Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Beleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten
CiteertitelBeleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151d van de Gemeentewet
  2. artikel 174a van de Gemeentewet
  3. Algemene plaatselijke verordening gemeente Bunschoten 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-07-2022nieuwe regeling

12-07-2022

gmb-2022-344315

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten

De burgemeester van Bunschoten

 

Gelet op artikel 151d van de Gemeentewet, artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bunschoten en artikel 174a Gemeentewet

 

Besluit vast te stellen

 

Beleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten

1. Inleiding

In deze beleidsregels is vastgelegd hoe de burgemeester van Bunschoten omgaat met de bevoegdheden als genoemd in artikel 151d Gemeentewet en het daaruit voortvloeiende artikel 2:78 APV (ook wel Wet aanpak woonoverlast) alsmede artikel 174a Gemeentewet (ook wel Wet Victoria). Deze artikelen vormen gezamenlijk de bestuurlijke bevoegdheden bij de aanpak van woonoverlast. De toepassing van de bevoegdheden wordt van licht naar zwaar beschreven.

 

De gemeente Bunschoten krijgt met enige regelmaat klachten over woonoverlast. Hierbij kan het gaan om gedragingen die herhaaldelijk zorgen voor ernstige hinder en daarmee het woongenot schaden. Het kan daarbij gaan over geluidoverlast, stankoverlast, huisdieroverlast, verloedering en intimiderend gedrag.

 

Tot 1 juli 2017 had de burgemeester in de aanpak van woonoverlast enkel beschikking over artikel 174a Gemeentewet, ook wel Wet Victoria genoemd. Deze wet geeft de bevoegdheid tot sluiten van woningen, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf indien door gedragingen in de woning de openbare orde rond die woning wordt verstoord. Toepassing van deze bevoegdheid is voorbehouden aan zeer zware en complexe zaken. Het sluiten van een woning betekent immers een grote ingreep in de leefwereld van betrokkenen. In de praktijk is gebleken dat deze bevoegdheid in zeer beperkte gevallen toegepast kan worden.

 

Met het oog op bovenstaande is met ingang van 1 juli 2017 artikel 151d Gemeentewet in werking getreden, ook wel Wet aanpak woonoverlast genoemd. Naar aanleiding van deze wet heeft de gemeenteraad van Bunschoten aan de burgemeester de bevoegdheden verleend die behoren bij de Wet aanpak woonoverlast. De gemeenteraad van Bunschoten heeft deze bevoegdheden verleend in artikel 7:79 APV. Dit artikel legt een zorgplicht op: bewoners en verhuurders dragen er zorg voor dat er door gedragingen in of rondom de woning geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen als er toch sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder.

 

Deze beleidsregels maken inzichtelijk hoe de burgemeester van Bunschoten van de bevoegdheden gebruikt maakt en welke randvoorwaarden er worden gehanteerd.

2. Leeswijzer

Hoofdstuk 3 geeft het juridisch kader weer van de bestaande bevoegdheden in relatie tot de aanpak van woonoverlast. De letterlijke wetsteksten worden hier weergegeven. Hoofdstuk 4 benadrukt dat de gemeenteraad van Bunschoten de formele bevoegdheid reeds verleend heeft aan de burgemeester. Verder geeft hoofdstuk 4 nadere toelichting op de Wet aanpak woonoverlast en de Wet Victoria. Hoofdstuk 5 geeft de procedure weer die de burgemeester beginsel volgt bij casuïstiek waar woonoverlast speelt. Hoofdstuk 6 maakt duidelijk welke partijen een rol hebben in het toezicht op en handhaving van besluiten voortkomend uit de bevoegdheden. Hoofdstuk 7 bepaalt dat er een afwijkingsmogelijkheid geldt, wat maatwerk mogelijk maakt. Hoofdstuk 8 bepaalt de citeertitel en formele ondertekening.

3. Juridisch kader

Hieronder wordt de letterlijke wetstekst van eerdergenoemde artikelen weergegeven.

