Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Beleidsregels Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland 2022
CiteertitelBeleidsregels Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervalt op 31 december 2030, van toepassing blijven op de zelfstandige die op grond van de Tozo een bedrijfskapitaal toegekend heeft gekregen waarbij op 31 december 2030 nog terug te betalen bedragen resteren.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 58, tweede lid, van de Participatiewet
  3. artikel 59 van de Participatiewet
  4. artikel 60 van de Participatiewet
  5. artikel 62f van de Wet werk en bijstand
  6. artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
  7. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  8. artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-07-2022nieuwe regeling

05-07-2022

gmb-2022-334207

1124

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

 

gelet op de artikelen 17 lid 2, 58 lid 2, 59, 60 en 62f onderdeel b van de Participatiewet (Pw);

 

gelet op artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo);

 

gelet op titel 4.3 en art. 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat:

  • de Tozo een bijzondere, tijdelijke regeling is ten behoeve van zelfstandig ondernemers die financieel getroffen zijn door de coronacrisis;

  • het bedrijfskapitaal Tozo in de vorm van een geldlening wordt verstrekt en daaraan voorwaarden zijn verbonden;

  • het belangrijk is om

    • de zelfstandige te ondersteunen als dit nodig is,

    • de betalingsverplichtingen te laten nakomen zodra dit vereist en mogelijk is,

    • een betalingsregeling te treffen als dit grotere problemen dan wel faillissement kan voorkomen; en

    • het bedrijfskapitaal Tozo terug te vorderen als niet aan de verplichtingen wordt voldaan;

  • het wenselijk is om in aanvulling op de beleidsregels Terug- en invordering Participatiewet uniforme regelgeving voor de terugvordering en invordering van het bedrijfskapitaal Tozo vast te leggen;

Besluit:

 

vast te stellen de ‘Beleidsregels Tozo terug-en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland’.

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfskapitaal: bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening op grond van de Tozo van maximaal € 10.157,-;

    • b.

      Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • c.

      gemeente: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

    • d.

      Pw: Participatiewet;

    • e.

      Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

    • f.

      zelfstandige: de rechthebbende volgens artikel 1 van de Tozo.

    • g.

      Waar in deze Beleidsregels begrippen worden gebruikt die niet hieronder staan gedefinieerd, wordt aan deze begrippen de betekenis van de definities uit de Participatiewet, de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers en de Algemene wet bestuursrecht toegekend.

Artikel 2 Bevoegdheid tot terugvordering bedrijfskapitaal

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikelen 58 lid 2, 59 en 60 van de Pw.

Artikel 3 Opeisbaar stellen bedrijfskapitaal

  • 1.

    De gemeente merkt de lening bedrijfskapitaal als direct opeisbaar aan wanneer:

    • a.

      de zelfstandige de terugbetalingsverplichtingen niet nakomt;

    • b.

      de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;

    • c.

      er sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;

    • d.

      er sprake is van curatele van de zelfstandige, of bij onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;

    • e.

      de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;

    • f.

      de zelfstandige komt te overlijden.

  • 2.

    Terug- en invordering vindt plaats bij de zelfstandige en/of diens partner, als deze partner bij de bijstand is inbegrepen.

  • 3.

    Als de zelfstandige overlijdt, gaat de gemeente niet over tot het invorderen van het restant van de vordering, tenzij deze verhaald kan worden op de nalatenschap of een pand- of hypotheekrecht kan worden uitgewonnen.

Artikel 4 Rente- en aflossingsverplichtingen bedrijfskapitaal

  • 1.

    De gemeente stelt de aflossing van het verstrekte bedrijfskapitaal vast op basis van de looptijd van de geldlening en kan hierbij rekening houden met de aflossingscapaciteit van de zelfstandige.

  • 2.

    Wanneer de zelfstandige niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, zal de gemeente contact opnemen met de zelfstandige. Daarna volgen, als dit nodig is, een eerste en een tweede aanmaning.

  • 3.

    Als de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, gaat de gemeente direct over tot terugvordering van de openstaande vordering plus achterstallige rente.

Hoofdstuk 2: Invordering en betalingsverplichting

Artikel 5 Aflossingscapaciteit en betalingsregeling

  • 1.

    De gemeente biedt de zelfstandige wanneer de vordering, bestaande uit de rentedragende geldlening plus achterstallige rente, direct opeisbaar is geworden, een termijn van 6 weken om het volledige openstaande bedrag te voldoen. Ook biedt de gemeente de zelfstandige de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen. Dit wordt in de beschikking vermeld.

  • 2.

    De zelfstandige kan zelf een betalingsregeling voorstellen. Hiermee stemt de gemeente in als:

    • a.

      daarmee de vordering binnen een periode van 72 maanden in zijn geheel kan worden afgelost; en

    • b.

      de voorgestelde aflossing ten minste € 160,- per maand bedraagt.

  • 3.

