Organisatie | Barendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Minimabeleid en Plan Schuldhulpverlening Barendrecht 2021 - 2024 |
Citeertitel | Minimabeleid en Plan Schuldhulpverlening 2021 tot 2024 Barendrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2022 | nieuwe regeling | 01-06-2022 | 286163 |
Voor u ligt het beleidsplan “minimabeleid en plan schuldhulpverlening” van de gemeente Barendrecht voor de periode 2020 tot 2024. In dit plan wordt inzicht gegeven hoe de komende jaren wordt ingezet op het voorkomen en bestrijden van armoede en het voorkomen en oplossen van financiële problemen.
Het gaat beter met de economie in Nederland. Toch zien we een groeiend probleem als het gaat om armoede en schulden. Dat is te verklaren door de wetenschap dat de burgers met financiële problemen niet als eerste profiteren van een betere economie. Ook zijn de achterliggende problemen complex en is een hoger inkomen niet voor iedereen de oplossing. Uit berichtgeving blijkt dat steeds meer mensen moeite hebben met het financieel rondkomen. Leven in armoede en/of met problematische schulden heeft ingrijpende persoonlijke en maatschappelijke effecten. Het kan leiden tot psychische of lichamelijke klachten, schaamte, stress, sociale uitsluiting en (jeugd)werkloosheid. Het hebben van schulden kan een gevolg zijn van een probleem op een ander leefgebied, het hangt in ieder geval vaak samen met een probleem op een ander leefgebied. Het vraagt om een integrale blik en aanpak die oplossingen zoekt op het snijvlak van gezondheid, participatie en/of onderwijs.
Het voorkomen en tegengaan van armoede en financiële problemen is van groot belang voor zowel de burger als de gemeente. Onze ervaring is dat de inwoners zich pas melden als het water hen aan de lippen staat. Het probleem is dan vaak groot en complex en daardoor moeilijker op te lossen. Het voorgaande beleid gaat uit van een zelfredzaamheid van de inwoner. Uit meerdere onderzoeken, waaronder Weten is nog geen doen, en de wetenschap achter Mobility Mentoring, is gebleken dat het langdurig onder stress staan, negatieve gevolgen heeft voor het zogenaamde doenvermogen. Daarmee wordt bedoeld het vermogen acties te ondernemen om een bepaald probleem op de juiste manier aan te pakken. Het lukt juist daardoor niet meer om de juiste acties te ondernemen waardoor er geen aanspraak wordt gemaakt op regelingen en/of schulden ontstaan. Ook is gebleken dat niet iedereen even zelfredzaam is.1
We vinden het heel belangrijk dat ondanks dat er sprake is van armoede of financiële problemen, kinderen kunnen meedoen in de maatschappij op het gebied van sport, cultuur, onderwijsactiviteiten en sociale activiteiten. Hier hebben wij de afgelopen periode op ingezet en dit blijven we doen.
Preventie is een middel gericht op voorkoming van armoede dan wel financiële problemen. Uit een onderzoek2 is gebleken dat er een groep werkende armen is die moeite heeft om rond te komen en de gemeentelijke voorzieningen niet of moeilijk weet te vinden. Dit zijn vaak kleine zelfstandigen en parttime werkende (alleenstaande) ouders.
Doordat er nog geen zichtbare problemen zijn, is deze groep voor ons onbekend. Deze doelgroep gaan we benaderen via uitgebreide communicatie en voorlichting. Dit geldt ook voor de doelgroep laaggeletterden en burgers met een licht verstandelijke beperking.
We bieden de inwoner hulp door middel van een integrale en actieve benadering. Dit doen we in samenwerking met onze lokale partners. We optimaliseren onze dienstverlening en creëren een toegang waarbij burgers zich gehoord voelen en actief gewezen worden op de voorzieningen van de gemeente en het Rijk, en daarbij ook geholpen wordt als de burger het zelf niet kan.
