdiend, besteedt men in absolute zin meer in de horeca. De lage inkomensgroepen besteden relatief veel aan dranken, de hogere inkomensgroepen besteden relatief veel aan (het afhalen van) maaltijden4.

 

Bovenstaande beschouwende kan de krappe vertegenwoordiging van de horecasector niet verklaard worden door de bevolkingsopbouw van Lelystad. Gezien de relatief jonge bevolking van de stad zou eerder een ruimer horeca-aanbod verwacht mogen worden. Met name de drankverstrekkende bedrijven, waar over het algemeen jongeren gebruik van maken, zijn relatief schaars in Lelystad. Dit is dus precies tegen de verhoudingen in. De relatieve ondervertegenwoordiging van de, relatief kapitaalkrachtige leeftijdsgroepen in Lelystad zou kunnen verklaren waarom er minder maaltijdverstrekkende bedrijven aanwezig zijn in Lelystad.

 

Lelystad kent op dit moment slechts in geringe mate een uitgaanscultuur. De bevolking geeft te kennen dat men behoefte heeft aan een ruimer, gevarieerder en kwalitatief hoogwaardiger aanbod van horecagelegenheden; met name in de avondhoreca en drankverstrekkers. Uit de twee onderzoeken van de onderwijsinstellingen blijkt dat men vooral behoefte heeft aan aantrekkelijkere, gezelligere uitgaanslocaties met een goed verblijfsklimaat en met een duidelijke concentratie van horecagelegenheden.

 

Het grootste gedeelte van de bevolking maakt wel eens gebruik van de horecagelegenheden in Lelystad; de meerderheid van de bevolking blijkt echter geen cafés te bezoeken. Een gedeelte van de bevolking (variërend van 7% van de 16-19 jarigen tot 54% van de 65 plussers) bezoekt zelfs helemaal geen horecagelegenheden, omdat men er geen behoefte aan heeft. Er is echter ook een groep die wel belangstelling heeft voor horecabezoek, maar die hiervoor bij voorkeur andere gemeenten bezoekt (voornamelijk Dronten en Amsterdam). De redenen die hiervoor worden aangegeven zijn dat men sfeer en gezelligheid mist en dat het bestaande aanbod te beperkt is. De jong-volwassenen en wat ouderen zouden graag wat gezelligere cafés in het midden­ segment willen bezoeken; ook is er vraag naar wat meer variatie in de restaurants in het middensegment. Jongeren hebben meer behoefte aan aanbod in het lagere prijssegment, met name cafés.

 

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het horeca-aanbod in Lelystad vanuit kwantitatief oogpunt aan de kleine kant is. Een duidelijke concentratie of clustering van horeca ontbreekt. waardoor geen sprake is van een duidelijk uitgaansgebied. Evenals bij een winkelgebied, geldt bij horeca dat een ruim en gedifferentieerd aanbod (keuze) leidt tot extra (regionale) aantrekkingskracht, een langere verblijfsduur en meer bestedingen. De verspreid liggende horecabedrijven profiteren nu onvoldoende van elkaars aanwezigheid. In feite is sprake van een grote verzameling solitair opererende bedrijven. Meer keuzemogelijkheden ('kritische massa'), het opheffen van een aantal lacunes in de ruimtelijke structuur en een aantrekkelijker ambiance lijken hier de belangrijkste voorwaarden voor meer succes. Verder lijkt het huidige horeca-aanbod maar ten dele aan te sluiten op de bestaande vraag. Naast de lagere- en midden-inkomensgroepen komt er ook steeds meer een aanzienlijk hoger segment in Lelystad (zeker in het licht van toekomstige woningbouw, waarbij de gemeente zich richt op de extern koopkrachtige markt). Om deze bewoners vertier te bieden in Lelystad is een uitbreiding in het hogere marktsegment gewenst.

 

Duidelijk is dat er voldoende kansen bestaan om de horeca-sector kwalitatief te versterken. De potenties zijn gelegen in een beheerste uitbreiding, als wel in kwaliteitsverbetering en het bewerkstelligen van een betere structuur van de horeca (clustering en concentratie). Potenties die vanuit de markt aanwezig zijn, dienen zorgvuldig te worden gericht op een beperkt aantal horeca-locaties. Alleen op deze manier kunnen herkenbare horecaclusters ontstaan met voldoende (regionale) aantrekkingskracht. Bij het aanwijzen van horeca­ locaties dient vooral gelet te worden op onderlinge synergie en wisselwerking met andere functies in de omgeving.

 

Samenvattend kan gesteld worden dat de mogelijkheid bestaat om het uitgaand publiek meer te binden aan de horeca in Lelystad. Gezien het marktpotentieel is er uitbreidingsruimte in het middensegment (doelgroep jongvolwassenen en ouderen) en lagere segment (m.n. jongeren). Daarnaast komt er steeds meer draagvlak voor horeca uit het hogere kwaliteitssegment gezien de woningmarkt die wordt beoogd in toekomstige woningbouw­ plannen.

 

2.3Uitgangspunten/ doelgroepen voor toekomstig beleid

 

Uitgangspunten

Op basis van bovenstaande beschrijving van de huidige situatie, kunnen een aantal uitgangspunten geformuleerd worden die van belang zijn bij de beleidsformulering ten aanzien van de toekomstige horecastructuur.

 

  • De horeca in Lelystad moet geconcentreerd worden rond één of meerdere locaties, zodat voor het publiek een aantrekkelijk en herkenbaar verblijfsklimaat ontstaat. De benodigde kritische massa van ongeveer 4500 a 5000 m2, voor een succesvol uitgaansgebied, moet daarbij als uitgangspunt gelden;

  • Er moet meer diversiteit gecreëerd worden in de horeca in Lelystad, gericht op de verschillende (hieronder beschreven) doelgroepen;

  • Bij het formuleren van een visie op de gewenste horecastructuur moet rekening gehouden worden met de randvoorwaarden zoals die gesteld worden vanuit het oogpunt van milieu en openbare orde zodat het leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast.

 

Doelgroepen

Voor toekomstig beleid kunnen een aantal kansrijke doelgroepen geformuleerd worden:

  • Jongeren uit Lelystad en jongeren uit de regio. Deze groep is in Lelystad zeer sterk vertegenwoordigd en geeft te kennen dat er voor hen weinig mogelijkheden zijn voor horecabezoek binnen Lelystad. Daarnaast worden op dit moment onvoldoende jongeren van elders aangetrokken door de Lelystadse horeca.

  • Theater-bezoekers. Op dit moment is er nauwelijks aanbod in de horeca dat qua uitstraling en ambiance aansluit bij deze groep. in principe liggen er mogelijkheden om deze bezoekers langer 'binnen Lelystad' te houden. Er moet hierbij vooral gedacht worden aan eetgelegenheden en eigentijdse cafés zodat koppeling met een theaterbezoek mogelijk wordt.

  • Bedrijven/ werkenden. De economische structuur van Lelystad leunt momenteel sterk op de dienstensector. Voor deze sector is het horeca-aanbod thans zeer beperkt. Er liggen kansen voor aanbieders van 'betere' zakelijke lunches en diners. Daarnaast kan ingespeeld worden op de commercieel gezien interessante markt van het 'borrelen na het werk'. De bestedingen vinden plaats in een relatief korte tijd aan het begin van de avond.

  • Middelbare leeftijdsgroepen uit Lelystad en omliggende plaatsen. Voor deze divers opgebouwde leeftijdsgroep liggen de kansen vooral in de winkelondersteunende horeca (lunchroom, terrassen), eetgelegenheden met een goede kwaliteit voor een redelijke prijs en eigentijdse en toegankelijke cafés.

  • Toeristen die Lelystad bezoeken. Deze doelgroep moet zo lang mogelijk in Lelystad 'vast' worden gehouden. Ontwikkelingen in de nabije toekomst (o.a. Factory Outlet Village) vragen om aanvullende en ondersteunende horecavestigingen. De kansen liggen vooral in de restaurant en fast-food sfeer.

 

2.4Huidig beleid

 

Op dit moment ontbreekt een gericht horecabeleid ten aanzien van de ruimtelijke spreiding van horeca-gelegenheden over de stad. Uit een inventarisatie van vigerende bestemmingsplannen blijkt dat horeca binnen vrijwel alle bestemmingen in de binnenstad mogelijk is. Binnen het merendeel van de vigerende bestemmingen gelden echter wel bepaalde voorwaarden waaronder vestiging mogelijk is (bijvoorbeeld alleen in de eerste bouwlaag). Op de grond waar Hotel-Mercure staat rust als enige grond binnen het stadshart expliciet de bestemming "Horeca".

 

In verschillende bestemmingsplannen zijn de mogelijkheden om elders in Lelystad horecabedrijven te vestigen vastgelegd. Buiten het centrum bestaat hiertoe de mogelijkheid in de verschillende buurtcentra en op beperkte schaal in Lelystad-haven. Daarnaast is buiten het stadscentrum horecavestiging mogelijk op de plaats die wordt aangeduid als het "Horecapleintje". Feitelijk is deze horecaconcentratie ontstaan omdat het bestemmingsplan vanaf het begin de mogelijkheid hiervoor bood. Oorspronkelijk was deze lokatie bedoeld voor winkelvestiging.

 

2.5Beoordeling huidig beleid

 

Vastgesteld kan worden dat het huidige ruimtelijke beleid van de gemeente enerzijds ruimte biedt voor vestiging- c.q. uitbreiding van deze bedrijfstak maar anderzijds geen instrument is om de horecaontwikkeling enigszins te sturen (geen middel om 'echte' concentratiegebieden te realiseren).

 

Door in het bestemmingsplan goed vast te leggen waar horeca mag komen en door het nemen van diverse zogenaamde 'stimuleringsmaatregelen' (zie paragraaf 2.6) kan de gemeente sturing geven aan de gewenste ruimtelijke spreiding van de horeca over de stad.

 

2.6Visie op de gewenste horeca-structuur

 

2.6.1Inleiding

Als basis voor het te voeren ruimtelijk beleid ten aanzien van horeca wordt uitgegaan van de bestaande aanbodstructuur waarbij de hierboven opgestelde uitgangspunten en doelgroepen als richtinggevend gelden. Daarnaast worden de richtinggevende uitspraken in de Plannen van Aanpak (van projectbureau Vliegwiel) en de mede op deze plannen gebaseerde structuurvisie voor het Stadshart en Centrale Zone en de structuurvisie Kust nadrukkelijk bij de beleidsvorming ten aanzien van horeca betrokken. Tevens worden de uitkomsten van het DPO uitgevoerd door adviesbureau D&P, soms in aangepaste vorm, overgenomen in deze nota.

 

Duidelijk is dat een concentratie rond één of meerdere locaties gewenst is. Door eenduidige gebiedsgerichte keuzes te maken kan de horeca gestimuleerd worden in gebieden die hiervoor geschikt zijn. Alleen al door deze benadering komen andere gebieden, waarin horeca minder gewenst is, in een nadeliger positie. Hierbij dient men zich wel te realiseren dat de snelheid waarmee de gewenste horecastructuur gerealiseerd wordt afhangt van de mate waarin stimulering respectievelijk ontmoediging actief ondersteund wordt door flankerend beleid en regelgeving (bijvoorbeeld milieu en vergunningen etc.).

 

Deelgebieden op stadsniveau

Voorgesteld wordt om op stadsniveau een tweetal gebieden aan te wijzen als horeca­ concentratiegebied. Dit zijn het stadshart met een gezellig uitgaansgebied en winkel­ ondersteunende horeca. Daarnaast zal aan de kust plaats moeten zijn voor horeca-vestiging aanvullend op de hier voorgestelde toeristische voorzieningen. Dit zal dan meer aan recreatie gerelateerde horeca moeten zijn, in de vorm van restaurants e.d. Buiten deze twee concentratie-gebieden moet terughoudend met nieuwvestiging van horeca worden omgegaan. Dit betekent overigens niet dat er buiten de twee concentratiegebieden geen horeca mag voorkomen. Omdat horeca ook een belangrijke sociale functie vervult moet in de buurtcentra ruimte blijven voor een buurtcafé/ snackbar. Solitaire horecavestigingen buiten de buurtcentra dienen te worden beperkt. Een uitzondering hierop vormen bepaalde vormen van "overige drankverstrekkers" zoals zalen en partycentra. Een incidentele vestiging van dergelijke horeca kan onder bepaalde omstandigheden buiten de concentratie­ gebieden plaatsvinden. In de hierna volgende paragrafen worden de verschillende concentratie-gebieden nader toegelicht.

