Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

Nota afschrijvingsbeleid 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota afschrijvingsbeleid 2017
CiteertitelNota afschrijvingsbeleid 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpNota afschrijvingsbeleid 2017

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-11-2017afschrijvingsbeleid 2017

28-11-2017

gmb-2022-323817

662487

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota afschrijvingsbeleid 2017

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

de Nota reserves en voorzieningen 2017 en de

Nota afschrijvingsbeleid 2017 vast te stellen

 

De raad van Hof van Twente.

De griffier, de voorzitter,

 

mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

 

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Deze nota betreft een actualisatie van de Nota afschrijvingsbeleid 2013. In de Gemeentewet is opgenomen dat de raad het financiële beleid vaststelt.

 

Voor het realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen zijn ook investeringen noodzakelijk. Van een investering is sprake als het gaat om een, meestal qua omvang wat grotere, uitgave waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, de zogenoemde vaste activa. Om ook in financieel opzicht tot uitdrukking te brengen over welke termijn de investering nut met zich meebrengt, wordt de investering over deze termijn afgeschreven. Het nieuwe BBV laat met ingang van 2017 minder keuzemogelijkheden open voor activering en afschrijving dan tot dan toe. Doel van deze nota is spelregels vast te leggen hoe Hof van Twente met haar investeringen en de waardering en afschrijving daarvan omgaat.

 

1.2 Bestuurlijke samenvatting wijzigingen ten opzichte van vorige nota

Belangrijkste aanleiding voor actualisatie van deze nota is de verandering van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) die geldt met ingang van 2017. Met de verplichting om behalve investeringen met economisch nut ook de investeringen met maatschappelijk nut te activeren en af te schrijven, was in de nota van 2013 geen rekening gehouden. Ook de plicht om bijdragen van derden in gemeentelijke activa in mindering te brengen op de waarde van het actief is nieuw (§ 2.2). Daarnaast zijn er nu de eerste rendabele investeringen in de sfeer van duurzaamheid gedaan (zonnepanelen op het gemeentehuis). Daarvan is het de bedoeling het positieve exploitatieresultaat toe te voegen aan de Reserve duurzaamheid. Om deze positieve exploitatieresultaten te bepalen worden deze investeringen op annuïtaire basis afgeschreven (§ 5.3).

 

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze beleidsnota wordt het wettelijk kader op grond van de relevante artikelen uit het BBV weergegeven.

Hoofdstuk 3 betreft de regels voor het aanmelden en uitvoeren van investeringen.

Hoofdstuk 4 beschrijft de waarderingsgrondslag.

De verschillende aspecten die een rol spelen bij afschrijving worden in hoofdstuk 5 benoemd. Hoofdstuk

6 gaat in op de methode van toerekenen van rentekosten aan investeringen.

 

Bijlage 1 geeft de voor verschillende soorten investeringen te hanteren afschrijvingstermijnen weer.

 

2. Wettelijk kader

2.1 Relevante artikelen uit Besluit Begroting en Verantwoording

Het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies (BBV) schrijft voor dat bij gemeenten het stelsel van baten en lasten wordt gehanteerd. Ten laste van de exploitatie van een bepaald boekjaar mogen dus slechts uitgaven gebracht worden, die op dat specifieke jaar betrekking hebben. Daarnaast investeert de gemeente jaarlijks grote bedragen in kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen (bezittingen) worden ook wel vaste activa genoemd. Kapitaallasten zijn de rente- en afschrijvingslasten van investeringen. De vaste activa worden op basis van het BBV (art. 33) onderverdeeld in:

Immateriële vaste activa (art. 34) Kosten van het sluiten van geldleningen, disagio, kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en bijdragen aan activa in

eigendom van derden.

 

Materiële vaste activa (art. 35)

Bij dit onderdeel is het onderscheid van belang tussen activa met economisch nut en activa met maatschappelijk nut. Bovendien dient aangegeven te worden welke materiële vaste activa in erfpacht zijn gegeven.

