Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schagen

Instellingsbesluit Gemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchagen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInstellingsbesluit Gemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld door de gemeenteraden van de gemeenten Hollands Kroon, Schagen en Den Helder.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-07-2022nieuwe regeling

05-09-2020

gmb-2022-331300

Tekst van de regeling

Intitulé

Instellingsbesluit Gemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland

Vastgesteld door de gemeenteraden van de gemeenten Hollands Kroon, Schagen en Den Helder.

 

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • c.

    de WSW: de Wet Sociale Werkvoorziening, wet van 1 januari 2008, Staatsblad 27 december 2007;

  • d.

    uitvoeringsorganisatie: een rechtspersoon die door het openbaar lichaam wordt aangewezen als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de WSW ten behoeve van de uitvoering van de WSW en als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet ten behoeve van de uitvoering Beschut Werken;

  • e.

    gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten, te weten Den Helder, Hollands Kroon en Schagen;

  • f.

    college: een aan de regeling deelnemend college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • h.

    WSW-werknemers: de krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening in dienst genomen personen;

  • i.

    Beschut-Werken-werknemers: de krachtens artikel 10b van de Participatiewet in dienst genomen personen.

  • j.

    werknemers met loonkostensubsidie: de krachtens artikel 7, lid 1, onderdeel a en artikel 10d, tweede lid van de Participatiewet in dienst genomen personen.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd: “Openbaar lichaam Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Schagen.

Artikel 3 Belangen

Het belang ter behartiging waarvan de regeling is getroffen omvat de integrale uitvoering van de WSW, de regeling Beschut Werken alsmede het bieden van passende arbeid aan de werknemers met loonkostensubsidie en de daaruit voortvloeiende en daarmee verband houdende voorschriften en regelingen.

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1.

    Ter behartiging van het in artikel 3 van de regeling genoemde belang dragen de colleges aan het openbaar lichaam over alle bevoegdheden en verplichtingen. Tot die overgedragen bevoegdheden worden onder meer gerekend: het wachtlijstbeheer van Beschut Werken, het verzorgen van de aanvraag voor herindicatie bij het UWV en het bekostigen van begeleid-werken-plaatsen. Het bestuur van het openbaar lichaam is ter behartiging van even genoemd belang namens de colleges gemachtigd tot het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst en een nadere overeenkomst met de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de regeling.

  • 2.

    Het openbaar lichaam kan de volgende publieke taken, te weten het wachtlijstbeheer, het verzorgen van de aanvraag voor herindicatie bij het UWV en het bekostigen van begeleid-werken-plaatsen, mandateren aan de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de regeling.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is bevoegd te besluiten tot het oprichten van, en het deelnemen in rechtspersonen indien dat bijzonder aangewezen moet worden geacht ter behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Indien en voor zover vanwege het openbaar lichaam benoemingen plaatsvinden in de Raad van Commissarissen van de hiervoor genoemde rechtspersonen is benoeming in de Raad van Commissarissen onverenigbaar met de kwaliteit van burgemeester en wethouder van de deelnemende gemeenten. Deze besluiten dienen te worden voorgelegd aan de raden van de deelnemende gemeenten voor een wensen- en bedenkingen-procedure.

Artikel 5 Het bestuur

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een Algemeen Bestuur, een Dagelijks Bestuur en een voorzitter.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

  • 3.

    De voorzitter is voorzitter van zowel het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur.

 

Het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam

Artikel 6 Samenstelling Algemeen Bestuur

De colleges benoemen ieder, vanuit hun midden, één lid van het algemeen bestuur en wijzen vervolgens voor het aangewezen lid een plaatsvervanger aan, welke plaatsvervanger evenals het aangewezen lid een lid is van het college.

Artikel 7 Zittingsduur Algemeen Bestuur

  • 1.

    De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden der gemeenteraden, met dien verstande dat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd.

  • 2.

    Het aanwijzen ter vulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen, vindt uiterlijk binnen drie maanden na dat openvallen plaats.

  • 3.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het Algemeen Bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 8 Ontslag

  • 1.

    Het college van een deelnemende gemeente kan een door haar aangewezen lid van het Algemeen Bestuur ontslag verlenen als deze het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het college dat hem heeft benoemd en aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Hij die ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen.