In hoofdstuk 2 kunt u meer lezen over de cijfers betreffende armoede en schuldhulpverlening. In hoofdstuk 3 kunt u lezen wat er al gedaan is en wat we nog willen bereiken en uiteraard wat we daarvoor gaan doen. In hoofdstuk 4 staan de financiën beschreven. In hoofdstuk 5 zijn de acties en het tijdspad overzichtelijk bij elkaar gezet. In de bijlage 1 ziet u welke wetten betrekking hebben op het minimabeleid en schuldhulpverlening, en welke beleidsstukken er zijn. In bijlage 2 ziet u de onderdelen waarop gemeten wordt in de schuldhulpverlening.
2.1 Minimavoorzieningen uit de armoedemonitor 2018
2.1.1 Wat valt op in gemeente Barendrecht?
Het aantal huishoudens met een laag inkomen is gestegen maar is niet hoger dan het landelijk gemiddelde. Dat geldt ook voor het aantal kinderen in een gezin met een laag inkomen. Het percentage is lager dan het landelijk gemiddelde. Er zijn ook veel minima die langdurig een laag inkomen hebben, landelijk ligt dit percentage iets lager. Het aantal minimakinderen met een indicatie voor jeugdzorg is hoger dan het landelijk gemiddelde. We zien dat dit bij veel gemeenten een punt van zorg is.
Als we kijken naar het bereik van de minimavoorzieningen scoren we goed met de regeling Meedoen voor minima. In andere gemeenten is het bereik van een vergelijkbare regeling vaak lager. De inzet op de communicatie en de inzet van de partners is hier debet aan. Ook het bereik van de Zorgpolis voor minima is goed en zelfs gestegen ten opzichte van vorig jaar.
De zwemregeling ABC-diploma is in oktober 2017 van start gegaan. Het aantal kinderen dat via deze regeling zwemles krijgt is 87, een mooi resultaat. Opvallend is wel dat 95% van de kinderen die zwemmen via deze regeling van allochtone afkomst zijn.
Het aantal kwijtscheldingen gemeentelijke belastingen is nagenoeg gelijk gebleven, het bereik van de doelgroep is hoog.
We zien dat in Barendrecht het aantal AOW-gerechtigden met een laag inkomen aan het stijgen is. De grootste groep minima vinden we in de leeftijd van 45 tot de AOW-leeftijd (44%). Een groep die niet zo makkelijk werk vindt. Bij de verschillende huishoudtypen zien we de meeste minima bij de ‘alleenstaanden’ (47%).
Landelijk gezien is het aantal aanmeldingen met 10% gedaald naar 86.000. De gemiddelde schuld die inwoners hebben, bedraagt € 38.300 (i.g.v. particulieren). Het aantal schuldeisers is gestegen van 13 naar 14 gemiddeld per schuldenaar. De meest voorkomende schuldeisers betreffen incasso-ondernemingen, gevolgd door de belastingdienst; zorgverzekeraars; gemeenten en woningbouwverenigingen en CJIB.
Gemeente Barendrecht heeft 48.673 inwoners en 19.085 huishoudens. Hiervan is 45,3% samenwonend met kind(eren) en eenoudergezinnen. 24,1% is alleenstaand en 30,6% is samenwonend zonder kinderen.3
30% is tussen de 35-45; 27% is 45-55; 21% is 25-35; 17% is 55+ en 5% is tussen de 18-25 jaar. | |
9% heeft een schuld tot € 5.000; 23% heeft een schuld tussen € 5.000 en 15.000, 37% heeft een schuld tussen 15.000 en 50.000, 9% heeft een schuld tussen 50.000 en 75.000 en 22% een schuld boven de 75.000. | |
41% heeft een inkomen uit loon en 59% een inkomen uit uitkering. 83% van het totaal heeft een inkomen onder modaal.4 |
2.2.1 Wat valt op in gemeente Barendrecht?
Vanaf 2016 is een dalende lijn te zien in het aantal dossiers. Het aantal nieuwe dossiers blijft ongeveer hetzelfde; het aantal afgesloten dossiers ligt hoger dan het aantal nieuwe dossiers.
In hoofdstuk 3 gaan we verder in op deze resultaten en de gevolgen voor het beleid in de komende vier jaar.