Financiële vaste activa (art. 36)

Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen

Verstrekte leningen

Uitzettingen van geld met een looptijd van één jaar of langer

(bijvoorbeeld obligaties)

 

In het BBV is een hoofdstuk met artikelen over waardering, activering en afschrijving van investeringen

opgenomen (art. 59 tot en met 65):

 

Artikel 59

1. Alle investeringen worden geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet

geactiveerd.

 

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

a. er sprake is van een investering door een derde;

b. de investering bijdraagt aan de publieke taak;

c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is

overeengekomen en;

d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie

onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de

investering.

 

Artikel 62

1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het

actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

3. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d,

in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

 

Artikel 63

1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en

de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de

vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten

en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend;

in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs.

Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe

bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van

de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer. (Dit betreft provinciale

nazorg voor stortplaatsen.)

7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die

tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en

vorderingen verrekend.

 

Artikel 64

1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan

die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt

in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor

de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het

begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel

dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

4. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in

artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. (Gedoeld wordt op kosten

verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.)

5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in

artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar. (Gedoeld wordt op kosten van onderzoek en ontwikkeling

voor een bepaald actief.)

6. Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de

afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt

verstrekt. (Gedoeld wordt op bijdragen aan activa in eigendom van derden.)

 

Artikel 65

1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van

het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde

lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van

buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

2.2 Toelichting veranderingen in wettelijk kader

 

Op twee punten raken de met ingang van 2017 geldende wijzigingen van het BBV het onderwerp van

deze nota:

1. Het activeren van investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

2. Activering investeringen: netto methode in geval van bijdragen van derden

 

Voor de beschrijving van de motivering van deze wijzigingen wordt in het navolgende geput uit de toelichting op de laatste wijziging van het BBV.

 

Ad 1. Het activeren van investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

Omdat provincies en gemeenten vrij zijn om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut al dan niet te activeren, bestaan er grote verschillen in de wijze waarop hiermee wordt omgaan. Een ander nadelig aspect van de vrijheid om al dan niet te activeren is dat de kosten van de investering (zoals de vervanging) in één keer ten laste komen van de begroting in het jaar waarin de investering wordt gedaan.

Om te bewerkstelligen dat de kosten van de investeringen ten laste komen van burgers en bedrijven die er profijt van hebben, wordt thans de systematiek van activering en afschrijving voor alle investeringen gelijk getrokken. Daarmee wordt tegelijkertijd een betere vergelijkbaarheid van deze kosten verkregen.

 

De enige uitzondering op het verplicht activeren zijn kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde, die zoals vermeld in artikel 59 , tweede lid, niet mogen worden geactiveerd.

 

Overigens betekent deze uniformering van activering niet dat investeringen met een maatschappelijk nut niet meer ten laste kunnen worden gebracht van grondexploitaties. Dat blijft op basis van bestaande weten regelgeving mogelijk.

 

De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 worden gedaan. De keuze voor geleidelijke invoering betekent dat pas over 30 tot 40 jaar alle investeringen op een gelijke manier worden afgeschreven. Dit betekent dat de financiële vergelijkbaarheid – op dit punt – geleidelijk zal verbeteren. Door de geleidelijke invoering van de nieuwe systematiek blijven verschillen bestaan in de wijze waarop mag worden afgeschreven op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die vóór het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan. Om inzicht te geven in het deel van de activa dat wel vergelijkbaar is qua systematiek moeten provincies en gemeenten in het verloopoverzicht in de toelichting op de balans aangeven welk bedrag volgens de nieuwe systematiek is verantwoord en welk deel volgens een andere systematiek.

 

Het blijft daarnaast verplicht om in de jaarrekening een onderscheid te blijven maken tussen beide typen van investeringen, omdat investeringen met economisch nut veelal zelfstandig vervreemdbaar zijn en daardoor hun actuele waarde kunnen opleveren. Daaraan verbonden stille reserves kunnen dan eenvoudiger worden herkend.

 

Ad. 2 Activering investeringen: netto methode in geval van bijdragen van derden

Investeringen met economisch nut of in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut waarbij sprake is van bijdragen van derden, kunnen in de huidige systematiek bruto dan wel netto (in aftrek) worden verantwoord. Ook hier kan de uniforme verantwoordingssystematiek bijdragen aan een betere vergelijkbaarheid en transparantie. Vanwege de administratieve eenvoud (de bijdrage behoeft niet meer over het verloop van jaren te worden verantwoord) wordt de netto-methode verplicht gesteld voor alle

investeringen.