Artikel 9 Vergaderingen van het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee keer en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur vergadert tevens wanneer dit door ten minste twee leden van het Algemeen Bestuur schriftelijk en met opgave van redenen, aan de voorzitter wordt gevraagd. In dit geval wordt de vergadering binnen een maand gehouden.

  • 3.

    In de vergadering van het Algemeen Bestuur heeft ieder lid in elk geval één stem, met dien verstande dat het lid afgevaardigd door een gemeente met meer dan 20.000 inwoners voor elke 20.000 inwoners, of een gedeelte daarvan volgend op de eerste 20.000, één extra stem heeft. Voor de vaststelling van het aantal inwoners worden jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 4.

    Personen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij te wonen.

Artikel 10 Bevoegdheden Algemeen Bestuur

Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 11 Verantwoording

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan het college welke hem heeft aangewezen, alle inlichtingen die door dat college of één of meer leden daarvan worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan door het college dat het lid heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.

Artikel 12 Reglement van orde

Het Algemeen Bestuur stelt voor de wijze van vergaderen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur en van de door het Algemeen Bestuur ingestelde commissies, alsmede de toekenning van vergoedingen krachtens artikel 30 van de regeling, een reglement van orde vast.

 

Het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam

Artikel 13 Samenstelling Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit een voorzitter en tenminste één lid. De leden van het Dagelijks Bestuur worden benoemd door het Algemeen Bestuur uit hun midden.

Artikel 14 Zittingsduur Dagelijks Bestuur

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden der gemeenteraden, met dien verstande dat het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt op de dag waarop het lid de hoedanigheid verliest, waarin hij is benoemd.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het Dagelijks Bestuur vindt plaats uiterlijk binnen drie maanden na de datum waarop gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden.

  • 3.

    Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen, vindt uiterlijk binnen drie maanden na dat openvallen plaats.

  • 4.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het Dagelijks Bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 15 Ontslag

  • 1.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer geniet.

  • 2.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Hij die ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen.

Artikel 16 Vergaderingen van het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoekt.

  • 2.

    Ieder lid van het Dagelijks Bestuur heeft in de vergadering van het Dagelijks Bestuur één stem.

  • 3.

    Personen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij te wonen.

Artikel 17 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om:

  • a)

    al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor te bereiden;

  • b)

    besluiten van het Algemeen Bestuur uit te voeren;

  • c)

    de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam te beheren;

  • d)

    zowel in als buiten rechte conservatoire maatregelen te nemen en alles te doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 18 Verantwoording

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk leggen uit eigen beweging aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur uit eigen beweging alle inlichtingen die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

     

De voorzitter, secretaris, commissies

Artikel 19 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het openbaar lichaam wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het Algemeen Bestuur aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, conform het bepaalde daaromtrent in het reglement van orde, bedoeld in artikel 12 van deze regeling.

  • 3.

    Het Algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    De voorzitter ontvangt alle aan het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur gerichte stukken en brengt die zo spoedig mogelijk ter tafel in de vergadering waar zij behoren.

  • 5.

    De voorzitter is in spoedeisende gevallen bevoegd een voorlopig onderzoek van stukken te doen plaatshebben en geeft daarvan kennis in de eerstvolgende vergadering van het Dagelijks Bestuur.

  • 6.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 7.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt de voorzitter vervangen door een hiertoe door het Dagelijks Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

Artikel 20 Secretaris

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan een secretaris benoemen.

  • 2.

    De secretaris van het Algemeen Bestuur is tevens secretaris van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De secretaris is het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in alles wat hun opgedragen taak aangaat behulpzaam.

  • 4.

    Door de secretaris worden alle stukken die van het Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur uitgaan, medeondertekend.

  • 5.

    Indien ingevolge lid 1 een secretaris wordt benoemd, stelt het Algemeen Bestuur hieromtrent nadere regels vast.

Artikel 21 Commissies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de Wet op de gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    De leden van de commissie worden aangewezen voor de periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur.

     

Werknemers

Artikel 22 Werknemers

Indienstneming van WSW-werknemers en Beschut-Werken-werknemers geschiedt door het Algemeen Bestuur.

 

Financiën

Artikel 23 Financiële controle

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt een regeling vast betreffende het financieel en administratief beheer van het openbaar lichaam.