 

Artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

Artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat er of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder dwangsom of onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      Geluidhinder;

    • b.

      Hinder van dieren;

    • c.

      Hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      Overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      Intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Artikel 174a Gemeentewet

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten een woning, neen niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van e openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

  • 3.

    De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

  • 5.

    De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

4. Toelichting op wetgeving

3.1 Artikel 151d Gemeentewet jo. artikel 2:79 APV

In navolging van de tekst uit artikel 151d Gemeentewet heeft de gemeenteraad van Bunschoten van de mogelijkheid gebruik gemaakt om bij verordening aan de burgemeester de bevoegdheid te verlenen om de Wet Woonoverlast toe te passen. De gemeenteraad van Bunschoten heeft deze bevoegdheid namelijk verleend in artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening.

 

Het uitgangspunt bij toepassing van deze artikelen is dat het gaat om situaties waarbij sprake is van herhaaldelijke en ernstige hinder. Optreden van de overheid is gerechtvaardigd omdat het woongenot van omwonenden wordt geschaad. De burgemeester heeft de mogelijkheid om een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen. In de praktijk zal er sprake zijn van maatwerk, zoals een gedragsaanwijzing welke passend is op het specifieke geval.

 

Dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium. Als een minder ingrijpende aanpak niet blijkt te werken kan de burgemeester verdergaande maatregelen toepassen, tot zelfs een huisverbod. Het tweede lid van het wetsartikel regelt dat het instrument van de bestuursdwang of dwangsom alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit op grond van deze bepaling moet de burgemeester dus motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan of toepassing daarvan niet het gewenste resultaat heeft bereikt. Het ultimum remedium karakter geldt in nog sterkere mate als er sprake is van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er geen andere optie meer open staat.

 

In de wetgeving wordt verwezen naar de gebruiker van de woning. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning te hebben. Ook hoeft hij niet de rechtmatige bewoner van de woning te zijn. Dit betekent dat ook een regelmatige gast of een illegale onderhuurder onder het begrip ‘gebruiker’ kan vallen. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf, maar ook door derden. Denk hierbij aan gasten of vrienden van de gebruiker of een huisdier. Bij overlast door kort toeristische verhuur is het mogelijk de verhuurder met deze wet aan te pakken. Het nalaten van bepaald handelen kan ook als een gedraging worden aangemerkt. Daarnaast moet het gaan om ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’. Het gaat hierbij om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt. Gedragingen kunnen ook worden gepleegd in de onmiddellijke nabijheid van die woning. Het gaat dan om de nabije omgeving van de woning. Dit kan ook in de tuin van de buren, het trottoir en de straat ter hoogte van of vlak bij de woning zijn. Zolang er maar een duidelijk causaal verband is tussen de gedraging en de woning of het erf.

 

Met de woning of een bij de woning behorend erf wordt de woning en het omliggende perceel bedoeld. Het moet gaan om een woonhuis. Dit is een pand of ruimte die in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en deze daarvoor ook mag worden gebruikt. Het maakt hierbij niet uit of het een huur- of een koopwoning betreft.

 

Gedragingen moeten ernstige hinder voor omwonenden opleveren. Een vergelijking kan worden gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet.

 

Met omwonenden worden diegenen bedoeld die in de directe nabijheid wonen van de woning waarvandaan de overlast wordt veroorzaakt. Zij moeten ernstig worden gehinderd. De overlast moet herhaaldelijk voorkomen. Dit betekent dat de overlast een terugkerend karakter heeft. Het moet duidelijk zijn dat de burgemeester geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid op basis van één incident. De hinder moet terugkerend zijn, maar hoeft niet voortdurend te zijn (in de zin van: zonder onderbreking).

 

De wetgever heeft de term ‘ernstige woonoverlast’ niet expliciet gedefinieerd. Het is niet mogelijk om alle potentiële situaties limitatief op te sommen in dit beleid. Dit geldt ook voor de wijze waarop dergelijke situaties worden aangepakt. Elke situatie is anders en vergt een maatwerkoplossing die zo goed mogelijk aansluit bij de individuele kenmerken van het geval.