 

3. Beleidsregels aanmelden en uitvoeren investeringen

3.1 Integrale afweging bij Kadernota en Programmabegroting

Investeringen hebben een grote invloed op de gemeentelijke exploitatie en vermogenspositie. Een volledig en tijdig inzicht in de komende investeringen is daarom van groot belang. Om dit te bereiken gelden regels voor het aanvragen en uitvoeren van investeringen.

 

Investeringen worden bij de Kadernota geïnventariseerd. Immers bij de Kadernota vindt ook de integrale afweging plaats ten behoeve van de op te stellen Programmabegroting. De investeringsaanvraag dient bij voorkeur voorzien te zijn van een goede motivering en onderbouwing, een realistische planning van de uitvoering en de verwachte oplevering c.q. ingebruikname. Deze informatie is van belang voor een goede raming van de bijbehorende kapitaallasten in de begroting en de financieringsbehoefte. Zowel de omvang

als het startmoment zijn hier van belang.

 

Bij de behandeling van de Kadernota geeft de raad aan welke investeringen en voorbereidingskredieten worden opgenomen in de op te stellen Programmabegroting. In principe worden investeringen met het vaststellen van de begroting geautoriseerd, omdat de daarmee gemoeide lasten en baten daarin zijn opgenomen. De raad kan bij de Kadernota of Programmabegroting aangeven dat ze voor bepaalde investeringen eerst een afzonderlijk voorstel wil ontvangen, voordat het college tot investeren mag overgaan. Want veel plannen moeten op het moment dat daarvoor middelen in de Kadernota of Programmabegroting worden vrij gemaakt nog concreet worden uitgewerkt. En ook de details van een investering kunnen politiek relevant zijn.

 

Afwijkingen (zowel financieel als in de planning) tijdens de uitvoering van de investering worden door de betreffende budgethouder gemeld bij de 1e of 2e bestuursrapportage.

 

Uitzondering basisregel

Indien aanmelding en vaststelling van een investering bij de Kadernota of Programmabegroting niet is gebeurd, kan de aanvraag via een afzonderlijk college- en raadsvoorstel worden voorgelegd. Dat doorbreekt wel de integrale afweging. Daarom is deze uitweg alleen bedoeld voor investeringen die onontkoombaar en onuitstelbaar zijn. In het voorstel worden de noodzaak en de financiële consequenties duidelijk gemaakt.

 

3.2 Soorten investeringen

Voorbereidende investeringen

In geval van (complexe) investeringsvraagstukken kan vooraf sprake zijn van kosten van onderzoek en ontwikkeling (zie ook art. 60 BBV). Hierbij kan sprake zijn van een tweetal situaties:

• Nog geen zekerheid of de investering zal worden gerealiseerd. In die situatie worden de kosten van onderzoek en ontwikkeling verantwoord in de exploitatie;

• Wel zekerheid dat de investering zal worden gerealiseerd. In dat geval kunnen de kosten van onderzoek en ontwikkeling aan de toekomstige investering worden toegerekend en ook worden geactiveerd. In dat geval wordt vooraf een voorbereidingskrediet gevraagd.

 

Nieuwe investeringen

Nieuwe investeringen zijn investeringen die een verandering, aanvulling of uitbreiding betekenen van een bestaande situatie of omgeving (bijvoorbeeld een rotonde, de herinrichting van een gebied of een nieuwe school).

 

Vervangingsinvesteringen

Vervangingsinvesteringen zijn bedoeld ter vervanging van bestaande investeringen zonder de oorspronkelijke hoedanigheid van de voorziening wezenlijk te veranderen.

 

3.3 Na beschikbaarstelling van kredieten

Besteding van een investeringskrediet is niet gebonden aan een kalenderjaar zoals de exploitatiebudgetten in de begroting. In principe loopt het krediet zolang de uitvoering loopt + 1 jaar.

