Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel aanpak overlast (Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO) |
Citeertitel | Beleidsregel aanpak overlast |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2011 | nieuwe regeling | 23-02-2011 Trompetter, 07-06-2011 |
dat voor de toepassing van deze wet, te weten artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is voor wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast;
gehoord de beraadslaging in het portefeuillehoudersoverleg Integrale Veiligheid van 8 november 2010;
gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet en 4:81 Algemene Wet
Op 1 september 2010 is de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO) in werking getreden. Deze wet voorziet in o.a. het opnemen van de artikelen 172a en 172b in de Gemeentewet.
Deze beleidsregel ziet toe op het toepassen van de burgemeestersbevoegdheden bij herhaaldelijk ordeverstorend gedrag op grond van deze wet. De aanvullende bevoegdheden richten zich op het vroegtijdig kunnen stoppen, het preventief ingrijpen en het doorbreken van het ordeverstorend gedrag van een individu of van een groep. Het gaat om nieuwe bevoegdheden uit de Gemeentewet, artikelen 172a en 172b, op basis waarvan de burgemeester (preventief) kan ingrijpen bij ordeverstorend gedrag in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen en voetbalwedstrijden.
Naast deze nieuwe bevoegdheden blijft het mogelijk gebiedsontzeggingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) op te leggen voor eenmalige ordeverstorende gedragingen, bestuurlijk ophouden en natuurlijk de bevelsbevoegdheid en het noodrecht op grond van de Gemeentewet.
Aanleiding aanpassing Gemeentewet
Aanleiding voor deze wet en de uitbreiding van de Gemeentewet is de toenemende mate van herhaaldelijke vormen van ordeverstorend gedrag, waarbij de huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten onvoldoende toereikend zijn gebleken om de overlastgevende situatie of het geweld te beëindigen. De gevolgen van de overlast zijn voor de omgeving ingrijpend. Mensen voelen zich bedreigd en onveilig, wat bepalend is voor hun veiligheidsbeleving. Maatschappelijk is het onaanvaardbaar dat niet vroegtijdig en direct kan worden opgetreden tegen dit soort ordeverstorend gedrag.
Met de toevoeging van artikel 172a in de Gemeentewet kan de burgemeester een gebiedsverbod, een groepsverbod en/of een meldingsplicht opleggen aan de personen die herhaaldelijk de orde verstoren. Op grond van artikel 172b Gemeentewet kan de burgemeester ook een soortgelijk bevel geven aan de ouders of voogd van een persoon die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM (zie bijlage 3). Het OM toetst of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit (maatregel dient in verhouding te staan tot overtreding) en subsidiariteit (is er een lichtere of andere maatregel mogelijk) in dat stadium mogelijk was. Het bevel van de burgemeester moet de gedragingen van de geadresseerde van de maatregel bevatten waardoor de openbare orde is verstoord en die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de maatregel. Daarbij wordt vermeld op welke plaatsen en tijdstippen de geadresseerde de openbare orde heeft verstoord. De maatregel mag niet langer duren dan noodzakelijk is en dient beperkt te worden naar tijd en plaats.
Met deze bevoegdheden kan de burgemeester preventief ingrijpen als personen zich herhaaldelijk ordeverstorend gedragen, zowel individueel als groepsgewijs. De toepassing van deze bevoegdheden is mede afhankelijk van de context waarin de ordeverstorende handelingen worden gepleegd gelet op het beoogde effect van de maatregel.
Samenhang met overige bevoegdheden uit de Algemene Plaatselijke Verordening
Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, zoals de gebiedsontzeggingen. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden (artikel 2:1APV) en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (artikel 2:48, lid 1 APV) blijven onverminderd van kracht.
De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en 2:1b APV (gebiedsontzeggingen) is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Het huidige instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging voor zeer korte duur (24 uur, bij herhaling binnen een jaar 14 dagen en daarna 4 weken) op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd voor maximaal 4 dagen. De gemeente Roermond heeft een gebiedsinstructies voor het toepassen van deze bevoegdheid vastgesteld.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV,
bestuurlijk ophouden en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.
De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.
De bevoegdheden op grond van 172a Gemeentewet
Op grond van artikel 172a, lid 1 van de Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:
Ingevolge artikel 172b van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:
Voorwaarden bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Een wettelijke definitie van het begrip “verstoring van de openbare orde” is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ordeverstorende gedragingen zijn in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV. De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
Hierbij wordt opgemerkt dat voor jeugdoverlast (jongeren tussen 12 en 24) en de groep 12 minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het kindgedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevend aangemerkt. De wet Mulder feiten, worden alleen dan meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, denk hierbij aan het op de stoep rijden met een scooter.
Volgens de Van Dale wordt onder herhaaldelijk “meer dan eens” verstaan. Dit betekent dat sprake kan zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgehad. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden.
