Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Samenwerking De Bevelanden

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkopenafstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner WIZ de Bevelanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSamenwerking De Bevelanden
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels compensatie alleenstaande ouderkopenafstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner WIZ de Bevelanden
Citeertitel
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop en afstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner WIZ de Bevelanden

10-04-2017

bgr-2022-774

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkopenafstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner WIZ de Bevelanden

Het dagelijks bestuur van Gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden; gezien het advies van de Clientenraad Werk en inkomen;

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 18, eerste lid, en 24 van de Participatiewet;

overwegende dat artikel 21 onderdeel a van de Participatiewet bepaalt dat voor alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder tot de pensioengerechtigde leeftijd met ten laste komende kinderen, de norm gelijk is aan de norm voor een alleenstaande,

overwegende dat alleenstaande ouders die volgens de Belastingdienst een toeslagpartner hebben, niet in aanmerking komen voor de zogenaamde ALO-kop;

overwegende dat artikel 24 van de Participatiewet bepaalt dat voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bjstand heeft, de norm voor de rechthebbende echtgenoot gelijk is aan 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien:

a: de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft; dan wel b: de rechthebbende echtgenoot jonger dan 21 jaar is;

overwegende dat artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat het college de bjstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop

en

afstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner WIZ de Bevelanden. Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder

    • 1.

      alleenstaande ouderkop (ALO-kop): de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget als bedoeld in artikel 2, zesde lid van de wet op het kindgebonden budget;

    • 2.

      wet Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • 3.

      toeslagpartner: de toeslagpartner als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Awir.

  • 2.

    AIIe overige in deze beleidsregels gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2 Compensatie alleenstaande ouderkop

  • 1.

    Op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet kan aan de belanghebbende alleenstaande van 21 jaar of ouder met een ten laste komend kind, ambtshalve periodieke algemene bijstand worden verstrekt ter compensatie van de alleenstaande ouderkop.

  • 2.

    De compensatie wordt zodanig vastgesteld dat het inkomen van de belanghebbende gelijk is aan de toepasseljke bijstandsnorm vermeerderd met fret maximale bedrag van de alleenstaande ouderkop, naar rato van het aantal maanden waarover recht op bijstand bestaat.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor compensatie van de ontbrekende alleenstaande ouderkop moet aan de

\/oIgende voorwaarden worden voldaan:

  • 1.

    belanghebbende is 21 jaar of ouder en is alleenstaande ouder in de zin van artikel 4, eerste lid, sub b van de Participatiewet; en

 

  • 1.

    belanghebbende heeft een toeslagpartner als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Awir waardoor er geen recht op de alleenstaande ouderkop bestaat en waarmee hij de kosten van het bestaan niet kan delen; en

  • 2.

    belanghebbende bewoont een zelfstandige woonruimte en kan de noodzakelijke kosten van het bestaan niet delen met kostendelende medebewoners, en

  • 3.

    belanghebbende kan als gevolg van het niet ontvangen van de alleenstaande ouderkop naar verwachting niet voorzien in de noodzakeljke kosten van het bestaan.

  • 4.

    Aan het toekennen van de compensatie kunnen nadere verplichtingen worden verbonden om maatregelen te nemen om het toeslagpartnerschap ongedaan te maken, voor zover dit niet indruist tegen de persoonlijke levenssfeer.

  • 5.

    De compensatie wordt verleend voor een periode van maximaal 12 maanden. Daarna vindt een herbeoordeling plaats en kan de compensatie zo nodig opnieuw voor een periode van maximaal 12 maanden worden toegekend.

  • 6.

    De compensatie wordt beeindigd zodra de belanghebbende wel in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkop of zodra het inkomen meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met het maximale bedrag van de alleenstaande ouder kop.

Artikel 3 Afstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner

  • 1.

    Op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet kan de bijstandsnorm voor de gehuwde van 21 jaar of ouder met een niet-rechthebbende partner afwijkend worden afgestemd op de individuele omstandigheden.

  • 2.