Het toekennen van een maximale periode aan het beschikbare krediet voorkomt een stuwmeer aan lopende kapitaalwerken en de oneigenlijke inzet van deze middelen. Beschikbaar gestelde kredieten dienen zo snel mogelijk afgesloten te worden. Indien een beschikbaar krediet na looptijd + 1 jaar niet (volledig) is ingezet wordt het krediet afgesloten en valt het restantkrediet vrij. Een krediet kan alleen langer beschikbaar blijven indien de noodzaak daartoe voldoende wordt onderbouwd en tijdig wordt aangeduid.

Na afronding van het krediet wordt verantwoording afgelegd aan het college over het projectresultaat en de besteding van de middelen.

 

4. Waardering

4.1 Waarderingsgrondslag

In het BBV is voorgeschreven dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art 63 lid 1 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Overige kosten zijn kosten zoals specifieke opleidingskosten, implementatiekosten en dergelijke die verband houden met de investering.

 

Voorzieningen die worden gevormd wegens de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven, dienen volgens het derde lid van dit artikel in mindering gebracht worden op de investeringswaarde. De mogelijkheid bestaat om van dit soort voorzieningen in bijvoorbeeld de sfeer van afval en riolering gebruik te maken. Wij zien geen meerwaarde in het gebruik van deze systematiek. Bovendien brengt een dergelijke systematiek onevenredig veel extra administratieve lasten met zich mee.

 

Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. Wanneer de bestemming van een actief verandert, wordt het actief gewaardeerd tegen de actuele waarde. Een uitzondering wordt gemaakt voor bestemmingswijzigingen van gronden in erfpacht. Voor in erfpacht uitgegeven grond geldt de uitgifteprijs als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde (symbolisch bedrag).

 

Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde nemen een bijzondere positie in. Dergelijke kunstvoorwerpen mogen op grond van het BBV artikel 59 lid 2 niet geactiveerd worden. Dat geldt onverkort ook indien het om goed verhandelbare stukken zou gaan.

 

4.2 Bruto- en netto activeren

Alle investeringen dienen tegen hun netto-waarde geactiveerd te worden. De netto methode houdt in dat de ontvangen bijdragen van derden in één keer in mindering worden gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

Bij de bruto methode wordt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs voor aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. De kapitaallasten zijn dan uiteraard hoger. De gemeente Hof van Twente past de netto methode toe voor nieuwe investeringen reeds toe met ingang van 2013.

 

Ook bestemmingsreserves mogen niet ineens in mindering op de te activeren investering worden gebracht. Het is wel mogelijk (en toegestaan) om de kapitaallasten van een investering te dekken uit een specifiek daarvoor gevormde bestemmingsreserve (afschrijvingsreserve). Dit kan slechts nadat de raad hiertoe heeft besloten.

 

4.3 BTW

Met de invoering van het BTW compensatiefonds (1 januari 2003) wordt in principe geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel is (als het een overheidstaak betreft). Voorbeelden zijn onder andere: investeringen in wegen, riolering en reiniging. Het investeringsbedrag waarover zal worden afgeschreven is exclusief BTW.

 

4.4 Minimumeisen activeren

Er gelden twee minimumeisen voor het activeren. De eerste vloeit voort uit het BBV en de andere wordt om praktische redenen sinds 2013 in onze gemeente gehanteerd.

1. Er dient sprake te zijn van een meerjarig nut;

2. De aanschafwaarde/verkrijgingsprijs is groter dan of gelijk aan € 10.000. Hiervan uitgezonderd zijn gronden en terreinen, omdat deze op grond van het BBV altijd geactiveerd moeten worden.

 

5. Afschrijving van activa

5.1 Afschrijving, afschrijvingstermijnen en start afschrijvingen

Volgens art. 64, lid 3 van het BBV dient op vaste activa jaarlijks te worden afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Afschrijving is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een goed, dat als investering is geactiveerd.

 

Een overzicht van de verschillende typen investeringen en de voor afschrijving gehanteerde gebruiksduur is te vinden in bijlage 1. Deze tabel dient als basis voor de te hanteren afschrijvingstermijnen. Indien van deze termijnen wordt afgeweken of het activum met bijbehorende termijnen ontbreekt in de tabel, dient bij besluitvorming over de kredietaanvraag de voorgestelde afschrijvingstermijn te worden gemotiveerd.