3 Wat hebben we bereikt en wat gaan we doen?
3.1.1 De minimavoorzieningen zijn te verdelen in 2 groepen:
Het bereik van de meeste regelingen is goed en zelfs beter dan het landelijk gemiddelde. Dit is het resultaat van inzetten op een goede communicatie en het betrekken van partners en vrijwilligers. In 2019 is de folder voor minima weer in het leven geroepen en verspreid onder de minima. Hier gaan we mee door, we houden de schriftelijke informatie actueel en blijven ons netwerk betrekken bij het vinden van de minima. Voor de groep laaggeletterden en mensen met een verstandelijke beperking hebben we tot op heden onvoldoende aandacht gehad. Deze groep heeft moeite met het aanvragen van een regeling en het voldoen aan de gestelde eisen. Deze geluiden zijn tot ons gekomen vanuit de adviesraden en de vrijwilligers die deze mensen tegenkomen. Het herkennen van deze doelgroep is lastig en vraagt om specifieke competenties van de klantmanagers. We moeten onze toegang tot de minimaregelingen bezien vanuit het oogpunt van deze mensen. Het aanvraagproces hierop aanpassen met behulp van de doelgroep zelf.
1) Wettelijke regelingen vanuit de Participatiewet
Bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag
De bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn regelingen die goed lopen en kunnen worden voortgezet. In samenwerking met participatie (uitstroom) streven we naar minder langdurige minima (3 jaar of langer een minimuminkomen hebben). De beleidsregels bijzondere bijstand zijn in 2019 geactualiseerd.
De individuele studietoeslag, die in 2015 de studieregeling in de Wajong verving, geldt als inkomensaanvulling voor studenten die door hun handicap niet in staat zijn om naast hun studie nog wat bij te verdienen. De hoogte van de individuele studietoeslag en de criteria om ervoor in aanmerking te komen zijn gemeentelijk te bepalen in een verordening.
Het gebruik van de individuele studietoeslag is niet hoog in onze gemeente. Dat is gebleken uit onze gemeentelijke managementcijfers en verklaard door een landelijk onderzoek5 vanuit het ministerie. Er zijn weinig aanvragen en toekenningen. Dit beeld is ook landelijk te zien. Mede hierdoor wordt In 2020 de wettekst in de Participatiewet gewijzigd op dit onderdeel. De hoogte van de toeslag zal in de wet worden opgenomen zodat er geen verschil meer is per gemeente. De toegangseisen worden ook verduidelijkt in de wet. Het is onze uitdaging een beter aanvraagproces in te richten en meer klantondersteuning te bieden bij een aanvraag zodat studenten met een beperking meer gebruik gaan maken van deze regeling.
De afgelopen vier jaar hebben vooral in het teken gestaan van het ‘kindpakket’. Dat heeft geleid tot de regeling Meedoen voor minima.
Deze regeling blijft bestaan. De regeling Meedoen voor minima voor kinderen bestaat uit een geldbedrag voor volwassenen en kinderen waar diverse kosten van betaald kunnen worden. Ook is er een schoolkostenregeling voortgezet onderwijs in natura en een zwemdiplomaregeling ABC in natura. De verordening Meedoen voor minima zal worden aangepast in 2020. De huidige verordening is ingericht op een controle van inkomen en besteding achteraf. Dit blijkt niet te werken en gaan we veranderen naar controle bij aanvraag. Het zelf moeten bepalen van het recht op deze regeling is ingewikkeld en niet klantvriendelijk.
Zie ook over dit onderwerp hoofdstuk 3.1.2. Ter aanvulling op het huidige kindpakket in Meedoen voor minima wordt een kindpakket in natura ontwikkeld dat zal starten in het eerste kwartaal 2020.
De zorgpolis voor minima is in 2019 aanbesteed via een Open House aanbesteding. Alle partijen die dat willen kunnen een aanbod doen aan onze burgers. Alleen de huidige partners CZ en DSW hebben zich ingeschreven zodat de continuïteit voor onze klanten blijft bestaan. Zorgverzekeraars maken een terugtrekkende beweging bij gemeenten, de doelgroep zorgt voor een negatieve financiële positie, aldus de verzekeraars. We zijn daarom blij met de inschrijving van ons huidige partners CZ en DSW.
