Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Besluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad
CiteertitelBesluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. artikel 231 van de Gemeentewet
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-07-202201-10-2021nieuwe regeling

15-06-2021

gmb-2022-341728

2020/29780

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad

Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad;

gelet op:

 

hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet;

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen het:

Besluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte

Dit besluit bevat beleidsregels voor het opleggen van boeten bij de heffing van toeristenbelasting waarop Hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna te noemen: AWR) van toepassing is.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige. Bestuurlijke boeten worden aan de medepleger, feitelijk leidinggever of opdrachtgever opgelegd na voorafgaande toestemming van het college;

  • 2.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet;

  • 3.

    pleitbaar standpunt: een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, dat in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen;

  • 4.

    opzet: het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet;

  • 5.

    voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden;

  • 6.

    grove schuld: een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven. Grove schuld omvat mede grove onachtzaamheid.

 

Artikel 3 Ambtshalve vermindering

Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering.

 

Artikel 4 Bijzondere omstandigheden, pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld

  • 1.

    Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. De heffingsambtenaar beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen: avas) legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of avas, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij avas wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.

  • 3.

    Is er sprake van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat er aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van zowel een verzuimboete als een vergrijpboete uit.

 

Artikel 5 Mededelingsplicht

  • 1.

    Bij het opleggen van een boete worden medegedeeld de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete, alsmede, indien sprake is van een vergrijpboete, de feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van opzet of grove schuld. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens te vermelden de bijzondere omstandigheden die tot een matiging dan wel verhoging van de boete hebben geleid.

  • 2.

    Indien een kennisgeving in de zin van artikel 6 is verzonden waarin de gronden van het voornemen een vergrijpboete op te leggen zijn opgenomen, waarop geen reactie van belanghebbende is ontvangen, kan de heffingsambtenaar in de mededeling volstaan met een verwijzing naar de kennisgeving.

 

Artikel 6 Kennisgeving en hoorplicht bij vergrijpboete

  • 1.

    Een kennisgeving is een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb).

  • 2.

    De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Het voorschrift om de kennisgeving schriftelijk te doen, is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.

  • 3.

    De heffingsambtenaar geeft belanghebbende een termijn van zes weken na dagtekening van de kennisgeving, waarbinnen belanghebbende de aangevoerde gronden kan betwisten.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan de termijn in de gevallen waarin dadelijk en ineens invorderbare belastingaanslagen worden opgelegd, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, worden verkort.

  • 5.

    Indien belanghebbende de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt hij door de heffingsambtenaar gehoord.

  • 6.

    Het opleggen van de vergrijpboete moet achterwege blijven indien het verweer van belanghebbende tot de gevolgtrekking leidt dat de in de kennisgeving genoemde gronden onvoldoende aanknopingspunten voor het vaststellen van opzet of grove schuld opleveren. In een dergelijke situatie kan de heffingsambtenaar nog wel overgaan tot het opleggen van een verzuimboete. Het una-viabeginsel staat daaraan niet in de weg. De betwisting van de kennisgeving kan tot een lagere boete leiden indien de opzet of grove schuld wel bewijsbaar is, maar de betwisting aanleiding geeft de boete op een lager bedrag vast te stellen.

 

Artikel 7 Recht op inzage

  • 1.

    Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.

  • 2.

    Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.

 

Hoofdstuk 2 Onderscheid verzuimboete en vergrijpboete, en strafrechtelijke vervolging

Artikel 8 Verzuimboete

  • 1.

    De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan. Belanghebbende dient afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.

  • 2.

    Het niet of niet binnen de termijn schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet als bedoeld in de Verordening Toeristenbelasting wordt aangemerkt als een verzuim.

  • 3.

    Bij het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte is alleen sprake van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.

  • 4.

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet binnen de termijn) gedane aangifte.

  • 5.