 

Afschrijven hangt samen met de ingebruikname van het actief. Er zijn meerdere keuzes mogelijk. Het BBV laat gemeenten vrij in het maken van een keuze. In de gemeente Hof van Twente wordt gestart met afschrijven op 1 januari volgend op het jaar van gereedmelding van de investering.

 

5.2 Onderhoudskosten versus levensduur verlengende investeringen

Volgens het BBV is het niet toegestaan onderhoudskosten te activeren. Bij klein onderhoud is sprake van periodieke kosten, die nodig zijn om het object in goede staat te houden. Kosten van klein onderhoud keren in principe jaarlijks terug en worden om die reden in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Groot onderhoud betreft veelal maatregelen van ingrijpende aard die op een groot deel van het object worden uitgevoerd en na een langere gebruiksperiode worden verricht. Bij groot onderhoud kan gedacht worden aan het vernieuwen van de bitumenlaag op het dak van een gebouw of het periodiek vervangen van asfaltlagen van een weg. De kosten van groot onderhoud worden niet geactiveerd en kunnen op twee manieren worden gedekt:

1. kosten in het jaar van uitvoering direct ten laste van de exploitatie brengen;

2. kosten in het jaar van uitvoering ten laste brengen van een vooraf gevormde voorziening brengen.

 

Levensduur verlengende investeringen zijn investeringen die expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffende actief. Uitsluitend in die gevallen mogen uitgaven geactiveerd worden. Voorbeelden zijn: het renoveren van een gebouw, het restaureren van een kademuur enzovoorts. Het gaat hier dus niet om (groot) onderhoud. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.

 

5.3 Afschrijvingsmethode

Bij de gemeentelijke overheid worden hoofdzakelijk twee afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten

lineair en annuïtair.

 

Lineaire methode

Lineair afschrijven is afschrijven op basis van een vast percentage van de historische kostprijs. Het afschrijvingsbedrag blijft gedurende de afschrijvingstermijn constant. De jaarlijkse kapitaallasten dalen door de afname van de rentecomponent, aangezien de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde.

 

Annuïtaire methode

Bij afschrijven op basis van annuïteit blijven de jaarlijkse kapitaallasten constant. Omdat de rente wordt berekend over de actuele boekwaarde, nemen de rentekosten per jaar af en de afschrijvingskosten per jaar toe.

 

In principe worden investeringen in onze gemeente lineair afgeschreven. Doordat de totale kapitaallasten dalen in de loop van de gebruiksperiode ontstaat er ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten. Lineair afschrijven is over de totale looptijd van de afschrijvingsperiode goedkoper dan de annuïtaire methode, omdat de boekwaarde sneller afneemt en daardoor over de totale afschrijvingsperiode minder rentekosten ontstaan.

 

Tot nu toe kon slechts in incidentele gevallen van deze methode worden afgeweken. Bijvoorbeeld omdat wet- of regelgeving dit voorschrijft. Wij stellen nu voor om deze methode ook toe te staan voor financieel rendabele duurzame investeringen. Investeringen in groene energie kunnen dankzij subsidies of fiscale regelingen gedurende hun exploitatie meer opleveren en/of besparen dan ze kosten. De met deze investeringen gepaard gaan inkomsten of besparingen zijn door de jaren heel gelijkmatig. Door deze investeringen annuïtair af te schrijven en daarmee de kapitaallasten heel gelijkmatig over de exploitatieperiode te verdelen, kan vanaf het eerste jaar het positieve exploitatieresultaat zichtbaar worden gemaakt en in de begroting worden verwerkt. Positieve exploitatiesaldi worden volgens de Nota reserves en voorzieningen toegevoegd aan de Reserve duurzaamheid.