    De afstemming als bedoeld in het eerste lid resulteert in een norm die gelijk is aan 70% van de gehuwdennorm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor algemene bijstand ter compensatie moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

    • 1.

      belanghebbende is en 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd en gehuwd met een niet-rechthebbende partner; en

    • 2.

      belanghebbende kan de noodzakelijke kosten van fret bestaan niet delen met de niet-rechthebbende partner; en

    • 3.

      belanghebbende bewoont een zelfstandige woonruirnte en kan de noodzakelijke kosten van het bestaan niet delen met kostendelende medebewoners; en

4, Aan het toekennen van de compensatie kunnen nadere verplichtingen worden verbonden die strekken tot vermindering van het beroep op bijstand.

  • 1.

    De afwijkende norm geldt voor een periode van maximaal 12 maanden. Daarna vindt een herbeoordeling plaats en kan de norm zo nodig opnieuw voor een periode van 12 maanden worden afgestemd.

  • 2.

    De afwijkende norm wordt verstrekt tot het moment waarop niet langer sprake is van een niet-rechthebbende partner of waarop de kosten van het bestaan alsnog kunnen worden gedeeld met de niet-rechthebbende partner.

Artikel 4 Samenloop

Indien sprake is van samenloop van het ontbreken van een ALO kop en toepassing van artikel 24 PW, kan zowel de compensatie bedoeld in artikel 2 als de afstemming van de norm bedoeld in artikel 3 worden toegepast.

Artikel S Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de Beleidsregels compensatie ALO-kop en gehuwde met niet- rechthebbende partner WIZ de Bevelanden.

Artikel 6 Ingangsdatum

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de datum na bekendmaking en werken terug tot uiterlijk 1 januari 2016.

Vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden in zijn openbare vergadering van 10 april 2017.

 

De directeur,

Mr. F. M inie

de voorzitter, Mr. L.J. Verhulst

 ALGEMENE TOELICHTING

Alleenstaande ouder zonder ALO kop

Op 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen in werking getreden. Een belangrijke reden voor de Wet hervorming kindregelingen is dat alleenstaande ouders die vanuit de bijstand gaan werken er financieel op vooruit moeten gaan.

Met de vaststelling van de Wet hervorming kindregelin 9en is de hogere norm voor een alleenstaande ouder in de Participatiewet (en IOAW en IOAZ) verdwenen. De norm alleenstaande ouder is even hoog als de norm alleenstaande. Via het kindgebonden budget ontvangen zij vervolgens van de belastingdienst de alleenstaande ouderkop (alo-kop). De hoogte van de ALO kop is vastgelegd in artikel 2 lid 6 Wet op het kindgebonden budget.

De Belastingdienst gebruikt echter een andere definitie van het begrip “partner” dan de Participatiewet. Het is daarom mogelijk dat iemand voor de Participatiewet alleenstaande (ouder) is omdat hij of zij alleen met kinderen woont, maar voor de Belastingdienst een toeslagpartner heeft, ook als die partner niet tot het huishouden van de alleenstaande ouder behoort. Bijvoorbeeld omdat de partner in detentie of in een instelling verblijft. Voor de Belastingdienst blijff in die situaties sprake van een toeslagpartner. Hierdoor daalt of blijft het inkomen beperkt tot de norm voor een alleenstaande, terwijl belanghebbende feitelijk een alleenstaande ouder is. Hierdoor ontstaat een financieel-nadelige en onwenselijke situatie voor belanghebbende.

Gehuwde met niet-rechthebbende partner

Op grond van artikel 24 van de Participatiewet bedraagt de norm voor gehuwden die geen kostendelende medebewoners hebben en van wie de partner geen recht op bijstand heeft, de norm voor de wel rechthebbende echtgenoot geljk is aan 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien:

a: de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft; dan wel b: de rechthebbende echtgenoot jonger dan 21 jaar is.

Tot 1 januari 2016 bedroeg de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner 70% van de gehuwdennorm, dit is gelijk aan de norm voor alleenstaanden. Door de norm te wijzigen naar 50% van de gehuwdennorm, wil de wetgever indirect voorkomen dat bijstand wordt verleend aan de niet-rechthebbende partner.