 

3.2 Artikel 174a Gemeentewet

Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning of niet voor publiek toegankelijk lokaal of een daarbij behorend erf te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor. De reikwijdte van dit artikel is dus breder dan bij bovenstaande artikelen. Onder het begrip ‘niet voor het publiek toegankelijk lokaal’ gaat het bijvoorbeeld om een hotelkamer, een lokaal uitsluitend toegankelijk voor leden van een vereniging of een bepaald gezelschap en kantoor- en bedrijfsruimten.

 

De gedragingen waarop een dergelijk besluit moet worden gebaseerd, moet blijken uit een gevormd dossier. Bovendien is een woningsluiting bij woonoverlast alleen gerechtvaardigd bij die gedragingen in de woning waardoor de openbare orde rond die woning wordt verstoord. Het causale verband tussen de gedragingen en de overlast moet worden aangetoond. Wanordelijkheden in de woning, zonder een effect buiten de woning, kunnen geen grond voor sluiting opleveren. Een verstoring van de openbare orde kan volgens deze wet alleen aanwezig worden geacht bij overlast waardoor de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning in ernstige mate wordt bedreigd. Zodanige overlast kan slechts plaatsvinden bij gedragingen die op zichzelf ernstig zijn.

 

De bestuurlijke maatregel betreft de sluiting van een woning of niet voor het publiek toegankelijk lokaal. De bevoegdheid tot toepassing van een sluiting wordt in beginsel toegepast als een waarschuwing vooraf niet het vereiste effect heeft opgeleverd. Tot aan het moment dat de burgemeester besluit tot sluiting hebben belanghebbenden de gelegenheid gehad de verstoring van de openbare orde uit eigen beweging te beëindigen. Na bekendmaking van het besluit tot sluiting van de woning of het lokaal, wordt de belanghebbenden een begunstigingstermijn gegund waarbinnen zij de woning of het lokaal moeten verlaten en/of moeten zorgen voor een adequate sluiting voor de termijn genoemd in het besluit van de burgemeester. Deze handeling heeft geen opschortende werking. De begunstigingstermijn is 10 werkdagen, wat ingaat vanaf de dag nadat het besluit is verzonden.

5. Toepassing van de bevoegdheden

Dit hoofdstuk beschrijft de procedures die de burgemeester doorloopt bij toepassing van één van beide artikelen. Ter verduidelijking zijn in onderstaande tabel de verschillen tussen de artikelen weergegeven:

Voorwaarden

Bestuurlijke maatregel

Artikel 151d Gemeentewet jo. artikel 2:79 APV

  • Ernstige hinder voor omwonenden

  • Herhaaldelijk

  • Door de gebruiker van de woning

  • Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

  • Huisverbod

Artikel 174a Gemeentewet

  • Causaal verband tussen gedragingen in de woning waardoor de openbare orde rond de woning wordt verstoord

  • De veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning wordt in ernstige mate verstoord

  • Sluiting woning

 

5.1Procedure toepassing Wet Woonoverlast

In deze paragraaf wordt stapsgewijs de procedure beschreven voor de toepassing van de Wet Woonoverlast.

 

  • 1.

    Meldingen of signalen van woonoverlast

    Inwoners van de gemeente Bunschoten kunnen woonoverlast melden op meerdere manieren. Zo is er de mogelijkheid om woonoverlast te melden bij de gemeente via de Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) op het vaste telefoonnummer 033-2991555 of online via het meldplatform Fixi. Ook is de mogelijkheid om een contactformulier in te vullen op de website www.bunschoten.nl. Een melding kan ook 24/7 worden gedaan bij de politie, zowel telefonisch als online op www.politie.nl. Wanneer er overlast wordt ervaren vanuit een sociale huurwoning kan er ook gemeld worden bij de woningcorporatie, dit kan bij Het Gooi en Omstreken via een online formulier op www.gooienom.nl/melding-overlast en bij Eemland Wonen kunt u een afspraak maken via www.eemlandwonen.nl/afspraak-maken.