 

5.4 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat voor de verschillende onderdelen van een investering afzonderlijk afschrijvingen termijnen gelden. Bij de raming van het krediet dienen deze componenten dan te worden onderscheiden en uiteraard geldt dat ook voor de verantwoording van de kosten. De verschillende componenten kunnen bijvoorbeeld zijn technische installaties als CV met een levensduur van 15 jaar, binnen een gebouw dat in 40 jaar wordt afgeschreven. Het BBV staat toe om de componentenbenadering te hanteren. De gemeente Hof van Twente past de componentenbenadering voor materiële vaste activa toe daar waar het nuttig en noodzakelijk wordt geacht.

 

5.5 Restwaarde en inruilwaarde

De inruilwaarde (boekwinst) die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt. De opbrengst mag niet met de boekwaarde (aanschaffingsprijs) van het vervangende kapitaalgoed worden verrekend.

 

Het is bij gemeenten niet gebruikelijk om bij het bepalen van de afschrijving rekening te houden met een restwaarde aan het eind van de gebruiksduur van het actief. Er moet immers nog maar worden afgewacht of het actief na x jaren die waarde nog heeft. Bovendien blijven activa ook vaak na afloop van de boekhoudkundige afschrijvingsperiode nog in gebruik, soms tot op het moment dat ze ook technisch afgeschreven zijn. Op dat moment heeft een actief geen of nauwelijks financiële waarde en is het vervelend dat er dan toch nog een boekwaarde in de balans staat die ineens als verlies ten laste van de exploitatie moet worden gebracht.

 

Heeft een actief wel een restwaarde als deze wordt vervangen, bijvoorbeeld bij vervoersmiddelen, dan wordt de restantboekwaarde extra afgeschreven ten laste van de exploitatie (als lasten).

 

Als een actief teniet gaat en dus geen nut meer heeft, wordt de resterende boekwaarde in één keer afgeschreven ten laste van de exploitatie.

 

5.6 Afschrijven op grond

Onder de duurzame productiemiddelen wordt in de bedrijfseconomie aan grond een bijzondere plaats toegekend. Grond is normaliter niet aan slijtage onderhevig en ondergaat derhalve geen waardevermindering. Er bestaat geen noodzaak tot afschrijving. Uitzondering zijn gronden waaruit delfstoffen en dergelijke worden gewonnen of indien grond vervuild is. Het bestaande beleid wordt gehandhaafd. Er wordt niet afgeschreven op grond.

 

6. Rentetoerekening

6.1 Totaalfinanciering

De gemeente heeft rentelasten doordat geld is geleend en rentebaten door (tijdelijke) overtollige liquide middelen waarvoor rente wordt ontvangen. Het is gebruikelijk dat de rentekosten administratief aan de investeringen worden toegerekend.

 

Bij gemeenten geldt het systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen directe relatie is tussen een investering en de daarvoor benodigde financieringsmiddelen. De gemeente voorziet met (eigen) reserves en/of vreemd (aangetrokken geldlening) vermogen in de totale behoefte aan financiering en er wordt dus niet per afzonderlijke investering een geldlening afgesloten. Het aantrekken van financieringsmiddelen brengt rentekosten met zich mee. Het systeem van totaalfinanciering zorgt ervoor dat gemeenten op een efficiënte wijze externe financiering kunnen aantrekken en de rentelasten zo laag mogelijk kunnen worden gehouden.

 

6.2 Toerekening rentelasten

kapitaallasten

Kapitaallasten zijn de som van de rentekosten en de afschrijvingslasten van investeringen. Voor het

toerekenen van de rentekosten kunnen de volgende methoden worden gehanteerd.:

1. een vooraf bepaald vast rentepercentage;

2. een omslagrente (het zogenaamde renteomslag percentage).

 

Vast rentepercentage

Het hanteren van een vast rentepercentage bij de toerekening houdt in dat:

1. aan het begin van de afschrijvingstermijn een rentepercentage wordt vastgesteld dat voor de hele

afschrijvingstermijn wordt gehanteerd;

2. jaarlijks bij het vaststellen van de uitgangspunten voor de begroting een rentepercentage voor de

investeringen wordt vastgesteld.

 

Omslagrente

Het hanteren van een renteomslagpercentage houdt in dat:

1. de totale rentelasten worden gedeeld door totale aanwezige boekwaarde van de investeringen;

2. op basis hiervan wordt een gemiddeld rentepercentage berekend;

3. het renteomslagpercentage wordt jaarlijks berekend en bij de begroting vastgesteld.