Goede medische zorg is de basis voor het welzijn van de burger en het functioneren in werk en gezin. Via de Zorgpolis voor minima bieden we een basisverzekering en twee aanvullende verzekeringen. Afhankelijk van de te maken zorgkosten kan de burger kiezen voor een passende aanvullende verzekering. Bij de hoogste aanvullende verzekering zijn er veel zorgkosten en is het aannemelijk dat het wettelijk eigen risico geheel in rekening wordt gebracht. Daarom schieten wij dit voor in de hoogste aanvullende verzekering zodat er minder sprake is van betalingsproblemen of ‘zorgmijding’. Vanuit de uitvoering en via partners ontvangen we positieve berichten over deze mogelijkheid.
Wat willen we verbeteren bij deze voorziening?
Bijzondere aandacht willen we gaan geven aan de verzekerden met betalingsachterstanden. Enerzijds kan een betalingsachterstand leiden tot hogere kosten (hogere premie en boete), anderzijds wordt het doel van deze voorziening te niet gedaan als door betalingsachterstanden de aanvullende verzekering wordt stopgezet. Via vroegsignalering en het maken van afspraken met CZ en DSW kunnen we inzetten op het voorkomen en oplossen van betalingsachterstanden. Ons doel is dat alle verzekerden via de Zorgpolis voor minima aanvullend verzekerd zijn en blijven en niet in een kostbare bestuursrechtelijke procedure terecht komen.
3.1.2 Motie ‘Uitvoering ondersteuning in natura voor kinderen die opgroeien met armoedeproblematiek’ (2019-030).
In deze motie, vastgesteld door de raad op 9 juli 2019, wordt het college gevraagd om:
Deze motie wordt uitgewerkt en komt apart van dit beleidskader in de raad ter besluitvorming.
De raad heeft 13 november 2018 de motie ‘werkende armen’ aangenomen. In deze motie is het college gevraagd om:
Ter uitvoering van deze motie is aan de opsteller van de armoedemonitor 2018 gevraagd specifiek in te zoomen op deze doelgroep. Het in beeld brengen van deze doelgroep is onderdeel van de motie. In Barendrecht zijn in de Armoedemonitor 2018 de volgende cijfers te zien:
Een groot deel van de huishoudens met een laag inkomen is werkend (werknemer en/of zelfstandige). De oorzaak van de armoede is vaak complex. Het kan gaan om een zelfstandige die een te laag uurloon berekent of te weinig kan werken door gezinsomstandigheden. Het kan gaan om een werknemer met een laag minimumloon (of daaronder), met wisselende inkomen (met alle problemen die daarbij horen zoals wisselende Toeslagen) of met parttime inkomsten. Het kan ook gaan om een alleenstaande ouder die werk en zorg moet combineren. De hulp voor deze groep kan daarom ook divers zijn. De minimaregelingen zijn al toegankelijk voor deze doelgroep, ook voor zelfstandigen, mits het inkomen niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm.
Wat weten we nog meer over de inwoners van Barendrecht
In de monitor van Barendrecht die is opgesteld door ‘Zorgimpuls’ is er gekeken naar de sociaaleconomische status (SES) van burgers in Barendrecht. De SES kent drie onderdelen; inkomen, werkgelegenheid en opleidingsniveau. Een groot deel van Barendrecht kent een hoog SES-niveau. Alleen in postcodegebied 2991 is het SES-niveau gemiddeld. Door deze informatie weten we dat we de inzet op het vinden van werkende armen als eerste kunnen richten op postcodegebied 2991. Hierbij moeten we wel beseffen dat ook in de overige postcode gebieden er sprake kan zijn van financiële problemen en armoede.
Hebben we hiermee de werkende armen in beeld?
Dat is helaas niet het geval. We hebben een idee over het percentage maar weten niet wie dat zijn.
Dat maakt dat we ons blijven richten op alle burgers in Barendrecht, financiële problemen en armoede kan in elk gezin voor komen, ook bij burgers met een hoger inkomen.