Voor bestaande klanten is er overgangsrecht tot 1 juli 2016.Voor hen geldt de lagere norm vanaf 1 juli 2016.

De wijziging van artikel 24 pakt erg nadelig uit voor gehuwden die niet in gezinsverband met de niet-rechthebbende partner wonen, bijvoorbeeld omdat deze in detentie is of in het buitenland verblijft. Bij dit laatste gaat het in de meeste gevallen om vluchtelingen van wie de partner nog in het buitenland woont en die in een procedure voor gezinshereniging zitten. Zij kunnen niet als duurzaam gescheiden aangemerkt worden omdat men slechts tijdelijk gescheiden leeft maar de intentie heeft de samenwoning te hervatten. Deze personen hebben vanaf 1 januari 2016

c.q. 1 juli 2016 dus nog maar recht op 50% van de gehuwdennorm.

Als de niet rechthebbende partner zelf inkomsten heeft van in ieder geval 50% van de gehuwdennorm, beschikt het gezin samen over 00% van de gehuwdennorm en is geen compensatie nodig

Maar als de niet- rechthebbende partner geen inkomen heeft gaat de belanghebbende er fors in inkomen op achteruit. Het verschil bedraagt 20% van de gehuwdennorm. In de meeste gevallen kan de rechthebbende partner niet meer voldoen aan de vaste lasten en de overige noodzakeljke bestaanskosten. Dit maakt in veel gevallen toepassing van het individualiseringsartikel noodzakelijk (art. 18 Participatiewet

lndividualiseren: algemene bijstand.

De bedoeling van de Participatiewet is dat mensen over een minimaal bestaansinkomen kunnen besGhikken. Als gevolg van de verschillen in partnerbegrip raakt deze doelstelling in het geding. De inkomstendaling voor de alleenstaande ouder is dusdanig substantieel dat we er voor kiezen deze bij personen met een uitkering op grond van de Participatiewet te 'repareren’ door middel van het verstrekken van algemene op grond van art 18 lid 1 Participatiewet.

Artikel 18 lid 1 - Afstemming

1. Het college stemt de (hoogte van) de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogeIij”kheden en middelen can de belanghebbende.

   

Het toeslagpartnerschap kan alleen door een echtscheiding ongedaan worden gemaakt. Met een verplichting Not het indienen van een scheidingsverzoek moet terughoudend worden omgedaan vanwege de persoonlijke levenssfeer van de klant.

De alleenstaande ouder kan wel de verplichting worden opgelegd een brief sturen aan de belastingdienst met het verzoek om af te zien van het fiscaal partnerschap.

Indien de belastingdienst dit verzoek honoreert, zal belanghebbende alsnog de alo-kop ontvangen waardoor er geen noodzaak (meer) is voor het verstrekken van compensatie. De eventueel verleende bijzondere bijstand over de betreffende periode kan dan worden teruggevorderd. Zeker waar het een partner betreft die permanent in een verzorgingstehuis verblijft, is het de verwachting dat de belastingdienst een dergelijk verzoek in de meeste gevallen zal honoreren. Hoe de belastingdienst omgaat met een dergelijk verzoek als de partner in detentie zit, is niet bekend. Evenmin is bekend of de belastingdienst het verzoek met terugwerkende kracht honoreert

Wanneer het dagelijks bestuur van mening is dat een toeslagpartnerschap opgeheven kan worden, maar de belanghebbende doet dit niet, dan bestaat er geen recht (meer) op aanvullende bijstand.

Zesde lid

De compensatie wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden. Daarna vindt een herbeoordeling plaats. Toekennen voor een kortere periode is ook mogelijk, als bijvoorbeeld verwacht wordt dat het toeslagpartnerschap op korte termijn ongedaan kan worden gemaakt.