 

Aanvullend bouwrente

In geval een investering over meerdere jaren loopt, kan vanaf het moment dat een uitgave geactiveerd is, tevens bouwrente berekend worden. Dat wil zeggen dat de rente over de boekwaarde aan het actief wordt toegevoegd zolang deze rente nog niet ten laste van de exploitatie wordt gebracht. Bouwrente wordt dus bijgeschreven op de boekwaarde. Dit kan alleen zo lang het betreffende actief nog niet operationeel is c.q. in gebruik is genomen. Het toerekenen van bouwrente wordt beperkt tot de grondexploitatie.

 

Toepassen renteomslagpercentage

In Hof van Twente blijft het systeem van een jaarlijks vast te stellen renteomslagpercentage toegepast.

 

Ingangsmoment berekenen omslagpercentage

Het renteomslagpercentage wordt berekend over de boekwaarde van de investering per 1 januari. Binnen de bouwgrondexploitatie wordt het renteomslagpercentage elke keer over de boekwaarde per de 1e van de maand berekend.

 

Bijlage 1: Afschrijvingstermijnen

 

Ingedeeld naar de hoofdgroepen (art 52 BBV)

 

Omschrijving

Aantal jaren

 

 

Gronden en terreinen

 

Grond

Geen

 

 

Woonruimten, bedrijfsgebouwen

 

Nieuwbouw permanente gebouwen

40

Nieuwbouw semipermanente gebouwen

20

Renovatie en uitbreiding permanente gebouwen

20

Renovatie semipermanente gebouwen

10

Nieuwbouw overdekt zwembad

30

Renovatie en uitbreiding overdekt zwembad

15

Openluchtzwembad - aanleg

25

Openluchtzwembad - renovatie

20

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

 

Riolering (leidingen)

40

Riolering elektromechanische rioolobjecten (drukrioolunits en rioolgemalen)

25

Aanleg / renovatie sportvelden / tennisbanen

20

Aanleg Kunstgras sportvelden onderbouw

30

Aanleg Kunstgras sportvelden toplaag

15

Begraafplaatsen - uitbreiding

10

Bruggen – beton (aanleg) 50

50

Bruggen – beton (reconstructie) 25

25

Bruggen – hout (aanleg / reconstructie) 15

15

Wegen, straten en pleinen (aanleg / reconstructie) 25

25

Wegen, straten en pleinen (herstraten klinkerwegen) 20

20

Wegen, straten en pleinen (maatregelen asfaltwegen) 10

10

Fietspaden / voetpaden (aanleg / reconstructie) 25

25

Parkeervoorzieningen 25

25

Openbare verlichting lichtmasten (aanleg) 50

50

Openbare verlichting armaturen (aanleg) 25

25

Openbare verlichting (energiezuinige maatregelen) 25

25

Openbaar groen (aanleg) 25

25

Havens: beschoeiingen / damwanden 20

20

Havens: aanleg / verruimen watergangen 40

40

Havens: reconstructie 25

25

 

 

Vervoermiddelen

 

Voertuigen (algemene dienst. t.l.v. exploitatie) -

 

Machines, apparaten en installaties

 

Technische installaties en energiezuinige maatregelen 15

15

Telefooninstallaties 10

10

Kantoor-en huishoudelijke apparatuur (foto, repro, koeling etc.) 7

7

Verkeersregelinstallaties 15

15

 

 

Overige materiële vaste activa

 

Hekwerken, terreinafrastering/-afscheiding

15

Hekwerken / ballenvangers – sportaccommodaties

10

Meubels en overige inventaris

10

Buiteninventaris (speeltoestellen)

10

Onderwijs: 1e inrichting onderwijsleerpakket / meubilair

20

Onderwijs: Rijwielstalling/berging

15

Bewegwijzering

10

Automatisering; hardware

5

 

Voor zover een investering niet past in een van de categorieën zoals die in de bijlage is opgenomen aan te sluiten bij de algemeen gehanteerde afschrijvingstermijnen zoals die in den lande bekend zijn