     

    Overigens verdient het de aanbeveling om de politie te bellen wanneer er direct actie gewenst is, bij spoed via 112 en zonder spoed via 0900-8844.

     

    De gemeente, politie of woningcorporatie kan ook zelf een inschatting maken van woonoverlast uit een woning. Signalen vanuit het werk op straat kunnen hiervoor genoteerd en besproken worden.

     

  • 2.

    Beoordeling signalen van woonoverlast

    Naar aanleiding van één of meerdere signalen zal de gemeente of één van de andere samenwerkingspartners bij wie het signaal is binnengekomen, onderzoek doen en de melding beoordelen. In geval van een sociale huurwoning, is deze rol weggelegd aan de betreffende woningcorporatie. Met het beoordelen van meldingen wordt bedoeld dat deze wordt geverifieerd en gekwalificeerd. Waar nodig wordt hierin de samenwerking met elkaar gezocht om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. Belangrijk hierbij is om de aard en de omvang van de woonoverlast vast te stellen.

     

    Bij de beoordeling staat in ieder geval centraal dat de Wet Woonoverlast niet ingezet kan worden in geval van burenruzies, bij incidentele overlast of wanneer de overlast wordt ervaren door één huishouden.

     

  • 3.

    Dossieropbouw

    Van de ingekomen signalen zal een dossier worden aangelegd met betrokken adressen, meldingen, proces-verbalen, (sfeer)rapportages, mutaties, foto’s, waarnemingen, waarschuwingsbrieven, gespreksverslagen, audio- en videomateriaal, enzovoorts. Een constatering van de overlast door de politie en BOA’s is een zwaarwegend onderdeel van het dossier.

    Aan de hand van dit dossier zal worden geconstateerd dat er daadwerkelijk sprake is van ‘ernstige en herhaaldelijke hinder’ zoals beschreven in artikel 2:79 APV.

     

    Informatie-uitwisseling tussen de gemeente en andere instanties moet plaatsvinden conform de Algemene verordening gegevensbescherming ofwel de Wet politiegegevens. In dit kader is de gegevensverwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of uitoefening van openbaar gezag. Bijzondere persoonsgegevens worden niet uitgewisseld. De gemeente heeft als taak om alle beschikbare informatie te bundelen in een dossier.

     

  • 4.

    Mogelijke maatregelen en interventies

    Indien noodzakelijk zal de gemeente een overleg laten plaatsvinden met betrokken personen en instanties. Samen wordt verkend welke maatregelen kunnen worden toegepast op de situatie en welke middelen al zijn ingezet. De maatregelen zijn gericht op het doen stoppen van de woonoverlast, op normaliseren en de-escaleren.

     

    De mogelijke maatregelen worden ingezet met een opbouw van licht naar zwaar. Zo kan een (poging tot) gesprek tussen de buren om de overlast te doen stoppen, de eerste interventie zijn. Wanneer dit niet leidt tot stoppen van de overlast, is de inzet van buurtbemiddeling de volgende maatregel die kan worden ingezet. Als hierbij niet tot afspraken wordt gekomen terwijl de klager wel hiertoe de nodige actie heeft ondernomen (en Buurtbemiddeling Bunschoten erkent dat), kan verder worden gekeken. De mogelijkheid van het inzetten van hulp of zorg wordt bekeken als er psychische problemen, schulden verslaving, strafbare feiten enzovoorts aan de orde zijn. In dat geval wordt hulp en/of zorg aangeboden. Wanneer zorg of hulp wordt afgehouden of afgewezen, dan wordt er verder gekeken.

     

    Een volgende mogelijke maatregel is dat de burgemeester een waarschuwingsbrief stuurt met daarin het verzoek te stoppen met het overlastgevende gedrag. In een waarschuwingsbrief kan al worden gewezen op de bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een gedragsaanwijzing (met een dwangsom versterkt) of het opleggen van een last onder bestuursdwang.

     

  • 5.

