Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renswoude

Beleidsregels “toepassing Wet Bibob” gemeente Renswoude 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenswoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels “toepassing Wet Bibob” gemeente Renswoude 2022
CiteertitelBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Renswoude 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-08-2022nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2022-350442

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels “toepassing Wet Bibob” gemeente Renswoude 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Renswoude en de burgemeester van Renswoude ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft en de gemeente Renswoude als privaatrechtelijk optredende rechtspersoon,

 

Overwegende, dat

de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op

het bepaalde in de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, alsmede artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht,

 

Besluit:

Vast te stellen de Beleidsregels “toepassing Wet Bibob” gemeente Renswoude 2022.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersoon met een overheidstaak.

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen.

    • c.

      beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing.

    • d.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie”.

    • e.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

    • f.

      eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een overheidsopdracht, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • g.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

    • h.

      overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

    • i.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruikrecht;

      • 4.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

        of

      • 5.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

    • j.

      Landelijk Bureau Bibob. Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (artikel 8 Wet Bibob), hierna: het Bureau. Het Bureau heeft tot taak aan bestuursorganen op verzoek advies uit te brengen over de mate van gevaar. Het Bureau verricht hiertoe zelfstandig onderzoek (artikelen 8 en 9 van de Wet Bibob).

    • k.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

    • l.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon zijnde de gemeente Renswoude en diens bestuursorganen. Rechtspersonen met een gemandateerde bevoegdheid werken ook conform deze beleidsregel. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Vergunningen

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek kan plaats vinden bij elke aanvraag voor een vergunning/verlof voor een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf als bedoeld in:

    • a)

      artikel 3 Alcoholwet (Drank- en Horecavergunning).

    • b)

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning).

    • c)

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (Horeca exploitatievergunning)

    • d)

      artikel 3.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning seksinrichting, escortbedrijf).

    • e)

      artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal).

  • 2.

     

    • a.

      indien er sprake is van nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of

    • b.

      indien er sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en/of

    • c.

      er op grond van:

      • -

        eigen ambtelijke informatie, en/of

      • -

        informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • -

        vanuit het Openbaar Ministerie (verder OM) verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

      • -

        overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 3.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van paracommerciële instellingen en slijterijen in beginsel uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, sub c van deze beleidsregel.

  • 5.

    Het Bibob-onderzoek vindt tevens plaats als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over de aanvrager, een betrokkene bij de aanvraag of een financier, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.2 Evenementen

  • 1.

    In geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Apv (evenementenvergunning), kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, of een financier in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.4 Vergunningen op grond van de Huisvestingswet

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.5 Omgevingsvergunning milieu

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.6 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een gemeentelijke vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning of ontheffing die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de gemeentelijke vergunningen uit artikel 2.1 van deze beleidsregel, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.7 Subsidies

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een subsidie als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een beschikking, (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de aanvraag, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.8 Verleende beschikking

  • 1.

    In geval van een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking als zodanig, of tevens tegelijkertijd als betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over een betrokkene bij de beschikking, in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1.

    Alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie als zodanig, of tevens tegelijkertijd als aanvrager van een beschikking, subsidie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over de betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of een financier in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

  • 1.

    Nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie als zodanig, of tevens tegelijkertijd als aanvrager van een beschikking, subsidie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over de betrokkene bij een vastgoedtransactie, of een financier in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan het bestuursorgaan, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

  • 1.

    In geval van een overheidsopdracht kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek verrichten indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

  • Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de betrokkene bij een bij een overheidsopdracht als zodanig, of tevens tegelijkertijd als aanvrager van een beschikking, subsidie of betrokkene bij een (voorgenomen) vastgoedtransactie, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

  • 3.

    Het Bibob-onderzoek kan tevens plaatsvinden als uit gemeentelijke informatie blijkt, dat over betrokkene bij een overheidsopdracht, of een financier in de afgelopen vijf jaar een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden daags na bekendmaking in werking.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Renswoude 2022

gemeente Renswoude

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Renswoude gehouden

Op 21 december 2021,

De secretaris,

De heer E. Jansonius,

De burgemeester,

Mevrouw P. Doornenbal – Van der Vlist

Toelichting

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door bijvoorbeeld gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en vastgoedtransacties. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

De integriteit van de gemeente wordt aangetast als er bij een (verleende) vergunning of bij of een vastgoedtransactie, gebruik wordt gemaakt van ‘crimineel’ geld of wanneer de kans groot is dat vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen.

Ter bescherming van hun eigen integriteit, kunnen gemeenten sinds 1 juni 2003 de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Met het bescherming van de integriteit van de gemeente wordt de gemeente tevens in staat gesteld om de samenleving te beschermen tegen niet integere partijen. Op die wijze levert de Wet Bibob, indirect, ook een bijdrage aan het beschermen van het woon-, werk- en leefklimaat in de gemeente.

 

2. Waarom een beleidsregel.

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet Bibob. De Wet Bibob is een facultatieve wet. Dat betekent dat een gemeente zelf mag bepalen wanneer dit instrument wel of niet toepast.

Het invoeren en toepassen van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. Tevens voorkom je als gemeente willekeur in de toepassing van de Wet Bibob voor de burger. In de beleidsregel staat namelijk aangegeven op welke vergunningen, vastgoedtransacties, subsidies en overheidsopdrachten de Wet Bibob kan worden toegepast. Tevens geeft de gemeente een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van de eigen integriteit. Dit kan een preventieve werking tot gevolg hebben.