  • 2.

    In de regeling bedoeld in dit artikel wordt een bepaling opgenomen omtrent het verzekeren van de gelden van het openbaar lichaam tegen benadeling door personeel en/of anderen.

  • 3.

    De regeling bedoeld in dit artikel geeft aan op welke wijze de controle op het financiële en administratieve beheer van het openbaar lichaam wordt uitgeoefend en tevens op welke wijze de uitkomsten van die controle worden medegedeeld.

  • 4.

    Een exemplaar van de regeling bedoeld in dit artikel, alsmede eventuele wijzigingen daarin, wordt aan de gemeentebesturen en aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

Artikel 24 Begroting

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting, alsmede een meerjarenraming voor een aaneensluitend tijdvak van tenminste 3 jaren, aan. Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming wordt 8 weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden, door het Dagelijks Bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming van hun zienswijze doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het Algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5.

    Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Op wijzigingen van de begroting zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    In de begroting wordt een raming gemaakt voor de voor elke deelnemende gemeente verschuldigde bijdrage aan de regeling.

  • 9.

    Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdragen wordt, rekening houdende met bijdragen van het rijk of anderen, uitgegaan van het inwonertal van de desbetreffende gemeente op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden.

Artikel 25 Financiering en garantstelling

  • 1.

    Voorschotten worden voor de aanvang van elke kalendermaand aan de gemeenten gefactureerd. De basis hiervoor vormt de begroting van dat betreffende jaar.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten zorgen er voor dat de gemeenschappelijke regeling over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    Indien het Algemeen Bestuur constateert dat een deelnemende gemeente weigert voldoende middelen op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onmiddellijk aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 26 Rekening en verantwoording

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarvoor de rekening geldt.

  • 2.

    De vastgestelde jaarrekening wordt vóór 15 juli volgende op het jaar waarvoor de rekening geldt, toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening alsmede de bijdragen van de gemeenten in het eventuele exploitatietekort vóór 1 juli vast, nadat een registeraccountant deze heeft onderzocht. Het Algemeen Bestuur zendt de jaarrekening binnen veertien dagen na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming.

  • 4.

    De vaststelling van de rekening strekt, voor zover het daarin opgenomen ontvangsten én uitgaven betreft, het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 27 Aansprakelijkheid

  • 1.

    Voor uitgaven die in strijd met de goede trouw zijn aangewezen op een begrotingspost wanneer zij niet overeenstemmen of die anderszins niet rechtmatig zijn bevolen, zijn de leden van het Dagelijks Bestuur deswege hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel jegens het openbaar lichaam, tenzij blijkt dat zij aan het bevelen van die uitgaven of het boeken op die onjuiste begrotingspost niet hebben meegewerkt.

  • 2.

    Gelijke aansprakelijkheid bestaat indien en voor zover zij in strijd met de goede trouw hebben meegewerkt tot het niet of niet tijdig innen van vorderingen of andere ontvangsten waardoor het openbaar lichaam schade heeft geleden.

  • 3.

    Zo dikwijls daartoe volgens dit artikel termen aanwezig zijn, wijst het Algemeen Bestuur iemand aan die zonder nader besluit van het Algemeen Bestuur gemachtigd is tot het instellen van een rechtsvordering en het voeren of doen voeren van een rechtsgeding namens en voor rekening van het openbaar lichaam, teneinde betaling te verkrijgen van de krachtens het eerste en tweede lid ontstane vorderingen op de leden van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Indien binnen een door de Commissaris der Koning in de provincie Noord-Holland gestelde termijn geen rechtsvordering als bedoeld in lid 3 is ingesteld, gaat deze namens en voor rekening van het openbaar lichaam daartoe over.

Artikel 28 Verdeling van baten en lasten

  • 1.

    De gemeenten verbinden zich jaarlijks eventuele nadelige exploitatiesaldi en bestuurs- en beheerskosten van het openbaar lichaam te betalen.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks nadere regels vast met betrekking tot achtereenvolgens de verdeling en de verrekening van respectievelijk voor- en nadelige exploitatiesaldi.

  • 3.