    Inzet gedragsaanwijzing of last onder bestuursdwang of dwangsom

    Het geven van een gedragsaanwijzing is pas aan de orde indien de inzet van minder ingrijpende (lichtere) maatregelen redelijkerwijze niet toereikend is gebleken. De gedragsaanwijzing is daarmee een ‘ultimum remedium’.

     

    Een gedragsaanwijzing is een ingrijpend middel, het onderliggende dossier zal moeten aantonen dat er geen andere geschikte instrumenten zijn om de woonoverlast tegen te gaan, dan wel dat de situatie vraagt om directe inzet van dit middel. Als het voornemen hiertoe is overgebracht aan de betrokkene, heeft de betrokkene de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. De begunstigingstermijn voor de zienswijze van de betrokkene op de voorgenomen gedragsaanwijzing is tien dagen. De burgemeester zal de zienswijze meenemen in zijn overweging om de gedragsaanwijzing of een last onder bestuursdwang daadwerkelijk op te leggen.

     

    Indien er een gedragsaanwijzing wordt opgelegd, wordt deze zo nauwkeurig mogelijk omschreven:

    • Wanneer heeft de overlast plaatsgevonden;

    • Waar heeft de overlast plaatsgevonden;

    • Hoe lang heeft de overlast aangehouden;

    • De ernst van de overlast;

    • De gedragsaanwijzing: welk gedrag moet betrokkene laten of juist doen;

    • De periode van de gedragsaanwijzing;

    • De consequenties als de aanwijzing niet, niet tijdig genoeg of onvoldoende wordt opgevolgd (de bestuursdwang of dwangsom);

    • Bezwaarschriftclausule.

  • Bij de last onder dwangsom verbeurt de betrokken bewoner een dwangsom, als deze binnen de begunstigingstermijn niet, niet tijdig of niet volledig aan de opgelegde last voldoet. De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 2.500,-- per constatering dat een (deel) overtreding van de last heeft plaatsgevonden, dan wel - ter beoordeling van de burgemeester - maximaal € 2.500,-- per week, dat niet aan de last is voldaan. Hiermee kan rekening worden gehouden tussen enerzijds de draagkracht van de betrokkene en anderzijds de prikkel die moet uitgaan om de opgelegde maatregel uit te voeren. De vorm van bestuursdwang is uiteraard afhankelijk van de precieze last die is opgelegd. Het moet in het vermogen van de betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te beëindigen. De nadelige gevolgen van de last mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de last te dienen doelen (zie artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).

     

  • 6.

    Huisverbod

    Een gedragsaanwijzing kan ook een huisverbod inhouden: een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf voor de duur van tien dagen. Een huisverbod zal worden afgegeven als er gegronde redenen zijn dat verwacht kan worden dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de overlast) zal leiden. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Ook kan er een huisverbod worden opgelegd als blijkt dat de betrokkene zich voor een langere periode niet houdt aan de eerder opgelegde gedragsaanwijzing. Wanneer er, na definitieve oplegging van een gedragsaanwijzing, wordt vastgesteld dat er alsnog sprake is van langdurig en stelselmatige overlast kan er alsnog tot een huisverbod worden overgegaan.

     

    Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

5.2 Procedure toepassing Wet Victoria

In deze paragraaf wordt stapsgewijs de procedure beschreven voor de toepassing van de Wet Woonoverlast.

 

  • 1.

    Subsidiariteit

    Bij inzet van de Wet Victoria is de subsidiariteit een belangrijke eis. De burgemeester moet vaststellen dat er geen ander middels is dat niet of in mindere mate ingrijpt in het huisrecht en het privéleven van de bewoner(s). De maatregel, sluiting van de woning, moet passen op de aard en de achterliggende oorzaken van de overlast.

  • 2.

    Dossiervorming

    Gelijk aan de procedure van de Wet Woonoverlast moet voor de toepassing van de Wet Victoria een dossier worden opgemaakt. Ook hierin worden zaken opgeslagen als het betrokken adres, meldingen, proces-verbalen, (sfeer)rapportages, mutaties, foto’s, waarnemingen, waarschuwingsbrieven, gespreksverslagen, audio- en videomateriaal, enzovoorts. Een constatering van de overlast door de politie en BOA’s is een zwaarwegend onderdeel van het dossier.