 

2.6.2Concentratiegebied stadshart

Behalve op stadsniveau kunnen ook binnen de concentratiegebieden zelf gebieden onderscheiden worden waarbinnen horeca nader geclusterd moet worden. Voor het stadscentrum van Lelystad wordt, in het verlengde van het Plan van aanpak Stadshart en Centrale zone, voorgesteld om te komen tot een drietal deelgebieden waar horecavestiging plaats kan vinden. De drie gebieden hebben elk hun eigen bezoekmotief, bezoekmoment en doelgroep. Alle gebieden hebben elk hun eigen plaats in het stadshart, daarbij aansluitend bij de andere aanwezige functies, stedenbouwkundige structuur, verkeerssituatie e.d. De gebieden tezamen vormen de ruimtelijke hoofdstructuur voor de horeca in het stadshart. Bij elk gebied wordt tevens aangegeven wat de omvang en uitbreidingsruimte is in het betreffende gebied, gebaseerd op het onderzoek van D&P. D&P heeft in haar onderzoek voor een aantal scenario's (61.000, 70.000 en 80.000 inwoners) de uitbreidingsruimte in de Lelystadse horeca berekend. Daarnaast is aangegeven op welke locaties de horeca zich de komende jaren moet ontwikkelen. Hieronder is per locatie aangegeven wat de uitbreidingsruimte is bij 70.000 inwoners (=basisscenario en D&P rapport). Er is voor 70.000 inwoners gekozen omdat dit bij de huidige groeicijfers het meest reële scenario is voor de bevolkingsomvang over pakweg 10 jaar. Duidelijk moet zijn dat 80.000 inwoners de doelstelling blijft en dat 70.000 inwoners slechts een tussenstap is.

 

  • Gebied 1: Horecaconcentratiegebied Agorahof

Dit is het deel van het stadscentrum wat ligt aan het Agorahof. Hier dient uitsluitend nog plaats te zijn voor een combinatie van cultuur, horeca en leisure voor zowel de jongere als oudere consument. Dit concentratiegebied moet hét horeca en leisure uitgaansgebied van Lelystad worden. De concentratie van horecagelegenheden die op deze plaats worden beoogd dient in te spelen op een tweetal kansrijke doelgroepen. Het gaat hierbij en enerzijds om de zakelijke markt die op dit moment onvoldoende bediend wordt en anderzijds om jongere en middelbare leeftijdsgroepen die winkel, theater of bioscoopbezoek willen combineren met een bezoek aan een horeca-gelegenheid in een plezierige ambiance.

 

Product/ formule: combinatie Urban entertainment/ Night'- entertainment

Horeca en uitgaan voorziend in een behoefte aan cultuur, uit eten gaan, feesten/ recepties, vergaderen/ meetings etc. bestaand uit een partycentrum, zalencomplex, themarestaurants, grand-café en terrassen in aansluiting op reeds aanwezige en verbeterde schouwburg en hotel zal op deze locatie een plaats moeten vinden. Van de aanwezige panden, gelegen aan het plein, zal het merendeel moeten worden ingevuld met horeca. Door de ligging van het Agorahof t.o.v. het kernwinkelgebied kan er een optimale synergie plaatsvinden tussen winkelen en horecabezoek zonder dat beide functies elkaar in de weg zitten.

 

Vooralsnog komt het stadshart niet in aanmerking voor vestiging van discotheekachtige voorzieningen. Duidelijk moet wel zijn dat een dergelijke voorziening mist in Lelystad. In de nabije toekomst wordt dan ook nadrukkelijk gezocht naar geschikte locaties in Lelystad voor dergelijke voorzieningen met inachtneming van alle belangen.

Omvang:

2000 m2 (bovenop het bestaande aanbod en exclusief nieuwe schouwburg) waaronder een party/ zalencentrum en daarnaast diverse restaurants/ grand-cafés etc. In de eindsituatie zal in ieder geval de kritische massa als ondergrens (4.500 tot 5000 m2 voor een aantrekkelijk uitgaansgebied) moeten worden gehanteerd.

 

  • Gebied 2: Horecaconcentratiegebied Stadhuisplein

Bij een groei van de bevolking naar 80.000 inwoners en een toename van de koopkracht zal aanbod en kwaliteit van het winkelaanbod toenemen. Ter completering van het aanbod en ook om de regionale trekkracht te vergroten zal het ondersteunende horeca-aanbod hierop moeten aansluiten. Het huidige aanbod van daghoreca en terrassen is bescheiden van omvang en daarnaast weinig divers. Ook de kwaliteit van het aanbod laat, gezien de kleinschaligheid en de vestiging in veelal kioskachtige panden met weinig uitstraling, te wensen over.

 

Op dit centraal in het stadshart gelegen plein moet het accent op daghoreca liggen maar ook 's avonds moet het plein een (terras)functie vervullen (uiteraard aan regels gekoppeld). Het plein moet tevens een verblijfsfunctie krijgen met een daarbij passende hoogwaardige inrichting. Op dit plein bevinden zich zomers terrassen.

 

Om het stadhuisplein tot een hoogwaardig verblijfsgebied te ontwikkelen moet de horecafunctie versterkt worden. De gewenste horecagelegenheden zijn cafés (met terras), lunchrooms en cafetaria's. De nadruk moet komen te liggen op horecagelegenheden die zowel overdag als s'avonds open zijn en het Stadhuisplein tot een gebied maken waar het 'gezellig verblijven' is. Overdag vorm het Stadhuisplein een welkome afwisseling van de winkelfunctie waar de bezoekers gezellig kunnen zitten en even wat kunnen nuttigen. 'S Avonds vormt het gebied een aantrekkelijk uitgaansgebied met een terrasfunctie.

 

Produkt/ formule: Daghoreca

De behoefte aan terrassen, eten van snacks/ lunch, koffiedrinken etc. moeten op deze locatie een plaats krijgen. De beoogde doelgroep bestaat uit het winkelend publiek en de aanwezige zakelijke markt in het stadscentrum die behoefte heeft aan lunch-voorzieningen. Het gebied vormt daarbij een tegenpool van het horecaconcentratie-gebied aan de noordzijde van het stadscentrum met een geheel eigen karakter.

Een plein is bij uitstek een geschikte locatie om te ontwikkelen tot een gebied met een zekere verblijfs- en ontmoetingsfunctie. In z'n huidige opzet vervult het Stadhuisplein deze functies niet of onvoldoende. Met het herbestemmen van een aantal panden en een herinrichting van het openbaar gebied kan het plein ontwikkeld worden tot een plein dat voldoet aan de eisen die gesteld mogen worden aan een modern plein. Gezien de huidige maat en uitstraling van het Stadhuisplein kan worden overwogen om de bestaande trappen en horecakiosken, grenzend aan het Stadhuisplein, te vervangen door een gebouw met horeca, winkels en wellicht woningen.

 

Omvang:

500 - 1000 m2 vvo verspreid over een aantal vestigingen (5- 10), afhankelijk van en gelijk oplopend met de feitelijke groei van het winkelaanbod.

 

  • Gebied 3: Kernwinkelgebied

Dit gebied wordt gevormd door de Muntstraat, Stadhuisstraat, Stadhuisplein, Kroonpassage, Poststraat, Waagpassage, de Wissel, Neringpassage en het toekomstige marktplein. Binnen dit gebied is alleen plaats voor horeca-gelegenheden ter ondersteuning van de winkelfunctie. De concentratie van het horeca-aanbod voor het winkelend publiek zal voornamelijk binnen de structuur van de winkelroutes in Lelystad moeten plaatsvinden. Men moet hierbij denken aan spijsverstrekkende daghoreca in de vorm van lunchrooms, snackbars en fastfoodzaken. Nachthoreca is in z'n geheel niet gewenst. Het Kernwinkelgebied is primair bedoeld voor de winkelfunctie; een veelvuldige onderbreking van het winkelfront door avondhoreca is dan ook niet gewenst .

 

Produkt/ formule: winkelen met beperkte horecaondersteuning

In dit gebied wordt in de eerste plaats een aantrekkelijk winkelklimaat nagestreefd. Hierbij past een gevarieerd winkelaanbod in een aaneengesloten winkelfront. Het is zo dat mensen winkelen steeds meer gaan zien als een vorm van recreatie waarbij het winkelen veelvuldig wordt gecombineerd met horecabezoek. Beperkte ondersteuning van de winkelfunctie met daghoreca is dus gewenst. Het gaat hierbij enerzijds om het snel kunnen nuttigen van een broodje of kroketje en anderzijds om uitgebreid koffie drinken of lunchen (verblijven). Met het (in voldoende mate) aanbieden van dit type horeca kan de verblijfsduur verlengd worden, hetgeen een positieve uitwerking heeft op het functioneren van het winkelgebied.

 

Binnen het kernwinkelgebied is uitsluitend ruimte voor direct winkelondersteunende horeca. Dit zijn bijvoorbeeld snackbars en lunchrooms. Avondhoreca is in dit gebied niet gewenst. Het aantal horecavestigingen dient ondergeschikt te zijn aan de winkelfunctie. Gedacht kan worden aan een maximum van ongeveer 5 á 10% van de aanwezige panden.

 

De winkelfunctie kan door de aanwezigheid van horecagelegenheden worden 'verlevendigd'. Met name door op een aantal strategische locaties terrassen uit te stallen kunnen 'attractiepunten' ontstaan die een toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de winkelfunctie. De terrassen mogen echter niet obstakels in de winkelrouting gaan vormen. Het realiseren van terrassen moet dus zoveel mogelijk op locaties die hiervoor de ruimte bieden en waar daarnaast voldoende zonlicht aanwezig is. Naast het Stadhuisplein lenen de aanloopstraten van dit plein zich voor een beperkte terrasfunctie.

 

Omvang:

De uitbreidingsruimte in het gehele kernwinkelgebied ligt rond de 2000 m2 inclusief een beperkt aantal horecavestigingen op het toekomstige marktplein.

2.6.3Concentratiegebied kust

De Gemeenteraad van Lelystad heeft in 1997 de "Visie op een uitzonderlijke stad' vastgesteld. Het daarin beschreven beeld van de gewenste ontwikkelingen aan de Lelystadse kust is aanleiding geweest tot het oprichten van het project "Kust". Het doel van het plan voor de kust is het benutten van de bijzondere mogelijkheden op de grens van land en water. De beoogde functies zijn wonen, recreatie en bedrijvigheid.

 

In het Plan van Aanpak voor de kust zijn een aantal streefbeelden geformuleerd voor een 9- tal deelgebieden aan de kust van Lelystad. In twee van deze gebieden zal de horeca een ondersteunende functie moeten zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om aan de kust concentratiegebieden aan te wijzen zoals voor het stadshart wordt voorgesteld. De horeca aan de kust is primair bedoeld als ondersteunende en aanvullende functie naast de woningbouw- en toeristische ontwikkelingen aan de kust. Er kunnen een aantal deelgebieden worden onderscheiden:

 

  • Gebied 1: Museumkwartier/ Havenkwartier

In dit gebied vindt een maximale concentratie plaats van attracties op het gebied van educatie en cultuur daarbij ondersteund door commerciële functies en horeca. In het Museumkwartier (Bataafse Schans) wordt naast de al aanwezige musea ook het Factory Outlet Village (FOV) gerealiseerd. Op de grens van Museumkwartier en Havenkwartier wordt de nieuwe haven gerealiseerd waar de snelle bootverbinding naar Amsterdam aankomt, waar de rederijen kunnen afmeren en waar een thuishaven wordt beoogd voor de bruine vloot. In het gevarieerde gebied dat hier gaat ontstaan, en de aantrek­ kende werking die het zal hebben, moet ruimte zijn voor horecavestiging. Dit zal met name in de restaurantensfeer zijn, zodat mensen na bezoek aan bijvoorbeeld het FOV ook in de gelegenheid worden gesteld om een 'hapje te eten'. In het Toeristisch Recreatief OntwikkelingsPlan (TROP) Lelystad wordt eveneens ingezet op ontwikkeling van cafés en restaurants met terras in dit gebied. Met name aan de Boulevard, waar ook winkels en bedrijven komen, moet de nadruk op horeca komen te liggen waarbij zo mogelijk een relatie gelegd moet worden met de thema's watersport en scheepvaart.

 

  • Gebied 2: Lelystad-haven

Lelystad-haven moet een duidelijk eigen karakter krijgen. Langs de kade vakantieappartementen, pensions en hotelletjes met daaronder winkels en cafés of restaurantjes5. In Lelystad-haven moet maximaal gebruik gemaakt worden van de combinatie van mogelijkheden die deze locatie biedt (Bovenwater, Oostvaardersplassen, Markermeer en ondersteunende voorzieningen).

 

Omvang:

Op basis van een indicatieve optelling van de horecabehoefte aan de kusstrook van Lelystad is er ruimte voor circa 2000-2500 m2 vvo (incl. horeca bij het FOV).

 

Belangrijk is dat het karakter van de nieuw te realiseren horecagelegenheden aan de kust divers is. De voorzieningen moeten gericht zijn op een breed publiek om voldoende bezoekers te kunnen trekken. Het niveau van de voorzieningen dient dan ook van gemiddeld niveau te zijn, met een bescheiden autonome functie.

 

2.6.4Overige gebieden

Buiten het stadshart worden een beperkt aantal locaties aangewezen waar een (beperkte) horecaontwikkeling mogelijk moet zijn. Dit zijn:

 

  • Gebied: snelweglocatiel Palazzo / Airport

De snelweglocatie nabij McDonald's, bij Palazzo of richting bedrijventerrein/ Airport is geschikt voor een wegrestaurant of fastfoodvestiging.