Een deel van de werkende armen in loondienst denken wij te vinden via de werkgevers. Bedrijven in de regio kunnen worden bezocht en geïnformeerd. De werkgever is druk met ondernemen en ziet soms wel dat een werknemers niet geconcentreerd is of vaak of dat er een loonbeslag is gelegd op het inkomen van de werknemer. Maar deze werkgever weet niet goed wat er kan worden gedaan om meer zicht te krijgen op de problemen en om daar verandering in te brengen. Daar kan de gemeente bij helpen. De preventiemedewerkers kunnen de werkgever en werknemers informeren en voorlichting geven over de hulp die mogelijk is. Hiervoor zal een stappenplan worden opgesteld.
Als werk en uitkering afwisselen
Het is bekend dat wisselende inkomsten kunnen leiden tot problemen. Vooral als burgers een aanvullende uitkering nodig hebben. Dit is voor burgers een zware administratieve belasting.
Neem daarbij de wijzigingen die telkens nodig zijn bij de belastingdienst dan is het begrijpelijk dat burgers daarin vastlopen. Ook bij het ministerie is dit probleem bekend en is er landelijk het project ‘Simpel switchen in de Participatieketen’6 gelanceerd.
Het doel van dit project is om het proces van werk naar uitkering en weer terug, te vereenvoudigen om zo drempels weg te nemen om aan het werk te gaan en meer duidelijkheid te creëren over het inkomen. Dit vraagt om een goede samenwerking met UWV en de uitvoering van de uitkeringen door de gemeente. In samenwerking met de afdelingen die gaan over de uitkeringen wordt dit project op de agenda gezet.
Zelfstandigen zonder personeel
Uit cijfers van het CBS blijkt dat ondernemers, en met name zzp’ers, het meest kwetsbaar zijn voor armoede. Van de 1,9 miljoen ondernemingen in ons land zijn er ruim 1,2 miljoen eenmanszaken. Bijna 10% van de zzp’ers heeft een laag inkomen. Volgens onderzoek hebben ruim 365.000 ondernemers financiële problemen. Ondernemers met schulden hebben recht op hulp vanuit de gemeente. Als gemeente kun je niet alleen kosten besparen door adequate schuldhulp te bieden, ook het maatschappelijke belang vanwege behoud van werkgelegenheid en inkomen is hoog.
De gemeente biedt hulp aan ondernemers via het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
Een probleem hierbij is dat ondernemers de weg naar de gemeente soms niet kunnen vinden of de associatie met bijstand zien als falen. Ook voor de minimaregelingen weten ondernemers de gemeente niet te vinden. Meer bekendheid over het aanbod van de gemeente kan hierbij helpen.
Voor de schuldhulpverlening aan zelfstandigen is er een overeenkomst met Regionaal Bureau Zelfstandigen Rotterdam en Zuidweg. Deze schuldhulpverlening vraagt specifieke kennis en wordt daarom niet via de algemene schuldhulpverlening van de gemeente geboden. Het op orde maken en houden van de boekhouding/belastingaangifte is van groot belang voor een ondernemer. Soms is er geen geld voor een boekhouder en komt de ondernemer in de problemen. Hiervoor kan de gemeente gespecialiseerd hulp inkopen als dit past binnen het financieel kader.
3.1.4 Landelijk fond Kinderhulp
Medio 2017 zijn we gaan samenwerken met het landelijk fond Kinderhulp. Dit fonds biedt financiële mogelijkheden aan kinderen ongeacht het inkomen of vermogen van de ouders. Wel is er een advies nodig van een professional. Het is vooral ondersteunend voor gezinnen die net te veel middelen hebben om in aanmerking te komen voor de reguliere minimaregelingen, of voor gezinnen die naast de gemeentelijke regelingen toch iets extra nodig hebben. De gemeentelijke opties zoals Meedoen voor minima en de bijzondere bijstand worden altijd eerst beoordeeld en kunnen ook tegelijkertijd worden aangevraagd.