     

    Het dossier moet voldoende concreet zijn en moet zicht geven op de feiten als wie de eigenaar is van het pand, de achtergronden van de overlastveroorzaker(s), de feitelijke overlast en de eerder genomen maatregelen om dit aan te pakken.

  • 3.

    Schriftelijke waarschuwing

    Als de burgemeester overweegt om de Wet Victoria toe te passen dan is een schriftelijke waarschuwing hiertoe de eerste stap. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners dan wel gebruikers van de woning en de eigenaar ingeval van een huurwoning. In de waarschuwing staat in ieder geval de geconstateerde overlast en de overweging van de burgemeester om artikel 174a Gemeentewet in te zetten, eventueel voorzien van een termijn.

  • 4.

    Voornemen en zienswijze

    Als blijkt dat de schriftelijke waarschuwing onvoldoende heeft geleid tot vermindering van de overlast, dan zal de burgemeester zijn voornemen bekendmaken om de Wet Victoria in te zetten. Dit voornemen wordt schriftelijk verzonden naar de bewoner(s) van het pand en, indien er sprake is van een huurwoning, naar de eigenaar van het pand. De belanghebbenden krijgen een termijn van 10 dagen om hier hun zienswijze op te geven. Dit kan in de regel zowel schriftelijk als mondeling.

  • 5.

    Besluit

    Wanneer de belanghebbenden geen zienswijze(n) hebben ingediend of wanneer blijkt dat de zienswijze(n) geen ander licht op de zaak hebben geworpen dan kan de burgemeester besluiten om de woning te sluiten. Dit besluit is een ultimum remedium, waardoor moet worden getoetst of de situatie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      Er is sprake van onaanvaardbare voortdurende maatschappelijke overlast;

    • b.

      De overlast is ernstig van aard en tast de openbare orde aan;

    • c.

      Minder ingrijpende -concreet te benoemen- maatregelen zijn in het verleden tevergeefs ingezet/bieden op korte termijn geen oplossing;

    • d.

      Er wordt voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

    • e.

      In het bevel tot sluiting worden de volgende elementen opgenomen:

      • -

        Sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet;

      • -

        Welk pand is gesloten;

      • -

        Waarom tot sluiting is overgegaan (voorgeschiedenis, subsidiariteit/ proportionaliteit);

      • -

        De termijn van de sluiting;

      • -

        De begunstigingstermijn; Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn van 10 werkdagen worden aangehouden, waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken.

      • -

        Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

      • -

        Tegen het besluit is bezwaar en beroep mogelijk.

  • De burgemeester bepaalt de duur van de sluiting. Dit is maatwerk en moet dus passen in het specifieke geval. Bij sprake van ernstige vrees voor herhaling kan de burgemeester de sluiting voor een bepaalde termijn verlengen. Als er binnen één jaar na een sluiting op grond van de Wet Victoria, herhaling van datzelfde feit plaatsvindt, zal de duur van een nieuwe sluiting worden verdubbeld ten opzichte van de eerdere sluiting.

6. Toezicht en handhaving

De politie en de gemeentelijke toezichthouders (waaronder Boa’s) zijn belast met het toezicht op de naleving van een opgelegde maatregel, zoals een gedragsaanwijzing, huisverbod of woningsluiting.

7. Afwijkingsmogelijkheid

Wanneer er zich bijzondere situaties voordoen, die ten tijde van het publiceren van deze beleidsregel niet zijn voorzien, kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van deze beleidsregels.

8. Vaststelling, inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels zijn vastgesteld door de burgemeester van Bunschoten. De beleidsregels treden in werking de dag na de openbare bekendmaking.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels aanpak woonoverlast gemeente Bunschoten’.

Aldus vastgesteld te Bunschoten op 12 juli 2022

M. van de Groep

Burgemeester van Bunschoten