 

Produkt/ formule: Convience horeca

De horeca op deze locatie moet inspelen op de behoefte om makkelijk en snel te kunnen eten en drinken. De doelgroep die van deze locatie gebruik maakt, bestaat uit gezinnen met kinderen en toeristen die Lelystad bezoeken. Eventueel kan de beschikbare uitbreidingsruimte (of een gedeelte hiervan) voor deze vorm van horeca bij de perifere detailhandelslocatie "Palazzo" worden gerealiseerd.

 

Deze vorm van horeca heeft duidelijk een ondersteunende functie. Eventuele nieuwe aanvragen van op zich zelf staande horecavestigingen (zoals bijvoorbeeld een tweede horecavestiging langs de A6, naast de al aanwezig Haje vestiging) zullen van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Deze maken derhalve ook niet deel uit van de omvang die hieronder genoemd staat voor convience horeca. Op dit moment is er overigens ook geen marktruimte voor een tweede snelweglocatie, aldus D&P.

 

Omvang:

750 - 1000 m2 vvo (excl. eventueel hotel) verspreid over 2 locaties6

 

Het beleid is erop gericht om nieuwe ontwikkelingen in de horeca-sector zoveel mogelijk in te zetten om de hierboven geschetste horecastructuur te versterken. Dit betekent niet dat de bestaande horeca buiten de concentratie-gebieden verplaatst moet worden of zelfs geheel moet verdwijnen. De beoogde horecastructuur en de hierbinnen geboden randvoorwaarden, dienen zo aantrekkelijk te zijn, dat het proces van bedrijfsverplaatsing 'vanzelf op gang komt.

 

Met uitzondering van horeca welke zich beperkt tot een buurt- of wijkverzorgend karakter (in de bestaande buurtcentra) zijn (nieuwe) horecavestigingen hier niet gewenst. De resterende uitbreidingsruimte die er is komt met name ten goede van ontwikkelingen/uitbreidingen bij specifieke plekken als bijv. Oostvaardersplassen alsmede een bescheiden uitbreiding van het bestaande horeca-aanbod.

De verschillende horecaconcentratiegebieden en additionele omvang

 

2.6.5Standplaatsen

Bovenstaande metrages zijn metrages exclusief standplaatsen. Tot nu toe is het huidige standplaatsenbeleid, ten aanzien van standplaatsen in de horeca-sfeer, toereikend gebleken. Het huidige beleid komt in het kort op het volgende neer:

  • Er worden geen nieuwe standplaatsen uitgegeven in het stadshart;

  • Bij vervallen van een standplaats in het stadshart wordt van geval tot geval bekeken of een nieuwe vergunning kan worden afgegeven voor die plek;

  • Maximaal één standplaats mogelijk in elk buurtcentrum (afgeven vergunning afhankelijk van soort standplaats);

  • Voor het Stadhuisplein geldt een apart standplaatsenbeleid ("Standplaatsenbeleid Stadhuisplein", College-besluit 25-1-1994), hierin staat precies omschreven welk soort standplaatsen op welke plek gewenst zijn, en tevens in welke periodes per jaar. Op 20 juli 1999 heeft het college besloten tot een herijking van dit beleid voor het Stadhuisplein.

Voorgesteld wordt om het huidige standplaatsenbeleid te continueren.

 

2.7Instrumenten

Zoals al eerder gememoreerd dient de gewenste horeca-structuur in de eerste plaats te worden bereikt door het nemen van 'stimuleringsmaatregelen'. Waarschijnlijk zal het niet noodzakelijk zijn om bestemmingsplanwijzigingen door te voeren; de markt zal haar werk doen (winkels in het hoofdwinkelgebied en horeca+leisure aan de Agorahof). Mocht de gewenste kwaliteit niet bereikt worden dan is een bestemmingsplanwijziging onvermijdelijk. In dit geval kan worden volstaan met het koppelen van nadere uitwerkingsregels aan de vigerende bestemming.

 

Voor de overige gebieden in het stadshart (kernwinkelgebied, Stadhuisplein), zijn de planologische ingrepen gering. Hier kan worden volstaan met toevoegingen in de vigerende bestemmingsplannen (nadere maximering aantal horecagelegenheden etc.) en het nemen van stimuleringsmaatregelen in de openbare ruimte. De markt zal verder haar werk doen. Voorbeelden van stimuleringsmaatregelen zijn:

 

  • duidelijkere regelgeving ten aanzien van bedrijf en bedrijfsomgeving;

  • bedrijf de mogelijkheid geven om zich te 'ontwikkelen' op de betreffende locatie;

  • openbare ruimte ingericht en afgestemd op de horeca (sierlijke bestrating, bankjes e.d.);

  • zorgen voor aanwezigheid van aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld openbare urinoirs).

 

Er dient binnen de concentratiegebieden een kwaliteit te ontstaan die significant beter is dan erbuiten. Alleen op deze manier kunnen het gevoerde horecabeleid en marktmechanisme elkaar versterken en zal de beoogde ruimtelijke structuur verwezenlijkt worden. Het bestemmingsplan is het meest krachtige instrument om de locatie en de dichtheid van de horeca te regelen. Deze dient dan ook de basis te zijn voor het horecabeleid. Hieronder wordt dit toegelicht.

 

Bestemmingsplan

In paragraaf 2.3 is een globaal overzicht gegeven van het huidige beleid, in casu de vigerende bestemmingsplannen. Het gedeeltelijk herzien van bestemmingsplannen is een zeer belangrijke randvoorwaarde voor het welslagen van het horecabeleid.

 

Voor het op te stellen beleidsinstrumentarium wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • realisering van de horecastructuur zoals hiervoor beschreven;

  • dat binnen deze gewenste horecastructuur 'stimuleringsmaatregelen' worden genomen teneinde de randvoorwaarden te creëren voor een goede horecaontwikkeling;

  • geen gedwongen bedrijfssluitingen/ verplaatsingen buiten de horecastructuur;

  • het creëren van een regelgeving gericht op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

 

De horeca in Lelystad kan gecategoriseerd worden in een vijftal hoofdgebieden met elk hun eigen profiel. De profielen verschillen vooral door verschil in aantal en spreiding van de horecavestigingen over de gebieden. De gebieden zijn:

 

  • 1.

    Agorahof: concentratiegebied stadscentrum;

  • 2.

    Stadhuisplein: concentratiegebied stadscentrum;

  • 3.

    Kernwinkelgebied: verspreide horecagelegenheden.

  • 4.

    Horecabedrijven aan de kust;

  • 5.

    Overige gebieden: Snelweglocatie en Horecapleintje

 

Voorgesteld wordt om het bestemmingsplan vooral te gebruiken om horeca in bepaalde gebieden te stimuleren en uit andere gebieden waar het niet wenselijk is, te weren. Er kan worden volstaan door in de bestemmingsplannen de bestemming "Horeca" op te nemen waar horeca gewenst is of door nadere uitwerkingsregels te koppelen aan de vigerende bestemming. Om het voorgestelde horeca-spreidingsbeleid ook juridisch hard te maken moet het beleid worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Hiervoor is een nadere categorisering van horeca welke per gebied zijn toegestaan wenselijk. Op deze manier wordt tegelijkertijd een toetsingskader gecreëerd voor aanvragen tot horecavestiging. Dit levert naast zekerheid bij potentiële horeca-ondernemers omtrent hun kansen op horecavestiging ook een heldere juridische vertaling van voorgesteld horeca­ beleid (dus duidelijkheid voor toetsing van aanvragen). Om één en ander vorm te geven wordt voorgesteld om te komen van een systeem waarbij de verschillende horecaconcentratiegebieden worden onderverdeeld in een bepaalde categorie. In categorie 1 bijvoorbeeld alleen lunch-rooms, broodjes-zaken etc., in categorie 2 alleen cafe's , grand-café,s en restaurants en in categorie 3 de ruigere vormen van horeca zoals bijvoorbeeld een discotheek, swing-café etc.

 

Voor het reguleren van vormen van overlast is het bestemmingsplan niet het geëigende instrument. Hiervoor zijn andere instrumenten beschikbaar zoals de APV/ horecaverordening (verstoring openbare orde en sluitingstijden) en milieuwetgeving (geluid- en geurhinder).

 

Hieronder zal per gebied worden aangegeven wat de meest wenselijke bestemming is.

 

Stadshart:

 

Horecaconcentratiegebied Agorahof

De huidige bestemming "Horeca" die rust op het Mercure Hotel moet uiteraard gehandhaafd blijven. Voor de panden die direct aan het plein grenzen kan de huidige bestemming "Centrumdoeleinden" blijven gehandhaafd maar zullen er nadere regels aan moeten worden gekoppeld. In de doeleindenomschrijving moet worden omschreven welke vormen van horeca binnen deze bestemming passen.

 

Bij realisering van de nieuwe schouwburg in de nabijheid van het Agoraplein is het raadzaam een concreet plan op te stellen voor dit gebied (inclusief relatie met omgeving) met daarin het ontwerp, de functionele invulling en de aanpassing van de bestemmingen ter plaatse. Specifieke voorzieningen zoals ruimte voor terrassen, aangepaste bestrating, bomen, aangepaste verlichting, strategisch geplaatste fietsenrekken maken het gebied extra aantrekkelijk.

 

Horecaconcentratiegebied Stadhuisplein

Voorgesteld wordt om een maximum-percentage te koppelen aan het aantal horeca­ vestigingen wat toegestaan is op het Stadhuisplein. De huidige bestemming "centrumdoeleinden" kan in principe gehandhaafd blijven met daaraan gekoppeld een maximering van het aantal horecagelegenheden. Daarnaast moet een nadere categorisering gekoppeld worden aan de vormen van horeca die op deze plaats beoogd worden.

 

 

 

Kernwinkelgebied

In de huidige bestemmingsplannen is horecavestiging feitelijk in elk pand mogelijk. Hier zal een nadere regeling in de bestemmingsplannen op moeten worden genomen die een maximum percentage van de panden voor horecavestiging mogelijk maakt. Deze methode biedt enerzijds de nodige flexibiliteit en stelt anderzijds toch duidelijke grenzen ten aanzien van de mate waarin horeca binnen een bepaald gebied domineert. Door binnen het kernwinkelgebied het percentage per straat of straatdeel te maximeren kan naar believen een zekere spreiding worden gewaarborgd. In principe kan de huidige bestemming "centrumdoeleinden" blijven gehandhaafd, het gaat immers om vormen van horeca die complementair zijn aan de detailhandelsfunctie. De horeca binnen het kernwinkelgebied dient zich te voegen naar de winkelsluitingswet. Wel moet in een nadere categorisering van gewenste vormen van horeca worden opgenomen, zoals hierboven beschreven. Een indicatie van het percentage van het aantal panden in het gehele kernwinkelgebied dat voor horecavestiging in aanmerking komt is 5%.

 

Wat betreft de eigendomsverhoudingen en prijspolitiek is het van belang dat de gemeente Lelystad greep houdt op de door haar voorgestane ontwikkeling bijvoorbeeld door zelf aan te kopen c.q. het voorkeursrecht voor de gemeente te vestigen in belangrijke ontwikkelingszones. In combinatie met aanpassing van de bestemming en het afstemmen van grond- en huurprijsniveaus op het draagvlak van de gewenste functies kunnen ontwikkelingen actief worden gestuurd. Op dit moment worden door de eigendomsstructuur (slechts enkele aanbieders) en de hoge huurprijsniveaus (bepaald door de functie detailhandel die veel hogere prijzen verdraagt) nieuwe ontwikkelingen gefrustreerd.

 

Kust:

 

Museumkwartier

Voor dit gebied is nog geen bestemmingsplan van kracht. Het nieuw op te stellen bestem­mingsplan zal mogelijkheden moeten bieden voor horeca-ontwikkeling. Op deze plaats is wenselijk om bepaalde gronden expliciet de bestemming "horeca" te geven in verband met het in stand houden van een bepaalde structuur van recreatie en horeca-elementen die hier beoogd wordt. Tevens is het wenselijk om in dit bestemmingsplan goed te omschrijven welke vormen van horeca toegestaan zijn.

Lelystad-haven

De al op beperkte schaal aanwezige horeca-functie in Lelystad-haven moet versterkt worden. Het huidige bestemmingsplan biedt slechts in beperkte mate ruimte voor horecavestiging. Een aantal horecagelegenheden is gevestigd op grond waar volgens het bestemmingsplan een bestemming op rust, anders dan "Horeca". Het is op deze plaats wenselijk om de mogelijkheden voor horeca door middel van het bestemmingsplan te verruimen.

 

Overige gebieden:

 

Snelweglocatie

Voor een eventueel te realiseren horecalocatie aan de snelweg (of bij PDV-locatie Palazzo) moet in het bestemmingsplan worden omschreven welke vormen van horeca toelaatbaar zijn, door middel van een categorie-indeling.

 

Horecapleintje

Het noordelijk van het stadscentrum gelegen plein (Horecapleintje) blijft gehandhaafd. Momenteel functioneert het pleintje goed en dit kan ook zo blijven. Wel kunnen ten aanzien van de wenselijke vormen van horeca op deze plaats nadere randvoorwaarden worden gesteld.