De alleenstaande ouder is verplicht alles in het werk te stellen de situatie in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid en de voorliggende voorziening te verzilveren. De verwachting is dat dit redelijkerwijs binnen één jaar geregeld kan zjn. Als dit onverhoopt niet het geval blijkt te zijn kan een nieuwe aanvraag worden ingediend en kan bij de beoordeling hiervan worden overwogen of al het mogelijke is gedaan. Als dat het geval is kan wederom een maximale termijn gegeven worden.

zevende lid

Zodra de belanghebbende we! in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkop of als de omstandigheden wijzigen, bijvoorbeeld omdat het inkomen van de belanghebbende hoger wordt dan de van toepassing zijnde norm vermeerderd met de alleenstaande ouderkop, wordt de compensatie beeindigd.

Artikel 3 Afstemming norm gehuwde met niet-rechthebbende partner

Gehuwden en degenen die een gezamenlijke huishouding voeren met een nlet rechthebbende partner hebben recht op 50% van de gehuwdennorm die voor hen zou gelden als ze zouden zijn gehuwd met iemand van dezelfde leeftijd. ( artikel 24 Participatiewet)

De definitie van gehuwden staat in de Participatiewet. Gehuwd is degene die gehuwd is in de zin van het Burgerlijk Wetboek (is vastgelegd in de BRP of een 9eregistreerd partnerschap heeft en die niet duurzaam gescheiden Beef1 van de persoon met wie hij gehuwd is. (artikel 3 lid 2 onderdeel b Participatiewet).

Iemand is duurzaam gescheiden indien het een door beide betrokkenen of door een van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste een van hen als bestendig is bedoeld. Uit jurisprudentie van de CRvB blijkt dat de wil om de echtelijke samenleving duurzaam te verbreken bij uitstek kan worden afgeleid uit de indiening van een verzoek tot echtscheiding. Zoals in de toelichting op artikel 2, derde lid onderdeel c is aangegeven kan niet van een belanghebbende worden gevergd een echtscheiding aan te vragen, als deze de wens heeft het huwelijk in stand te houden.

Eerste lid

Ouders blijven tot het 21e jaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. Aanvragen van personen jonger dan 21 jaar om bijzondere bijstand ten behoeve van hun kosten van levensonderhoud dienen op basis van artikel 12 Participatiewet beoordeeld te worden.

Tweede lid

Door de afstemming tot maximaal 70% van de norm die voor belanghebbende zou gelden als hij was gehuwd met een rechthebbende partner van zijn eigen leeftijd is de bijstand maximaal afgestemd.

Artikel 3 onderdeel b

Op grond van artikel 32 lid 3 en lid 4 moet rekening worden gehouden met de inkomsten van de niet-rechthebbende partner.

 

Uitkeringsgerechtigden die zijn gedupeerd als gevolg van wetten die onvoldoende op elkaar aansluiten, kunnen op grond van dit artikel in aanmerking komen voor een hoger normbedrag.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Compensatie alleenstaande ouderkop

Eerste lid

Als de reëel noodzakelijke kosten van belanghebbende hoger zijn dan de inkomsten, is in de regel sprake van een situatie die als schrijnend getypeerd kan worden en is er aanleiding een compensatie te verstrekken. Aan de belanghebbende een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, wordt de compensatie ambtshalve in de vorm van afstemming van de norm op grond van artikel 18 lid 1 PW verstrekt.

 

Ook werkende alleenstaande ouders kunnen te maken hebben met de gevolgen van het feit dat zij volgens de Belastingdienst een toeslagpartner hebben, terwijl die partner niet tot het huishouden van de betroKkene woont en men de kosten van het bestaan niet kan delen. Indien recht bestaat op compensatie van de alleenstaande ouderkop, wordt deze ook in deze gevallen in de vorm van algemene bijstand verleend. Hiervoor moet de belanghebbende een aanvraag levensonderhoud indienen.

Er is sprake van een schrijnende situatie indien belanghebbende in de problemen dreigt te komen omdat:

  • 1.

    naar verwachting de vaste lasten niet meer betaald kunnen worden;

  • 2.

    schulden gemaakt worden teneinde in de algemeen noodzakeljke bestaanskosten te kunnen voorzien; of

  • 3.

    naar verwachting schulden gemaakt moeten worden om in de onder b genoemde kosten te voorzien.