Vanaf 2018 heeft de gemeente nauw samengewerkt met de kerken voor het opzetten van een noodfonds op initiatief van de kerken. In de zomer van 2019 is er een stichting opgericht. De verdere samenwerking moet nog worden vormgegeven.
Voor een betere vindbaarheid van de regelingen is de website vernieuwd in samenwerking met de adviserende platforms uit de BAR-gemeenten. Ook is er in 2018 een folder ontworpen voor minima die jaarlijks wordt vernieuwd. In 2019 is een Nibudkrant beschikbaar gesteld voor de inwoner om informatie te geven en de schuldhulpverlening vindbaar te laten zijn.
Voor de komende jaren wordt ingezet op het actueel houden van de communicatie over de minimaregelingen. Hieronder valt onder andere het bijhouden van de informatie op de gemeentelijke website en het up-to-date houden van de minimafolder. De website is uitgebreid met een film over de minimaregelingen. We hopen dat op deze manier een bredere doelgroep wordt bereikt. Visuele informatie is ook van belang voor laaggeletterden.
De gemeente heeft de wettelijke taak de regie te voeren op schuldhulpverlening. In 2018 hebben wij een uitbreiding in formatie gehad om de doelen, meer aandacht aan de voorkant en tijdens de begeleiding, te realiseren. In samenwerking met onze uitvoerder gaan we dit nader vorm geven. Een mogelijkheid hierin betreft bijvoorbeeld het gezamenlijk voeren van gesprekken met inwoners die toegelaten zijn tot een traject. Wetswijzigingen op het gebied van bewindvoering, gegevensuitwisseling, vereenvoudiging beslagvrije voet moeten nog worden doorgevoerd dan wel aangenomen worden.
3.2.1 Uitgangspunten schuldhulpverlening
De uitgangspunten in de schuldhulpverlening betreffen:
Integrale aanpak: er wordt naast de financiële problematiek, ook gekeken naar de omstandigheden die van invloed zijn op de financiële problemen. Het is van belang dat de oorzaak van de problematiek duidelijk is. Er is een verbinding met andere hulpverleners, en het schuldenprobleem wordt aangepakt in samenwerking met de partners.
Geen zelfredzaamheid: we mogen er niet van uitgaan dat iedere inwoner zelfredzaam is. Uit steeds meer bronnen blijkt dat stress een grote factor is in het gedrag, ook zo bij iemand die schulden heeft. Het doel is dan ook de zelfredzaamheid van de inwoner te vergroten. Hiervoor is maatwerk en een integrale aanpak nodig.
3.2.2 Vorm van dienstverlening
De inwoner wenst financieel advies dan wel informatie. Dit betreft geen aanmelding in de zin van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De inwoner heeft mogelijk genoeg aan een paar gesprekken dan wel handvatten.
3.2.2.2(Problematische) schuldensituatie
De inwoner heeft problematische schulden. In dat geval betreft het een aanmelding en voeren wij een screeningsgesprek met de inwoner, waarna duidelijk zal zijn wat het plan van aanpak zal worden. We streven er naar het gesprek binnen uiterlijk 2 weken na aanmelding, doch binnen 4 weken plaats te laten vinden. De klantmanager neemt contact op met de inwoner om kort te inventariseren of er sprake is van advies/informatie dan wel een (problematische) schuldensituatie. Een afspraak wordt gemaakt en per brief bevestigd. In geval van problematische schulden wordt het dossier na screening overgedragen aan onze uitvoerder. De uitvoerder pakt het dossier op vanaf intake en voert de stabilisatie, bemiddeling, toeleiding naar minnelijk en wettelijk traject uit, alsmede nazorg. De gemeente behoudt de regisserende rol over het dossier. De klantmanager schuldhulpverlening heeft gedurende het schuldhulpverleningstraject in samenwerking met de uitvoerder contact met de inwoner en alle partners over de voortgang van het traject. De inwoner krijgt op een persoonlijke wijze advies en informatie van de klantmanager.
De reguliere schuldhulpverlening, die voor particulieren beschikbaar is, kan niet voor zelfstandigen worden ingezet zolang de onderneming nog bestaat.