    De verdeling en de verrekening van de in het vorige lid bedoelde saldi wordt door het Algemeen Bestuur gebaseerd op het inwonertal van de deelnemende gemeenten op 1 januari van het desbetreffende jaar, rekening houdende met bijdragen van het rijk of anderen. Artikel 24 lid 9 tweede volzin is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Geldmiddelen

De gemeenten garanderen de voldoening van rente en aflossing van de door het openbaar lichaam af te sluiten vaste geldleningen en op te nemen rekening-courantkredieten, naar rato van hun inwonertal op 1 januari van het jaar waarin de geldlening wordt gesloten.

Artikel 30 Vergoedingen

  • 1.

    De leden van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, alsmede de leden van eventueel ingestelde commissies, kunnen vergoeding ontvangen voor:

    • a.

      het bijwonen van vergaderingen;

    • b.

      de gemaakte reiskosten in verband met het bijwonen van vergaderingen.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 12 van de regeling, regels vast omtrent de hoogte en de wijze van toekenning van de in lid 1 genoemde vergoedingen.

     

Wijziging van de regeling

Artikel 31 Wijziging regeling

  • 1.

    De regeling wordt gewijzigd indien de colleges van ten minste de meerderheid der deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluit. Ieder college heeft hiervoor vooraf verkregen toestemming nodig van de raad van die gemeente.

  • 2.

    Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van het Algemeen Bestuur, of één of meer colleges.

  • 3.

    Indien het voorstel uitgaat van het Algemeen Bestuur zendt dit bestuur het voorstel aan de colleges die binnen drie maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit nemen – met toestemming van hun gemeenteraad – en dit terstond aan het Algemeen Bestuur mededelen.

  • 4.

    Indien overeenkomstig het gestelde in het eerste lid tot wijziging is besloten, zendt het Algemeen Bestuur het besluit ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Indien het voorstel uitgaat van één of meer colleges wordt het voorstel aan het Algemeen Bestuur gezonden.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur doet het voorstel, zoals omschreven in lid 5 van dit artikel, met zijn beschouwingen ter zake, binnen drie maanden aan de colleges toekomen, waarna deze besturen en het Algemeen Bestuur verder handelen als voor het geval bepaald in lid 3 en lid 4 van dit artikel.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur geeft de colleges kennis van het aanvaarden, verwerpen, goedkeuren of niet goedkeuren van de in dit artikel bedoelde voorstellen, respectievelijk besluiten.

Artikel 32 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door andere gemeenten vindt plaats op voorstel van het Algemeen Bestuur en met instemming van ieder college van de reeds aan de regeling deelnemende gemeenten. Ieder college heeft hiervoor vooraf verkregen toestemming nodig van de raad van die gemeente.

  • 2.

    Een college kan, met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden, na verkregen toestemming van de raad van die gemeente, besluiten uit de regeling te treden.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur regelt de financiële alsmede de overige gevolgen van zowel een eventuele toetreding als uittreding.

Artikel 33 Opheffing en liquidatie(plan)

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven indien ten minste twee derde van de deelnemende gemeenten daartoe besluit.

  • 2.

    Indien de regeling wordt opgeheven, geschiedt de liquidatie door het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Uiterlijk 6 maanden voor het tijdstip waarop de regeling ophoudt te bestaan, stelt het Algemeen Bestuur een liquidatieplan op dat aan de raden van de aangesloten gemeenten moet worden medegedeeld.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun beschouwingen over het liquidatieplan binnen twee maanden na ontvangst daarvan aan het Algemeen Bestuur meedelen.

  • 5.

    Zo nodig blijft het Algemeen Bestuur ook na het tijdstip der opheffing voortbestaan ten behoeve van de liquidatie.

     

Slotbepalingen

Artikel 34 Archief

Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor en het toezicht houden op de bewaring en het beheren van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam.

Artikel 35 Inzending regeling naar Gedeputeerde Staten

Burgemeester en wethouders van Den Helder dragen zorg voor het ter kennisneming en registratie inzenden van de regeling, en van besluiten tot wijziging, opheffing, toetreding en uittreding aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 36 Citeertitel en duur van de regeling

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De gewijzigde regeling treedt in werking op de dag na publicatie of een nader te bepalen datum.

  • 3.

    De regeling kan worden aangehaald onder de titel “Gemeenschappelijke Regeling Gesubsidieerde Arbeid Kop van Noord-Holland”.