 

Gebieden die vallen buiten de gewenste horecastructuur (zoals hierboven beschreven) komen in principe niet in aanmerking van vestiging/ uitbreiding van horecabedrijven. Voor gebieden die vallen buiten de buurtcentra is een afbouw van de horeca-functie gewenst. In de buurtcentra wordt voorgesteld om, evenals in de horecastructuur, in de bestemmingsplannen een nadere maximering op te nemen van horecavestigingen. In principe moet het mogelijk blijven om binnen de buurtcentra horeca toe te staan, maar met een maximum van 10% van het totaal aantal panden.

 

3Milieu

 

3.1Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de randvoorwaarden die vanuit milieu-technisch oogpunt kunnen worden gesteld aan horecagelegenheden. Voor elk milieu-aspect wordt de huidige situatie beschreven en beoordeeld, en vervolgens worden zonodig voorstellen voor verbetering gedaan.

 

3.2Geluidhinder

 

Inventarisatie huidige situatie en vigerend beleid

De meeste horecabedrijven hebben geluidruimte nodig. Vooral horecagelegenheden die zich richten op een jongerenpubliek moeten harde muziek in huis hebben om klanten te trekken. De keerzijde daarvan is dat voor de omgeving geluidhinder kan ontstaan.

 

Het huidige beleid pakt geluidhinder met behulp van de Wet milieubeheer voornamelijk via twee kanten aan:

  • a.

    een goede geluidisolatie van het bedrijfspand;

  • b.

    het hanteren van een maximum aantal decibels aan geluid dat in het bedrijfspand mag worden geproduceerd.

 

Voordat een horecabedrijf in werking gebracht mag worden, moet de geluidsisolatie van het bedrijfspand zijn onderzocht. Het resultaat van dit onderzoek moet doorgaans met een akoestisch rapport worden overgelegd. Op basis van dat rapport kan worden bepaald welk aantal decibels aan geluid nog toegestaan is zonder overlast voor de omgeving te veroorzaken. Daarbij wordt uitgegaan van wettelijke normen. In gevallen waarin deze aanpak niet afdoende is kunnen aanvullend nog nadere eisen worden opgelegd.

 

Met dit beleid worden de mogelijkheden voor horecabedrijven die zijn gevestigd in matig tot redelijk geïsoleerde panden sterk beperkt. Met het oog op de belangen van derden is dat ook gewenst. Wel is het mogelijk om in bijzondere gevallen vrijstelling te krijgen van de geluidvoorschriften, zodat dan bijvoorbeeld live-muziek kan worden aangeboden. Het college van B&W kan per bedrijf maximaal 12x per jaar zo'n vrijstelling verlenen. Aan de vrijstelling worden voorschriften verbonden om onnodige hinder tegen te gaan. Er zullen criteria worden ontwikkeld voor het toetsen van verzoeken om vrijstelling van geluidsvoorschriften.

 

Beoordeling huidige beleid

leder jaar weer blijkt een groot deel van de milieuklachten betrekking te hebben op geluidhinder afkomstig van horecabedrijven. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat de horecagelegenheden vaak zijn gesitueerd in matig geïsoleerde panden die vlakbij woningen van derden liggen. Vooral cafés die zich richten op een jonger publiek komen dan in de knel omdat ze voor een normale bedrijfsuitoefening veel te weinig geluid mogen maken.

 

Het gevolg is dat de geluidvoorschriften regelmatig worden overtreden en dat handhavend moet worden opgetreden. Een bijkomend probleem is dat de handhaving van geluidvoorschriften niet eenvoudig is. Het vereist nauwkeurige metingen die bovendien vaak in de nachtelijke uren moeten plaatsvinden.

 

De conclusie is dan ook dat het huidige beleid om geluidhinder te voorkomen te kort schiet.

 

Voorstellen voor verbetering

De huidige situatie kan langs twee sporen worden verbeterd. In de eerste plaats kunnen één of meer horecaconcentratiegebieden worden aangewezen. Dit kan zowel op basis van de bestaande horecalocaties als bij een keuze voor het verplaatsen van horecabestemmingen naar een nieuw te creëren concentratiegebied. Binnen een specifiek horecaconcentratiegebied mag 5 dB(A) meer geluid worden geproduceerd, zonder dat daarvoor isolatie investeringen nodig zijn. Door daarnaast de bovenliggende woning(en) als bedrijfswoning te bestemmen wordt nog eens extra geluidruimte gecreëerd. Het tweede spoor kan los gezien worden van de keuze voor horecaconcentratiegebieden en betreft het voeren van een handhavingsbeleid gericht op het naleven van de geluidnormen. Dit houdt in dat de bestaande praktijk waarin structurele geluidsnormoverschrijdingen plaatsvinden zal worden beëindigd. Daartoe zal een inventarisatie worden verricht van de geluidisolatie van alle horecapanden waarin regelmatig muziek ten gehore wordt gebracht. Vervolgens zal met de betreffende exploitanten overleg worden gevoerd over de noodzakelijke aanpassingen. De uiterste consequentie zou kunnen zijn dat noodzakelijke aanvullende isolatiemaatregelen worden afgedwongen. Tot slot zal de handhaving efficiënter worden gemaakt door daar waar dat wenselijk blijkt nadere eisen op te leggen die een controle vereenvoudigen.

 

De verwachting is dat langs deze weg beter grip wordt gekregen op het beheersbaar houden van de geluidproblematiek die samenhangt met horeca-inrichtingen. In een aantal gevallen zal dit leiden tot investeringen voor horecapanden die slecht geïsoleerd zijn. Het wordt zelfs niet uitgesloten geacht dat in een beperkt aantal gevallen een verandering van de bedrijfsformule onontkoombaar zal blijken. Aan de andere kant schept dit beleid ook ruimte om individuele bedrijven meer mogelijkheden te bieden voor live-muziek en andere festiviteiten waarmee de geluidnormen incidenteel mogen worden overschreden. Daartoe zal in de APV een bepaling worden opgenomen die de basis vormt voor een duidelijk ontheffingenbeleid dat uitgaat van een individuele beoordeling van de ligging van de horecagelegenheden en de wijze waarop de exploitant zijn /haar bedrijf voert. Dit beleid wordt afgestemd met het evenementenbeleid en zal in overleg met belanghebbenden tot stand worden gebracht.

 

Overzicht van de maatregelen uit het voorgenomen verbetertraject:

  • Werken met horecaconcentratiegebied(en).

  • Bovenliggende woning(en) waar mogelijk bestemmen tot bedrijfswoning.

  • Actualiseren inventarisatie geluidisolatie horecapanden.

  • Overleg met horeca-exploitanten over noodzakelijke isolatiemaatregelen.

  • Beëindigen structurele overschrijding geluidsnormen.

  • Nadere eisen opleggen om handhaving te vereenvoudigen.

  • Verruimd beleid voor ontheffingen in verband met festiviteiten.

 

 

 

3.3Geurhinder

 

Inventarisatie huidige situatie en vigerend beleid

In horecagelegenheden waar bak- en braadactiviteiten plaatsvinden of op andere wijze etenswaren worden bereid, kan geurhinder optreden die voor de omgeving overlast oplevert. Uitgaande van de voorschriften die zijn opgenomen in het Besluit horecabedrijven milieubeheer (inmiddels vervangen door het Besluit horeca-, sport- en recreatiebedrijven) is in regionaal verband een notitie opgesteld die aangeeft hoe omgegaan moet worden met het aspect geurhinder bij horecabedrijven.

 

De hoofdlijn is dat geen maatregelen nodig zijn als geen geuremissie plaatsvindt. Als wel geur wordt geëmitteerd kunnen afhankelijk van de omvang van het probleem maatregelen worden voorgeschreven die variëren van het aanbrengen van een doelmatige afzuiginstallatie, al of niet gecombineerd met een bovendakse afvoerleiding, tot het aanbrengen van een ontgeuringsinstallatie. Ook bestaat de mogelijkheid om een geuronderzoek te laten uitvoeren om daarmee de omvang van het probleem in beeld te brengen en eventuele alternatieve oplossingen aan te dragen. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar het stroomschema uit de betreffende notitie die als bijlage .. is opgenomen.

 

Beoordeling huidige beleid

Met het huidige beleid wordt op een praktische wijze en effectief met de geurproblematiek rond horecabedrijven omgegaan. Continuering van het beleid ligt dan ook voor de hand. Wel is het zo dat daarmee wordt geaccepteerd dat met name het winkelgebied niet vrij van geurhinder is.

 

Verder moet worden bedacht dat in de huidige opzet het klachtenpatroon een belangrijke rol speelt. In sommige gevallen is het onvoldoende om af te gaan op het klachtenregister en zullen geurinterviews nodig zijn.

 

Voorstellen voor verbetering

Aangezien met de huidige aanpak de geurproblematiek goed in de hand wordt gehouden is geen aanvullend beleid noodzakelijk.

 

3.4Indirecte hinder

 

Inventarisatie huidige situatie en vigerend beleid

Met indirecte hinder wordt de overlast bedoeld die niet direct in de inrichting zelf wordt veroorzaakt, maar het gevolg is van gedragingen van komende en gaande bezoekers. Bij gedragingen van excessieve aard is sprake van verstoring van de openbare orde (zie hoofdstuk 4) en is de milieuregelgeving niet meer van toepassing.

 

Voorbeelden van indirecte hinder zijn:

  • geluidhinder bij het verlaten van (en blijven hangen bij) de horecagelegenheid;

  • afval in de directe omgeving;

  • parkeeroverlast in de omgeving

  • hinderlijke gedragingen (versperren van doorgangen e.d.) in de directe omgeving.

 

In het Besluit horeca-, sport- en recreatiebedrijven wordt het college van B&W de mogelijkheid geboden om nadere eisen op te nemen ter voorkoming van overlast door komende en vertrekkende bezoekers. Een bekend voorbeeld in dit verband is het verplichten tot het aanstellen van een toezichthouder rond sluitingstijd. Van de mogelijkheid om nadere eisen te stellen is nog maar in beperkte mate gebruik gemaakt.

 

 

Beoordeling huidige beleid

Indirecte hinder gaat nu eenmaal samen met horecabedrijven en zal nooit helemaal kunnen worden voorkomen. Het beleid moet er echter op gericht zijn om de overlast tot een minimum te beperken. Met name in de "concentratiegebieden" is dat minimum nog niet bereikt.

 

Tot op heden zijn alleen nadere eisen van kracht die het gevolg waren van het overgangsrecht bij het Besluit horecabedrijven milieubeheer. Daardoor is eigenlijk sprake van een ongelijke behandeling van horecabedrijven die niet is gerelateerd aan de feitelijke hinder die wordt veroorzaakt. Tevens ontstaat nu meer hinder dan nodig is, doordat bepaalde aspecten niet of onvoldoende zijn geregeld.

 

Ook op het gebied van de handhaving kunnen nadere eisen een wezenlijke bijdrage leveren aan effectief optreden.

 

Voorstellen voor verbetering

De huidige situatie kan worden verbeterd door:

  • een pakket met standaard nadere eisen samen te stellen, waardoor de uniformiteit wordt bevorderd en een hoger beschermingsniveau wordt gecreëerd;

  • richtlijnen op te stellen waarbij de toepassing van de nadere eisen wordt gekoppeld aan bepaalde situaties; dit maakt het voor alle betrokkenen helder wanneer welke nadere eisen zullen opgelegd.

  • over het gewenste beschermingsniveau en de inhoud van de nadere eisen in overleg te treden met vertegenwoordigers van de horecabedrijven.

 

4Openbare orde

 

4.1Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aan horeca verwante zaken als terrassenbeleid, sluitingstijden, evenementen en het beleid ten aanzien van overlastsituaties veroorzaakt door horecagelegenheden.

 

4.2Terrassen

 

Huidige beleid

In Lelystad zijn ongeveer 35 van de ruim 100 horeca-ondernemers in het bezit van een terrasvergunning. De gemiddelde grootte van een terras bedraagt ongeveer 55 m2. Een terrasvergunning wordt op basis artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) onder voorschriften verleend. Een aanvraag hieromtrent wordt getoetst aan gevaar voor bruikbaarheid van de weg, belemmering voor doelmatig beheer en onderhoud van de weg, overlast voor de omgeving en redelijke eisen van welstand.

 

Naast de te verlenen vergunning dient de ondernemer tevens een privaatrechtelijke overeenkomst af te sluiten voor het gebruik van de openbare grond (indien de grond van de gemeente is). De huurprijs bedraagt: f. 35,- per m2/per jaar.

 

Handhaving

De naleving van de vergunningvoorschriften geschiedt op basis van de intrekkingsgronden ingevolge artikel 1.11 van de APV. Tevens zijn, vanwege het veroorzaken van diverse vormen van (geluids)overlast door bezoekers en muziek vanaf terrassen, de bepalingen in de Wet Milieubeheer van toepassing. De afstemming van de handhaving vindt plaats in de werkgroep horeca, een overleg tussen afdeling algemene zaken, de politie en de sectie milieu en energie.

 

Beoordeling huidige beleid

Om een attractieve en kwalitatieve horeca te creëren is het huidige, op de APV-gerichte, terrassenbeleid ontoereikend. In het huidige beleid wordt onvoldoende aandacht besteed aan de kwaliteit, de omvang, het meubilair en de aankleding van terrassen. Om meer duidelijkheid te geven naar horeca-ondernemers, politie, andere participanten, maar ook naar de gemeente zelf, zullen ook de juridische aspecten verder uitgewerkt moeten worden (handhaving, afstemming diverse wetten).