In een dergelijke situatie is de inkomenssituatie vaak complex, terwijl ook de aard van de schulden vaak van een andere orde zijn dan bij particulieren. Het gaat vaak om aanzienlijk hogere bedragen, er zijn vaak belastingvorderingen en vorderingen van toeleveranciers. Daarbij is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de onderneming kan blijven voortbestaan.
De schuldhulpverlening aan zelfstandigen vraagt daarom om een bijzondere expertise. Wij vinden het van groot belang dat ook zelfstandigen worden geholpen wanneer zij financiële problemen hebben. Daarom is deze schuldhulpverlening ingekocht bij een gespecialiseerde dienstverlener.
De schuldhulpverlening wordt waar mogelijk in combinatie met een Bbz-traject (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004) uitgevoerd. Dat wil zeggen, dat met ondersteuning via het Bbz de onderneming in stand wordt gehouden. Dit kan door middel van een tijdelijke uitkering levensonderhoud en/of een krediet. Hierdoor ontstaat geen kapitaalverlies en kan de zelfstandige nog inkomen genereren uit zijn onderneming.
Hiernaast kan er ook sprake zijn van een crisissituatie. Dit betreft een woningontruiming/ afsluiting van energie of water. Binnen 3 dagen wordt er een gesprek gevoerd met de inwoner.
Voor de borging van de kwaliteit is het ten eerste van belang dat wij beschikken over voldoende en betrouwbare cijfers7 . Dit kan en mag beter. Het is noodzakelijk om beter te signaleren, sturen en uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden. Wij gaan ons hierop oriënteren en mogelijk over op een ander systeem.
Wij voeren ieder kwartaal op beleidsniveau overleg om te bespreken of de dienstverlening aan de inwoner goed gaat, of aangescherpt dan wel bijgestuurd dient te worden. Wij ontvangen maandelijks gegevens van de uitvoerder en jaarlijks ontvangen wij jaarverslagen. Daarin wordt een verantwoording gegeven van de verstrekte dienstverlening.
Ook is er dagelijks contact met elkaar over casuïstiek. Ook gaan wij in samenwerking met de uitvoerder gesprekken voeren met de inwoner. Vorenstaande draagt bij aan de kwaliteit van dienstverlening aan de inwoner, alsmede controle op de overeenkomst met de uitvoerder.
In 2018 hebben wij een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Wij gaan op een meer structurele wijze de tevredenheid meten. Het laatste klanttevredenheidsonderzoek betrof een enquête gedurende een korte periode, waarbij de tevredenheid werd gemeten na afloop van het traject. Wij willen de periode van onderzoek verlengen, dat wil zeggen over een langere periode meten. Daarnaast willen we de tevredenheid meten na een bepaald onderdeel, bijvoorbeeld na de intake etc. Dit willen we ook op een meer persoonlijke wijze gaan aanpakken.
3.2.4 Positionering preventie en vroegsignalering in verhouding tot curatie
Wij hebben de groep die zich in curatie bevindt, in beeld. Dit zijn de inwoners die zichzelf bij ons melden én die schulden hebben. Deze inwoners helpen wij met advies dan wel een toeleiding naar een schuldhulpverleningstraject. Dit is spreekwoordelijk het topje van de ijsberg.
Schulden staan zelden op zichzelf. Het zelfstandig gaan wonen, een echtscheiding, het verlies van werk, ziekte en overlijden zijn life-events en hebben grote impact op iemands leven. Daarom zetten wij meer in op het signaleren van financiële problemen door onze partners zoals het wijkteam. Het is belangrijk dat de professionals van het wijkteam meer bekend zijn met de inhoud van schuldhulpverlening. We gaan meer inzetten op de toegang tot onze dienstverlening. Dit gaan we doen door standaard te kijken of er sprake is van een financieel probleem bij iemand die zich meldt bij het wijkteam. Als er sprake is van een financieel probleem wordt de inwoner daar verder mee geholpen. Ook gaan we meer hulp bieden aan de inwoner in samenwerking met onze uitvoerder gedurende een schuldhulpverleningstraject. Dit ter voorkoming van uitval en recidive.