    Degene die niet voldoet aan de verplichting opgenomen in artikel 50, eerste lid, van de AWR om de heffingsambtenaar en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot dat gebouw en alle grond, voor zover dat voor een ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is, begaat een verzuim.

  • 6.

    Een afzonderlijke boetebeschikking wordt gegeven in de gevallen waarin een boete kan worden opgelegd terwijl geen belasting verschuldigd is dan wel geen belastingaanslag wordt of kan worden vastgesteld.

 

Artikel 9 Vergrijpboete

  • 1.

    De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld.

  • 2.

    De heffingsambtenaar dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en draagt hiervoor de bewijslast.

 

Artikel 10 Verplichte keuze verzuimboete, vergrijpboete of strafrechtelijke vervolging

  • 1.

    Bij het niet doen van aangifte maakt de heffingsambtenaar een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete en het opleggen van een vergrijpboete. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

  • 2.

    Indien het opleggen van een vergrijpboete tot een lager boetebedrag voor hetzelfde feit zou leiden dan het opleggen van een verzuimboete dan kiest de heffingsambtenaar voor het opleggen van de hogere verzuimboete.

  • 3.

    Samenloop kan zich ook tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties voordoen. Artikel 5:44, eerste lid, van de Awb sluit het opleggen van een bestuurlijke boete uit in gevallen waarin ter zake van hetzelfde feit tegen belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het WvSr, ingevolge artikel 37 van de WED.

  • 4.

    Het opleggen van een bestuurlijke boete aan belanghebbende sluit in beginsel strafvervolging tegen hem ter zake van hetzelfde feit uit. Op grond van artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) blijft het echter mogelijk een zaak te heropenen, indien bij nader inzien blijkt dat zij te ernstig is om bestuurlijk te worden afgedaan. Er moet dan sprake zijn van nieuwe bezwaren in de zin van artikel 255 van het WvSv.

  • 5.

    Het voorgaande lid houdt in dat de heffingsambtenaar het opleggen van de vergrijpboete aanhoudt zodra hij weet dat een gedraging onderwerp is of kan zijn van een opsporingsonderzoek dan wel van een strafrechtelijke vervolging. Indien de termijn dreigt te verstrijken waarbinnen de belastingaanslag en de boetebeschikking moeten zijn opgelegd, bepaalt de heffingsambtenaar zo spoedig mogelijk of er definitief voor strafrechtelijke afdoening wordt gekozen dan wel of er alsnog een vergrijpboete wordt opgelegd.

 

Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete

Artikel 11 Hoogte verzuimboeten

Aangifte verzuim

  • 1.

    Het niet of niet binnen de termijn schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet als bedoeld in de Verordening Toeristenbelasting wordt aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt naar het wettelijk maximum van artikel 67ca, eerste lid, van de AWR.

  • 2.

    Het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte wordt aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt naar het wettelijk maximum van artikel 67a, eerste lid, van de AWR.

  • 3.

    Het in het voorgaande lid opgenomen boetebedrag kan niet hoger zijn dan het aanslagbedrag.

  • 4.

    Als het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat niet schriftelijk is verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet, of dat de aangifte niet of niet binnen de termijn is gedaan, vormt dit een vergrijp in de zin van artikel 67d van de AWR. De heffingsambtenaar moet vooraf een keuze maken tussen het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete.

Ander verzuim

  • 5.

    Degene die niet voldoet aan de verplichting om de heffingsambtenaar en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot dat gebouw en alle grond, voor zover dat voor een ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is, begaat een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt naar het wettelijk maximum van artikel 67ca, eerste lid, van de AWR.

 

Artikel 12 Hoogte vergrijpboeten

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met het niet schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet, het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de belasting kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent van het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 100 procent van het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2021.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Bestuurlijke Boeten toeristenbelasting gemeente Zaanstad”.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 15-06-2021

De voorzitter

drs. J. Hamming, burgemeester

drs. F.H.M. Apeldoorn, gemeentesecretaris