 

Hierbij kan onder andere overwogen worden om in plaats van een terrasvergunning-stelsel, een exploitatiestelsel in te voeren waarbij, naast de voorschriften van de bruikbaarheid en veiligheid van de weg, voorschriften gesteld kunnen worden ter voorkoming van verstoring van de openbare orde en de verstoring van het woon- en leefklimaat.

 

Ten aanzien van het gebruik van de openbare grond wordt een privaatrechtelijk overeenkomst afgesloten tussen de gemeente (indien de grond van de gemeente is) en de horeca-ondernemer. De huurprijs ad f. 35,- p/m2/p/jr voor het gebruik van de openbare grond wordt door horeca-ondernemers als te hoog ervaren. Horeca-ondernemers geven aan dat deze prijs remmend werkt op de plannen om een attractiever en levendiger centrum te creëren.

 

Inmiddels heeft het college op 20 april 1999 ingestemd met het voorstel om, vooruitlopend op het integrale horecabeleidsplan, een nieuw terrassenbeleid te ontwikkelen. Hiertoe is een werkgroep ingesteld die belast is met de uitwerking van dit beleid. Om bovengenoemde doelstelling te halen wordt in hoofdlijnen voorgesteld om:

  • De kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren en de overlast te beperken. Hierbij moet gedacht worden aan de periode van openstelling van een terras, aan de afstemming van kleur, materiaal, parasols van de terrassen, aan de opslag van terrassen en aan het schoonhouden van de terrassen;

  • De ondernemers met een terrasvergunning een raamkaart verstrekken. Aan de hand van deze raamkaart wordt de controle op terrasvergunningen en het naleven van de voorschriften vergemakkelijkt;

  • Een dwangsomtraject in te voeren bij het niet naleven van de voorschriften van de vergunning en bij het exploiteren van een terras zonder vergunning;

  • Bij het gebruik van de openbare grond, de eerste 20 m2 vrij te stellen van huur en voor het overige de huurprijs vast te stellen op f 30,- per jaar voor de eerstkomende 5 jaar.

 

Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat deze voorstellen weliswaar tegemoetkomen aan de wensen van de horeca, maar nog wel met een afvaardiging van de horeca in Lelystad moeten worden besproken.

 

Conclusie

Om een bijdrage te leveren aan de attractiviteit in het centrum, is het huidige terrassenbeleid ontoereikend. Het college heeft ingestemd met het voorstel om, vooruitlopend op het integrale horecabeleidsplan, een nieuw terrassenbeleid te ontwikkelen. inmiddels is een werkgroep ingesteld om dit beleid uit te werken.

 

Voorstel:

  • In samenwerking met betrokken partijen (politie, horeca-ondernemers, gemeente) is, vooruitlopend op het integrale horecabeleidsplan, gestart met de uitwerking van een nieuw terrassenbeleid waarin o.a. onderwerpen als kwaliteit, omvang, meubilair, voorschriften, huurprijs gebruik openbare grond, handhaving, samenhang tussen de diverse wetten en andere juridische aspecten nader uitgewerkt worden.

 

4.3Sluitingstijden

 

Huidige beleid

Ingevolge artikel 2.3.1.12 van de APV is het de beheerder van een horecabedrijf verboden zonder vergunning van de burgemeester de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

  • op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur;

  • op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur.

 

Volgens artikel 2.3.1.14 van de APV kan de burgemeester voor zover het een voor publiek openstaand gebouw betreft, in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, bij openbaar bekend te maken besluit tijdelijk andere dan in 2.3.1.12 genoemde sluitingsuren vaststellen.

 

Discotheek "Mystics Paradise" heeft als enige een doorlopende vergunning om in het weekend tot 06.00 uur geopend te blijven. Verder kunnen horeca-ondernemers op verzoek, bij bijzondere gelegenheden, vergunning aanvragen om langer geopend te blijven (b.v. oud­ en nieuwjaar).

 

Handhaving

Door de politie wordt regelmatig gecontroleerd op de sluitingstijden van horecagelegenheden. Uit informatie van de politie blijkt dat de meeste horeca-ondernemers zich houden aan de huidige sluitingstijden. Er wordt door de politie strafrechtelijk opgetreden tegen het overtreden van het sluitingsuur. Indien sprake is van de verstoring of dreiging van de verstoring van de openbare orde, kan bestuursrechtelijk worden opgetreden ingevolge artikel 2.3.1.14 van de APV door de inrichting voor bepaalde tijd te sluiten. Een vergunning op een verlengd sluitingsuur kan op grond van het eerder genoemde artikel 1.11 van de APV worden ingetrokken of gewijzigd. Ingevolge artikel 2.3.1.12 van de APV kan de burgemeester een vergunning weigeren. De afstemming rond de handhaving van het sluitingsuur vindt plaats in de "werkgroep horeca".

 

Beoordeling huidige beleid

Door het veranderende uitgaanspatroon en het in samenhang daarmee creëren van een attractiever uitgaansklimaat, is de wens geuit door horeca-ondernemers en jongeren om de sluitingstijden van horecagelegenheden te verruimen of vrij te geven. In verband hiermee kan aan de andere kant de gepaard gaande overlast en de beheers­ baarheid hiervan een belangrijke rol spelen.

 

De voordelen van het verruimen of vrijgeven van sluitingsuren zijn onder andere:

  • de spreiding van het publiek in de nachtelijke uren;

  • de controle op het sluitingsuur door de politie vervalt bij het vrijgeven van het sluitingsuur;

  • minder geweldsdelicten door de spreiding van het publiek.

 

De nadelen van het verruimen of vrijgeven van het sluitingsuur kunnen zijn:

  • ten gevolge van een gespreid vertrek van het uitgaanspubliek kunnen direct omwonenden van een horeca-inrichting over langere tijdspanne overlast ondervinden. Deze stelling wordt echter bestreden door de horeca-ondernemers en Jongerenraad. Bij het reguliere sluitingsuur verblijft het uitgaanspubliek namelijk gedurende langere tijd in het uitgaansgebied doordat er onvoldoende taxi's beschikbaar zijn of omdat zij nog "doorfeesten" op straat. Daardoor veroorzaken zij, zo wordt gesteld, vaak meer overlast dan wanneer er sprake is van vrije of verruimde sluitingstijden.

  • ondanks de wettelijke verplichting en de STIZA code voor alcoholhoudende dranken (branche-specifieke afspraken) om preventieve maatregelen te nemen ten aanzien van het overmatig alcoholgebruik, is de kans aanwezig tot overmatig alcoholgebruik. Door de verschuiving van het uitgaanspatroon bestaat de mogelijkheid dat het uitgaanspubliek zich b.v. elders "indrinkt" voordat de horeca bezocht wordt. De Koninklijke Horeca Nederland afdeling Lelystad (KHNaL) is van mening dat horeca-ondernemers een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan. Dit zal, naar zijn mening, niet veranderen bij het wel of niet vrijgeven van het sluitingsuur.

  • De afweging bij een aanvraag voor het verlengen van het sluitingsuur om een vergunning te weigeren in verband met een mogelijke verstoring van de openbare orde en/of een verstoring van het woon- en leefklimaat verdwijnt bij het vrijgeven van het sluitingsuur.

 

Een andere mogelijkheid om de sluitingstijden te reguleren is het invoeren van een exploitaitiestelsel. Een dergelijk stelsel kan ingevoerd worden ter bescherming van het woon­ en leefklimaat in de omgeving van een horecabedrijf en ter handhaving van openbare orde. Vanuit deze motieven kunnen voorschriften gesteld worden aan een vergunning.

 

De voordelen van het verruimen van de sluitingstijden via een exploitatiestelsel zijn:

  • de verstoring van de openbare orde en de verstoring van het woon- en leefklimaat kan via een preventieve weg worden beschermd;

  • meerdere vergunningen kunnen onder een exploitatievergunning vallen (sluitingstijden, terras). Hierdoor ontstaat er meer duidelijkheid voor horeca-ondernemers, gemeente en politie.

 

Het nadeel van het verruimen van de sluitingstijden via een exploitaitiestelsel is dat de invoering van exploitatiestelsel veel tijd gaat kosten. Verder heeft de KHNaL aangegeven tegen de invoering van een exploitaitestelsel te zijn vanwege de door horeca-ondernemers ervaren lange procedures. Verder is de KHNaL van mening dat een exploitatiestelsel goed te vervangen is door een convenant "Veilig uitgaan".

 

De vraag doet zich vervolgens voor of het huidige beleid moet worden gewijzigd en zo ja, moeten de sluitingstijden worden vrijgegeven of worden verruimd via een (exploitaitie)verordening (voor iedereen) en/of via een vergunningsstelsel (individueel). Betrokken partijen zijn het er in ieder geval over eens dat het sluitingstijdenbeleid is samenhang met een "veilig uitgaansbeleid" uitgewerkt moet worden.

 

Gelet op genoemde alternatieven gaat de voorkeur uit naar een combinatie hiervan in samenhang met een "veilig uitgaansplan". De regelgeving omtrent het sluitingsuur blijft hierbij ongewijzigd, echter het beleid wordt versoepeld. De versoepeling houdt verband met hetgeen tussen betrokken partijen wordt afgesproken in het convenant "Veilig Uitgaan". De afspraken in dit convenant hebben ten doel het geweld en daarmee de verstoring van de openbare orde en veiligheid tegen te gaan. De horeca-ondernemer die zich conformeert aan het convenant "veilig uitgaan" (zie onderdeel "Overlast") kan een vergunning aanvragen voor het verlengen van het sluitingsuur tot 06.00 uur. Vanwege de waarborgen die zijn opgenomen in het voornoemde convenant in verband met de verstoring van de openbare orde en veiligheid, is daarin tevens afgesproken dat de gemeente een vergunning voor het verlengen van het sluitingsuur onder voorschriften verleend aan ondernemers die zich conformeren aan dit convenant en een aanvraag om verlenging van het sluitingsuur indienen. Voor de overige ondernemers blijft het huidige sluitingstijdenbeleid gelden.

 

De voordelen van dit alternatief zijn:

  • de huidige regelgeving hoeft niet te worden gewijzigd;

  • het kan daarom snel worden toegepast;

  • naar verwachting zal de aangegeven combinatie tussen sluitingstijden en veilig uitgaan leiden tot een een vermindering van de verstoring van de openbare orde en overlast en naar een verbetering van het woon- en leefklimaat in het centrum (spreiding vertrek uitgaanspubliek, meet toezicht, verbetering schoonhouden omgeving, instellen huisregels enz.)

 

Volledigheidshalve geldt bovengenoemd voorstel vooralsnog voor het proefgebied waar het "veilig uitgaansplan" wordt ingevoerd. De proef van dit plan duurt één jaar. Aan de hand van de uitkomst van de evaluatie van dit plan zal blijken of verlenging van het sluitingsuur moet worden uitgebreid.

 

Het voorgestelde beleid loopt eveneens parallel met de uitspraken van de burgemeester over dit onderwerp. Tijdens de besprekingen tussen de KHNaL, de Jongerenraad en de burgemeester over onder andere de sluitingstijden, heeft de burgemeester over dit onderwerp namelijk aangegeven dat het wijzigen van het sluitingstijdenbeleid bespreekbaar is. Het sluitingstijdenbeleid zou dan in samenhang met het "veilig uitgaansplan" moet worden uitgewerkt. Hierbij zal van alle participanten een inspanning gevraagd worden om tot een goede uitwerking van het plan te komen.

 

Conclusie

Om een, voor het uitgaanspubliek en horeca-ondernemers attractiever (uitgaans)klimaat te creëren, moet het huidige sluitingstijdenbeleid nader worden bezien. In verband hiermee moeten de volgende alternatieven nader worden geconcretiseerd:

  • het sluitingsuur geheel vrijgeven;

  • verruiming van het sluitingsuur middels een vergunning/exploitatiestelsel;

  • een en ander moet in samenhang met het onderwerp "Veilig Uitgaan" worden uitgewerkt.

 

De voorkeur gaat hierbij uit naar een combinatie van genoemde alternatieven. De ondernemer die zich conformeert aan het "veilig uitgaansbeleid", kan een vergunning aanvragen voor het verlengen van het sluitingsuur tot 06.00 uur. Overige ondernemers moeten zich aan de huidige regelgeving houden. Het voordeel van dit alternatief is dat de huidige regelgeving niet gewijzigd hoeft te worden en snel toegepast kan worden. Verder zal, naar verwachting, door deze combinatie de verstoring van de openbare orde en overlast verminderen. Met de uitwerking van het "Veilig uitgaansplan" is, vooruitlopend op de integrale horecanota reeds gestart.

 

Voorstel:

  • De huidige regelgeving omtrent sluitingstijden blijft ongewijzigd

  • Het sluitingstijdenbeleid wordt versoepeld. Horecaondernemers die zich conformeren aan het veilig uitgaansbeleid kunnen een vergunning aanvragen

  • Het sluitingstijdenbeleid wordt, gelijktijdig met het "veilig uitgaansbeleid", na één jaar geëvalueerd.