  • 4.

    niet aannemelijk is dat de niet-rechthebbende partner kan bijdragen aan de kosten van levensonderhoud van de wel rechthebbende partner.

Rechthebbende is de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder die (nog) niet in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkop omdat hij een toeslagpartner heeft als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de AWIR.

Ouders blijven tot het 21e jaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. Aanvragen van personen jonger dan 21 jaar om bijzondere bijstand ten behoeve van hun kosten van levensonderhoud dienen op basis van artikel 12 Participatiewet beoordeeld te worden.

Tweede lid

De algemene bjstand op basis van deze regeling kan nooit meer bedragen dan de som van de norm alleenstaande ouder, vermeerderd met de maximale alleenstaande ouderkop zoals bepaald in artikel 2, lid 6 Wet op het Kindgebonden budget, in het betreffende kalenderjaar, naar rato van het aantal maanden waarover bijstand wordt verleend. Immers de algemene bjstand wordt verleend vanwege het niet verkrijgen van deze alleenstaande ouderkop. Dit houdt in de dat de compensatie moet worden aangepast bij wijziging van de hoogte van de alleenstaande ouderkop.

Derde lid onderdeel c

Geen compensatie wordt verleend als sprake is van kostendelende medebewoners.

Een persoon op wie de kostendelersnorm wel van toepassing is, wordt in staat geacht de kosten van levensonderhoud met een meerderjarige op dezelfde wijze te kunnen delen als gehuwden dat doen in de zin van de Participatiewet.

Indien bijvoorbeeld op zowel de alleenstaande ouder als de meerderjarige de kostendelersnorm van toepassing is, ontvangen zij gezamenlijk net zo veeI als gehuwden in de bijstand.

Ook gehuwden met een bijstandsuitkering die ten laste komende kinderen hebben, ontvangen geen alleenstaande ouderkop. De alleenstaande ouder komt om die reden niet in aanmerking voor aanvullende inkomensondersteuning

Vij”fde lid.

Op grond van artikel 55 Participatiewet kunnen aan de bijstand voorwaarden worden verbonden die gericht zijn op het verminderen of beeindigen van het beroep op bijstand.

Indien van toepassing en voor zover dit redelijkerwijs wel kan worden gevergd, wordt de verpIiGhting opgelegd maatregelen te nemen om het toeslagpartnerschap ongedaan te maken.

 

Schulinck geeft aan dat bij vluchtelingen mag worden aangenomen dat de niet-rechthebbende partner die nog in het buitenland woont, geen inkomen heeft en niet kan bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de in Nederland woonachtige partner.

In overige gevallen waarbij sprake is van een niet-rechthebbende partner zal dit altijd onderzocht moeten worden. Voor de wijze waarop dit moet gebeuren, wordt verwezen naar Grip op Participatiewet (Bijstand » Middelentoets » Inkomen » Inkomen partner zonder recht » Gehuwden die tijdelijk gescheiden leven)

Vierde lid

Op grond van artikel 55 Participatiewet kunnen aan de bijstand nadere verplichtingen worden verbonden die strekken tot vermindering of beeindiging van het beroep op bijstand.

vij”fde lid

De afwjkende norm wordt voor maximaal 12 maanden toegekend. Daarna vindt een herbeoordeling plaats en kan de afstemming zo nodig opnieuw voor 12 maanden worden toegepast.

Artikel 4 Samenloop

In theorie is het mogelijk dat een klant zowel de ALO kop mist en onder de werking van artikel 24 valt. De niet- rechthebbende par(ner zal doorgaans ook als toeslagpartner door de Belastingdienst worden aangemerkt. In voorkomende gevallen moet dus zowel de ALO kop worden gecompenseerd als de norm vanwege het hebben van een niet-rechthebbende partner worden afgestemd.

Artikel S Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 6 lngangsdatum

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Namens deze,

Mr. F. Marquinie MBA,directeur

Mr. L.J. Verhulst, voorzitter