    Wanneer een betalingsregeling zoals genoemd in het tweede lid niet tot stand kan komen, wordt de aflossing vastgesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus vermeerderd met een bedrag naar draagkracht uit inkomen maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen. Het bedrag naar draagkracht wordt berekend conform de draagkrachtberekening voor de bijzondere bijstand.

  • 4.

    Wanneer een aflossing zoals bedoeld in tweede of derde lid niet mogelijk is, dan kan de gemeente met een betalingsvoorstel van de zelfstandige instemmen als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

Artikel 6 Mogelijkheden tot wijziging van een betalingsverplichting

  • 1.

    De gemeente kan op verzoek van de zelfstandige de eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen als dit naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk is in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van de zelfstandige.

  • 2.

    De gemeente kan de betalingsverplichting wijzigen wanneer uit een draagkrachtonderzoek blijkt dat de zelfstandige over onvoldoende draagkracht beschikt, of als daarmee wordt bereikt dat de zelfstandige de vordering via minnelijke weg blijft betalen.

  • 3.

    De gemeente kan periodiek of op basis van signalen onderzoek uitvoeren naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden.

Artikel 7 Uitstel van betaling

  • 1.

    De gemeente kan op schriftelijk verzoek van de zelfstandige uitstel van de betalingsverplichting verlenen voor de duur van telkens maximaal 6 maanden. Dit kan alleen als de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven en de zelfstandige dit onderbouwt met bewijsstukken. Als bewijsstukken worden aangemerkt de aangiften BTW over de voorafgaande twee kwartalen en bankafschriften van de afgelopen maand. Indien nodig kan de gemeente aanvullende bewijsstukken opvragen.

  • 2.

    De gemeente stemt niet in met uitstel als daarmee de totale periode van uitstel langer is dan 3 jaar.

  • 3.

    De gemeente stemt zonder onderzoek in met een verzoek tot uitstel van betaling als:

    • a.

      aan de zelfstandige in de periode van 12 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend; en

    • b.

      het uitstel van betaling niet langer duurt dan 6 maanden.

  • 4.

    De gemeente trekt het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:

    • a.

      op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of

    • b.

      de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het eerste lid zijn komen te vervallen.

Artikel 8 Niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Als de zelfstandige na terugvordering van het bedrijfskapitaal niet bereid is een betalingsregeling te treffen of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, kan de gemeente invorderen bij dwangbevel. De invordering kan dan worden overgedragen aan de deurwaarder.

  • 2.

    Bij inschakeling van een deurwaarder betaalt de zelfstandige de door de deurwaarder in rekening gebrachte kosten.

Hoofdstuk 3: Afzien van invordering

Artikel 9 Afzien van (verdere) invordering na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    De gemeente kan op verzoek van (verdere) invordering afzien als de zelfstandige:

    • a.

      gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, mits die betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • b.

      gedurende 60 maanden niet volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald, mits de betalingsverplichtingen minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bedragen;

    • c.

      gedurende 60 maanden geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat de zelfstandige deze binnen afzienbare tijd zal gaan verrichten;

    • d.

      gedurende 60 maanden geen of onregelmatig betalingen heeft verricht en de openstaande vordering minder bedraagt dan € 100,-;

    • e.

      gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan of in totaal 25% of meer van de hoofdsom heeft afgelost, en een bedrag van ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn start op 1 juli 2022.

  • 3.

    Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de gemeente, in afwijking van het eerste lid, besluiten geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien.

Artikel 10 Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling

  • 1.

    Op grond van artikel 58 lid 2 onder b van de Pw en artikel 3 lid 1 onder a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) kan de gemeente de vordering kwijtschelden als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de zelfstandige de schuld niet binnen afzienbare tijd zal kunnen afbetalen; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder kwijtschelding van de Tozo-vordering niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    De gemeente trekt het besluit om mee te werken aan een schuldregeling in als:

    • a.

      er niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt een schuldregeling tot stand is gekomen;

    • b.

      de zelfstandige de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks waarschuwing blijft schenden; of

    • c.

      op een later tijdstip blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen.

  • 3.

    De periode van 12 maanden genoemd in het tweede lid, onder a, kan op verzoek van de zelfstandige worden verlengd.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

De gemeente kan, onverminderd artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in bijzondere gevallen ten gunste van de zelfstandige afwijken van deze beleidsregels, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Tozo terug- en invordering bedrijfskapitaal gemeente Midden-Delfland 2022”.

  • 3.

    Deze beleidsregels vervallen op 31 december 2030 met dien verstande dat deze beleidsregels, zoals ze luiden op 31 december 2030, van toepassing blijven op de zelfstandige die op grond van de Tozo een bedrijfskapitaal toegekend heeft gekregen waarbij op 31 december 2030 nog terug te betalen bedragen resteren.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 5 juli 2022.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland,

de secretaris,

M.A.I. Born

de burgemeester,

A.P.J. van Hemmen