 

4.4Evenementen

 

Huidige beleid

Bij veel georganiseerde evenementen is de horeca betrokken (terrassen, catering, plaatsen horeca-tent enz.). In het kader van het "Zomerfestival" worden de meeste vergunningen, namens betrokken organisaties, door Stichting Evenementen Coördinatie (ECL) aangevraagd. Organisaties die zich hebben aangemeld bij ECL kunnen gratis gebruik maken van diverse faciliteiten (wegafzettingen, vergunningen, diverse vormen van dienstverlening enz..). Het voordeel voor de gemeente is dat de door ECL aangemelde evenementen in één vergunning afgehandeld kunnen worden. Tevens worden deze evenementen maandelijks besproken met de betrokken partijen (politie, brandweer, organisatoren, gemeentelijke diensten). Overige "losse" aanvragen worden in een soortgelijke procedure behandeld. De leges, kosten voor het gebruik van de openbare grond e.d. moeten echter wel door de aanvrager zelf worden betaald. In het kader van diverse evenementen kan de burgemeester, ingevolge artikel 38 van de Drank- en Horecawet, onder voorwaarden ontheffing verlenen voor het bedrijfsmatig schenken van zwak-alcoholische drank.

 

Beoordeling huidige beleid

De gemeente werkt niet actief mee aan de totstandkoming van evenementen in de stad. Het in de afgelopen 2 jaar georganiseerde "Pleinfestival" is hierop een uitzondering. Het is echter de bedoeling dat horeca-ondernemers de organisatie van dit festival in de toekomst gaan overnemen. Doordat de organisatie zodanig groot is zullen horeca-ondernemers bereidwillig moeten zijn om samen te werken. De gemeente zal, indien mogelijk, wel een positieve bijdrage leveren, om een evenement te doen organiseren (zoeken naar geschikte locaties, het aanbieden van faciliteiten enz.).

 

Er zijn, zoals hiervoor genoemd, vele voordelen verbonden aan de vergunningverlening volgens het "ECL-systeem". Het nadeel aan dit systeem is dat het niet altijd duidelijk is wat er rond het evenement precies plaatsvindt (b.v. is er sprake van uitbesteding, brancheverdeling, hoeveel standplaatsen, muziek, deelname, cateraars, aansprakelijkheid, verstrekking alcoholische drank enz.). Dit behoeft verbetering. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan het indienen van een draaiboek door de organisatie van een evenement. Verder zou de gemeente een actievere rol moeten gaan spelen bij het organiseren van evenementen cq. gezelliger maken van de winkelcentra. De gemeente zou een kader kunnen vaststellen waar welke evenementen gehouden kunnen worden (bijv. geef het Stadhuisplein een cultureel karakter en de Agorahof een handelskarakter). Deze plannen sluiten ook aan bij de voorstellen die de "Masterswerkgroep Openbaar Gebied" in juni 1998 heeft voorgelegd aan het MT.

 

Conclusie

In het kader van het "Zomerfestival" worden vergunningen, namens organiserende instanties, door Stichting Evenementen Coördinatie Lelystad aangevraagd. Dit systeem heeft vele voordelen. Het nadeel is dat de gemeente niet altijd weet wat er precies rond evenementen gebeurt. in samenwerking met Stichting ECL moet dit nader worden afgestemd. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de rol van de horeca en de rol die de gemeente in de toekomst moet gaan vervullen.

 

Voorstel:

  • Er wordt, in samenwerking met Stichting Evenementen Coördinatie een evenementenbeleid opgesteld.

    In dit plan van aanpak moet aandacht besteed worden aan de inzet van de horeca, aan de procedures en het juridische kader daaromtrent en aan het attractiever maken van de stad. Verder moet duidelijk worden welke rol de gemeente en Stichting ECL hierin hebben.

 

4.5Overlast

 

Huidige beleid

Horeca heeft helaas een belangrijke relatie met de verstoring van de openbare orde. In vergelijking met een aantal jaren terug is de horeca-overlast in Lelystad een stuk minder. Momenteel bestaat de horeca-overlast met name uit overlast veroorzaakt door (uitgaans)publiek dat rond sluitingsuur de horecagelegenheden verlaat en door publiek dat zich op straat ophoudt omdat zij geen toegang hebben tot de meeste horecagelegenheden. Met betrekking tot geluidsoverlast vanuit horeca-gelegenheden (directe en indirecte hinder die inrichtingsgebonden is) zijn in de Wet Milieubeheer regels opgenomen (zie hoofdstuk 3).

 

Handhaving

Door politiesurveillance en door gerichte afspraken met horeca-ondernemers wordt geprobeerd de overlast zoveel mogelijk te beperken. De afstemming hieromtrent vindt plaats in de eerder genoemde "werkgroep horeca".

 

Ten aanzien van geluidsoverlast vanuit horeca-gelegenheden worden, naar aanleiding van klachten, door de sectie milieu en energie van de gemeente geluidsmetingen verricht. Bij overtreding van de geluidsnormen wordt een dwangsomtraject gevolgd (zie voor een nadere toelichting hoofdstuk 3).

 

Beoordeling huidige beleid

Het voorkomen van de overlast vindt plaats via de handhaving door de politie en de gemeente en het maken van gerichte afspraken met horeca-ondernemers. Er vindt omtrent deze problematiek afstemming plaats tussen gemeente, politie en eventueel het Openbaar Ministerie. Een gestructureerd plan van aanpak om de overlast aan te pakken ontbreekt echter. Een uitzondering hierop vormt het handhavingstraject bij overtredingen op grond van de Wet Milieubeheer.

 

Mede door de (landelijke) toename van gevoel van onveiligheid en de toename van geweld op straat is een integrale aanpak van de overlastproblematiek onontkoombaar. Om deze problematiek aan te pakken zullen de volgende maatregelen genomen moeten worden.

 

Maatregelen t.b.v. Veilig uitgaan:

  • De basis om de horeca-overlast en het geweld in en rond de horeca tegen te gaan is een gezamenlijke aanpak van dit probleem. Op verzoek van de burgemeester is, vooruitlopend op de integrale horecanota, inmiddels gestart met de uitwerking van dit onderwerp. Hiertoe hebben de KHNaL in samenwerking met de gezamenlijke café­ eigenaren bouwstenen aangedragen om te komen tot een convenant "Veilig Uitgaan". Verder zal onder andere de handreiking "veilig uitgaan" (uitgegeven door het Ministerie van Justitie) en de brochure "het Veilig Stappen Plan" (uitgegeven door het informatiepunt Lokale Veiligheid) gebruikt worden bij de uitwerking van dit beleid. De handreiking is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal landelijke debatten in 1998 over geweld op straat. De brochure geeft handvatten ter bestrijding van overlast en geweld in uitgaansgebieden. Om de horecaoverlast tot een minimum te beperken wordt in het "veilig uitgaansplan" het volgende voorgesteld (in hoofdlijnen).

Uit een onderzoek naar geweldsdelicten in de horeca, uitgevoerd door de regiopolitie Flevoland, district Midden, over de periode van december 1997 en maart 1998 is gebleken dat van de geweldsdelicten die plaatsvinden in de uitgaansgebieden in Lelystad, de meeste worden gepleegd in winkelcentrum "De Gardiaan". Van deze delicten is bekend dat deze horeca gerelateerd zijn. Niet onbelangrijk is dat in de zg. doorstroomwijken (wijken welke direct aan een horecagebied liggen en doorkruist worden door het uitgaanspubliek) er -4,5%- meer geweldsdelicten plaatsvinden dan in de horecagebieden. Echter het is niet bekend of deze delicten horeca gerelateerd zijn.

Gelet op bovengenoemd onderzoek zal het "veilig uitgaansbeleid" zich in eerste instantie moeten richten op het minimaliseren van het uitgaansgeweld in winkelcentrum "de Gardiaan" en de zg. doorstroomwijken (de horecacluster aan de Middenweg zal ook worden betrokken bij het plan vanwege de aanzuigende werking van deze horecagelegenheden uit het centrum en de omgeving). Omdat het plan in eerste instantie zal gelden voor een gedeelte van de horeca wordt voorgesteld te starten met een proefproject voor één jaar. Het voordeel van deze proefperiode voor dit gebied is dat alle partijen gedurende deze periode ervaring kunnen opdoen met het plan en de zich voordoende problematiek op het gebied van openbare orde en veiligheid. Ook kunnen betrokken partijen adequater inspelen op situaties omdat het een beperkt gebied betreft (bijv. politie-inzet, fysieke maatregelen). Na één jaar wordt het plan geëvalueerd. Als na evaluatie, blijkt dat dit plan geslaagd is, zal het stedelijk worden ingevoerd.

Omdat het samenwerken in dit project van cruciaal belang is gaat de voorkeur uit naar een convenantvorm boven dat van een exploitatiestelsel. Verder geniet deze vorm de voorkeur omdat de invoering van een exploitatiestelsel veel tijd kost en de KHNaL aangegeven heeft tegen de invoering van een dergelijk stelsel te zijn. In het convenant kunnen betrokken partijen onderlinge afspraken, beloftes en te ondernemen acties schriftelijk vastleggen. Een convenant kan een juridische binding hebben en kan artikelen bevatten over controles, boetes en procedures.

 

Uitgangspunten Veilig uitgaansbeleid

Bij het formuleren van beleid voor de bijdragen die de vier belangrijkste partijen (gemeente, horeca, politie en Openbaar Ministerie) kunnen leveren aan het veilig uitgaan in Lelystad gelden als uitgangspunten dat:

  • De gemeente de regie voert bij de verdere ontwikkeling van het integrale horecabeleid en de fysieke infrastructuur van de betrokken horecagebieden;

  • De horeca in samenwerking en overleg met betrokken partijen medeverantwoordelijk is voor het zorgdragen voor een veilige uitgaanssituatie. De horeca is in het bijzonder verantwoordelijk voor hetgeen zich afspeelt in de horecagelegenheden (toelatingsbeleid, wapens, drugs, hygiëne in en om de horecagelegenheid);

  • De politie verantwoordelijk is voor het houden van toezicht en de opsporing vn strafbare feiten;

  • Het Openbaar Ministerie een consequent en effectief vervolgingsbeleid voert.

 

Gemeente

 

De gemeente zal ten behoeve van het veilig uitgaansplan:

  • Maatregelen moeten nemen ter verbetering van het openbare gebied ( b.v. verbetering van de verlichting, het plaatsen van -mobiele- urinoirs, openbaar groen).

  • Maatregelen nemen tot het aanpassen van regelgeving en/of (horeca)beleid, zoals het vervullen van de regiefunctie bij het ontwikkelen van een geïntegreerd horecabeleid.

  • Een centraal aanspreekpunt moeten instellen ter verbetering van de communicatie tussen de diverse partijen;

  • Initiatief nemen om in overleg met de relevante horeca-ondernemers, politie, Openbaar Ministerie en relevante partijen te komen tot concrete afspraken omtrent onder andere:

  • 1.

    Het voorkomen van alcoholmisbruik cq. het bevorderen van verantwoord alcoholgebruik;

  • 2.

    De beveiliging in het bedrijf;

  • 3.

    Toelatings- cq. ontzeggingsbeleid;

  • 4.

    Communicatie politie en horeca in geval van ordeverstoringen en/of constatering strafbare feiten;

  • 5.

    Toezicht door aanwezigheid politie;

  • 6.

    Vervolgingsbeleid Openbaar Ministerie;

  • 7.

    Het aanbod van voldoende openbaar vervoer en taxi's.

 

Politie

 

De politie zal ten behoeve van het veilig uitgaansplan:

  • Maatregelen nemen ten aanzien van het toezicht in en rond horecagelegenheden. De politie geeft hierbij aan wanneer er toezicht wordt gehouden en met hoeveel menskracht. Tijdens het toezicht is de politie zichtbaar aanwezig en wordt per fiets/ te voet gesurveilleerd. Dit vergroot de aanspreekbaarheid en de meldingsbereidheid van het uitgaanspubliek en het horecapersoneel;

  • Een bijdrage leveren aan voorlichting over drugs, wapens enz. Op verzoek van de horeca dan wel op initiatief van de politie worden periodiek voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over deze onderwerpen;

  • Maatregelen nemen ten aanzien van aangiftes die een relatie hebben met geweld in en rond horecagelegenheden (opnemen, afhandeling, aanhoudingen). Hieromtrent worden afspraken gemaakt met het Openbaar Ministerie over de afwikkeling van proces­ verbalen. Verder assisteert de politie de horeca in gevallen van een ontzegging van de toegang;

  • Horeca-ondernemers benaderen die (te) vaak zijn betrokken bij geweldsdelicten of openbare orde problemen. Hiermee zal een vaste politie-functionaris worden belast.

 

Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie zal ten behoeve van het veilig uitgaansplan:

  • Maatregelen nemen ten aanzien van de afdoening van strafbare feiten die gepleegd zijn in en rond horecagelegenheden. Concreet betekent dit:

  • 1.

    Tegen verdachten, die in of rond het uitgaanscentrum door de politie worden aangehouden naar aanleiding van het plegen van misdrijven, die betrekking hebben op geweld, bedreiging, wapens of drugs of overtredingen, die in nauwe relatie staan tot de kwaliteit van een uitgaanscentrum (wildplassen) wordt in principe een strafvervolging ingesteld.