Bij evenementen die op jaarlijkse basis plaatsvinden is een afzienbare tijd van 13 maanden redelijk, terwijl bij overlast door 12 minners in een bepaalde wijk een afzienbare tijd van 6 maanden redelijk is. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld.
In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk en blijft handhaving op grond van de APV mogelijk, zoals het inzetten van de gebiedsontzeggingen.
Ordeverstorend gedrag dat herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van een groep bij meer dan 3 personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijk een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring (Zie arrest Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2009, Parketnummer: 21-004032-07).
Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider worden vervolgd.
Bij de juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.
Toepassing van de bevoegdheden bij overlast
De bevoegdheden van de WMBVEO houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, hetgeen betekent het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel een legitiem doel moet dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de proportionaliteit en subsidiariteit. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van de aanvullende bevoegdheden gebruik zal maken. Dit laat onverlet dat de burgemeestereen afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden geletop de openbare orde noodzakelijk is.
1. Ordeverstorende gedragingen bij evenementen
Indien een persoon binnen 13 maanden herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden, waarbinnen het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven.
De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden.
Bij risico-evenementen en grootschalige samenkomsten niet zijnde evenementen, die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op ordeverstorende personen kan naast een gebiedsverbod ook direct een meldingsplicht worden opgelegd voor de duur van het evenement, de voetbalwedstrijd of het grootschalige evenement dan wel maximaal voor de duur van drie maanden.
Daarnaast kan de burgemeester indien de feiten en omstandigheden dat noodzakelijk maken bij evenementen een groepsverbod opleggen voor de duur van een evenement, dan wel maximaal drie maanden.
2. Ordeverstorende gedragingen in groepsverband
Indien een persoon herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont en het merendeel van de gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden zal aan de persoon een groepsverbod worden opgelegd. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na een eerste ordeverstorende gedraging – een groepsverbod worden opgelegd.
Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de geografische ligging van het gebied, de bestaande druk op de openbare orde of de ernst van de gedragingen kan direct een gebiedsverbod worden opgelegd.
3. Ordeverstorende gedragingen door het individu
Indien een persoon herhaaldelijk individueel ordeverstorende gedragingen pleegt zal aan die persoon een gebiedsverbod worden opgelegd.
Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de handhaafbaarheid van het opgelegde verbod, kan direct een meldingsplicht worden opgelegd. Hierbij wordt gedacht aan risico-evenementen.
Bij een eerste overtreding van het groepsverbod wordt het verbod:
Bij een tweede overtreding van een groepsverbod zonder ordeverstorende gedragingen wordt er een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van drie maanden.
Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184 Sr en gaat het OM over tot vervolging mits de richtlijnen van het OM in opgenomen in het bijlage 3 van het handhavinsgarrangement die van deze beleidsregels deel uitmaken, in acht zijn genomen.
Bij een eerste overtreding van het gebiedsverbod wordt het verbod:
Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184 Sr en gaat het OM over tot vervolging op deze grond mits de richtlijnen van het OM opgenomen in bijlage 3 van het handhavinsgarrangement die van deze beleidsregels deel uitmaken, in acht zijn genomen.
5. Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast
De maatregelen worden voor de duur van drie maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd of ten nadele van betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Nieuwe feiten en omstandigheden zijn onder andere het overtreden van de opgelegde maatregel. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft
plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.
Indien de maatregel wordt verlengd terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel. Gedurende de looptijd van een maatregel kan slechts één keer een maatregel worden verlengd.
Indien er sprake is van een ordeverstorende gedraging binnen drie jaar nadat een maatregel is verstreken kan direct een stap in het handhavingsarrangement (zie bijlage 1) worden overgeslagen.
Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
6. Ordeverstorend gedrag door 12 minners
Indien een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt binnen een termijn van zes maanden herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort is sprake van herhaaldelijke overlast en wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd, waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen 20.00 uur een 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag. De maatregel wordt alleen dan opgelegd indien minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn ingezet. Indien het bevel wordt overtreden zal de maatregel voor de resterende duur worden uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich te allen tijde niet zonder het ouderlijke gezag zich in een nader te bepalen gebied mag begeven.
Indien de minderjarige binnen zes maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal opnieuw een maatregel worden opgelegd.
In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:
Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen zes maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden, dan wel de eerste stap uit het handhavingsarrangement worden overgeslagen.
Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.
Meldingsplicht door de burgemeester
De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hier tegen verzet. Hiervan is onder meer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig is geen toestemming heeft gegeven voor de melding. Het oordeel van de burgemeester van die gemeente wordt verkregen door de Stafafdeling Kabinet en Communicatie van de gemeente Roermond. De nader te bepalen plaats van melding wordt geregeld in nadere werkafspraken.
Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek andere gemeenten)
Begeleidingsplicht minderjarige tot 12 jaar
Een persoon die gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs overlast pleegt krijgt een bevel opgelegd dat de minderjarige zich niet mag ophouden tussen 20.00 uur ’s avonds en 06:00 uur ’s ochtends zonder zijn begeleiding. De maatregel wordt slechts opgelegd indien de integrale persoonsgerichte aanpak is ingezet of deze is geweigerd.
Dossiervorming en verslaglegging
Voor het opleggen van een maatregel wordt een deeldossier aangeleverd (door de politie of het veiligheidshuis) bij de burgemeester. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:
Een volledig dossier dient in elk geval te bevatten:
De betrokkene aan wie mogelijk een maatregel wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken binnen een week na ontvangst van het voornemen. Indien sprake is van een minderjarige worden tenminste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek.
Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbende afgeweken indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet en het beoogde doel niet wordt bereikt indien de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld. Dit kan het geval zijn bij evenementen, voetbalwedstrijden e.d.
Het besluit wordt aan de betrokkene aangetekend per post toegezonden.
Omstandigheden kunnen met zich mee brengen dat het verstandig wordt geacht de maatregel in persoon uit te reiken (geen postadres). Indien sprake is van een minderjarige wordt het besluit tenminste aan de ouders of voogd van de minderjarige uitgereikt.
Het verbod treedt in werking op het moment dat het besluit de betrokkene heeft bereikt.
De gedragingen en aanwijzingen waarop de beschikking is gebaseerd worden in het besluit opgenomen. Bij een meldingsplicht worden ook de tijden en de plaats waar de betrokkene zich moet melden vermeld. Bij de meldingsplicht wordt een kopie van het besluit afgegeven op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.
De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie als een maatregel wordt voorbereid en opgelegd. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester als een gedragsaanwijzing wordt opgelegd.
In de driehoek wordt één keer per jaar gerapporteerd over het aantal opgelegde maatregelen door de burgemeester en de (hoofd)officier. Ook wordt gerapporteerd over de eventuele bezwaarschriften en de uitkomsten daarvan.
Relatie burgemeester en Officier van Justitie
Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd een gedragsaanwijzing te geven indien tegen een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling.
Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op.
Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking op de gemeentepagina in de Trompetter.
De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel aanpak overlast.
Bijlage 1: Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast
Openbaar Ministerie♦ | ||||
Bij constatering herhaaldelijk ordeverstorende gedragingen in 13 maanden | ordeverstorende gedragingen merendeel in groepsverband gepleegd:
merendeel ordeverstorende gedragingen individueel gepleegd:
Bij evenementen en/of grootschalige samenkomsten ( al dan niet leidende rol)
Indien sprake is van risico evenement kan tevens direct een meldingsplicht voor de duur van het risico evenement worden opgelegd. | |||
Verlenging duur van maatregel met drie maanden ( met mogelijkheid om vaker te laten melden). | ||||
In overleg met OvJ verlengen maatregel voor de duur van 3 maanden. Alleen geen actie bij vervolging waarbij gedragsaanwijzing (meldingsplicht, groepsverbod, gebiedsverbod) kan worden opgelegd door OvJ. | ||||
Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedraging binnen 3 jaar na verstrijken maatregel |
Bijlage 2: Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast 12 minners
BIJ MINDERJARIGE DIE DE LEEFTIJD VAN 12 JAAR NOG NIET HEEFT BEREIKT1 | |||
bij constatering 2e groepsgewijze ordeverstorende gedraging binnen 6 maanden | De burgemeester legt aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent het bevel op dat de minderjarige zich in de avonduren niet op openbare plaatsen zonder zijn of haar begeleiding mag begeven voor de duur van 3 maanden. | ||
Maatregel wordt verzwaard voor de resterende tijd met het bevel dat de minderjarige zich niet mag begeven in een nader aan te wijzen gebied zonder begeleiding van de persoon die het gezag over hem of haar heeft. | |||
Vervolging o.g.v. art. 184 Wsr (van persoon die gezag over minderjarige heeft) | |||
Bij opnieuw constateren ordeverstorende gedraging binnen zes maanden na verstrijken maatregel. |
Bijlage 3: Instructie vervolging OM
Of het OM tot vervolging zal overgaan op grond van art. 184 WvSr wordt per zaak beoordeeld.
Onderstaande criteria dienen hierbij als richtlijn.
Bij drugsrunners en straatdealers:
sfeerverbaal over de buurt waaruit blijkt dat het een wijk/buurt betreft waar sprake is van stelselmatige ernstige overlast en wat hiervan de gevolgen zijn voor de omgeving. Indien er zodanige mutaties aanwezig zijn waaruit deze signalen duidelijk naar voren komen kan het sfeerverbaal achterwege gelaten worden.