Doordat we meer gaan samenwerken, zorgen we ervoor dat de inwoner niet meerdere malen onnodig op gesprek zal moeten verschijnen.
Onder de curatieve doelgroep bevindt zich een groep die zichtbaar is, maar minder goed zichtbaar. Het betreft een groep die betalingsachterstanden heeft. Deze groep meldt zich niet zelf bij de gemeente. Over deze groep ontvangen wij signalen dat zij betalingsachterstanden hebben. Wij ontvangen signalen van derde partijen zoals woningbouwverenigingen, leveranciers van energie en water, en zorgverzekeraars. Wij sturen vervolgens de inwoner een brief met daarin de mogelijkheid contact op te nemen. Wij ontvangen vele meldingen van meerdere aanbieders, in diverse formats op diverse tijdstippen. Wij weten ook dat de inwoner de brieven niet leest. De huidige aanpak vraagt om verandering.
We gaan onderzoeken of het project ‘vroeg er op’ af dan wel ‘vindplaats schulden’ van BKR een werkwijze is die ook voor onze gemeente een goede aanpak is. Beide projecten combineren een persoonlijke aanpak met de signalen. Hiervoor is nodig dat onze partners willen meewerken, er voldoende financiële middelen zijn en er capaciteit is. In deze aanpak is een rol weggelegd voor de klantmanagers schuldhulpverlening alsmede de professionals van het wijkteam.
Daaronder bevindt zich een grote groep die voor de gemeente onzichtbaar is. Deze groep heeft nog geen schulden en ook geen betalingsachterstanden, mogelijk speelt er al wel een probleem waarvan het gevolg nog niet zichtbaar is. Wij weten niet welk individu het betreft en om die reden is het ingewikkeld om preventief actie te ondernemen. Daarnaast kan het zo zijn dat de inwoner nog niet voor hulp open staat. Het geven van voorlichting is een manier om een groep te bereiken en hen tegelijkertijd informatie te verschaffen. De voorlichting is gericht op onze schuldhulpverlening en het gebruik van de minima-voorzieningen. Het is belangrijk dat de inwoner gebruik maakt van de aanwezige voorzieningen. Dit draagt bij aan de financiële situatie van het gezin. De NIBUD-krant die wij als gemeente hebben verspreid via een huis-aan-huisblad en die bij onze partners liggen, is daar een mooi voorbeeld van. We gaan de krant ook gebruiken om het gesprek met de inwoner aan te gaan.
Uit ervaring weten we dat jongeren die 18 jaar worden, niet goed weten wat hun financiële rechten en plichten zijn. Hier gaan wij meer op inzetten door jongeren actief voor te lichten voordat zij 18 jaar worden.
Uit onderzoek is gebleken dat 18% van de bevolking laaggeletterd is. Bij mensen met financiële problemen, is dit percentage hoger, namelijk 50%.8 9 Er is ook onderzoek gedaan naar de oorzaken van laaggeletterdheid vanuit het perspectief van de klant. Daaruit is gebleken dat de mensen beperkt inzicht hebben in de administratie, er sprake is van misbruik van vertrouwen, financiële hulp aan familie; er sprake is van laag inkomen. Laaggeletterdheid heeft een aandeel in het beperkte inzicht in de administratie en het misbruik van vertrouwen. 10
De komende periode willen we eerst meer bewustzijn creëren bij de klantmanagers rondom dit onderwerp. Dit is van belang om te kunnen signaleren en doorverwijzen naar het aanbod waaronder van de bibliotheek. We gaan met hen in gesprek over hoe wij beter kunnen signaleren en kunnen doorverwijzen. Bij de klantcontacten wordt hier aandacht aan gegeven door de klantmanagers.
Bijlage 1 Wetgeving en beleidsstukken
Huidige verordeningen en beleid minima
Huidige beleid schuldhulpverlening
Bron: waarstaatjegemeente.nl. Laatst geraadpleegd op 1 augustus 2019. De cijfers zijn afgerond en hebben betrekking op 2018