  • 2.

    Tegen de verdachten van misdrijven waarop voorlopige hechtenis kan worden toegepast, wordt voorlopige hechtenis gevorderd.

 

Horeca

 

De plaatselijk horeca zal ten behoeve van het veilig uitgaansplan:

  • Maatregelen nemen ten aanzien van alcoholmisbruik. Hierbij zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden ten aanzien van het afschaffen cq. afstemmen van de zogenaamde happy hours.

  • Maatregelen nemen ter verbetering van de veiligheid van bezoekers. De horeca­ ondernemer zal hierbij voor adequaat toezicht moeten zorgen.

  • Aangiftebereidheid moeten tonen ten aanzien van geconstateerde strafbare feiten.

  • Maatregelen nemen ten aanzien van de voorkoming van overlast en het tegengaan van wapens en drugs. Hiertoe zal een voorlichtingscampagne moeten worden opgesteld waarmee het uitgaanspubliek geïnformeerd wordt (affiches, huisregels). Om de overlast tot een minimum te beperken treft de horeca-ondernemer geluidswerende maatregelen en wordt het publiek voorbereidt op het sluitingsuur.

  • Maatregelen nemen ten aanzien van de kennis en vaardigheden van personeelsleden (b.v. het volgen van cursussen zoals de verklaring van sociale hygiëne en het portiersdiploma).

  • Aandacht besteden aan de wettelijke verplichtingen en de branche-specifieke afspraken.

 

Conclusie veilig uitgaan

Vanwege een, weliswaar geringe, toename van het aantal geweldsdelicten in Lelystad is het noodzakelijk om deze problematiek aan te pakken. Een deel van die delicten vindt plaats in en rond de horeca en in de doorstroomwijken. Onderzoek van de politie wijst uit dat de meeste geweldsdelicten in de horeca plaatsvinden in winkelcentrum "De Gordiaan" en in de zg. doorstroomwijken. Een convenant "veilig uitgaan" is een eerste aanzet bij het tegengaan van geweld in de horeca. Deze eerste aanzet zal mede om bovengenoemde redenen als pilotproject moeten gaan dienen voor winkelcentrum "De Gordiaan" en de doorstroomwijken. Het veilig uitgaansplan wordt, zoals in het hoofdstuk sluitingstijden is aangegeven, gekoppeld aan het toekomstig sluitingstijdenbeleid.

 

Voordat begonnen wordt met de verdere uitwerking van het convenant zullen betrokken partijen zich bewust moeten zijn van de eventueel te leveren bijdrage aan het plan.

 

Maatregelen t.b.v. handhaving:

Ten behoeve van de voorkoming van overlast zal de regelgeving moeten worden nageleefd. Ter handhaving van deze regelgeving ontbreekt een vastgesteld handhavingsbeleid. Een dergelijk beleid zal veel duidelijkheid geven voor horeca-ondernemers, gemeente en politie. Tevens zal een handhavingsbeleid een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van diverse vormen van overlast (vervuiling, geluidsoverlast, vernielingen, overtredingen diverse wetten, enz.).

 

Maatregelen t.b.v. communicatie:

Er moet aandacht besteed worden aan de verbetering van de communicatie tussen gemeente/politie en horeca-ondernemers. In het hoofdstuk "communicatie" wordt daartoe ingegaan op het instellen van een horeca-coördinatiepunt.

 

Maatregelen t.b.v. het horeca-aanbod:

Er zullen meer mogelijkheden moeten worden gecreëerd om te komen tot meer diversiteit in de horeca en te komen tot het aanbieden van voorzieningen die voorzien in de behoeftes van het jeugdige uitgaanspubliek. Een geconstateerd probleem is namelijk dat er veel overlast veroorzaakt wordt door publiek dat zich op straat ophoudt en geen toegang heeft tot de meeste horecagelegenheden in het centrum. Dit publiek bestaat voor het merendeel uit jongeren onder de 18 jaar. Zij worden niet toegelaten in de meeste horecagelegenheden omdat er een toelatingsbeleid wordt toegepast vanaf 18 jaar. Enerzijds ligt hieraan ten grondslag het economisch motief, anderzijds kan een horeca-ondernemer ook inspelen op een bepaalde doelgroep. De horeca-ondernemer kan zelf een bepalen of hij een toelatingsbeleid hanteert, mits hij zich houdt aan de anti-discriminatiebepalingen. Een andere oorzaak van het verblijf op straat van het uitgaanspubliek is het ontbreken van de diversiteit van horeca in Lelystad. Bepaalde groepen worden daardoor niet voorzien in hun behoeftes en verblijven op straat. Een bijkomend probleem hierbij is dat het op straat verblijvende uitgaanspubliek de alcoholhoudende drank koopt in de supermarkt of snackbar en dit op straat nuttigt. Alhoewel de politie optreedt tegen het gebruik van alcoholische drank op de openbare weg, is het vooralsnog niet te voorkomen dat hieromtrent de nodige overlast ontstaat (vervuiling, wildplassen enz.).

 

Uit onderzoek is gebleken dat onder de jongeren tussen de 15 en 20 jaar relatief veel behoefte bestaat om gebruik te maken van de horeca. Dit is een reden te meer om meer mogelijkheden te creëren om deze leeftijdsgroep in hun behoeftes te voorzien. In het kader van het integraal jeugdbeleid moet dit onderwerp nader worden afgestemd met afdeling welzijn. Daarnaast zullen er, zoals in hoofdstuk 2 aangegeven, mogelijkheden worden voorgesteld die zullen leiden tot meer diversiteit in de horeca.

 

Voorstel:

  • Er wordt een convenant veilig uitgaan opgesteld. Dit convenant wordt gekoppeld aan het toekomstige sluitingstijdenbeleid.

  • Dit convenant zal gaan gelden voor de deelnemende horecagelegenheden in winkelcentrum "De Gordiaan" ,de horecagelegenheden gelegen aan de Middenweg en de doorstroomwijken. Het project zal gedurende 1 jaar als proef gelden voor het genoemde gebied. Uit de evaluatie zal blijken of het project moet worden uitgebreid.

  • Er wordt een handhavingsbeleid opgesteld ten behoeve van de handhaving van de regelgeving, het tegengaan van overlast en het tegengaan van de verstoring van de openbare en veiligheid;

  • In samenhang met het integraal jeugdbeleid wordt een voorstel tegemoet gezien waarin mogelijkheden worden aangegeven om te voorzien in de behoeftes van het jeugdige uitgaanspubliek;

 

5Volksgezondheid en regelgeving

 

5.1Inleiding

 

In dit hoofdstuk komen de nauw aan de horeca gerelateerde volksgezondsheidsaspecten (zoals alcohol en drugs) aan orde. Volledigheidshalve worden in dit hoofdstuk, naast de volksgezondheidsaspecten, ook de relevante regelgeving en de daarin te verbeteren aspecten meegenomen.

5.2Drugs

 

Huidige beleid

Ten aanzien van de vestiging van coffeeshops wordt een restrictief beleid (geen gedoogbeleid) gevoerd. In overleg met de districtelijke driehoek en de commissie van algemene zaken wordt de zogenaamde nul-optie gehanteerd t.a.v. de vestiging van coffees­ hops.

 

In respectievelijk de eerste klas van het voortgezet onderwijs en de hoogste groep van het basisonderwijs wordt, in het kader van het project "gezonde scholen en genotmiddelen", voorlichting over drugs en verslaving in het algemeen gegeven. Tijdens dit project worden de ouders betrokken bij de voorlichting en tevens draagt het in het algemeen bij aan een verandering van mentaliteit op het gebied van drugs en verslaving.

 

Handhaving

Bij geconstateerde overtredingen van de Opiumwet wordt door de politie strafrechtelijk opgetreden. Tevens wordt hiertegen, indien mogelijk, bestuursrechtelijk opgetreden.

 

Beoordeling huidige beleid

Eind 1999 zal door sectie welzijnszaken een startnotitie verslavingsbeleid worden voorgelegd. Hierin zal ook het coffeeshopbeleid aan de orde komen.

 

5.3Alcohol

 

Huidige beleid

Volgens artikel 3, lid 1, onder a van de Drank- en Horecawet is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank. Voor het verstrekken van alcoholvrije dranken is volgens artikel 2.3.1.7 van de APV een verlof vereist van de burgemeester. In beide regelingen worden uit sociaal-hygiënisch en sociaal-economisch oogpunt eisen gesteld aan de ondernemer. Daarnaast wordt de inrichting getoetst aan de in de wet gestelde inrichtingseisen. Tevens zijn in de Drank- en Horecawet bepalingen opgenomen met betrekking tot het tegengaan van alcoholmisbruik (b.v. leeftijdseis van personen aan wie alcohol geschonken mag worden, geen alcohol schenken aan personen die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren).

 

Ten aanzien van het gebruik van alcoholhoudende drank is het volgens het bepaalde in artikel 2.4.8 van de APV verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door burgemeester en wethouders aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. De verkoop van alcoholhoudende drank voor gebruik elders (op straat b.v.) vindt in hoofdzaak plaats vanuit supermarkten en slijterijen.

Burgemeester en wethouders hebben de bebouwde kom aangewezen als gebied waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen. Overigens wordt er door de gemeente, in het kader van de problematiek rond het toenemende geweld op straat, nog geen actief beleid gevoerd tegen het overmatig alcohol­ gebruik in en rond de horeca. In verband hiermee wordt in hoofdstuk 4 bij het onderdeel "overlast" voorgesteld om een veiliguitgaansbeleid te ontwikkelen. In samenhang hiermee zal zowel vanuit de optiek volksgezondheid als in het kader van het tegengaan van overlast een specifiek alcohol(matigings)beleid ontwikkeld moeten worden. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de zg. Happy Hours en de gevaren van overmatig alcoholgebruik in het algemeen.

 

Handhaving

Op uitvoeringsniveau vindt afstemming plaats in de "werkgroep horeca". Verder geeft de Drank- en Horecawetgeving aan wanneer een vergunning moet (of kan) worden ingetrokken. Ter handhaving van de regelgeving wordt het ontbreken van een handhavingsbeleid, zoals in hoofdstuk 4 bij het onderdeel overlast staat aangegeven, als een tekortkoming gezien.

 

Beoordeling huidige beleid

Dit hoofdstuk heeft vanuit de optiek volksgezondheid diverse raakvlakken met de toenemende agressie op straat en de daardoor ontstane gevoelens van onveiligheid. Vanuit deze optiek wordt, in samenhang met het inmiddels gestarte veilig uitgaansbeleid, aandacht besteed aan het alcoholmatigingsbeleid , de zg. happy hours en de gevaren van het overmatig alcoholgebruik.

 

Voorstel:

  • In samenhang met het veilig uitgaansbeleid wordt een alcoholmatigingsbeleid ontwikkeld;

  • Hierbij moet vanuit de optiek volksgezondheid aandacht besteed worden aan de zogenaamde happy hours en de gevaren van overmatig alcoholgebruik in het algemeen.

 

5.4Speelautomaten

 

Huidige beleid

Teneinde de gokverslaving, met name onder jongeren, tegen te gaan wordt een gemeentelijk 1.0.0. beleid gevoerd. Het beleid houdt in dat in zogenaamde hoogdrempelige inrichtingen twee speelautomaten mogen worden geplaatst, waaronder één kansspel. In de laagdrempelige inrichtingen en in buurthuizen en sportkantines mogen ten hoogste twee behendigheidsautomaten worden geplaatst. Tevens is er een gemeentelijk beleid vastgesteld ten aanzien van samengestelde inrichtingen (hoog- en laagdrempelige inrichtingen). Indien zo'n inrichting voldoet aan de daarvoor gestelde eisen (o.a. aparte ingangen, geheel afgescheiden gedeelten), mag er één kansspel worden geplaatst in het hoogdrempelige gedeelte. Uit gegevens van de CAD is gebleken dat voornoemd speelautomatenbeleid ertoe heeft bijgedragen dat het aantal gokverslaafden is afgenomen.

 

Ingevolge de APV mogen maximaal twee speelautomatenhallen geëxploiteerd worden in Lelystad. Beide vergunningen zijn hiertoe verleend. In deze vergunning wordt geen onderscheid gemaakt in kansspel- en behendigheidsautomaten. Aan de speelautomatenhalexploitanten zijn vergunningen verleend voor maximaal respectievelijk 135 en 100 speelautomaten.

 

Voor de exploitatie van een speelgelegenheid is ingevolge artikel 2.3.5.1 van de APV een vergunning vereist. Een speelgelegenheid is een voor publiek toegankelijke gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. Een aanvraag voor het exploiteren van een speelgelegenheid wordt getoetst aan de verstoring van de openbare orde en aan de verstoring van het woon- en leefklimaat. Indien er naast het beoefenen van behendigheidsspelen, kansspelen worden geëxploiteerd, heeft de ondernemer naast de APV-vergunning, een zg. "casino"-vergunning nodig van het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Economische zaken.

 

Handhaving

Jaarlijks worden alle horeca-inrichtingen door de politie gecontroleerd op de aanwezigheid van speelautomaten (strafrechtelijk). De Wet op de kansspelen geeft een beperkte mogelijkheid om bestuursrechtelijk op te treden (intrekken/weigeren vergunning). De bevoegdheid om op te treden ingeval er overtredingen worden geconstateerd met betrekking tot spelen die vallen onder de werking van de Wet op de kansspelen ligt bij het Openbaar Ministerie (OM). Daarnaast heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onlangs een nieuw artikel in de model-APV opgenomen. Dit artikel bepaalt dat een vergunning geweigerd kan worden indien het vermoeden bestaat dat er kansspelen in de inrichting worden beoefend. Hiertoe zal de burgemeester de raad voorstellen dit artikel op te nemen in de Lelystads APV.

 

Beoordeling huidige beleid

Het huidige spee!automatenbeleid is tot nu toe voldoende effectief gebleken. Eind 1999 zal een nieuwe Wet op de kansspelen gaan gelden. De wetswijziging houdt onder meer in dat:

  • Het onderscheid tussen hoog- en laagdrempelige inrichtingen in de wet is opgenomen; In laagdrempelige inrichtingen geen en in hoogdrempelige inrichtingen twee

  • kansspelautomaten worden toegestaan;

  • Er een leeftijdsgrens van 18 jaar geldt voor het bespelen van kansspelautomaten;

  • De kansspelautomaten aan een groot aantal nieuwe technische eisen moeten voldoen waardoor het verslavend karakter vermindert ;

  • Het verbod op uitbetaling op behendigheidsautomaten expliciet in de wet is opgenomen; De samengestelde inrichting in de wet is opgenomen.

  • De gemeente zelf een beleid dient te ontwikkelen ten aanzien van het plaatsen van behendigheidsautomaten.

 

Het Lelystadse 1.0.0. beleid zal op basis van deze nieuwe wet moeten worden gewijzigd.

 

De exploitatie van een speelgelegenheid ingevolge de APV kan een relatie hebben met de Wet op de kansspelen. Het kan voorkomen dat in dergelijke gelegenheden kansspelen worden geëxploiteerd (b.v. Golden Ten) waarvoor naast de APV-vergunning een vergunning nodig is van het Ministerie van Justitie en Economische zaken. Een dergelijke vergunning wordt in principe alleen verleend aan de "Holland Casino" organisatie. Daardoor bestaat de kans dat kansspelen illegaal geëxploiteerd kunnen worden. Om dit tegen te gaan moet eerst feitelijk worden geconstateerd dat het een kansspel betreft. In Deze constatering is een arbeidsintensieve methode. Desondanks zijn en er in de huidige, maar ook in de nieuwe wet geen toereikende bepalingen opgenomen om deze problematiek tegen te gaan. In verband hiermee is afgesproken dat in samenwerking met de politie en het OM een plan van aanpak wordt opgesteld ten behoeve van de onderlinge afstemming omtrent aanvragen ter verkrijging van een exploitatievergunning voor speelgelegenheden.

 

Voorstel:

  • Het gemeentelijk speelautomatenbeleid wordt gewijzigd zodra de nieuwe Wet op de kansspelen in werking is getreden;

  • Vanwege het beperkte toetsingskader ingevolge de APV om bestuursrechtelijk op te treden tegen de exploitatie van speelgelegenheden, is afgesproken dat een plan van aanpak wordt opgesteld ten behoeve van de onderlinge afstemming tussen gemeente, politie en het Openbaar Ministerie omtrent aanvragen ter verkrijging van een exploitatievergunning voor een speelgelegenheid;

 

5.5Paracommercialisme

 

Huidige beleid

Paracommercialisrne is een vorm van oneerlijke concurrentie, uitgeoefend door al dan niet op enigerlei wijze gesubsidieerde instellingen die, buiten hun doelstellingen om, horeca- en recreatieve diensten verlenen aan het publiek. Ingevolge de Drank- en Horecawet, worden aan dergelijke instellingen zg. paracomrnerciële voorschriften gesteld, door deze op te nemen in de drank- en horecavergunning. Deze voorschriften houden o.a. in dat er geen feesten en partijen georganiseerd mogen worden en dat het schenken van alcoholische dranken alleen op bepaalde tijden mag plaatsvinden.

 

Handhaving

De regionale commissie "Horeca en paracomrnercialisme" onderzoekt, naar aanleiding van klachten, of de betreffende instelling in strijd met de paracommerciële voorschriften het horecabedrijf uitoefent. Aan de hand van de bevindingen van deze commissie kan de gemeente verdere stappen ondernemen. Paracommercialisme kan ook aan het licht komen door controle van de politie. De politie heeft echter geen bevoegdheden hiertegen op te treden. De enige mogelijke, (bestuursrechtelijke) sanctie is (uiteindelijk) het intrekken van de drank­ en horecavergunning.

 

Beoordeling huidige beleid

Het verzamelen van de bewijslast om paracommercialisme aan te tonen is moeilijk.De handhaving van de (paracommerciële)voorschriften stuit bijvoorbeeld al op praktische bezwaren (wat valt wel of niet onder paracommercialisme). Ook is uit besprekingen met horeca-ondernemers gebleken dat er enige schroom bestaat om te klagen over paracommerciële activiteiten van instellingen, mede omdat de regels over deze problematiek niet helemaal duidelijk zijn. Om een verbetering aan te brengen in de bestrijding van het paracommercialisme zouden de bedoelde instellingen en horeca-ondernemers meer geïnformeerd moeten worden over dit fenomeen.

 

Voorstel:

  • In samenwerking met de politie en de paracommerciële commissie wordt een plan opgesteld om het paracommercialisme aan te pakken.

 

 

 

6Communicatie

 

6.1Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe het communicatieproces tussen de gemeente en de horecasector verloopt en welke verbeteringen hierin kunnen worden aangebracht.

 

6.2Communicatieproces

 

Huidige beleid

De communicatie tussen de gemeente en horeca-ondernemers vindt plaats, al naar gelang het onderwerp, door de diverse afdelingen. Op een aantal afdelingen zijn medewerkers aangesteld die het aanspreekpunt zijn voor de horeca (milieu, algemene zaken, RO, grondbedrijf). Er vindt op dit moment geen gestructureerd overleg plaats waarbij de horeca betrokken is. In de aanloop naar de onderzoeken omtrent het integrale horecabeleid heeft er op bestuurlijk niveau overleg plaatsgevonden met de direct betrokkenen. Dit overleg, waarin voornamelijk gesproken werd over de aanzet tot een integraal horecabeleid, is tijdelijk gestaakt. Afgesproken is om dit overleg opnieuw op te starten zodra begonnen is met de uitvoering van het horecabeleidsplan.

 

In Lelystad zijn verschillende organisaties aanwezig die zich bezighouden met de belangen van de plaatselijke horeca-ondernemers. Dit zijn:

  • De Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Lelystad (KHNaL). De KHNaL kent ongeveer 35 leden en houdt zich bezig met de belangen van de horeca in het algemeen. Opvallend is dat er weinig café-eigenaren lid zijn van de KHNaL. De KHNaL geeft aan dat het zichzelf te weinig profileert naar deze sector. Dit zou een reden kunnen zijn van het geringe aantal leden uit deze sector.

  • De vereniging voor café-eigenaren. Deze vereniging komt op voor de specifieke belangen van de cafés in Lelystad en kent ongeveer 12 leden. N.B. tijdens de totstandkoming van deze integrale horecanota heeft de vertegenwoordiger van deze vereniging aangegeven dat de vereniging wordt opgeheven en dat de leden zich zullen aansluiten bij de KHNaL.

  • De Vereniging Promotie Horecapleintje (VPHL). Deze vereniging richt zich op het behoud van de horecagelegenheden op het horecapleintje en het bevorderen van de leefbaarheid in het algemeen op het horecapleintje. De vereniging heeft ongeveer 8 leden.

 

De KHNaL en de vereniging van café-eigenaren worden als gesprekspartner, in het bovengenoemde bestuurlijke overleg, door de gemeente erkend. Met de VPHL wordt op uitvoeringsniveau overleg gevoerd.

 

Beoordeling huidige beleid

Uit een onderzoek van de Hogere Hotelschool Maastricht blijkt dat horeca-ondernemers de procedures voor diverse vergunningen (waaronder de drank- en horecavergunning en het verlof) als te lang ervaren. Horeca-ondernemers geven hierbij ook aan dat zij meer duidelijkheid willen hebben over de te voeren procedures. In verband met bovengenoemde problematiek zal een horecacoördinatiepunt kunnen bijdragen aan een efficiëntere en klantgerichte werkwijze.

 

Het horecacoördinatiepunt kan worden ingesteld om:

  • als aanspreekpunt te dienen voor horeca-ondernemers;

  • vooroverleg te plegen met betrokken ondernemers over de te voeren procedures;

  • intern overleg te plegen en af te stemmen binnen de gemeentelijke organisatie;

  • de vergunningverlening te coördineren en de voortgang te bewaken;

  • toe te zien op handhaving van het vergunningenbeleid.

De genoemde onderzoeken geven ook aan dat de relatie tussen horeca-ondernemers onderling en tussen horeca-ondernemers en de gemeente verbeterd moet worden.

 

Relatie horeca-ondernemers onderling

Er zijn, uitgaande van het landelijk gemiddelde, in Lelystad weinig horecaondernemers die zich hebben verenigd. Dit wordt volgens de KHNaL veroorzaakt doordat diverse ondernemers zich niet kunnen verenigen met de visie van de georganiseerde instanties.

Tussen de georganiseerde instanties is een goede verstandhouding. De KHNaL en de vereniging voor café-eigenaren stemmen hun activiteiten gezamenlijk af en er vindt regelmatig overleg plaats.

 

Relatie horeca-ondernemers/gemeente

De communicatie tussen horeca-ondernemers en de gemeente wordt niet als optimaal omschreven. Mogelijke redenen hiervan zijn:

  • Het gebrek aan onderling vertrouwen;

  • een gebrek aan onderlinge betrokkenheid;

  • een gebrek aan slagvaardigheid van de gemeente;

  • een gemis aan een centraal aanspreekpunt bij de gemeente.

 

Desondanks is de gemeente van mening dat de basis voor samenwerking zonder meer aanwezig is. Ter bevordering van deze samenwerking zou een horeca-coördinatiepunt, zoals in hoofdstuk 5 bij het onderdeel alcohol staat beschreven, gerealiseerd moeten worden. Dit horeca-coördinatiepunt zou als aanspreekpunt kunnen dienen voor de horeca­ ondernemers en andere externen (omwonenden, bezoekers, bierbrouwers enz).

 

De verdere uitwerking van dit horeca-coördinatiepunt zou meegenomen kunnen worden in het project zoals staat omschreven in het hoofdstuk vergunningen van de hoofdstructuur van de nieuwe sector bestuurszaken. Hierin wordt geconcludeerd dat voorlopig wordt uitgegaan van de bestaande uitgangspunten en taakverdelingen op het gebied van vergunningen. Op termijn zal er een project worden gestart waarin invulling wordt gegeven aan het toekomstig beleid met betrekking tot het gemeentelijk vergunningenbeleid.

 

Voorstel:

  • Ter verbetering van de efficiëncy en de klantgerichtheid wordt het instellen van een horecacoördinatiepunt nader uitgewerkt in het project met betrekking tot het toekomstig vergunningenbeleid.

7Uitvoeringsprogramma

 

7.1Inleiding

 

In deze nota is een visie gegeven op de gewenste horecastructuur, het daarbij behorende beleidsinstrumentarium en de op horeca betrekking hebbende regelgeving. Enerzijds richt deze integrale horecanota zich op de lange termijn; in welke richting dient de Lelystadse horeca zich te ontwikkelen? Anderzijds moeten ook op korte termijn al initiatieven ontplooid worden. Hiertoe zijn concrete uitvoeringsprojecten geformuleerd waarmee op zowel korte als langere termijn 'gescoord' kan worden met concreet zichtbare resultaten. De uitvoering van de projecten moet worden ondergebracht bij de relevante afdelingen in de gemeentelijke organisatiestructuur.

Per project wordt aangegeven:

  • De naam van het project;

  • De doelstelling van het project;

  • Een korte omschrijving van de inhoud van het project.

  • Welke partijen bij het project betrokken dienen te zijn;

  • De prioriteit van het project, door middel van hoog, middel of laag (waar mogelijk is er bij het project een tijdspad gekoppeld;

  • Eventuele bijzonderheden.

 

7.2Uitvoeringsprojecten

 

 

 

Het college van Lelystad,

Lelystad, 03-12-1996


1

"The Missing Drink" Katholieke Universiteit Nijmegen 1998 en "B(l)oeiend Lelystad" Hoge Hotelschool Maastricht 1998

2

Oosterhout, Assen, Den Helder, Nieuwegein, Heem, Oss, Almelo, Deverter en Lelystad

3

Het stadscentrum wordt begrensd door de Agorabaan en de Muntstraat

4

Droogh Trommelen en Broekhuis 1997

5

Structuurmodel Kust 1999

6

De uitbreidingsruimte die er is voor deze vorm van horeca kan eventueel ook gerealiseerd worden nabij grote concentratiegebieden van toeristen, bijvoorbeeld het FOV/Kustboulevard